• No results found

GROTE OF MARIAKERK MEPPEL B O U W H I S T O R I S C H O N D E R Z O E K. Freek van Rij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GROTE OF MARIAKERK MEPPEL B O U W H I S T O R I S C H O N D E R Z O E K. Freek van Rij"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GROTE OF MARIAKERK MEPPEL

B O U W H I S T O R I S C H O N D E R Z O E K

Freek van Rij

(2)

GROTE OF MARIAKERK MEPPEL

B O U W H I S T O R I S C H O N D E R Z O E K

Meppel, juni 2006

Rapportage hoofdonderzoek

Student: Freek van Rij Studentnummer: S255247

Opleidingsinstituut: Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle Opleiding: Bouwkunde

Afstudeerrichting: Restauratie Schoolbegeleiding: Dhr. Th. Verlaan

Opdrachtgever: Stichting Vrienden van de Grote of Mariakerk

Postbus 82

7940 AB Meppel Externe begeleiding: Dhr. G.W. Kasten

Bestuurslid Vrienden van de Grote of Mariakerk AP-nummer: B.06.3.20

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord ...iv

Samenvatting...v

Summary...vi

1. Inleiding ... 1

2. Analyse en aanpak van de opdracht... 2

2.1 Inleiding ... 2

2.2 Opdrachtformulering ... 2

2.3 Opdrachtanalyse... 2

2.4 Plan van aanpak... 3

2.5 Planning ... 3

2.6 Aanpakschema ... 4

3. Uitgangspunten ... 5

3.1 Betrokken partijen... 5

3.2 Bronnen ... 5

3.3 Analyse van de uitgangspunten ... 5

4. Geschiedenis ... 7

4.1 De kerk... 7

4.2 Graven... 12

4.3 Het orgel ... 14

4.4 Uit het verleden ... 16

5. De restauratie van 1959-1963 ... 20

5.1 Beweegredenen ... 20

5.2 Werkzaamheden ... 20

5.2.1 1954-1958 ... 20

5.2.2 1959 ... 21

5.2.3 1960 ... 22

5.2.4 1961 ... 25

5.2.5 1962 ... 26

5.2.6 1963 ... 26

5.2.7 1964 ... 27

5.3 Interieur en exterieur... 28

6. Redengevende omschrijving ...29

6.1 Kerk ...29

6.2 Toren...29

6.3 Waag ...30

7. Bouwsporen ...31

7.1 Telmerken ...31

7.2 Metselwerk ...32

7.3 Dakvormen...33

8. Conclusies en aanbevelingen ...34

Bronvermelding ...35 De bijlagen zijn apart ingebonden.

(4)

Voorwoord

In het laatste jaar op de Christelijke Hogeschool Windesheim moet door de studenten een opdracht in de praktijk verworven worden.

Met als afstudeerrichting restauratie voor de opleiding Bouwkunde, ben ik op zoek gegaan naar een bouwhistorisch onderzoek. Ik kwam terecht bij de Stichting Vrienden van de Grote of Mariakerk te Meppel. Deze stichting heeft het verlangen om langzaam maar zeker de hele geschiedenis gedetailleerd in kaart te brengen.

Overeengekomen is, om de restauratie die aan de kerk heeft plaatsgevonden van 1959 tot en met 1963, te onderzoeken. Met als achterliggende gedachte dat degene die het nog meegemaakt hebben, op leeftijd beginnen te komen en nu nog informatie kunnen verstrekken.

Dit rapport betreft het vooronderzoek waarin de gehele geschiedenis van de Grote of Mariakerk beschreven wordt in hoofdstuk 4.

Geïnteresseerden in de geschiedenis van het gebouw worden verwezen naar hoofdstuk 4.1. Aan de graven die zich in de kerk bevonden wordt in hoofdstuk 4.2 aandacht geschonken. In de volgende paragraaf, hoofdstuk 4.3, komt het historische orgel uitgebreid aan bod. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met beschrijvingen van voorwerpen die zich in de kerk bevinden. Tevens worden er een aantal bouwsporen behandeld, die u, wanneer u bekend bent met de kerk, wellicht zullen verrassen. Het vooronderzoek eindigt met hoofdstuk 5.1 waarin wordt vermeld waarom men in 1959 tot restauratie is overgegaan.

Tenslotte wil ik mijn dank uiten aan mevrouw M. Slomp, die een rol heeft gespeeld bij het vinden van deze opdracht. In het bijzonder ben ik dank verschuldigd aan dhr. M. Schuurman en dhr. G. Kasten voor hun begeleiding en vertrouwen. Ook dank aan dhr. Th. Verlaan voor zijn kritische kijk en waardevolle adviezen. Tot besluit wil ik diegenen bedanken, die hun medewerking hebben verleend in mijn zoektocht in het verleden. Hiermee bedoel ik die personen die mij in een interview of gewoon tussendoor van de nodige informatie hebben

voorzien. Bijzondere dank aan dhr. J. Baarslag, die een grote rol gespeeld heeft bij het ‘vertalen’ van de akte uit 1422.

Freek van Rij

Student Bouwkunde, Restauratie Maart 2006

Dit rapport is nu uitgebreid met de werkzaamheden die tijdens de restauratie van 1959-1963 hebben plaatsgevonden. Dit is te vinden in hoofdstuk 5.2. Verder wordt in de volgende paragraaf een beeld gegeven van de kerk voor de restauratie. Hoofdstuk 6 behandeld de redengevende omschrijving van de kerk. Voor degene die bouwsporen interessant vinden, zullen hoofdstuk 7 wellicht met plezier lezen. Als afronding worden in hoofdstuk 8 conclusies getrokken en een aantal aanbevelingen gedaan.

