• No results found

Vraag nr. 222 van 16 april 1998 van de heer JAAK GABRIELS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 222 van 16 april 1998 van de heer JAAK GABRIELS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 222 van 16 april 1998

van de heer JAAK GABRIELS

Fonds Bijzondere Jeugdbijstand – Subsidiariteit inkomenstoelage

De Vlaamse Gemeenschap betaalt aan meerderja-rige jongeren die zelfstandig wonen in het kader van "begeleid wonen" een inkomen. Als voorwaar-de stelt zij dat voorwaar-de jongere eerst een aanvraag voor een bestaansminimum moet indienen bij het OCMW.

De Vlaamse Gemeenschap oordeelt dat het tot de wettelijke verplichtingen behoort van het OCMW om het bestaansminimum toe te kennen wanneer de aanvrager aan de voorwaarden voldoet. De toe-lage van het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand wordt slechts subsidiair verleend (zie ook schriftelijke vraag nr. 60 van 4 november 1996 van mevrouw Patricia Ceysens, Bulletin van Vragen en A n t w o o r-den nr. 6 van 13 december 1996).

Veel OCMW's weigeren het bestaansminimum toe te kennen omdat zij weten dat de V l a a m s e Gemeenschap in laatste orde toch betaalt.

Dit veroorzaakt een administratief circuit waarbij niemand is gebaat (aanvraag bestaansminimum – weigering door het OCMW – beroep bij de arbeidsrechtbank – weigering door de arbeids-rechtbank – tegemoetkoming van het Fonds Bij-zondere Jeugdzorg).

Waarom wordt die voorwaarde om het bestaansmi-nimum aan te vragen niet geschrapt ? Dit zou de administratieve overlast alleszins beperken.

Antwoord

Het besluit van de Vlaamse regering van 13 j u l i 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de sub-sidienormen voor de voorzieningen van de bijzon-dere jeugdbijstand bepaalt in artikel 39, § 1 : " O m de uitgaven te vergoeden met betrekking tot het verblijf van de minderjarigen die zelfstandig wonen (...) worden aan de voorzieningen (...) per minder-jarige en per dag subsidies toegekend". Deze subsi-dies worden echter, zoals artikel 39, § 2 van ver-meld besluit bepaalt, niet uitbetaald voor de perso-nen bedoeld in artikel 1, punt 3° b) van vermeld b e s l u i t , met name de meerderjarigen die in het kader van de voortgezette hulpverlening begeleid zelfstandig wonen, tenzij "na uitputting van de pro-cedure waaruit blijkt dat de betrokkene geen recht

heeft op het bestaansminimum en niet over vol-doende eigen inkomsten beschikt".

Het vermeld besluit van 13 juli 1994 verving het erkennings- en subsidiëringsbesluit van 22 mei 1991 dat in een gelijkluidende subsidieconstructie v o o r z a g, evenwel zonder de verplichting tot uitput-ting van de procedure voor de toekenning van het b e s t a a n s m i n i m u m . Voor sommige OCMW's was dit het motief om het bestaansminimum te weige-r e n , hieweige-rbij veweige-rwijzend naaweige-r het stweige-rikt weige-residuaiweige-r karakter van het recht op het bestaansminimum. De jurisprudentie die bij weigeringen werd ontwik-keld, bleek verdeeld te zijn.

Met toepassing van het besluit van 13 juli 1994 werd als bijkomend argument om het bestaansmi-nimum te weigeren, door OCMW's ingeroepen dat de voorwaarde van artikel 39, § 2 van het besluit van 13 juli 1994 geen afbreuk kan doen aan de b e s t a a n s m i n i m u m w e t , die een hogere hiërarchi-sche rechtsbron vertegenwoordigt.

In 1996-1997 kwam een rechtspraak tot stand die, rekening houdende met de bepalingen van het besluit van 13 juli 1994, in niet mis te verstane ter-men stelt dat aan de meerderjarigen die in het kader van de bijzondere jeugdbijstand begeleid zelfstandig wonen geen bestaansminimum kan worden geweigerd (Arbeidsrechtbank Brugge, A . R . n r. 4 4 . 4 9 0 , 18/06/96 ; Arbeidshof Gent, A . R . n r. 9 6 / 4 0 8 , 28/03/97 ; Arbeidsrechtbank Brugge, A.R. nr. 46.937, 01/04/97).

