• No results found

Vraag nr. 119 van 12 juni 1996 van de heer JAAK GABRIELS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 119 van 12 juni 1996 van de heer JAAK GABRIELS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 119 van 12 juni 1996

van de heer JAAK GABRIELS Fenix-project – Referendum

Onlangs verscheen in verschillende dagbladen het bericht dat, volgens burgemeester Jozef Gabriels van Genk, over het Fenix-project geen volksraadpleging zou kunnen worden gehouden. In zijn brief van 1 april 1996 aan burgemeester Jozef Gabriels schrijft de direc-teur-generaal van de administratie Binnenlandse Aan-gelegenheden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dat, indien de gewestplanwijziging wordt goedgekeurd door de Vlaamse regering en de uitvoe-ring van het Fenix-project mogelijk wordt, de bevoegd-heid van het gemeentebestuur beperkt zal zijn tot het afleveren van de nodige bouwvergunningen. Aangezien dit tot de bevoegdheid behoort van het schepencollege en niet tot die van de gemeenteraad, kan daarover vol-gens de directeur-generaal geen volksraadpleging wor-den gehouwor-den.

Op 26 november 1996 schrijft de gouverneur van Lim-burg in haar antwoord op de vraag van het college van burgemeester en schepenen van Genk dat de aanvraag voor het houden van een referendum, mits zij voldoet aan de procedurevereisten, op de agenda van de gemeenteraad moet worden ingeschreven, opdat de raad zich kan uitspreken over het al dan niet houden van de volksraadpleging. Op 3 mei bevestigt de gouver-neur dit standpunt nogmaals, op vraag van het college van burgemeester en schepenen van Genk. Het voorge-stelde referendum valt volgens de gouverneur binnen de aangelegenheden opgesomd in artikel 318, eerste lid, van de Nieuwe Gemeentewet. Met andere woor-den, indien een aanvraag wordt ondersteund door ten minste 10 % van de gemeenteraadskiezers en indien aan de andere voorwaarden ter zake is voldaan (te vol-gen procedure), dan moet dit punt volvol-gens artikel 324 van de Nieuwe Gemeentewet worden ingeschreven op de agenda van de gemeenteraad.

Ten slotte behoort het, volgens de directeur-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken, tot de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid om betwistingen te beslechten betreffende de Nieuwe Gemeentewet van 10 april 1995.

1. Als er voldoende handtekeningen zijn en aan de rest van de procedure is voldaan, moet de aanvraag voor een referendum inzake Fenix dan door het col-lege van burgemeester en schepenen op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad worden inge-schreven ?

2. Wie beslecht er in geval van betwisting betreffende de interpretatie van de Nieuwe Gemeentewet ? Antwoord

Overeenkomstig artikel 324, derde lid, van de Nieuwe Gemeentewet is het college van burgemeester en sche-penen verplicht om een verzoek tot het houden van een volksraadpleging in te schrijven op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad. Deze verplichting tot agendering geldt niet indien het college van oordeel is dat de gemeenteraad klaarblijkelijk in generlei opzicht

bevoegd is om over het verzoek te oordelen. Hetzelfde artikel van de Nieuwe Gemeentewet specifieert nog in fine dat indien hierover twijfel bestaat, de gemeente-raad beslist.

Men dient in dat verband evenwel te verduidelijken dat de bespreking in gemeenteraad slechts kan plaatsvin-den nadat het college de nodige verificaties heeft gedaan nopens de ontvankelijkheid van het verzoek (met name de controle van het aantal geldige handte-keningen overeenkomstig artikel 321 NGW).

Uit wat voorafgaat kan men afleiden dat de wetgever bij de totstandkoming van de bepalingen over de gemeentelijke volksraadspleging onmiskenbaar de bedoeling had dat de gemeenteraad zich principieel zou uitspreken over het al dan niet organiseren van een raadpleging. Luidens de memorie van toelichting bij het ontwerp van wet moest deze bepaling voorkomen dat het gemeentebestuur geen of laattijdig gevolg zou geven aan ontvankelijke initiatieven die uitgaan van een voldoende aantal gemeenteraadskiezers.

