• No results found

Dansen zonder zorgen? Een kwalitatief onderzoek naar de preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag in dansverenigingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dansen zonder zorgen? Een kwalitatief onderzoek naar de preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag in dansverenigingen"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dansen zonder zorgen? Een kwalitatief

onderzoek naar de preventie van seksueel

grensoverschrijdend gedrag in

dansverenigingen

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door (01504537) De Meyer Ibe

Academiejaar 2019-2020

Promotor : Commissaris :

Prof. Dr. Hardyns Wim Schokkenbroek Janneke

(2)

I

Abstract

Sexual harassment in sports is a problem that still persists. After all, sport is characterized by a number of risk factors, such as the culture of physicality. Despite top athletes having a greater risk of experiencing sexual harassment, it also occurs at a recreational and lower competitive level. In many cases, sexual harassment affects the mental and physical health of victims. For these reasons it’s important that prevention is done. In recent years, a great deal of effort has been put into prevention in Belgium, such as the flag system. Due to the recent events in the dance world, the incident with Jan Fabre and the choreographer of #likeme, this research aim is to investigate and evaluate measures taken by dance schools against sexual harassment. This is done on the basis of semi-structured interviews with managers of dance associations and an online survey with dancers. The results show that only one of the eight interviewed dance schools takes specific measures against sexual harassment. The other associations have a number of elements that can contribute to prevention, such as house rules. However, more than half of the dancers are unaware of these rules. In addition, no dance club has already received a report regarding sexual harassment. The majority of schools have therefore not yet considered the fact that sexual harassment can appear in their dance club. Therefore, the aim of this research paper is to share an evaluation and any recommendations with dance associations.

(3)

II

Woord vooraf

Deze masterproef kan worden gekaderd binnen het masterjaar van de opleiding Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit van Gent, met het oog op het behalen van het diploma Criminologische Wetenschappen. Ik zou dan ook graag een aantal personen bedanken die een steentje hebben bijgedragen aan de realisatie van dit werkstuk.

Vooreerst wil ik graag mijn promotor Prof. Dr. Wim Hardyns en commissaris Janneke Schokkenbroek bedanken voor de begeleiding en ondersteuning bij deze masterproef. Zij stonden beiden klaar met advies en stuurden bij waar nodig.

Verder wil ik mijn bedanking uiten naar de 9 respondenten die dit onderzoek mogelijk hebben gemaakt. Bedankt voor jullie tijd, inzet en enthousiaste medewerking om mij uitgebreide informatie te verschaffen! Daarnaast wil ik ook alle dansers bedanken die de tijd genomen hebben om mijn enquête in te vullen.

Tot slot bedank ik mijn familie en vrienden om mij te steunen en een uitlaatklep te zijn tijdens de stressvollere periodes gedurende mijn opleiding. In het bijzonder wil ik mijn mama bedanken voor haar hulp en tijd bij het naleeswerk.

(4)

III

Inhoudstafel

Abstract ... I Woord vooraf ... II Inhoudstafel ... III Lijst met tabellen en figuren ... V

1 Inleiding ... 1

2 Theoretische achtergrond ... 2

2.1 Definitie seksueel grensoverschrijdend gedrag ... 2

2.2 Het leven in de danswereld ... 3

2.3 Prevalentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag ... 4

2.4 Gevolgen en Risicofactoren van SGG ... 5

2.5 Algemene regelgeving in Vlaanderen ... 6

3 Onderzoeksdoelstelling- en vragen ... 8 4 Methodologie ... 10 4.1 Semigestructureerde interviews ... 10 4.2 Online enquête ... 11 4.3 Selectie respondenten ... 11 4.4 Verwerking resultaten ... 12 4.5 Ethische aspecten ... 12 4.6 Beperkingen onderzoek ... 13 5 Resultaten onderzoek ... 14 5.1 Resultaten interviews ... 14 5.1.1 Attitude leidinggevenden ... 14 5.1.2 Algemene preventiemaatregelen ... 15 5.1.3 Communicatie maatregelen ... 22 5.1.4 Implementatie maatregelen ... 22 5.1.5 Danssport Vlaanderen ... 23

(5)

IV

5.1.6 Ervaring met seksueel grensoverschrijdend gedrag ... 23

5.1.7 Media ... 25

5.2 Resultaten enquête ... 26

5.2.1 Attitude van dansers ... 26

5.2.2 Preventiemaatregelen ... 29

5.2.3 Meldings-en handelingsbereidheid van dansers ... 30

5.2.4 Ervaring van dansers ... 32

6 Discussie ... 32

6.1 Kennis over bestaande preventiemaatregelen ... 32

6.2 Toegepaste maatregelen in lokale dansverenigingen ... 33

6.3 Rol van de media ... 35

6.4 Attitude van dansers en leidinggevenden ... 35

6.5 Slachtoffers van SGG in dansverenigingen ... 36

6.6 Extra maatregelen na slachtofferschap ... 37

7 Conclusie ... 38 8 Bibliografie ... 39 Bijlagen ... I A Datamanagementplan ... I B Informed consent ... IV C Interviewerschema ... V D Enquête vragen ... VII E Informatiebrief ... X Perstekst ... XI

(6)

V

Lijst met tabellen en figuren

Tabel 1: aandacht voor SGG……….26

Tabel 2: mening over het al dan niet nemen van maatregelen tegen SGG……….27

Tabel 3: partnering met iemand van hetzelfde geslacht………. 28

Tabel 4: partnering met iemand van het ander geslacht………..28

Figuur 1: dansen van een sensuele choreografie zonder partnerwerk……….29

Tabel 5: aanwezigheid van gedragsregels in dansscholen………..30

Tabel 6: meldingsbereidheid……….30

Figuur 2: personen bij wie SGG gemeld wordt………..31

(7)

1

1 Inleiding

Sport heeft een grote aantrekkingskracht op jongeren. Het is goed voor de gezondheid, verhoogt het zelfvertrouwen, zorgt voor een sociaal netwerk en ontspanning… Sport heeft dus een positieve invloed op de ontwikkeling van jongeren (Theeboom, Truyens, Commers, & Nols, 2017). Echter, sport kan ook negatieve aspecten hebben. Deze kunnen fysiek zijn, zoals blessures of eetproblematiek, of sociaal, zoals wanneer pestgedrag of seksuele intimidatie voorkomt (Schipper-van Veldhoven, 2016). De sportomgeving wordt zelfs beschuldigd een broedplaats te zijn voor seksueel grensoverschrijdend gedrag (hierna SGG genoemd) door zijn diverse risicofactoren (Reel & Crouch, 2019). In deze hechte en zeer ambitieuze omgeving zijn jongeren kwetsbaar voor SGG door personen die ze vertrouwen, zowel trainers als medesporters. Daarnaast kunnen zowel mannelijke als vrouwelijke sporters slachtoffer en dader zijn van SGG (Reel & Crouch, 2019). SGG komt voor in alle sporten, op quasi elke leeftijd en op alle sportniveaus, maar onderzoek toont aan dat topsporters een verhoogd risico hebben (Mountjoy et al., 2016). Uit Vlaams-Nederlands onderzoek blijkt dat 14% van de jongeren te maken had met een vorm van SGG in de sport, wat overeenkomt met 1 op 7 respondenten (Vertommen, Schipper-van Veldhoven, Uzieblo, & Van Den Eede, 2016b).

Binnen de danswereld is choreograaf en theatermaker Jan Fabre aangeklaagd door 20 dansers, ex-medewerkers en stagiairs wegens seksisme, machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag (Tielens, 2018). Eveneens vond recent het proces plaats van choreograaf en bedenker van de ketnetserie #likeme die verdacht wordt van het seksueel misbruik van vier jongens (BJS, 2019). Naar aanleiding van deze gebeurtenissen werd besloten om het onderzoek toe te passen op preventie van SGG binnen dansverenigingen.

Sportorganisaties hebben lang ontkend dat SGG zich voordoet in de sportsector, maar door de aandacht van de media ligt dit begrip op tafel (Fasting, 2005, 2016). Het is pas vanaf de jaren ‘80 dat onderzoek in de sportsector gestaag groeit met kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar verschillende aspecten (Auweele et al., 2008; Fasting, 2005; Parent & Bannon, 2012). Toch is dit onderzoek nog schaars vergeleken met onderzoek in familie-, werk- en educatieve context (Auweele et al., 2008; Brackenridge & Fasting, 2002; Fasting, Chroni, Hervik, & Knorre, 2011).

(8)

2 Dit onderzoek beoogt om maatregelen, die worden genomen door dansscholen tegen SGG, te onderzoeken en te evalueren. Dit gebeurt via het afnemen van semigestructureerde interviews met leidinggevenden van dansscholen en het doorsturen van een online enquête. Op het einde van dit onderzoek wordt een evaluatie van de genomen maatregelen gepresenteerd en eventuele aanbevelingen voorgesteld.

Allereerst wordt de definitie gegeven van SGG waarop het onderzoek is gebaseerd. Daarna krijgt de lezer een kijkje in de wereld van dans. Vervolgens is het van belang om te kijken naar de prevalentie van SGG in de sport. Tevens worden de gevolgen en risicofactoren van SGG besproken. Hieruit blijkt dat preventie nodig is en daarom wordt de regelgeving in Vlaanderen besproken. Wanneer de probleemstelling duidelijk is, wordt het doel van het onderzoek en de onderzoeksvragen omschreven. Om deze te bereiken en beantwoorden wordt de methodologie uitgebreid toegelicht. Daarna worden de resultaten van het onderzoek besproken en is er een terugkoppeling van deze resultaten aan de literatuur in de discussie. Uiteindelijk wordt het onderzoek afgesloten met een conclusie.