Tot slot wil ik, nu het onderzoek afgerond is, nog een aantal personen bedanken. Het betreft hier vooral familie. Allereerst mevrouw J. van Rij-de Koning voor de peptalk en het nalopen van dit verslag. Ook dank aan mevrouw L.E. van Rij die, met haar kennis op het gebied van ontwerpen, het beeldmerk en de lay-out van dit onderzoeksrapport heeft laten worden tot wat het nu is. En dhr. L.J. van Rij wil ik bedanken voor het beschikbaar stellen van zijn apparatuur die ik zelf niet bezit. Tot besluit wil ik dhr. G. Kasten en dhr. Th. Verlaan nogmaals bedanken voor hun prettige begeleiding tijdens dit onderzoek.

Freek van Rij

Student Bouwkunde, Restauratie Juni 2006

(5)

Samenvatting

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Stichting Vrienden van de Grote of Mariakerk. Aan hun wens, om ooit een zeer uitgebreide omschrijving van de hele geschiedenis van de kerk te verkrijgen, zal door dit onderzoek voor een deel gehoor worden gegeven.

In hoofdstuk 2 en 3 wordt de opdracht geanalyseerd en worden de uitgangspunten vastgesteld. Dit betekent dat omschreven wordt hoe de opdracht aangepakt zal worden en welke bronnen daarbij een rol spelen.

De kerk heeft een lange en rijke geschiedenis die begon in 1422. In dat jaar kreeg Meppel toestemming voor het stichten van een eigen kerk. Het is niet precies bekend wanneer men met de bouw begon, maar in 1459 werd het koor gewijd. In 1540 en 1778 werd de kerk vergroot. De laatste vergroting was voornamelijk om meer mensen in de kerk te kunnen begraven. In 1795 verbood Napoleon dit. In 1827 krijgt de toren zijn open lantaarn en vervolgens in 1863 werd de toren eigendom van de gemeente. In 1959 begon de laatste grote restauratie die tot en met 1963 zou duren. Dit zijn de hoofdpunten van hetgeen in hoofdstuk 4 is omschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beknopte geschiedenis van het orgel. Tevens worden een aantal onderdelen van de kerk behandeld.

De hoofdopdracht is uitgewerkt in hoofdstuk 5. Er hebben zoveel werkzaamheden plaatsgevonden dat deze hier niet specifiek zullen worden benoemd. De conclusie is echter dat met de restauratie van 1959 tot en met 1963 de periode van aanvang van de werkzaamheden tot weder ingebruikname van de kerk wordt bedoeld. Wanneer je de complete periode zou willen dekken waarin aan de restauratie is gewerkt zou men moeten zeggen: de restauratie van 1954 tot en met 1965 waarin de laatste subsidies werden verstrekt. Tijdens deze restauratie zijn historische elementen opnieuw toegevoegd en zijn vooral veel aanpassingen uit 1778 teruggedraaid. Doordat men er eerst vanuit ging dat er enkel groot

onderhoud gepleegd zou worden, moest men de opdracht steeds aanpassen door de ontdekkingen die werden gedaan. Uiteindelijk is het gelukt om het gebouw weer in goede staat te herstellen en te verfraaien.

Hoofdstuk 6 behandeld het feit dat de kerk een monument is en waaraan die status te danken is.

Bij oude gebouwen, waartoe de kerk ook gerekend mag worden, zijn vaak bouwsporen te vinden. In hoofdstuk 7 zijn telmerken, metselwerk en dakvormen onder de loep genomen. Aan de hand hiervan is getracht de archieven te combineren met de bouwsporen en een datering te doen.

Tot slot worden de conclusies getrokken in hoofdstuk 8. Daarnaast worden ook nog een aantal aanbevelingen gedaan.

(6)

Summary

This study is carried out for Stichting Vrienden van de Grote of Mariakerk. Their desire to eventually get a complete and wide description in which every part of the history of the church is mentioned will be partially fulfilled by this study.

The assignment is analysed in chapter 2 and the starting points are described in chapter 3. This means a description is drawn up about how the study is handled and which sources play a part in it.

The church has a very long and rich history that started in 1422. In 1422 Meppel got permission to found it’s own church. When building of a new church started can’t exactly be said, but in 1459 the choir was inaugurated. In 1540 and 1778 the church was extended. The main reason for the last extension was that more people could be buried within the walls of the church. Napoleon forbid burring in the church in 1795. The tower got it’s open lantern in 1827 and 36 years later the tower changed from owner and became property of Meppel.

The last big restoration lasted from 1959 until 1963. These are the headlines of chapter 4. This chapter is concluded with a short history of the organ and also a few part of the church are handled.

Parts which may surprise you if you’re known with the church.

The main assignment is placed in chapter 5. Because of the amount of operations they will not be mentioned specifically. The conclusion was that the restoration which everyone says lasted from 1959 until 1963 is only the period from start restoration until official reopening and reuse of the church. When the whole period is counted, including preparations and rounding off the restoration, you should actually say: the restoration which lasted from 1954 until 1965.

During this restoration disappeared old elements were rebuild again.

Especially adaptations from 1778 were made undone. In the beginning only maintenance was calculated. The discovery of monumental parts caused a change of plans, they also made the costs rise and the restoration plans were adapted and expanded

many times. In the end the restoration was brought to an end, and the church was in a good and embellished state again.

Chapter 6 handles the fact that the church is a monument.

On old buildings, to which the church can be counted, often have marks which can tell something about the history of the building. In chapter 7 a closer look is taken to some of these markings. There is also attempted to combine the written archives with the markings. By doing this an accurate date is tried to be made.

In the last chapter, chapter 8, conclusions are drawn en recommendations are done.