Overigens doet artikel 324 NGW geen afbreuk aan het in de artikelen 86 en 97 NGW geregelde initiatiefrecht van de raadsleden bij de vaststelling van de agenda van de gemeenteraad. Ongeacht de duidelijke inhoud van artikel 324 NGW, hebben de afzonderlijke gemeente-raadsleden immers, zoals dit in andere aangelegenhe-den het geval is, het recht om punten aan de agenda te doen toevoegen. Indien in toepassing van artikel 97 een voorstel tijdig en regelmatig werd ingediend, moet het college van burgemeester en schepenen de agenda aan-vaarden zonder zich uit te spreken over de opportuni-teit van de voorlegging aan de gemeenteraad. Als alge-meen beginsel moet immers worden gesteld dat de gemeenteraad meester is van zijn agenda, en dat het college ter zake enkel wordt belast met de materiële uitvoering van alle voorbereidende maatregelen die nodig zijn voor het opmaken en verspreiden van de agenda van de gemeenteraad. Dit onbetwist beginsel geldt des te meer voor eventuele verzoeken tot het houden van een gemeentelijke volksraadpleging. Samengevat kan men stellen dat enkel de gemeente-raad bevoegd is om zich uit te spreken over het al dan niet organiseren van een gemeentelijke volksraadple-ging. Artikel 318 NGW stelt duidelijk dat de raad op eigen initiatief of op verzoek van een voldoende aantal gemeenteraadskiezers kan beslissen. Volledigheidshal-ve kan men eraan herinneren dat het oorspronkelijke ontwerp van wet voor welbepaalde aangelegenheden de bevoegdheid van het college erkende. De bevoegd-heid van het college werd echter niet behouden in de door het parlement definitief goedgekeurde wettek-sten.

Indien er betwistingen bestaan over de interpretatie van de Nieuwe Gemeentewet, komt het aan de toe-zichthoudende overheid toe om voor de uitoefening van haar toezichtsbevoegdheden de wetten en de decreten te interpreteren. Een eventuele gemeente-raadsbeslissing tot organisatie of weigering van een gemeentelijke volksraadpleging zal dus in het kader van het algemeen administratief toezicht worden behandeld overeenkomstig hoofdstuk V van het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaams Gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten. Een gemeenteraadsbeslissing

(2)

dienaangaan-de waarbij een gemeenteoverheid dienaangaan-de wet schendt of het algemeen belang schaadt, kan derhalve zowel worden geschorst als vernietigd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cul- tuur, Gezin en Welzijn. (Zie : Vlaams minister van Cultuur, Gezin en

Met betrekking tot de vraag naar de mogelijkheid tot spreiding in de tijd bij de invoering van de nieuwe wed- deschalen, wil ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger erop wijzen dat

: Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn en aan mevrouw Wivina Demeester-De Meyer, Vlaams minister

Deze adminis- tratie staat ook in voor de supervisie en de follow-up, via bezoeken ter plaatse en in samenwerking met de Belgische ambassade in Zuid-Afrika.. (De bovenvermelde

Wanneer dit toch eens gebeurt, worden in het beste geval de diensten van Openbare Werken aangepakt, zoals bijvoorbeeld de administratie Waterwegen en Zeewezen van het

Aan welke firma, instelling en/of studiebureau werden deze opdrachten toegewezen.. Op welke basisallocatie van de begroting wer- den de uitgaven

van de heer JAAK GABRIELS Studieopdrachten – Overzicht Zie :. Vlaams minister van Financiën, Begroting

De Orde van Architecten publiceert regelmatig een jaarboek waarin, per provincie, voor het gehele land, de op die Provinciale Raad inge- schreven architecten en