2 Theoretische achtergrond

2.1 Definitie seksueel grensoverschrijdend gedrag

Ondanks het feit dat SGG een zeer actueel begrip is, is het niet altijd duidelijk wat dit juist inhoudt (Engelberg & Moston, 2016). In dit onderzoek wordt onder SGG verstaan: elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering dat door een persoon als ongewenst of gedwongen wordt ervaren. Dit kan zowel verbaal als fysiek, opzettelijk of onopzettelijk gedrag zijn (Vertommen, Schipper-van Veldhoven, Uzieblo, et al., 2016b). Om een situatie te beoordelen wordt gebruikgemaakt van 6 criteria, opgesteld door het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid ‘Sensoa’. Deze criteria zijn:

1) Wederzijdse toestemming: alle betrokkenen moeten akkoord gaan en iedereen voelt zich er goed bij;

2) Vrijwilligheid: er mag geen sprake zijn van druk of dwang;

3) Gelijkwaardigheid: partners moeten gelijkwaardig zijn (bv. qua leeftijd, intelligentie); 4) Ontwikkeling: gedrag past bij de leeftijd of ontwikkelingsfase;

5) Context: er wordt rekening gehouden met de omgeving/context;

(9)

3 Wanneer één van deze criteria wordt overschreden, wordt er gesproken over SGG (Frans & De Bruycker, 2012). Het kan verschillend zijn van persoon tot persoon hoe de situatie wordt geïnterpreteerd. Sommigen gaan bepaalde aanrakingen al beschouwen als SGG terwijl anderen dit gedrag niet als grensoverschrijdend beschouwen. Dit is ook zo voor sportomgevingen: gedrag dat in de ene omgeving wordt getolereerd, kan onacceptabel zijn in een andere omgeving (Engelberg & Moston, 2016). Daarom wordt de danswereld in het volgende deel besproken. 2.2 Het leven in de danswereld

Dans wordt vaak beschreven als een vorm van kunst beoefend door individuele dansers of een groep dansers waarin het menselijk lichaam het instrument is en beweging het medium. Het is een manier om te communiceren (Guarino, 2015). Daarnaast is dans ook een sport waarbij dansers trainen om hun techniek te verbeteren en competitie kan plaatsvinden (Ellis, 2016; Fraleigh & Hanstein, 1998).

Deze mooie combinatie van kunst en sport bestaat uit verschillende dansstijlen zoals ballet, jazz, ballroom, streetdance… die over heel de wereld worden uitgeoefend, al dan niet professioneel (Clegg, Owton, & Allen-Collinson, 2016; Ellis, 2016). Mannen zijn in de meerderheid in stijlen waar hun mannelijke identiteit meer naar boven kan komen zoals streetdance, maar de danswereld is hoofdzakelijk een vrouwenwereld. Dat is ook de reden dat er vier keer meer vrouwelijke dansleerkrachten zijn dan mannelijke (Clegg et al., 2016). Bovendien wordt gezegd dat dans een individuele sport is en niet zozeer een teamsport (Fasting, Brackenridge, & Sundgot-Borgen, 2004). Echter, in verschillende dansstijlen is partnering een essentieel element waarvan aanraking, zicht en kennis van de beweging belangrijke onderdelen zijn (de Haan, 2015). Daarnaast staan trainers ook in voor ondersteuning en verzorging, welke vaak als aangename aanrakingen worden ervaren. Deze gedragingen mogen echter niet een andere vorm aannemen waardoor deze niet langer als aangenaam worden ervaren (Buldo, 2019). Het is dan ook logisch dat sommige dansers niet weten welk gedrag aanvaardbaar is en wat als grensoverschrijdend ervaren wordt.

Voor eventuele ondersteuning kunnen zowel dansers, leerkrachten als dansverenigingen terecht bij Danssport Vlaanderen. Dit is de erkende en gesubsidieerde federatie van Sport Vlaanderen en het Vlaamse deel van de Belgische Danssport Federatie. Danssport Vlaanderen wil zowel competitieve als recreatieve dans promoten in Vlaanderen en vertegenwoordigt zowel dansverenigingen, docenten en dansers. Zij bieden kwaliteitsvolle vormingen, begeleiding van leden, wedstrijden en kampen aan. Daarnaast zetten ze ook in op preventie van ethische en

(10)

4 medische problemen (Danssport Vlaanderen, 2019b). Er zijn naast Danssport Vlaanderen ook nog andere organisaties, zoals Danspunt, die ondersteuning bieden aan dansscholen. Een dansvereniging is dus niet verplicht om zich aan te sluiten bij de federatie.

Nu het duidelijk is hoe de danswereld in elkaar zit, kan in het volgende stuk ingegaan worden op de prevalentie van SGG.

2.3 Prevalentie van seksueel grensoverschrijdend gedrag

Vooraleer grensoverschrijdend gedrag te kunnen aanpakken en de bestaande preventiemaatregelen te bestuderen, is het noodzakelijk om te kijken naar de prevalentie van dit gedrag. Met andere woorden wordt er gekeken naar de mate waarin SGG zich voordoet in de sport en meer specifiek in de danswereld.

Onderzoek heeft uitgewezen dat SGG voorkomt in alle sporten ongeacht leeftijd, geslacht, nationaliteit, onderwijsniveau, sociale klasse, seksuele geaardheid of handicap (Fasting et al., 2004; Mountjoy et al., 2016; Vertommen, Schipper-van Veldhoven, Wouters, et al., 2016). Daarnaast komt SGG voor op recreatief, lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau, met een verhoogd risico voor topsporters (Fasting, Brackenridge, & Knorre, 2010; Mountjoy et al., 2016; Vertommen et al., 2017; Vertommen, Schipper-van Veldhoven, Wouters, et al., 2016). Zij trainen immers tientallen uren in de week om hun sportieve prestaties te verbeteren waardoor zij geen ‘normale’ relaties kunnen aangaan met leeftijdsgenoten. Bovendien zien ze hun sportbegeleider in vele gevallen vaker dan hun ouders. Daarnaast is er, door de spanningen en emoties van de sport, een risico dat de intensieve relatie met de begeleider een ongewenste weg inslaat. Om deze redenen hebben sporters op internationaal niveau ongeveer dubbel zoveel kans om in aanraking te komen met SGG dan sporters op een lager sportniveau. Dit blijkt uit het rapport van de onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport. Ondanks er veel minder topsporters zijn dan ‘gewone’ sporters, rapporteert 20,8% van de internationale sporters SGG. Op recreatief en lager competitief niveau schommelt dit tussen 11,2% en 14,2% (de Vries, Ross-van Dorp, & Myjer, 2017). Een reden hiervoor kan zijn dat slachtoffers op gemeenschapsniveau, die niet doorstromen naar de top, geen melding maken van hun ervaring bij een sportorganisatie (Vertommen, Schipper-van Veldhoven, Hartill, & Van Den Eede, 2015). Hoe dan ook wil dit zeggen dat ook in lokale verenigingen kans is op SGG. Preventie begint dan best hier, aangezien topsporters vaak starten op recreatief en lokaal niveau. Naast prevalentieonderzoek is ook onderzoek gedaan naar de coach-sporter relatie. Echter, de meest

(11)

5 gerapporteerde seksuele grensoverschrijdingen zijn gepleegd door medesporters (de Vries et al., 2017; Parent & Fortier, 2017). In 39% van de gevallen waren het bekende volwassenen uit de vereniging die grensoverschrijdend gedrag vertoonden, in 21% van de gevallen was de pleger de coach en in 22% van de gevallen was het een onbekende (de Vries et al., 2017).

Een andere studie van de onderzoeksgroep CuDOS naar grensoverschrijdend gedrag in de media- en cultuursector verzamelde gegevens van 164 dansers. Hieruit blijkt dat 50% van de mannen en vrouwen die werkzaam zijn in de danssector te maken heeft gehad met SGG in het afgelopen jaar. Daarbij komt verbaal grensoverschrijdend gedrag het vaakst voor (Mart Willekens, Jessy Siongers, & Lievens, 2018).

De ervaring met SGG brengt heel wat problemen en stress met zich mee, zowel voor het slachtoffer als de sportorganisatie. In het volgende stuk wordt dieper ingegaan op de impact en risicofactoren van SGG.

2.4 Gevolgen en Risicofactoren van SGG

SGG kan heel wat problemen veroorzaken en heeft dan ook een grote impact op de psychische gezondheid van slachtoffers. Sporters krijgen minder zelfvertrouwen, zijn bang en verwaarlozen voor een deel hun sociale leven (Cense & Brackenridge, 2001). Ook houden sommigen fysieke consequenties over aan SGG, zoals vermoeidheid en hoofdpijn.

Naast de impact van SGG op personen kunnen er ook gevolgen zijn voor de sportclubs. Zij kunnen eventueel leden en sponsoren verliezen (Fasting, 2016) en slechte publiciteit krijgen (Engelberg & Moston, 2016).

Bovenvermelde problemen zijn ook de redenen waarom slachtoffers niet altijd melding maken van hun ervaring. Onderzoek van EenVandaag meldt dat 47% van de slachtoffers zijn of haar ervaring met SGG voor zich houdt, slechts 11% procent doet melding bij de sportorganisatie. Enkele slachtoffers gaan wel praten over hun ervaringen met medesporters of familie (de Vries et al., 2017). Ze willen geen melding doen omdat ze bang zijn om gestraft of niet geloofd te worden, om het onderwerp te zijn van roddels en/of om uit de sportclub gegooid te worden (Solstad, 2019). Daarenboven weten veel sporters vaak niet waar ze terecht kunnen wanneer zij in aanraking komen met SGG. Zij hebben geen weet van de maatregelen die genomen worden door verenigingen en sportscholen (de Vries et al., 2017).