(7)

1. Inleiding

In opdracht van de Stichting Vrienden van de Grote of Mariakerk zal voor de Grote of Mariakerk een bouwhistorisch onderzoek worden verricht. In het vooronderzoek is de hele geschiedenis in kaart gebracht. Tijdens het hoofdonderzoek zal worden toegespitst op slechts een klein onderdeel daarvan. De opdracht beperkt zich dan tot de grootschalige restauratie die in de jaren 1959 tot en met 1963 heeft plaatsgevonden en bestaat uit de volgende onderdelen:

- de beweegredenen achterhalen, die aanleiding waren voor deze restauratie;

- beschrijving van hoe de kerk er voor de restauratie heeft uitgezien;

- overzicht van de werkzaamheden die hebben plaatsgevonden tijdens de restauratie.

Aan de hand van literatuuronderzoek, archiefonderzoek en (eventueel) bouwsporenonderzoek zal het gebouw worden geanalyseerd en geprobeerd worden om bovenstaande gegevens te achterhalen.

De opbouw van dit rapport is als volgt: in hoofdstuk 2 en 3 wordt de opdracht geanalyseerd en worden de uitgangspunten vastgesteld.

Hoofdstuk 4 bevat een omschrijving van de gehele geschiedenis van de Grote of Mariakerk. In hoofdstuk 5 komen de beweegredenen om te gaan restaureren aan de orde. Tijdens het hoofdonderzoek is de grootschalige restauratie hier aan toegevoegd. Tevens is in hoofdstuk 6 de redengevende omschrijving te vinden. Hoofdstuk 7 bestaat uit de bevindingen van het uitgevoerde bouwsporenonderzoek naar de kerk. Ten slotte volgt in hoofdstuk 8 de conclusie van het bouwhistorisch onderzoek en worden er enkele aanbevelingen gedaan.

(8)

2. Analyse en aanpak van de opdracht 2.1 Inleiding

Het onderzoek betreft de Grote of Mariakerk in Meppel. Dit gebouw bestaat uit de volgende onderdelen (zie afb. 1):

- Toren met carillon (geel);

- Zuidbeuk met historisch orgel (rood) en noord- beuk (blauw);

- Predikantenkamer/

waag(groen);

- Gerfkamer/

consistorie (paars).

Afb. 1: bovenaanzicht kerk.

De Grote of Mariakerk is gelegen in het centrum van Meppel (zie afb. 2).

In een akte uit 1422 werd door pastoor Johan van Sloten uit Kolderveen toe- stemming gegeven aan Meppel voor het stichten van een eigen kerk (zie bijlage 2). Dit werd later nog eens bevestigd door de bisschop van Utrecht. In de loop

van de jaren hebben er 2 grote ver- bouwingen aan de

Afb. 2: Plattegrond centrum Meppel.

kerk plaatsgevonden. Eerst kwam er in 1540 een tweede beuk bij.

Beide beuken zijn in 1780 verlengd tot aan de hoofdstraat, waar het is voorzien van een neoclassicistisch front. Later, in 1827, werd het piramidevormige dak op de toren vervangen door een open lantaarn.

Zo ziet de kerk er nu nog steeds uit (zie rechter afbeelding voorpagina).

Vanwege oplopende onderhoudskosten werd de toren in 1836 eigendom van de gemeente Meppel. De kerk zelf is tegenwoordig in handen van de Protestantse Gemeente Meppel.

2.2 Opdrachtformulering

De hoofdopdracht van het afstudeerproject is als volgt te omschrijven:

‘Verricht een bouwhistorisch onderzoek naar de restauratie die in de jaren 1959-1963 heeft plaatsgevonden. Zie te achterhalen:

- wat de beweegredenen hiervoor waren;

- hoe de kerk er voor de restauratie uitzag, en

- welke werkzaamheden er plaats hebben gevonden.’

2.3 Opdrachtanalyse

Een bouwhistorisch onderzoek is een onderzoek van het bouwwerk, waarbij de zichtbare onderdelen van de ruimtelijke opbouw, het exterieur en de zichtbare onderdelen van de constructie en de interieurafwerking worden beschreven, geanalyseerd en zo mogelijk gedateerd. Daarnaast vindt een literatuuronderzoek en een archiefonderzoek plaats. Bij archiefonderzoek worden oude kaarten, bouwtekeningen, foto’s en correspondentie betrokken. Dit laatste is het voornaamste geval bij deze opdracht. Op grond van alle onderzoekgegevens wordt een waardestelling geformuleerd.

Deze waardestelling is onder te verdelen in een externe en interne waardestelling. De externe waardestelling is een vergelijking van de waarden van een bouwwerk en wel in relatie tot soortgelijke gebouwen op landelijk, regionaal of plaatselijk niveau. Met deze waardestelling KERK

(9)

zal de monumentale status worden bepaald, waarvoor vergelijking met soortgelijke bouwwerken of structuren elders noodzakelijk is.

De interne waardestelling is een onderlinge vergelijking en waardestelling van de verschillende onderdelen van een bouwwerk (constructie, exterieur en interieur).

Deze waardestelling is alleen toepasbaar voor het betreffende bouwwerk. Bij deze waardestelling kunnen verschillende waarderingen worden gehanteerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vier categorieën. Namelijk de hoge, positieve, neutrale en negatieve monumentwaarde.

Het rapport zal dus in eerste instantie inzicht geven in de restauratie van de kerk welke in 1959 begon en in 1963 geëindigd is. Daarnaast wordt de massa, ruimtelijke structuur en indeling, de constructie, het exterieur en interieur beschreven. Bovendien bevat het rapport bevat een bouwhistorische waardestelling.