(2)

paragraaf 2 is voorzien dat die subsidies niet wor-den uitbetaald v o o r personen aan wie als meerder-jarige nog hulp wordt verleend, en die zelfstandig w o n e n , tenzij na uitputting van de procedure waar-uit blijkt dat de betrokkene geen recht heeft op bestaansminimum en over voldoende inkomsten b e s c h i k t . Het bestaansminimum is inderdaad een residuaire prestatie, die slechts kan worden toege-kend als de betrokkene alle andere bestaande mogelijkheden tot inkomensverwerving heeft uit-g e p u t . De subsidie aan de erkende voorzieninuit-g voor begeleid en zelfstandig wonen in verband met hun uitgaven voor het verblijf van minderjarigen (meerderjarigen t.a.v. wie de hulp wordt voortge-z e t ) , is geen bestaansmiddel of uitkering krachtens de Belgische of buitenlandse sociale wetgeving waar de betrokkene aan wie bijstand wordt ver-l e e n d , recht op heeft. Het feit dat die subsidies per m i n d e r-(meerder)jarige en per dag worden toege-k e n d , toege-kan niet tot gevolg hebben dat die subsidies aan de diensten beschouwd worden als een inko-men verworven door de minderjarige, die daar ove-rigens zelf geen aanspraak kan op maken, die daar geen afdwingbaar subjectief recht op heeft". De vermelde rechtbank stelde : "De toelage van de Vlaamse Gemeenschap wordt slechts subsidiair verleend namelijk indien het OCMW weigert om het bestaansminimum toe te kennen. De steunver-plichting van het OCMW primeert dus op de steunverlening door de Vlaamse Gemeenschap. Het begeleid zelfstandig wonen kan immers op elk ogenblik door de betrokkene worden stopgezet. Daarnaast dient opgemerkt dat betrokkene er belang bij heeft om erkend te worden als bestaans-m i n i bestaans-m u bestaans-m t r e k k e r, aangezien zij dan in aanbestaans-merking komt voor tewerkstellingsprogramma's waarvoor zij anders niet in aanmerking komt".

Hierop aansluitend merk ik op dat artikel 1, § 1 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum elke meerd e r j a -rige Belg het afdwingbare subjectieve recht geeft op een bestaansminimum, indien hij geen toerei-kende middelen heeft, noch in staat is deze, h e t z i j door eigen inspanningen, hetzij op een andere manier te verwerven. De (voortgezette) hulpverle-ning in het kader van de bijzondere jeugdbijstand is erop gericht de betrokken jongeren te begelei-den naar zelfstandigheid en maatschappelijke inte-g r a t i e. Gelet op deze finaliteit is het zeer belaninte-grijk dat zij door de betrokken voorzieningen worden ondersteund in het opnemen van hun gewone rech-t e n , in casu herech-t rechrech-t op een besrech-taansminimum. Het feit dat de jongeren hulpverlening ontvangen in het kader van de bijzondere jeugdbijstand, k a n en mag deze rechten niet beknotten. Het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 26 november 1996 schrijft de gouverneur van Lim- burg in haar antwoord op de vraag van het college van burgemeester en schepenen van Genk dat de aanvraag voor het houden van

Wanneer dit toch eens gebeurt, worden in het beste geval de diensten van Openbare Werken aangepakt, zoals bijvoorbeeld de administratie Waterwegen en Zeewezen van het

Aan welke firma, instelling en/of studiebureau werden deze opdrachten toegewezen.. Op welke basisallocatie van de begroting wer- den de uitgaven

van de heer JAAK GABRIELS Studieopdrachten – Overzicht Zie :. Vlaams minister van Financiën, Begroting

De Orde van Architecten publiceert regelmatig een jaarboek waarin, per provincie, voor het gehele land, de op die Provinciale Raad inge- schreven architecten en

In 1996 werd reeds het bestek D3/96 A 98 voor de afsluiting van de Ziepbeek, gemeente Maas - mechelen, aanbesteed voor een inschrijvingsbe- drag van 10,7 miljoen frank.. De

[r]

De meeste studieopdrachten worden vergund via een contract voor levering van diensten, waarbij de bestaande regelgeving, in het bijzonder de wet op de overheidsopdrachten voor