(12)

6 Bepaalde personen hebben een groter risico op het ervaren van SGG. Vrouwen behoren tot de risicogroep, net zoals minderjarigen, mensen met een beperking, LHBT (lesbisch, homo, biseksueel en transgender)-sporters en in mindere mate personen met een migratieachtergrond (de Vries et al., 2017). Bovendien zorgen kwetsbaarheid, een laag zelfbeeld en hoge ambitie bij sporters ook voor een risico (Volkwein-Caplan & Sankaran, 2002).

Tevens wordt de sport zelf gekenmerkt door diverse waarden en normen die mogelijk aanleiding geven tot het tot stand komen en faciliteren van SGG. In de sport heerst een cultuur van lichamelijkheid, zo ook in de danswereld. Leerkrachten raken dansers regelmatig instructie-gerelateerd aan, in functie van verbetering van hun techniek of uit veiligheidsoverweging (Vertommen, Schipper-van Veldhoven, Uzieblo, et al., 2016b). Onderzoek toont wel aan dat aanraking op zich geen risicofactor is (Mountjoy et al., 2016). Andere risicofactoren voor de sportcultuur zijn: nauw persoonlijk contact met sporters, dominant en gecontroleerd gedrag van de coach, gemengde groepen in geslacht en leeftijd die een kamer delen op uitstapjes en zwakke organisatorische controle in sportclubs (Fasting, 2016; Volkwein-Caplan & Sankaran, 2002). Daarnaast zijn er ook enkele risicofactoren voor de sportcultuur waaronder het ontbreken van formele procedures voor het screenen, aannemen en bewaken van personeel (Fasting, 2016).

Daarenboven wordt gedrag dat ergens anders niet aanvaardbaar is, getolereerd in de sportwereld (Parent & Bannon, 2012; Sanderson & Weathers, 2019). Sommige sporters die SGG hebben ervaren, zien zichzelf niet als slachtoffer omdat zij zulk gedrag als normaal beschouwen in de sport (Fasting, 2016; Parent & Bannon, 2012). Wanneer zij in aanraking komen met SGG, gaan ze dit niet zo labelen (Engelberg & Moston, 2016; Fasting et al., 2011).

Om de gevolgen en risicofactoren van SGG te beperken is er nood aan preventie. 2.5 Algemene regelgeving in Vlaanderen

Om slachtoffers te voorkomen moet ingezet worden op preventie van SGG binnen de sportsector. Internationaal bestaat er nog geen regelgeving die landen verplicht om preventiemaatregelen te voorzien. Het Internationaal Olympisch Comité ontwikkelde wel een Consensus Statement ‘Sexual harassment and abuse in sport’ om de problemen en risicofactoren aan te kaarten alsook richtlijnen te geven (Ljungqvist et al., 2007). Tevens hebben verschillende internationale federaties en sportorganisaties de Panathlonverklaring ondertekend. Deze verklaring wil gedragsregels vastleggen bij het nastreven van de positieve waarden in de jeugdsport (Panathlon International, 2004).

(13)

7 In België zijn er wel een aantal beleidsinitiatieven opgesteld ter preventie van SGG in de sport, nl. het decreet inzake gezond en ethisch sporten (GES-decreet), hulplijn 1712, de engagementsverklaring, raamwerk lichamelijke en seksuele integriteit en beleid in de sport, en het sport met grenzen beleidsinitiatieven en vlaggensysteem (Vertommen, Toftegaard-Stoeckel, Vandevivere, Van Den Eede, & De Martelaer, 2016). Elke erkende Vlaamse sportfederatie, ook Danssport Vlaanderen, moet voldoen aan het GES-decreet. Eind 2017 zijn zes extra doelstellingen vastgelegd in het GES-decreet en het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse sportfederaties en Vlaamse overheid. Deze maatregelen zijn het aanstellen van een aanspreekpunt integriteit en een adviesverlenend orgaan, aandacht voor preventie, vorming en sensibilisering, bepalen van gedragscodes en handelingsprotocol en als laatste voorzien of doorverwijzen naar een tuchtrechtelijk systeem (Sport Vlaanderen, 2015). Danssport Vlaanderen moet voldoen aan deze maatregelen en implementeert een gedragscode, een aanspreekpersoon integriteit, een handelingsprotocol waar men terecht kan voor vragen, klachten, verontrustingen enz. (Danssport Vlaanderen, 2019a). Dansscholen onder de federatie moeten zich houden aan de gedragscode waarin geboden staan voor wedstrijddansers, dansleerkrachten en clubbestuurders, en ouders en supporters (Danssport Vlaanderen, 2015). Eveneens kunnen zij het vlaggensysteem ontlenen van hun federatie.

Het vlaggensysteem is een initiatief om sportbegeleiders, ouders en sporters bewust te leren omgaan met lichamelijk en seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport en eveneens hoe te reageren in zulke situaties. Het zorgt ervoor dat een gemeenschappelijke visie en taal aanwezig is voor alle betrokkenen in een sportorganisatie. Het systeem steunt voornamelijk op de zes criteria weergegeven in 2.1 Definitie seksueel grensoverschrijdend gedrag. De situatie is niet oké wanneer aan één of meerdere van deze criteria niet is voldaan en wordt beoordeeld door vier gekleurde vlaggen (groen, geel, rood of zwart). Hierbij staat groen voor een aanvaardbare seksuele situatie en zwart voor zwaar grensoverschrijdend. Met behulp van dit vlaggensysteem kan een goede inschatting van de situatie gebeuren en kan op gepaste wijze gereageerd worden (Frans & De Bruycker, 2012; Vertommen, Schipper-van Veldhoven, Uzieblo, & Van Den Eede, 2016a; Vertommen, Toftegaard-Stoeckel, et al., 2016). Leerkrachten kunnen immers problemen observeren bij hun dansers, maar daarom weten ze nog niet hoe te reageren of hoe er mee om te gaan (Papaefstathiou, Rhind, & Brackenridge, 2013). Alle belanghebbenden bij georganiseerde sport moeten een onderscheid kunnen maken tussen acceptabel en onaanvaardbaar, gepast en ongepast seksueel gedrag en handelen naar kritische waarnemingen

(14)

8 (Vertommen, Toftegaard-Stoeckel, et al., 2016). Het Vlaggensysteem kan dan een richtlijn zijn in het zo juist mogelijk reageren.

Er zijn echter ook dansscholen die niet tot ‘Danssport Vlaanderen’ behoren. In tegenstelling tot dansverenigingen die daar wel toe behoren, hebben zij geen verplichte richtlijnen met betrekking tot preventie van SGG. Zo heerst er onduidelijkheid over de maatregelen die een dansvereniging al dan niet kan nemen.

Ondanks deze onduidelijkheid is het implementeren van maatregelen niet genoeg. Deze moeten ook in de praktijk omgezet worden (de Vries et al., 2017). Onderzoek wijst uit dat preventie best begint met bewustmaking en de erkenning van het bestaan van SGG (Engelberg & Moston, 2016; Mountjoy et al., 2016). Nu de media SGG heeft geagendeerd, moet er voldoende aandacht blijven voor SGG en het uitvaardigen van de maatregelen ook na slachtofferschap (de Vries et al., 2017). Die media-aandacht kan ons ook bang maken, bijvoorbeeld doordat problemen in onze beleving grotere proporties aannemen (Janssen, 2018). Dit kan bestuurders van dansscholen aanzetten tot het nemen van preventiemaatregelen. Doch, sommige bestuurders hebben schrik voor valse beschuldigingen waardoor ze een passieve houding hebben tegenover preventie van SGG (Sanderson & Weathers, 2019). Daarnaast mag niet aangenomen worden dat de maatregelen zomaar bij iedereen bekend zijn, zoals blijkt uit het onderzoek EenVandaag. De nodige communicatie omtrent deze preventie-initiatieven moet genomen worden (de Vries et al., 2017).

3 Onderzoeksdoelstelling- en vragen

De concrete formulering van het doel van het onderzoek luidt:

“Het doel van het onderzoek is een bijdrage leveren in de evaluatie van de toepassing van preventiemaatregelen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag in dansscholen. Dit gebeurt door dansscholen onder Danssport Vlaanderen te vergelijken met dansscholen die daar niet toe behoren op basis van hun beleid en ervaringen met preventiemaatregelen. Dit zal verwezenlijkt worden aan de hand van semigestructureerde interviews en een online enquête.”

Het beoogde doel van dit onderzoek is om maatregelen, die worden genomen door dansscholen tegen SGG, te onderzoeken en evalueren. Waarom worden bepaalde maatregelen al dan niet toegepast? Zijn dansers op de hoogte van de maatregelen?

(15)

9 Hierbij wordt gekeken naar de kennis van dansscholen over bestaande preventiemaatregelen en of ze zelf andere maatregelen nemen. Deze kennis kan verkregen worden via het afnemen van semigestructureerde interviews met leidinggevenden van dansverenigingen. Daarnaast wordt aan de hand van een online enquête gepolst of dansers wel op de hoogte zijn van de genomen maatregelen.

Dit kleinschalig onderzoek is een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Kennis wordt verzameld om verdere besluitvorming te ondersteunen en aan te geven waar het in de praktijk beter kan of aanpassingen gewenst zijn. Het doel is dan ook om aan het einde van het onderzoek aanbevelingen te kunnen geven aan dansverenigingen inzake preventiemaatregelen van SGG.

Aan de hand van twee centrale onderzoeksvragen wordt getracht de doelstelling van het onderzoek te vervullen. Onder elke onderzoeksvraag staan enkele deelvragen die bij het beantwoorden automatisch een antwoord geven op de overkoepelende centrale vraag.

1) Welke preventiemaatregelen inzake seksueel grensoverschrijdend gedrag passen lokale dansverenigingen toe?