2.4 Plan van aanpak

Het onderzoek bestaat uit twee delen. Namelijk het vooronderzoek en het hoofdonderzoek. Het vooronderzoek geeft een omschrijving van de gehele geschiedenis van het gebouw en het achterhalen van de beweegredenen om in 1959 tot restauratie over te gaan. Daarnaast zal door middel van het verzamelen van gegevens het hoofdonderzoek voorbereidt worden. Het hoofdonderzoek zal bestaan uit het beschrijven van de situatie voor en na de restauratie en de werkzaamheden die hebben plaatsgevonden. Onder andere door middel van literatuur- en archiefonderzoek en interviews met mensen die de restauratie hebben meegemaakt zouden deze gegevens achterhaald kunnen worden.

Het onderzoek wordt begonnen met een algehele oriëntatie. Verder zullen tijdens de oriëntatie zowel de interne als externe uitgangspunten worden geanalyseerd. Ter plaatse houdt de oriëntatie het verkennen van het gebouw in.

Na de oriëntatie zal worden begonnen met het bouwhistorisch onderzoek en indien nodig het tekenen van de bestaande toestand van de panden.

Het bouwhistorisch onderzoek zal met behulp van literatuur- en archiefonderzoek worden uitgevoerd en eventueel aan de hand daarvan ook een bouwsporenonderzoek. Allereerst zal de geschiedenis in kaart worden gebracht. Hierna zal de restauratie in zijn geheel worden beschreven.

Met behulp van deze bouwgeschiedenis zal de waardestelling plaats vinden. Hierbij zullen zowel de externe als de interne uitgangspunten worden bepaald. Deze zullen beoordeeld worden met hoog, positief, neutraal of negatief.

2.5 Planning

Om alle werkzaamheden in goede banen te leiden is een planning opgesteld. Tijdens het onderzoek zal aan de hand van deze planning worden bepaald wat er moet gebeuren en of men voor of achter loopt ten opzichte van de vooraf bepaalde doelen en taken. Deze planning is opgenomen in bijlage 1.

(10)

2.6 Aanpakschema

(11)

3. Uitgangspunten 3.1 Betrokken partijen

Bij de uitwerking van het onderzoek zullen de volgende partijen direct betrokken zijn:

Stichting Vrienden van de Grote of Mariakerk

Deze onafhankelijke stichting is in november 2002 in het leven geroepen door mensen met een kerkelijke achtergrond die, net als het kerkbestuur, vinden dat de Grote Kerk belangrijk is voor alle Meppelers. De stichting is opdrachtgever en tijdens het onderzoek zal dhr. G. W. Kasten optreden als externe begeleider. Binnen de stichting is hij een van de bestuursleden.

BBHO Van Rij vertegenwoordigd door Freek van Rij Vierdejaars student Bouwkunde, met

restauratie als afstudeerrichting, aan de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle die de uitwerking van het onderzoek zal verzorgen. Hierbij staat BBHO voor Bureau voor Bouwhistorisch onderzoek.

Dhr. Th. Verlaan

Begeleidend docent van de Christelijke Hogeschool Windesheim. Hij zal de student waar nodig begeleiden, adviseren en bijsturen gedurende het onderzoek. Dit gebeurt onder andere tijdens een vergadering, die minimaal eens in de twee weken plaats vindt.

3.2 Bronnen

Voor het onderzoek zijn de volgende bronnen te raadplegen:

- - Bestaand gebouw - Aanwezige tekeningen

- Literatuur en archieven

- Monumentenbeschrijving van het pand - Onderzoeksrapporten/-gegevens en boeken - Stadsarchief

- Rijksdienst voor de monumentenzorg - Rijksarchief Drenthe

3.3 Analyse van de uitgangspunten

Bestaand gebouw

Het kerkgebouw is in eigendom van de Protestantse Gemeente Meppel en de toren is in het bezit van de gemeente Meppel. Van de kapel die in 1422 werd verheven tot parochiekerk is niets bewaard gebleven. Het kerkgebouw dat er nu staat stamt uit de periode daarna en is in de loop der jaren meermalen uitgebreid en gerestaureerd. Al die tijd heeft het als kerkgebouw gediend en daarnaast heeft het tal van nevenfuncties (gehad).

Aanwezige tekeningen

Het is bekend dat er in de dossiers van de gemeente tekeningen aanwezig zijn. Uit welk jaar en de staat waarin ze verkeren, zal onderzoek uit moeten wijzen. Wanneer mogelijk zullen deze tekeningen gekopieerd worden.

Indien de rapportage dit vereist zal het gebouw m.b.v. de aanwezige tekeningen worden op- en ingemeten en worden gedigitaliseerd.

Literatuur en archieven

Door de eeuwen heen zijn er veel documenten bewaard gebleven.

Daarnaast is er ook al het een en ander over de kerk geschreven en uitgezocht. Hieruit zal een selectie gemaakt moeten worden van hetgeen belangrijk is voor deze opdracht. Door dit vooraf te bepalen kan op efficiënte wijze in de overvloed aan gegevens gezocht worden.

Belangrijke instanties hierbij zijn het Provinciaal archief Drenthe in Assen en het archief van de gemeente Meppel zelf. Aangezien het pand een rijksmonument is, zal ook het archief van de Rijksdienst voor de

(12)

Monumentenzorg (RdMz) worden bezocht. Om dezelfde reden zal er ook een monumentenbeschrijving aanwezig zijn.

Onderzoeksrapporten/-gegevens en boeken

Hierbij gaat het onder andere om de inspectierapporten van de monumentenwacht Drenthe. Daarnaast is er in het verleden al eens de vraag gerezen over de historie van het gebouw. Destijds is er daarom een onderzoek naar het gebouw verricht door dhr. J.

Rijkeboer en door dhr. N. Verrips naar het orgel. Beide onderzoeken zijn in boekvorm uitgebracht. Tevens zijn er in de bibliotheek van Meppel een aantal boeken te vinden, die ook de historie beschrijven.

Deze zullen te zijner tijd geraadpleegd worden.

Stadsarchief

Zodra bij de gemeente een bouwvergunning wordt aangevraagd worden hier documenten voor gemaakt én opgeslagen. Zoals al eerder vermeld is, zijn er in het stadsarchief van Meppel tekeningen van het kerkgebouw aanwezig. Indien mogelijk zullen deze bemachtigd worden. Wat er verder aan informatie in dit archief aanwezig is zal door middel van een bezoek hieraan uitgezocht worden.

Rijksdienst voor de monumentenzorg

Bij het wijzigen of verwijderen van onderdelen aan een monument is het verplicht een vergunning aan te vragen voor deze werkzaamheden bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist.

Tevens kan bij deze instantie subsidie aangevraagd worden voor deze werkzaamheden. De gegevens die hieruit voortkomen worden allen bewaard in het archief van de Monumentenzorg. Voor het onderzoek is het dus van belang om hier naar te informeren en dit archief in te zien.

Rijksarchief Drenthe

In Assen bevindt zich het Rijksarchief Drenthe. Hier zijn veel gegevens opgeslagen. Zelfs documenten van eeuwen terug. Deze documenten zijn zorgvuldig gedocumenteerd en genummerd.

Hiervan is een overzicht zodat vooraf bepaald kan worden welke

documenten van belang zouden kunnen zijn voor het onderzoek om in te zien.

(13)

4. Geschiedenis

In de geschiedenis van Meppel en deze kerk in het bijzonder is veel gebeurd. Hiervan is ook veel bewaard gebleven. Daarom zal in deze geschiedenisbeschrijving niet alleen het bouwwerk zelf centraal staan, maar zullen ook uitstapjes gemaakt worden naar andere gebeurtenissen, veranderingen en historische voorwerpen.

Over de kerk is al veel geschreven en tijdens het onderzoek is geprobeerd de verschillen die hierin werden aangetroffen door middel van brononderzoek te controleren, om zo een verantwoord verhaal te verkrijgen dat de waarheid zoveel mogelijk benaderd.

4.1 De kerk

De stichting van de kerk in Meppel

In 1141 bouwde Coenradus op een afstand van “9 uur gaans” ten zuiden van Assen een boerenhoeve. Deze lag aan de monding van een aantal kleine riviertjes die hun water via de Sethe (het Meppeler Diep) loosden op de voormalige Zuiderzee. Hierdoor kreeg deze streek de naam “Möppelle”, wat monding betekent. De daarop volgende tientallen jaren werden er meer en meer boerderijen gebouwd, maar de bewoners moesten “ter kerke gaan” in Kolderveen, waar toen al een Rooms Katholieke parochie was gevestigd. Met de groei van de bevolking, door het toenemend aantal boerderijen, kwam ook het verlangen naar het stichten van een eigen kerk in Meppel. Door de kerkelijke overheden werd dat toegestaan nadat duidelijk was geworden dat er naast de bestaande afdrachten aan de pastoor te Kolderveen, voldoende zekerheid was dat een parochie in Meppel een eigen pastoor kon onderhouden.

Zoals blijkt uit een akte van pastoor Johan van Sloten (zie bijlage 2) in Kolderveen werd op 1 juli 1422 de afscheiding goedgekeurd.

Hierbij werd bepaald dat door de Meppeler kerspelkerk aan de Wheeme (= pastorie) in Kolderveen een jaarlijkse pacht “des daags na Meidag”, groot 10 mud rogge moest worden opgebracht. Ook

moesten de gemeenteleden de kerk, de pastorie en de kerktuin, zoals men al gewend was, blijven helpen onderhouden. In een brief van 4 augustus 1422 werd dit door Bisschop Frederik van Blankenheim van Utrecht bevestigd.

Met deze toestemming werd de reeds eerder gestichte kapel, wanneer precies is onbekend, verheven tot parochiekerk. De naam Mariakerk stamt uit deze beginperiode, omdat de kerk toen nog Rooms Katholiek was. Of er toen ook al een toren aanwezig was en hoe deze er toen eventueel uit heeft gezien is eveneens onbekend. Omstreeks 1437 zou met de bouw van een toren zijn begonnen. Hoelang de bouw hiervan geduurd heeft is niet terug te vinden. Destijds was het waarschijnlijk een spitse toren met piramide dak van ongeveer 21,5 meter hoog. Uit geschriften blijkt dat in de 15de eeuw het zuidelijke deel van de kerk is gesticht (het deel van de kerk waarin zich de kansel en het orgel bevindt). De kerk was toen nog een hallenkerk met 1 beuk met een gotisch koor (zie afb. 3) dat in 1459 werd gewijd.

Afb. 3: Mogelijk zag de kerk er in 1459 nog zo uit (geen schaal).

Het godsdienstig leven bloeide in Meppel in deze periode. Elders kondigde zich de hervorming aan en het ongenoegen over de Oude (Roomse) kerk nam in veel plaatsen toe. In Meppel kwam dit tot uiting door het stichten van altaren. Het was 1491 toen het Heilige Kruisaltaar werd gesticht dat voor het koor stond. In 1504 volgde de stichting van het Sint Jakobsaltaar en 12 jaar later in het jaar 1516 werd het Maria altaar gesticht. Later zijn nog een drietal altaren gewijd aan de Heilige Cecillia van Sinte Anne, aan Sint Nicolaas (voor de schippers) en aan de Heilige Antonius.