- Wat weten de dansverenigingen over de algemene preventiemaatregelen van de overheid?

- Nemen de verenigingen andere preventieve initiatieven dan de overheid voorziet? - Wat is het verschil in toepassing van preventiemaatregelen tussen verenigingen

onder Danssport Vlaanderen en verenigingen die daar niet toe behoren?

- Wat is de rol van de media bij de toepassing van preventiemaatregelen in dansverenigingen?

- Wat weten de dansers van de preventiemaatregelen in hun dansschool?

2) Wat zijn de ervaringen van de dansverenigingen met seksueel grensoverschrijdend gedrag?

- Wat is de attitude van leidinggevenden en dansers tegenover SGG? - Zijn er in de dansvereniging al slachtoffers geweest van SGG? - Wat is de meldingsbereidheid en handelingsbereidheid van dansers?

(16)

10

4 Methodologie

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is een multimethodisch onderzoek gevoerd. Het bestaat uit een kwalitatieve fase, waarin semigestructureerde interviews zijn uitgevoerd, gevolgd door een kwantitatieve fase, waarin een online enquête is uitgevoerd.

Vooreerst is een literatuuronderzoek gedaan om inzicht te verkrijgen in eerder uitgevoerd onderzoek en de nodige kennis te verzamelen voor het empirische gedeelte van deze masterproef. Het laat toe om het groter geheel van dit onderzoek te zien. Meer specifiek gebeurt dit aan de hand van een scoping review zodat een overzicht wordt gecreëerd van reeds bestaand onderzoek dat nuttig is voor deze studie (Colquhoun et al., 2014). De kennis is verzameld gebruikmakend van drie online databases: de catalogus van Universiteit Gent, Google Scholar en Web of Science. Door deze databases te gebruiken kunnen de recentste artikelen gevonden worden zonder dat de onderzoeker zich dient te verplaatsen. Wel is een kritisch en selectief gebruik van de bronnen geboden (Ridley, 2012).

4.1 Semigestructureerde interviews

Tijdens het empirisch onderzoek wordt gefocust op de belevings-en ervaringsaspecten met SGG preventiemaatregelen van leidinggevenden in dansscholen. In dat opzicht is de beste keuze voor deze studie een semigestructureerd interview zodat diep ingegaan wordt op alle aspecten. Een halfopen interview kan inzicht creëren in de beslissingen die een dansschool neemt omtrent preventiemaatregelen, alsook hoe of waarom deze beslissingen worden genomen. Om deze kennis te achterhalen is een interviewerschema, met een logisch opgebouwde lijst met vragen die aan bod moeten komen, opgesteld (zie Bijlage C). Het voordeel hiervan is dat de onderzoeker mag afwijken van deze structuur zodat de volgorde wordt bepaald door het verloop van het gesprek (Decorte & Zaitch, 2016). Sommige geïnterviewden haalden bepaalde onderwerpen zoals het vlaggensysteem of de media al eerder aan dan voorzien door de onderzoeker. Op deze momenten is het goed dat er ruimte is voor spontaniteit, maar de topiclijst vraagt min of meer een gedetailleerde voorbereiding. Een ander voordeel is dat het vragenprotocol na elk interview kan worden bijgesteld (Decorte & Zaitch, 2016).

Vijf van de acht interviews zijn face-to-face interviews, maar door de coronacrisis was de onderzoeker genoodzaakt om de andere interviews online te organiseren. Er is gekozen voor synchrone interviews aangezien dit het best aansluit bij de eerdere face-to-face interviews. De

(17)

11 onderzoeker hoeft zich bij deze methode niet te verplaatsen, waardoor er tijd gewonnen wordt. Een nadeel echter is dat de respondent niet volledig in beeld komt, waardoor veel lichaamstaal wordt gemist. Bovendien kunnen er problemen zijn met de kwaliteit van de internetverbinding en het gesprek (Fielding, Lee, & Blank, 2008). De online interviews zijn met behulp van Facebook Messenger en FaceTime afgenomen.

4.2 Online enquête

Het tweede gedeelte van het empirisch onderzoek bestaat uit een online enquête. Op deze manier kunnen de ervaringen van dansers inzake SGG en preventiemaatregelen bevraagd worden. Een groot voordeel van een websurvey is dat deelname gemakkelijk en anoniem is. Voor sommige jongeren is SGG een gevoelig onderwerp, waar ze in een interview geen vragen zouden beantwoorden. Een websurvey is dus ideaal om hun ervaringen in kaart te brengen. Op deze wijze kan op een snelle manier veel informatie verkregen worden. Het is wel noodzakelijk om op voorhand na te denken welke vragen gesteld moeten worden, zodat het beantwoorden van de onderzoeksvragen later geen problemen oplevert. Nog een voordeel is dat de software voor het maken van een enquête vaak gratis is. In deze studie is gebruikgemaakt van het programma Google Forms. Een nadeel van online vragenlijsten is dat door de grote bereikbaarheid veel respondenten terughoudend zijn om deel te nemen. (Fielding et al., 2008). De vragen van de enquête kunnen in Bijlage C worden gevonden.

4.3 Selectie respondenten

Alle dansverenigingen in België bevragen is niet haalbaar en daarom is gekozen voor een meer diepgaand onderzoek met een kleinschaligere aanpak. Hierbij worden bepaalde dansverenigingen uitgelicht om tot gedetailleerde kennis te komen. Dit gebeurt door middel van een strategische steekproeftrekking met een aantal selectiecriteria (Copes & Miller, 2015). Er zijn acht dansverenigingen gezocht die zich situeren in Oost-Vlaanderen, vier die behoren onder de dansfederatie ‘Danssport Vlaanderen’ en vier die daar niet toe behoren. De dansscholen moeten een breed aanbod van dansstijlen bieden waaronder ballet, jazz of modern, street of hiphop. Daarnaast moeten de scholen beschikken over wedstrijdteams waarin op een intensiever niveau wordt gedanst en mogelijks meer kans is op SGG. Er zullen nog verschillen zijn tussen de dansverenigingen, maar door deze selectiecriteria kan de variatie tussen de respondenten zo klein mogelijk gehouden worden (Decorte & Zaitch, 2016).

De interviews zijn afgenomen bij de leidinggevenden van de dansscholen, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor hun dansschool en dus best weten welke maatregelen er al dan niet

(18)

12 aanwezig zijn. De respondenten zijn telefonisch, via mail of Facebook gecontacteerd, waarna datum en plaats voor het interview is afgesloten. Uiteindelijk zijn er 9 respondenten geïnterviewd, gezien het laatste interview met de leidinggevende en haar man is afgenomen. De respondenten van de enquête worden niet door de onderzoeker uitgekozen. Aan elke geïnterviewde leidinggevende van de dansschool is gevraagd om de enquête door te sturen naar leden van ten minste 16 jaar oud.

Het is duidelijk dat dit onderzoek een vergelijkende casestudy is. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen dansverenigingen onder Danssport Vlaanderen en losstaande verenigingen. Via de hiërarchische methode worden de cases eerst afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar bestudeerd en daarna pas met elkaar vergeleken. Zowel de dansscholen onder de dansfederatie als de losstaande dansscholen worden eerst apart geanalyseerd om vervolgens deze twee soorten verenigingen te vergelijken.

4.4 Verwerking resultaten

Na het afnemen van een interview is het van belang deze te transcriberen. Via het programma ‘Express Scribe Trancription Free’ zijn de interviews uitgetypt. Op deze manier wordt reeds inzicht verworven in de data en worden eerste verbanden gelegd (Decorte & Zaitch, 2016).

De volgende stap betreft het coderen van de data. Dit wordt gedaan aan de hand van het programma NVivo. De onderzoeker probeert in de gegevens patronen te herkennen met het oog op het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Er zijn 3 verschillende fases. Bij het open coderen worden codes gegeven aan bepaalde interviewstukken. De tweede fase is het axiaal coderen waarbij de verschillende codes bijeen gebracht worden in categorieën. Ten slotte wordt bij het selectief coderen gezocht naar relaties tussen die categorieën (Decorte & Zaitch, 2016).

Voor de analyse van de resultaten van de enquête is het programma SPSS gebruikt. Op deze manier zijn beschrijvende statistieken opgevraagd en geanalyseerd (Fielding et al., 2008). De open vragen uit de enquête zijn manueel geanalyseerd.

4.5 Ethische aspecten

De respondenten zijn gevraagd een informed consent formulier te ondertekenen, aangezien ethische aspecten belangrijk zijn in empirisch onderzoek. Hierbij zijn ze op de hoogte gebracht over het doel en de methoden, anonimiteit en vertrouwelijkheid van het onderzoek. Daarbij is hun deelname vrijwillig en gaan ze akkoord met een audio-opname van het interview. Door het

(19)

13 ondertekenen van dit formulier geven ze hun bewuste toestemming tot deelname aan de studie (Decorte & Zaitch, 2016). Slechts 1 respondent heeft het informed consent formulier niet ondertekend. Dit interview is dan ook niet opgenomen.

De data van de respondenten is geanonimiseerd tijdens het transcriberen waardoor hun privacy wordt gewaarborgd en slechts een kleine kans bestaat op schade. Er moet echter veel aandacht besteed worden aan het beveiligen van data. Om deze reden is een datamanagementplan opgesteld (zie Bijlage A). Hierin wordt beschreven hoe met de data zal worden omgegaan, onder andere hoe, waar en voor hoelang de gegevens worden bewaard (Decorte & Zaitch, 2016).