(14)

De eerste uitbreiding

Omstreeks 1540 is de kerk vergroot door de bouw van de noordelijke beuk. Deze was veel kleiner dan de huidige beuk (zie afb. 4). Dit jaartal is ook in profilering boven de ingang van de toren gehakt, waarschijnlijk zijn toen de volgende 2 geledingen op de toren geplaatst en is het spitse piramidedak lager geworden. Naast 1540 zijn op verschillende plekken nog meer jaartallen te vinden die later in dit verhaal aan bod zullen komen.

Afb. 4: Plattegrond na uitbreiding in ± 1540 (geen schaal).

Hervorming

In 1596 werd tijdens de algemene hervorming in Drenthe de Grote of Mariakerk in Meppel protestant. De eerder genoemde altaren werden opgegeven en zijn in de

80-jarige oorlog allen uit het zicht of geheel verdwenen. De eerste predikant werd in oktober 1598 aangesteld. Dit was Ds. Simon Johannes

Phileus. Nog vele Afb. 5: Galerij met predikanten 1598-heden.

predikanten zouden volgen. Deze zijn in een galerij in de predikantenkamer, de voormalige waag, te bezichtigen (zie afb. 5).

Vermoedelijk werd in 1617 aan de noordzijde van de toren de stadswaag gebouwd. Het is niet te zeggen hoe die er toen uit zag,

maar vaak zaten in dit soort gebouwen meerdere, grote deuren met luifels. Het was een hal waarin de evenaars of balansen stonden opgesteld voor het, door de overheid, afwegen van waren. Tot 1796 zal deze functie aan dit bouwwerk verbonden blijven.

De 80-jarige oorlog

Tussen 1623 en 1627 werden de in Meppel gelegerde militairen ondergebracht in de kerk. Aan het einde van het 12-jarig bestand was de kerk volkomen geruïneerd en het geheel leek meer op een vuilnisopslag dan op een Godshuis. De muren waren bedorven, banken gebroken, zerken opgebroken en vernield, het hele gebouw vol rook en stank, omdat er door de soldaten in de kerk gerookt en gestookt was. De pilaren en muren zaten zo onder de roetaanslag dat dit er met houwelen afgekapt moest worden. De kerk was hierdoor onbruikbaar geworden en de schuur bij de pastorie werd door de kerkenraad als noodoplossing ingericht voor het houden van de diensten. Met goede reden verzocht de kerkenraad aan de staat de gemaakte kosten te vergoeden. Door toedoen van de militairen waren de kosten voor het in de oude staat herstellen van de kerk opgelopen tot fl. 1200,-. Uiteindelijk werd door de toenmalige overheid de geleden schade vergoed.

Over de periode hierna is weinig terug te vinden in de archieven. Naast 1540 is ook 1718 boven de ingang onder de toren gebeiteld (zie afb. 6) en in de eerste rand op 11 meter het jaartal 1762. Dit duidt erop, dat er

in deze jaren reparaties/ Afb. 6: Jaartallen boven ingang onder de toren.

werkzaamheden aan de toren uitgevoerd zijn.

De tweede uitbreiding

Op 8 januari 1765 werd in een vergadering op het kerspelhuis voor het eerst besloten tot vergroting van de kerk, maar dit is toen niet doorgegaan. Wel werd zo een begin gemaakt voor een tweede uitbreiding van de kerk welke niet zozeer voor het bezoek van de

(15)

levenden noodzakelijk was, maar eerder voor de doden. Welgestelden lieten zich namelijk nog steeds in de kerk begraven. Voor de ‘gewone’

burger was er buiten de kerk (het huidige kerkplein) een begraafplaats.

Over de verdeling van de kosten voor de uitbreiding, welke door de kerkgangers bijeengebracht moest worden, is veel gecorrespondeerd en gediscussieerd. Op 20 februari 1778 werd nogmaals een stemming gehouden over het vergroten van de kerk (zie bijlage 3) en weer werd hier met een meerderheid van stemmen goedkeuring aan verleend. Toen uiteindelijk ook de gemeenschap bereid was te betalen (vanuit de Oosterboer kwam veel weerstand) werd de verbouwing toch in gang gezet.

Het koor (zie afb. 7) werd afgebroken, evenals de steunberen. De beuken werden tot aan de Hoofdstraat door- getrokken waar zij tijdens deze verbouwing, onder architectuur van A.M.

Sorg uit Assen, werd

voorzien van de vroeg Afb. 7: Schets uit ± 1750.

classicistische gevel (zie afb. 8), met daarin twee Ionische poortjes.

Bovendien werd aan de vergrote noordbeuk de consistoriekamer gebouwd. Door de verlenging moesten er ook, naast de bestaande vier, een drietal nieuwe pilaren opgericht worden (zie afb. 9). De

“galderijen” werden aangebracht en beide beuken werden voorzien van een tongewelf met stuc op riet en trekstangen.

Na de uitbreiding aan het einde van de 18de eeuw, bevonden zich in de kerk “door de gilden geschonken koperen kaarsenkronen”. De verbondenheid met de kerkelijke gemeente kwam tot uitdrukking in verschillende opschriften. Zoals bijv. van het weversgilde: “Het eerste kleedzel was het blat van veygebomen, maar nu, al wol, vlas of zij, of wat men kan bekomen”. Ook was er een kroon met opschrift, “so

lang de Mensch wordt naekt geboren, en gaet de weefkunst niet verloren”. Deze kronen vond men in het midden van de 19de eeuw echter niet meer ‘modern’ en zij werden gesloopt.

Afb. 8: Tekening nieuwe gevel aan de Hoofdstraat uit 1780.

Afb. 9: Plattegrond kerk na 2de vergroting (geen schaal).