4.6 Beperkingen onderzoek

Uit de literatuur blijkt dat cijfers over prevalentie van SGG in de sport uiteenlopend zijn. Daarbij ligt het cijfer vaak hoger dan het aantal meldingen dat gedaan wordt. Veel hangt natuurlijk af van de context en hoe het onderzoek werd uitgevoerd. Daarnaast is nog geen onderzoek gedaan of zijn er geen prevalentiecijfers van SGG in lokale dansverenigingen. Er zou meer onderzoek moeten komen naar lokale sportverenigingen.

Tijdens het onderzoek heeft de onderzoeker enkele beperkingen ondervonden. Allereerst zorgt de voornamelijk kwalitatieve werkwijze ervoor dat resultaten moeilijk te generaliseren zijn. Er zijn maar 8 Oost-Vlaamse dansverenigingen ondervraagd waardoor de resultaten niet representatief zijn voor heel België. Bovendien moet opgemerkt worden dat er ook nog individuele verschillen zijn tussen de ondervraagde dansverenigingen, zoals bestaansleeftijd, ledenaantal… Daarnaast heeft niet elke dansschool de enquête doorgestuurd naar haar leden. Hierdoor is er slechts een beperkte respons van dansers. Deze resultaten zijn dan ook niet representatief voor alle geïnterviewde dansscholen. Vervolgens zijn er slechts 2 mannelijke respondenten, waardoor voornamelijk de visie van vrouwen wordt gerapporteerd.

Eveneens zijn er een aantal hiaten in de antwoorden. Niet alle vragen werden consequent gesteld aan alle respondenten waardoor soms maar enkele respondenten op een vraag antwoord hebben gegeven. Vervolgens interpreteren niet alle respondenten de vragen hetzelfde. Om deze reden is niet altijd het beoogde antwoord verkregen. De onderzoeker kon hier beter op inspelen. Evenwel kon genoeg kennis worden verzameld door de uitgebreide vragenlijst.

(20)

14

5 Resultaten onderzoek

In dit deel worden de verkregen resultaten besproken. Per thema wordt een opsplitsing gemaakt tussen dansscholen onder Danssport Vlaanderen en losstaande dansscholen. Respondenten onder Danssport Vlaanderen krijgen codes van D1 tot D4. De losstaande verenigingen krijgen de codes L1 tot L4. Nadien, in de discussie zullen beide soorten verenigingen met elkaar worden vergeleken. De weergave van de resultaten volgt ongeveer de structuur van het interviewerschema. Daarna worden de resultaten van de enquête weergegeven.

5.1 Resultaten interviews

5.1.1 Attitude leidinggevenden

Vooreerst werd gepeild naar de attitude van de leidinggevenden van de dansscholen. De D-scholen waren het eens over de noodzaak van preventiemaatregelen tegen SGG. Jongeren moeten beschermd en gesensibiliseerd worden. Daarbij wordt aangegeven dat het belangrijk is om de grens te respecteren juist omdat die zo dun, moeilijk en subjectief is. Echter geeft D4 aan dat het ook de jeugd is die zaken in een andere context plaatst.

“We willen ook natuurlijk niet da mensen denken ah ik ben een danser bijvoorbeeld... nu als danser euh tis normaal da mensen aan mij zitten. Das ook ni ni zo.”(D3)

“Wij werken vooral me jeugd en ja de jeugd den dag van vandaag is zo hoe moe je da zeggen? Een beetje te snel ja iets rapper in den andere context plaatsen. Zo u woord is is anders dan hetgeen da ge bijvoorbeeld gezegd hebt. Dat is, da merk ik nu wel, enorm in ja.”(D4)

Ondanks zij het noodzakelijk vinden dat er iets gedaan wordt aan SGG, staat de meerderheid van de D-scholen niet stil bij het feit dat het in hun dansschool kan voorkomen. Ze gaan er dan ook van uit dat SGG niet voorkomt.

Volgens D1 zouden dansers SGG minder ervaren naar een vrouwelijke leerkracht toe dan naar een mannelijke leraar omdat er meer meisjes dansen. Indien er meer mannelijke leerkrachten aanwezig zijn, zou dit een andere situatie kunnen zijn.

Daarentegen staan de meeste L-scholen nogal sceptisch tegenover SGG. Ze zijn het allemaal eens over de noodzaak van preventiemaatregelen, maar vinden de grens zeer vaag. L1 en L3

(21)

15 hebben de indruk dat er te veel wordt gefocust op SGG waardoor mensen schrik krijgen en niet normaal kunnen functioneren. Allebei denken ze ook dat er een verschil is voor mannen en vrouwen. Mannen hebben schrik om te corrigeren of liften. Bovendien wordt een aanraking van een man direct anders geïnterpreteerd dan die van een vrouw.

L2 wil dan weer niets wakker maken dat niet nodig is. Verder geeft L3 ook aan dat de jeugd zich laat meeslepen. Hierbij vraagt ze zich af wie de waarheid zegt en wie iets verzint om erbij te horen.

“Ik denk ook da hoe meer da je bepaalde dingen extra benadrukt of of gaat in de verf zetten, hoe hoe meer dat er soms net vragen daarrond komen of dat er meer euh allee ja. Das zo een beetje gelijk tegen kinderen zeggen en ni aan de snoeppot zitten eh.”(L3)

L4 is positiever en denkt dat het in de maatschappij van vandaag mogelijk is om zulke maatregelen in een reglement te verwerken.

De helft van de L-scholen is zich bewust dat SGG zich kan voordoen. De ene bevraagde gaat uit van het beste van de mensen. De andere geïnterviewde zegt dat het overal kan voorkomen en het niet voor 100% is tegen te houden. De andere helft van de respondenten zegt niet bezig te zijn met preventie omdat ze er nog geen ervaring mee hebben.

5.1.2 Algemene preventiemaatregelen

De maatregelen die dansscholen nemen ter preventie van SGG is de essentie van dit onderzoek. De meerderheid van de D-scholen heeft geen specifieke maatregelen ondernomen om SGG te voorkomen. Wel heeft elke D-school een huisreglement met basisregels. In slechts één dansvereniging zijn deze regels niet uitgeschreven. Alle D-scholen zorgen er wel voor dat jongens en meisjes zich apart kunnen omkleden. Indien de mogelijkheid voor twee kleedkamers niet aanwezig is, wordt voor een passend alternatief gezorgd. Desalniettemin komen de meeste dansers gekleed toe. Daarnaast geven alle D-scholen mee dat dansers met problemen of vragen altijd bij de dansschool terecht kunnen. D1 houdt haar ogen open voor problemen, zoals pesterijen, en grijpt direct in. Bovendien vindt er bij teamvergaderingen altijd een evaluatie plaats van de lessen. Op deze manier kunnen leerkrachten aangeven wat stroef loopt of juist goed gaat. Naast deze kleine maatregelen neemt D3 als enige specifieke preventie-initiatieven tegen SGG. Zij gebruikt het vlaggensysteem en geeft intern opleidingen en bijscholingen aan haar leerkrachten. Daarnaast moeten leden zich elk jaar opnieuw online inschrijven wat niet

(22)

16 gaat zonder acceptatie van het huisreglement. Vervolgens heerst in de D-scholen een familiale sfeer waarbij vertrouwen centraal staat. De leidinggevenden kennen bijna alle dansers en zijn vaak aanwezig in de dansschool waardoor een natuurlijke vorm van controle ontstaat.

Daaropvolgend werd gekeken of de geïnterviewden op de hoogte waren van bestaande preventiemaatregelen. Enkel D4 is zich niet bewust dat de overheid maatregelen heeft tegen SGG in de sport. De andere drie halen het vlaggensysteem aan. Daarnaast kent D3 een ander preventieprogramma ‘rots en water’ dat door een trainingsbeweging wordt gegeven. Een andere bevraagde meldt nog de bestaande websites en hulplijn.

Uiteindelijk werden dansverenigingen gevraagd naar de verplichting van preventiemaatregelen. Alle D-scholen zijn van mening dat preventiemaatregelen verplicht mogen worden gemaakt. Hiervoor geven ze verschillende redenen. Het kan alleen maar helpen en je staat er anders alleen bij stil wanneer SGG voorkomt. Eén respondent is echter kritisch en vindt dat er nut en reden moet zijn voor verplichting. Hij zou het jammer vinden indien verplichting wil zeggen dat SGG op een groot gebied voorkomt.

Bij de L-scholen heeft niemand van de ondervraagde dansverenigingen specifieke maatregelen ondernomen tegen SGG. Wel hebben ook zij allemaal een huisreglement waarin algemene regels staan. Voor jongens en meisjes worden eveneens aparte kleedruimtes voorzien. De meerderheid geeft aan dat ze direct zullen inspelen wanneer een situatie van SGG zich voordoet. Echter vindt L2 de belangrijkste preventie de keuze van de leerkracht. L3 vindt het bovendien belangrijk dat docenten alles nauwgezet in de gaten houden. Tenslotte moeten de dansers bij L4 weten dat ze bij de vertrouwenspersoon terecht kunnen. Het merendeel van de L-scholen geeft aan een familiale sfeer te creëren in de dansschool. Daarbij zijn de leidinggevenden vaak aanwezig zodat lessen gecontroleerd kunnen worden. L2 geeft aan dat bij hen veel discipline heerst en dat leerkrachten dat ook uitstralen. Bij hen is er in het begin van het jaar ook controle aan de ingang van de dansschool.

Vervolgens werd gepeild naar de kennis van de L-scholen over preventiemaatregelen van SGG. Alle antwoorden waren negatief. Niemand is op de hoogte van het bestaan van maatregelen tegen SGG in de sport.

(23)

17 Over het verplicht maken van preventiemaatregelen zijn de meningen hier verdeeld. L4 is positief en vindt het geen slechte optie als de maatregelen duidelijk zijn. Een meer negatieve blik komt vanuit L3. Zij vindt het zeer moeilijk omdat SGG zeer subjectief is. De andere helft deelt de ietwat negatieve insteek en vindt niet dat de focus altijd gelegd moet worden op SGG.

5.1.2.1 Sancties

Naleving van het huisreglement kan niet worden verzekerd indien overtreding van regels niet wordt bestraft. De D-scholen gaan bij overtredingen voornamelijk praten en luisteren met de betrokken partijen. Daarnaast geeft een respondent een verschil aan tussen wedstrijdgroepen en recreatieve dansers. Sancties voor wedstrijddansers kunnen uitsluiting van les en competitie bedragen. Voor recreatieve dansers is het eerder praten met de ouders of het kind aan de kant zetten tijdens de les. D4 heeft wel met grensoverschrijdend gedrag van een leerkracht te maken gehad. Deze leraar stond dronken in de les en werd na een gesprek de deur gewezen.

Bij de L-scholen worden individuele gesprekken met dansers en groepsgesprekken, indien het een groep belangt, gehouden. Daarnaast worden ook ouders aangesproken. L3 geeft altijd eerst een waarschuwing, maar wanneer leden daar geen gehoor aan geven moeten er sancties volgen. Zo heeft zij het barbiehuis in de speelhoek gesloten omdat het niet werd opgeruimd. Tevens kunnen dansers de toegang geweigerd worden tot een les. L1 heeft daarentegen al solo’s afgenomen van dansers wegens pestgedrag. Daarbij heeft L4 al iemand de toegang tot de school moeten verbieden wegens het in gevaar brengen van mededansers.

5.1.2.2 Integriteit leerkrachten

De integriteit van de leerkrachten wordt niet specifiek gecontroleerd door de D-scholen. De meerderheid rekruteert lesgevers uit dansers en kent hun leerkrachten goed. Eén respondent gaf vroeger alle lessen zelf, maar sinds kort zijn daar andere leerkrachten bijgekomen. Daarbij gaan ze op zoek naar mensen met eenzelfde visie en waarmee ze een klik voelen in het sollicitatiegesprek.

Het aanwerven van de juiste mensen is op zich al preventie. Om die reden werd gevraagd naar de begeleiding van dansleerkrachten en naar de voorgelegde regels. De meerderheid van de D-scholen geeft een opleiding aan de leerkracht vooraleer die officieel aangesteld wordt. D1 laat dansers eerst vervanglessen geven waarna zij worden geëvalueerd. Een jaar later kunnen zij dan eventueel aangesteld worden als leerkracht. D3 heeft daarentegen een heel systeem ontwikkeld waarbij dansers zich eerst moeten aanmelden als assistent-leerkracht. Na 2 jaar

(24)

18 opleiding kunnen zij dan zelf aan de slag gaan. Een andere geïnterviewde vertrouwt er op dat leerkrachten de goede huisvader of moeder zullen zijn. Zij vermeldt de regels van de dansschool aan de lesgevers en indien er problemen zijn kunnen de leerkrachten altijd terecht bij haar.

De leidinggevenden van de D-scholen geven zelf allemaal nog danslessen. De manier waarop zij zich gedragen en omgaan met kinderen is een groot onderdeel van preventie. Niemand gaat dansers iets opleggen tegen hun zin. De grens van de kinderen wordt gerespecteerd en vaak wordt eerst gevraagd aan het kind of hulp gewenst is. Daarenboven zeggen twee respondenten dat je het ziet aan iemands lichaamstaal of hij/zij zich op zijn/haar gemak voelt. Zo niet, worden correcties van bewegingen mondeling uitgevoerd. D1 vindt het de taak van de lesgever om openheid te creëren zodat dansers weten dat ze bij hen terecht kunnen. Hoe beter je de dansers kent, hoe makkelijker het is om een gesprek te openen. Hoewel ze dicht bij haar dansers staat, houdt ze toch nog een zekere afstand om de relatie leerkracht-leerling te waarborgen. Daarenboven houden drie van de vier leerkrachten rekening met bepaalde handelingen die ze stellen naar leden toe. Zo geeft D1 aan rekening te houden met leeftijdsadequate choreografieën, kledij en muziek. Ze controleert dit eveneens bij andere leerkrachten. D3 zoekt naar alternatieven bij het corrigeren van bewegingen. Vroeger ging de balletjuf op de poep van het kind slaan zodat ze die niet achteruit staken. Als oplossing hiervoor laat zij de kindjes tegen de muur staan zodat ze hun poep niet achteruit kunnen steken. Bovendien mogen haar andere leerkrachten geen opmerkingen maken over borsten of konten. Ze moeten zichzelf op een andere manier uitdrukken.

“Ze mogen van mij ook geen opmerkingen geven over euhm borsten of konten of kweet ni wa. Euhm euhm want ja soms euhm moeten we zo oefening geven da dat de u borstkas naar voor moet plooien euh kzeg da ook altijd van zeg dan op zijn minst u borstkas ofzo en zeg ni smijt u tetten naar voor alee dus.”(D3)

D4 gaat haar woorden of daden meer overwegen, wat is aanvaardbaar en wat niet. Aanrakingen gebeuren ook enkel op aanvaardbare plaatsen en indien dansers niet akkoord zijn, wordt mondeling verbeterd.

In één L-school wordt wel gecontroleerd naar de integriteit van leerkrachten. L2 heeft al twee keer een bewijs van goed gedrag en zeden gevraagd bij mannelijke docenten. Hierbij is ze zich bewust dat ook vrouwen SGG kunnen stellen, maar aan hen vraagt ze dit niet. De andere

(25)

19 L-scholen houden sollicitatiegesprekken en vragen naar referenties. Twee geïnterviewden veranderen nog maar weinig van team en kennen hun leerkrachten goed. De andere bevraagde vertrouwt op de visie van haar leerkrachten, waarvan er ook veel in het reguliere onderwijs staan.

De leerkrachten krijgen het huisreglement voorgelegd en moeten dit ook respecteren. L1 herhaalt deze regels kort op de vergadering voor de start van het nieuwe jaar en stuurt het via mail nog eens naar de leraren. Qua aanrakingen geeft ze mee dat leerkrachten niet bang moeten zijn om bewegingen te corrigeren.

“Ik zeg ook altijd ge moet ook u kinderen wel durven aanraken.. om ze te kunnen verbeteren want anders gaat da ni. In onze job is da nu eenmaal zo. Euhm, maar ja ik zeg er dan ook wel bij, ge weet dan ook wel dat het is in functie van de techniek en andere zaken. Da wordt wel kort gezegd.”(L1) L2 en L3 geven respectievelijk aandacht aan de manier van lesgeven en hoe docenten correcties moeten geven. De laatste vindt het belangrijk dat dansleerkrachten weten wat ze kunnen en mogen doen.

De meerderheid van de L-scholen heeft tijdens het lesgeven zelf al gemerkt dat sommige dansers het niet leuk vinden om gecorrigeerd te worden. Dit eerder omdat ze denken het goed te doen dan omwille van de fysieke of verbale verbeteringen. L1 duidt op het feit dat hoe beter je uw leerlingen kent, hoe beter je weet wie er voor open staat en wie niet. Tenslotte zijn dansers opgegroeid met het idee dat aanrakingen in functie zijn van verbetering. Enkel L2 probeert het niet op te merken indien dansers bepaalde gedragingen niet aangenaam vinden. Zij gaat er vanuit dat de verbeteringen correct verlopen en dat ze zichzelf daar niet voor gaat veranderen. De andere leerkrachten houden bewust rekening met bepaalde handelingen die ze stellen. Zo zal L1 niet snel een mannelijke danser fysiek aanraken om te verbeteren. Een mannelijke leerkracht binnen haar dansschool heeft hier echter veel moeite mee en vraagt regelmatig raad aan andere leerkrachten. L1 is van mening dat een leerkracht geen verantwoording moet afleggen voor het aanraken van bijvoorbeeld een voet, want anders moet je dat voor alles doen. Als leerkracht weet je wat je doet en doe je het op een juiste manier. L3 houdt eerder rekening met de synergie tussen dansers bij partnering. Tot slot geeft L4 aan bewust te zijn om een zekere afstand te behouden tot dansers.

(26)

20

5.1.2.3 Vertrouwenspersoon

Uit de afgenomen interviews met de D-scholen blijkt dat geen enkele vereniging iemand heeft aangesteld als vertrouwenspersoon. Leden en leerkrachten kunnen bij drie verenigingen bij de leidinggevende terecht voor problemen of vragen. Bij de andere D-school is er één persoon uit de werkgroep die fungeert tussen lesgevers, kinderen en bestuur. Deze persoon geeft de zaken dan door aan de verantwoordelijke van de dansschool.

Bij alle bevraagde L-scholen is ook niemand specifiek aangesteld als vertrouwenspersoon. De leden kunnen bij de meerderheid van de respondenten terecht bij de leidinggevenden met problemen of vragen, of bij de leerkracht. L1 geeft aan dat het kind zijn/haar problemen zal bespreken met de persoon waarbij hij/zij zich het gemakkelijkst bij voelt. Zij vindt het stom om iemand aan te stellen die de leerlingen niet zo goed kent. Bij L4 is het oudercomité het aanspreekpunt voor iedereen.

5.1.2.4 Vlaggensysteem

Zoals eerder vermeld kennen alle D-scholen het vlaggensysteem, behalve D4. Twee geïnterviewden vinden dit een goed systeem. Het geeft duidelijk weer wat is toegelaten en hoe je moet reageren in een bepaalde situatie. De andere bevraagde is iets minder enthousiast en ziet het systeem niet altijd praktisch in gebruik. Daarenboven kan het volgens haar beter op school gegeven worden. Eerder werd al aangegeven dat D3 de enige is die het vlaggensysteem toepast binnen haar dansschool. Elk jaar voor de start van het dansjaar gebruikt ze het in de vergadering. Het nadeel van het systeem is dat het zeer uitgebreid is en eerst omgebouwd moet worden naar dans.