De kerk was in die tijd voorzien van zowel banken als knopstoelen.

Langs de zuidelijke buitenmuur aan weerszijden van de preekstoel (kansel), bevonden zich banken. Zo ook aan de muur van de noordelijke beuk, met in het midden recht voor de kansel, de

(16)

zogenaamde regeringsbank, voor onder andere het gezin van de burgemeester.

1827

Tot nu toe kwamen de kosten voor onderhoud en reparaties/restauraties aan de gehele kerk, dus ook de toren, voor rekening van de kerkelijke gemeente. De kosten hiervoor waren door de kerkelijke gemeente alleen niet op te brengen en op 10 maart 1824 werd een overeenkomst gesloten tussen het kerkbestuur en de gemeente Meppel. Hierin werden voorwaarden opgesteld waardoor de kerkelijke gemeente niet alle kosten meer alleen hoefde te dragen.

Een brief van 12 december 1826 vermeldt een verzoek aan “Zijne majesteit den koning” om vergoeding te geven voor reparaties aan de toren van Meppel, om “ongelukken voortekomen”. Voor de toren werd 1827 dan ook een belangrijk jaar. In een Proces-verbaal van 14 februari in dit jaar, is de opdracht opgenomen voor “het maken van een koepel op de Spits van den

toren”, met “bestek en conditiën”. Tot op heden is die nu nog steeds te zien.

De koepel wordt onder- steund door 8 houten staanders van maar liefst

13 meter lang. Omdat dit een Afb. 10: Gedenksteen ‘reparatie’ 1827.

grote aanpassing aan het uiterlijk van de toren was is dit jaartal in een speciale gedenksteen boven de ingang onder de toren gebracht (zie afb. 10). Tevens is ook dit jaartal nog een keer terug te vinden in de eerste rand op 11 meter hoogte. Bijna 100 jaar later, in 1926, werden wederom 6 van de 8 staanders vervangen door nieuwe.

In de 19de eeuw werd door de kerkvoogdij jaarlijks een staat opgemaakt, waarin vermeld werd wat de onderhoudsstaat van de kerk was. Vaak was “Een en ander in goeder staat”, maar verfwerken en gewone “reparatiën” kwamen ook regelmatig voor.

Andere eigenaar

De kosten voor het onderhouden van de toren bleven voor de kerkelijke gemeente moeizaam op te brengen. In een raadsvergadering op 15 april 1863 werd de overdracht van de toren van de kerkelijke gemeente naar de burgerlijke gemeente geregeld. Hieraan waren andere, nieuwe voorwaarden verbonden als aan de overeenkomst, die 40 jaar eerder werd gesloten. Een aantal van deze voorwaarden zijn:

- de toren komt in eigendom, beheer en onderhoud bij de gemeente Meppel;

- een gedeelte van het orgel mag binnen de toren blijven (de restauratie aan het orgel van 1951-1968 zorgde er tevens voor dat het orgel geheel in de kerk kwam te staan);

- de kerk mag het torenportaal gebruiken voor doorgang naar de kerk (honderd jaar later, bij de restauratie van 1959-1963, werd van dit recht gebruik gemaakt);

- de voormalige waag blijft in eigendom van de kerk.

Het oude document met alle voorwaarden is opgenomen in bijlage 4.

In 1932 schreef Harm Plenter het lied “Ode aan de Meppeler Toren”.

Heden ten dagen wordt dit lied op koninginnedag nog steeds uit volle borst meegezongen op het kerkplein. De tekst is in bijlage 5 opgenomen.

Tweede wereldoorlog

Tijdens de Duitse bezetting van Nederland werden veel klokken ingevorderd om omgesmolten te worden ten behoeve van het maken van wapens en ander geschut. Zo werden ook de drie aanwezige klokken in de Meppeler toren ingevorderd. Na de bevrijding is de grote luid- en slagklok, gegoten in 1611 door Arent van der Put, teruggevonden en met een nieuwe klepel herplaatst. De andere 2 kleinere klokken, uit 1718 en 1731, zijn verloren gegaan en niet meer naar Meppel teruggekeerd.

(17)

In Meppel heeft water altijd een grote rol gespeeld. Zo waren er een groot aantal grachten die

hun weg door Meppel vonden, waar schippers met hun handelswaar door voeren. Nadat een paar jaar eerder al een aantal van deze grachten werden gedempt moest in 1948 ook de wetering er aan geloven (zie afb. 11). Dit was de gracht die langs het kerkplein liep.

Afb. 11: De Wetering voor deze gedempt werd. Op 13 april 1949 werd het carillon, geschonken door de burgers van Meppel, in gebruik genomen en overgedragen aan de gemeente.

Speciaal op deze dag, omdat Meppel precies 4 jaar eerder werd bevrijd door de geallieerden. De 40 klokken, die destijds het carillon vormden, zijn in de lantaarn gehangen als uiting van blijdschap en dankbaarheid voor de bevrijding.

Grote restauraties

Van 1959 tot en met 1963 vond onder architectuur van dhr. W.A.

Heineman uit Velp, onder toezicht van de Rijksdienst voor Monumentenzorg en met waardevolle adviezen van dhr. G.C.

Helbers, directeur van het Drents museum, een grondige uit- en inwendige restauratie plaats. Buiten werd de zuidmuur ontpleisterd en de steunberen werden weer opgetrokken. Binnen werden de banken bij deze (voorlopig) laatste restauratie verwijderd en vervangen door knopstoelen welke zich voorheen alleen in het midden van de kerk bevonden. Er werden weer kaarsenkronen in de kerk gehangen en de trekstangen werden door houten balken vervangen. Dit zijn een aantal van de werkzaamheden die plaats hebben gevonden. Wat er tijdens deze restauratie nog meer gebeurde, komt in hoofdstuk 5 uitgebreid aan bod.