“Ik vind dat da wel euh... zeer.. euh leuk is ook om om om om mee om te gaan. Ge kunt da ook een lezing over doen en zeggen van let op als je dit of dat of. Ma da geeft niemand echt een boodschap aan. Ma zo kun je het wel, maar ge kunt een paar voorbeelden euhm euh aan euh geven. Ge kunt ook ideeën uitwisselen want niet iedereen heeft eenzelfde mening. Bijvoorbeeld met die steekkaarten, ge kunt de situaties ne keer bespreken van hoe zou jij dat doen, hoe zou jij dat doen. Wa dak kik zeg is ook ni altijd wat juist is. Dus ik ik kan ook nog leren van hun insteek, van hun reacties euhm. Dus alee we doen da wel graag en en we hebben wij hebben daar wel veel aan ja.”(D3)

D4 zou het eventueel wel zien zitten om dit systeem te gebruiken. Zij denkt dat het een leuke insteek zou zijn om bij danskampen toe te passen.

(27)

21 Bij de L-scholen heeft enkel L3 al eens gehoord van het vlaggensysteem doordat ze in het onderwijs heeft gestaan. Ze heeft er nog niets van gehoord in verband met sport, net zoals alle andere respondenten. L4 zou het eventueel gebruiken indien het meer wordt verduidelijkt. L1 is dan meer kritisch en denkt dat het moeilijk toepasbaar is. Zij vindt dat je zelf aanvoelt wat aanvaardbaar is en wat niet.

5.1.2.5 Maatregelen na slachtofferschap

Aangezien de dansscholen geen ervaring hebben met SGG, werd gepolst naar de aanwezigheid van een handelingsprotocol indien SGG zich voordoet. Ten tweede werd gekeken of er extra maatregelen zouden worden genomen na kennisname van slachtofferschap.

Geen enkele D-school heeft een handelingsprotocol. Indien een melding van SGG binnenkomt, zal eerst intern besproken en nagedacht worden over de aanpak. D1 wijst op het feit dat elke situatie anders is en je op het moment zelf moet handelen.

“Ik denk da ge ook elk geval apart moet bekijken. Want ni ge kunt ni iedere persoon volgens een bepaalde handleiding gaan gaan screenen.”(D1)

Na slachtofferschap zouden alle D-scholen toch extra maatregelen nemen. Hierbij wil D2 het vlaggensysteem aan haar leerkrachten duidelijk maken. D1 opteert om de brievenbus te gebruiken als plaats om anoniem problemen kwijt te kunnen én nog eens extra te benadrukken bij wie leden terecht kunnen. D4 zou voornamelijk hun huishoudreglement aanpassen en meer opmerkzaam zijn. D3 zou graag nog maatregelen nemen, maar heeft op dit moment geen idee wat ze nog meer kan doen.

Vervolgens heeft ook geen enkele L-school een handelingsprotocol wanneer SGG zich voordoet. Het hangt volgens de respondenten af van situatie tot situatie. Niemand heeft al ervaring met SGG in de dansschool, dus wordt gevraagd naar de maatregelen die ze zouden nemen na kennisname van slachtofferschap. Vooreerst zou iedereen luisteren naar de betrokken partijen en bekijken hoe ze de situatie moeten aanpakken. L1 geeft aan de leerkracht te ontslaan indien het zijn/haar fout was. Terwijl L3 en L4 eerder hun huisregels zouden veranderen, zodat leden op de hoogte zijn van de gevolgen en maatregelen. L2 wil alles diplomatisch oplossen en niet aan de grote klok hangen.

(28)

22

5.1.3 Communicatie maatregelen

De communicatie verloopt bij de D-scholen voornamelijk mondeling. In de eerste danslessen en bij inschrijvingen worden leden op de hoogte gebracht van de regels in de dansschool. D3 geeft aan dat dansers zich online moeten inschrijven en daarbij verplicht akkoord moeten gaan met het huisreglement. Verder wordt gecommuniceerd via brief of mail. D2 en D3 vermelden het huisreglement ook op hun website. Daarenboven zorgt de helft van de respondenten ervoor dat het huisreglement in de dansschool hangt. D1 is echter realistisch en geeft aan dat je niet kan nagaan in hoeverre een mail of brief wordt gelezen.

Ook bij de L-scholen worden de maatregelen voornamelijk mondeling gecommuniceerd bij de start van de danslessen. Daarnaast zijn de regels van de dansscholen op de websites terug te vinden. Naast de mondelinge communicatie worden dansers op de hoogte gehouden via mail. L4 geeft zelfs in het begin van het jaar een informatiebundeltje mee aan alle dansers. Bij de helft van de respondenten hangen de belangrijkste regels ook uit in de dansschool zelf. Indien een nieuwe maatregel van kracht wordt, gaat een andere respondent wel een briefje op de deur hangen met de desbetreffende nieuwe regel.

5.1.4 Implementatie maatregelen

Indien SGG voorkomt, wil iedere D-school haar verantwoordelijkheid opnemen en maatregelen treffen. Daarnaast vindt elke respondent het implementeren van algemene gedragsregels een grote uitdaging. Iedere dansschool heeft namelijk zijn eigen regels. D2 is wel optimistisch en stelt een zekere algemene basis voor waarop dansverenigingen kunnen bouwen. Een andere respondent duidt op het feit dat mensen die met kinderen werken, moeten weten wat mag en niet mag.

Voor D4 kunnen de maatregelen het best aangehaald worden na een feit van SGG. Ze nemen zich voor een echt huishoudreglement op te stellen en leden via mail op de hoogte te brengen van nieuwe maatregelen. D2 wil niet de indruk geven dat eerst een situatie inzake SGG moet gebeuren vooraleer de dansschool ingrijpt. Dansers met problemen kunnen altijd in vertrouwen bij de vereniging terecht.

De L-scholen vinden dat de dansschool maatregelen moet uitvaardigen tegen SGG wanneer het zich voordoet. Als ze merken dat het nodig is, gaan ze maatregelen nemen. Eén respondent is kritisch en vraagt zich af of de vereniging wel de juiste ‘persoon’ is om maatregelen te treffen.

(29)

23 Daarnaast vindt iedereen het moeilijk om algemene gedragsregels op te stellen. Regels zijn afhankelijk van club tot club. Echter geven ze ook aan dat er een zekere basis van maatschappelijke regels is die elke dansschool volgt. De helft van de respondenten opteert dan voor een leidraad waarop een vereniging zich kan baseren.

De maatregelen kunnen volgens L3 het best aangehaald worden wanneer zich een feit voordoet of aan het begin van het dansjaar. Wanneer een speciaal evenement plaatsvindt, zoals een optreden, kunnen dansers best nog eens op de hoogte gebracht worden van de maatregelen.

5.1.5 Danssport Vlaanderen

De meeste D-scholen hebben zich aangesloten bij Danssport Vlaanderen omwille van de verzekering en de wedstrijden. De leidinggevenden melden aan leden dat hun dansschool onderdeel is van Danssport Vlaanderen. Niet alle respondenten zijn echter op de hoogte van de maatregelen die de federatie neemt tegen SGG, zoals de aanspreekpersoon integriteit en de gedragscode. Wel geeft D3 aan dat de federatie dansopleidingen geeft waarin dit thema vervat zit. D2 meldt dan weer het ondertekenen van de Panathlonverklaring. Naast de maatregelen van de sportfederatie neemt geen enkele respondent zelf specifieke maatregelen tegen SGG.

5.1.6 Ervaring met seksueel grensoverschrijdend gedrag

De D-scholen hebben nog geen meldingen ontvangen van dansers inzake SGG. Ze geven eerder kleine incidenten van pesten en jaloersheid aan. Daarnaast vermelden D1 en D4 dat sommige dansers zich ongemakkelijk voelen bij het dragen van bepaalde kledij (aanspannende kledij, blote buik…). Bovendien vraagt D4 soms aan haar dansers om wat sensueler te dansen. Sommigen zijn daar klaar voor en anderen vinden dit ongemakkelijk. Voor deze dansers wordt dan naar een alternatief gezocht zodat iedereen zich goed voelt.

D3 geeft wel een case aan dat als SGG kan gepercipieerd worden. Een klein meisje met een mentale beperking werd vroeger seksueel misbruikt en raakt soms andere kindjes op intieme plaatsen aan. Zij weet echter niet dat dit niet mag, want het was voor haar ook normaal. De leerkracht, D3, speelt hier direct op in en laat het meisje op een speelse en vriendelijke manier weten dat dit gedrag niet hoort. Daarnaast is er ook een jongen met een mentale beperking die kindjes in de les opneemt en verplaatst, wat sommige kinderen niet leuk vinden. Ook hier wordt direct op gereageerd en wordt de jongen in de gaten gehouden zodat zijn gedrag voorkomen kan worden. Daarenboven geeft dezelfde respondent een incident aan van een jongetje die verliefd was op zijn dansjuf en haar berichtjes stuurde.

(30)

24 Doordat de meeste D-scholen nog niet in aanraking zijn geweest met SGG werd gevraagd waar leden dit zouden kunnen melden. Hieruit blijkt dat de dansers altijd terecht kunnen bij de leidinggevende.

Naast de ervaring van de dansschool met SGG werd ook naar de ervaring van de respondenten gevraagd. D4 is toen ze jong was in aanraking gekomen met seksuele opmerkingen van haar dansleerkracht en de eigenaar van een dansschool. Ze heeft dat niet gemeld, maar nu beseft ze dat zulk gedrag niet door de beugel kan.

“Ook ne keer waar dak ik vroeger dansles volgde de eigenaar van die dansschool euh zei van.. euh alze kik iemand zie dansen dan moe kik ne stijven krijgen zo.”(D4)

Ook de meerderheid van de L-scholen heeft geen meldingen ontvangen van dansers inzake SGG. Enkel kleine vormen van pesten komen soms naar boven. L1 geeft wel aan dat kleine kinderen vaak aan elkaar zitten, maar dat dit eerder een fase in hun ontwikkeling is. Het wordt wel aangegeven dat zo’n gedrag niet kan in de les. Daarnaast kwam er ook een meisje met de melding dat ze seksueel misbruikt was door een grootouder. Dit vond niet plaats binnen de dansschool, maar de geïnterviewde duidt wel op het feit dat het dicht bij de vereniging komt. Wanneer die grootouder zijn kleinkind afzet voor de dansles, kan hij een risico inhouden voor andere dansers. Tevens hebben sommige dansers het moeilijk met het uitvoeren van een ‘seksistischere choreografie’. Nu wordt daar extra op gelet en gevraagd aan dansers of ze zich comfortabel voelen. L2 vertelt dat een moeder ooit een leerkracht valselijk beschuldigde van stalking van haar dochter.

Slechts één L-school heeft ooit melding gekregen van dansers die zich niet op hun gemak voelden. Het gaat over een man met een beperking die de kleedkamer van de meisjes binnengaat. Ze zijn wel al omgekleed, maar hij praat over onderwerpen die voor hen te ver gaan. Op dat moment heeft de leidinggevende een waarschuwing gegeven aan die man en indien het nog gebeurt, wordt hij uit de les gezet. Daarnaast heeft een persoon met borderline niet-dansgerelateerde berichtjes gestuurd naar de leerkracht. Dit werd ook op een efficiënte manier afgehandeld.

(31)

25 Het is belangrijk dat leden weten waar ze melding kunnen maken van SGG. De L-scholen zeggen allemaal dat dit bij hunzelf of bij het bestuur kan.

Daarnaast heeft L3 zelf een ervaring meegemaakt van SGG in de danswereld. Toen zij werkte als choreografe voor een theatergezelschap had het hoofd van dat gezelschap heel vaak al lachend en spottend om meer gevraagd. Zijzelf heeft dit altijd afgewimpeld en niet verder op ingegaan.

“Die heeft mij mij dan zelf ook heel vaak zo gezegd al lachend en al spottend om meer gevraagd eh. Maar euhm of die legt al rap zijn armen rond u maar op een manier da ge toch zoiets hebt van eh en hij maakt dan een seksueel getinte opmerkingtje.”(L3)

5.1.7 Media

Om de invloed van de media te bepalen werd gevraagd of mediacases een impact hebben op de dansschool. De meningen bij de D-scholen waren hierbij verdeeld. Twee respondenten houden geen rekening met de media omdat ze als dansschool zelf nog niet in contact zijn geweest met SGG. Ze hebben er nog niet bij stilgestaan dat het bij hen ook kan gebeuren. De andere respondenten geven aan dat het wel iets doet als ze op de hoogte zijn van de cases. Echter, de leidinggevenden kunnen hun team 100% vertrouwen en weten dat de dansers veilig zijn.

De meerderheid van de L-scholen meldt wel bewust te zijn dat SGG zich kan voordoen in hun dansvereniging. Echter gaan ze uit van het beste van de mensen waarmee ze werken en kan het tenslotte overal voorkomen. Een bevraagde liet weten meer op te letten om zulk gedrag te voorkomen of dat mensen zouden speculeren. L4 beseft door de media dat je een bepaalde afstand moet bewaren tot uw dansers, maar dat het niet de band met dansers kan veranderen. L2 is van mening dat de cases uit de media geen invloed hebben op haar dansschool omdat het van een ander niveau is.

(32)

26 5.2 Resultaten enquête

Eerst en vooral moet opgemerkt worden dat de resultaten niet representatief zijn voor alle dansverenigingen. Van de 8 verenigingen die geïnterviewd zijn, is er een respons van 6 verenigingen in de enquête. Daarbij hebben slechts 52 dansers de enquête ingevuld, waarvan 49 vrouwen, 2 mannen en één X. De leeftijdsgroep 16-20 jaar komt het meeste voor. De resultaten worden niet opgesplitst in dansers van Danssport Vlaanderen en dansers van losstaande verenigingen. Dit vanwege de lage respons. Bovendien moeten ze enkel een globale weergave bieden over de attitude, de meldings-en handelingsbereidheid en de ervaring van dansers inzake SGG. Daarnaast schetsen ze ook de kennis van dansers inzake de maatregelen binnen de dansvereniging.

5.2.1 Attitude van dansers

Alle dansers hebben al gehoord van het begrip SGG wat duidt dat het onderwerp zeer aanwezig is. De meningen over dit gedrag zijn echter verdeeld (zie Tabel 1). Ongeveer 50% vindt dat SGG nog te weinig aandacht krijgt. Als reden wordt aangehaald dat er nog te weinig info wordt gegeven bij wie je terecht kan. Daarnaast denken dansers dat er te weinig aan SGG gedaan wordt ondanks de aandacht die er al is en mensen niets durven zeggen uit schrik of schaamte. Tevens vinden ze dat daders strenger gestraft moeten worden.

24 dansers geven aan dat SGG juist genoeg aandacht krijgt. Hierbij duiden ze op het meer en meer voorkomen van SGG in de media en het belang van de aandacht. Echter merkt één iemand op dat gewone burgers meer aandacht verdienen t.o.v. bekende personen. Sommigen zijn van mening dat er te veel aandacht naar uit gaat, waardoor ze schrik hebben op een gegeven moment niemand te mogen aanraken.

(33)

27 78,8% is van mening dat er maatregelen moeten worden genomen om SGG te voorkomen (zie Tabel 2). Ze vinden het belangrijk dat iedereen zijn/haar sport op een veilige manier kan beoefenen. Indien het zou voorkomen, is de dansschool voorbereid en kunnen slachtoffers beschermd worden. Eén danser geeft aan dat het niet eenvoudig moet zijn om maatregelen uit te vaardigen. Bovendien geeft ze aan dat het niets verzekert en SGG nog altijd kan voorkomen. Anderen zeggen dan weer dat bewustmaking en sensibilisering van jongeren belangrijk is. Eén persoon vindt dat de dansschool enkel moet communiceren dat het SGG niet tolereert.

Desalniettemin zijn er ook dansers die vinden dat er geen maatregelen moeten worden genomen. Zolang er geen problemen zijn, vinden zij het niet nodig. Eén iemand geeft aan dat je zelf moet meedelen wat je niet wilt.

Vervolgens werd gevraagd naar de impact van de genomen maatregelen op het gedrag van mensen. 31 mensen twijfelen over het effect van maatregelen. Dit hangt van persoon tot persoon af en er zullen altijd mensen zijn die de regels aan hun laars lappen. Sommige mensen zijn zich zelfs niet bewust iets verkeerd te doen. Daarentegen zijn 13 dansers zeker over de impact op het gedrag van mensen en duiden op het feit dat rekening zal gehouden worden met de maatregelen. In tegenstelling tot de drie dansers die van mening zijn dat je uiteindelijk toch doet wat je wilt.

Uiteindelijk werden een aantal cases voorgelegd aan de dansers. De eerste 2 cases gingen over partnerwerk met respectievelijk een partner van hetzelfde geslacht en een partner van het andere geslacht, waarbij aanraking essentieel is (zie Tabel 3 en 4). Het valt duidelijk op dat in het tweede geval meer dansers problemen hebben met de aanrakingen. Er is een verdubbeling van het aantal dansers dat zich niet goed voelt bij de choreografie en het ook niet gaat melden. Daarnaast is er een daling van meer dan 10% bij de dansers die geen problemen hebben met de aanrakingen. Hieruit volgt dat partnerwerk met het andere geslacht toch delicaat is en een impact heeft op dansers.

(34)

28 Uit de interviews bleek dat sommige dansers moeite hadden wanneer een sensuelere choreografie moest gedanst worden. Het is opvallend dat de meerderheid geen problemen heeft met de bewegingen (zie Figuur 1). Echter geven 3 dansers nu aan dat ze de choreografie niet meer willen doen. Bovendien dansen 7 dansers gewoon door met slechte gevoelens.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

bondige informatie over seksueel misbruik: strafbaar seksueel gedrag, seksueel misbruik van kinderen, jongeren en volwassenen, seksueel misbruik op de werkvloer en plegers

Het komt voor dat bestuurders geneigd zijn om incidenten rondom seksueel grensoverschrijdend gedrag in de doofpot te stoppen, bang voor het imago van de club en in de hoop dat het

In deze ‘Tussenevaluatie’ worden de ontwikkelingen rondom de in 2016 ingevoerde maatregelen en de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars op het gebied van preventie in

Omdat achter dalingen en stijgingen van het aantal meldingen verschillende processen kunnen liggen, die lang niet altijd te achterhalen zijn, is het niet mogelijk om resultaten af

2) Heeft voldoende kennis over grensoverschrijdend gedrag en preventie van mishandeling in relatie tot de specifieke ondersteuningsbehoeften van de cliënten die hij/ zij

Utrecht, april 2012 * Toolkit Werken aan sociale veiligheid – Instructie: Geeltjesmeting preventie grensoverschrijdend gedrag 1... Alle gedrag dat als grensoverschrijdend

Indien de tuchtcommissie van oordeel is dat de in de klacht beschreven overtreding niet door de betrokkene is begaan, stelt de tuchtcommissie in zijn oordeel

Wat zijn de karakteristieken van emotioneel, fysiek, en seksueel grensoverschrijdend gedrag onder sporters met een motorische, visuele en/of auditieve beperking (18+) in