Dezelfde architect werd op 31 januari 1968 door de gemeente opgedragen, om een restauratieplan voor de toren te maken. In 1971

is een aanvang gemaakt om in 1973 de gerestaureerde toren op te leveren. Bij deze restauratie zijn onder andere de staanders die de koepel dragen alle 8 vervangen. Om dit te realiseren werd de koepel daarom op 40 meter hoogte op een steiger naast de toren gezet (zie afb. 12 en bijlage 6). Verder zijn de luiken voor de galmgaten vervangen en is het raam boven de ingang vergroot en voorzien van een glas-in-

lood venster. Daarnaast zijn Afb. 12: Koepel naast de toren op een steiger.

de installaties in de toren gereviseerd. Nadat in 1966 al een nieuw automatisch speel- en uurwerk was ingericht, zijn er bij deze restauratie 26 klokken hergoten. Bovendien zijn er nog een zevental klokken, aan de veertig die het carillon al vormde, toegevoegd.

Het tochtportaal onder de orgelgalerij (zie afb. 13) is in 1973 geplaatst, nadat veel kerkgangers klachten hadden geuit over tocht.

Vooral op koude winterdagen moet dit geen behaaglijk gevoel gegeven hebben.

In het raam boven de ingang van de toren is het jaartal 1992 aangebracht,

Afb. 13: Tochtportaal. dat herinnert aan de

restauratie uit dat jaar. Hierbij is vooral de buitenkant van de toren grondig onder handen genomen door al het voegwerk te vervangen,

(18)

bakstenen schoon te maken en waar nodig, natuursteen te repareren/vervangen. Tijdens deze restauratie is ook het plan ontstaan om weer een tweede luidklok in de toren te hangen.

Een nieuw geluid

De klokkenstoel op de tweede zolder was in de loop van de tijd sterk aangetast door het klimaat en ongedierte.

Ook verkeerden veel verbindingen in slechte staat. In 1995 is de klokkenstoel dan ook geheel vernieuwd en is er een tweede luidklok bij geplaatst (zie afb. 14).

Deze klok, afkomstig uit de Oranjekerktoren in Den Haag, kwam vrij

Afb. 14: Nieuwe klokkenstoel met rechts de omdat deze kerk gesloopt

luidklok uit 1611 en links de ‘nieuwe’ klok. werd. Deze klok was daar ook ter vervanging gehangen, nadat de originele in de oorlog door Duitsers geroofd was. Het opschrift is dan ook voor beide kerken heel toepasselijk, namelijk:

“Toen oorlogsleed lag over ’t land, viel de oude klok in ‘s vijands hand. Thans roep ik met een nieuwe klank, het volk tezaam tot lof en dank”.

Toen uit een klankanalyse bleek dat het geluid goed bij de bestaande klokken paste, werd tot koop overgegaan. De klok verspreidde op, de symbolische datum, 13 april 1995 voor het eerst haar klanken.

Sinds donderdag 14 oktober 2004 is de stiltekapel (zie afb. 15 en 16) iedere donderdagmorgen (= marktdag in Meppel) van 10.00 uur tot 12.00 uur geopend. Nadien hebben naast het nodige onderhoud, dat

een blijvende noodzaak is omdat men het gebouw wil behouden, geen grote veranderingen meer plaats gevonden.

Afb. 15 en 16: Stiltekapel.

4.2 Graven

Rijke stinkerd

In de Katholieke tijd was de inrichting van een kerkhof, dat gewijd werd, een dringende aangelegenheid. Vrij vanzelfsprekend was het dat dit bij, om, of in de onmiddellijke nabijheid van de kerk gelegen was.

Zo werd in Meppel het kerkhof afgepaald aan de zuid- en westzijde van de kerk. De doden werden door een poortje aan de zuidkant naar het graf op het kerkhof gebracht. Ook in de kerk werd begraven. Deze graven moesten speciaal gekocht worden en vererfden. “Om te dienen tot een verrottinge”, zoals men in die tijden onverbloemd zei en schreef.

Wanneer men in staat was om een graf in de kerk te kopen, had men vaak meer dan gemiddeld te besteden. Als het lot toegeslagen had en de zerk moest worden gelicht om de betreffende persoon te begraven, kwam er een onverdraaglijke lucht vrij. Men werd toen nog in een kist gelegd en in doeken gewikkeld. Vervolgens werd er nog een deksel op aangebracht, maar deze sloot de kist niet goed af, waardoor de lucht heel makkelijk uit de kist kon ontsnappen. Vandaar de uitdrukking:

‘rijke stinkerd’.

(19)

Verhogen

In 1693 werden de graven voor het eerst verhoogd. In een brief van 25 maart 1747 staat vermeld dat de graven opnieuw “seer ongelijk en vervallen sijn” en dat daarom verzocht wordt “de graven te verhoogen”. In 1748 werd dit uitgevoerd en de gemaakte kosten werden deels op de eigenaar van het graf en deels op de gemeenteleden verhaald. De derde keer dat de graven opgehoogd werden was in 1822. Dit blijkt uit een rekening uit dit jaar met gemaakte onkosten.

Napoleon

Met de Franse Revolutie, hier na 1795, drongen nieuwe ideeën door en één ervan was dat begraven in de kerken onhygiënisch en hoogst ongezond zou zijn. Korte tijd na het gereedkomen van de tweede vergroting van het kerkgebouw, waarvan de hoofdreden meer graven in de kerk te kunnen herbergen was, verbood Napoleon het begraven in kerken. Dit moet een zure boodschap geweest zijn voor de kerkvoogden.

Gedeputeerde Staten van Drenthe droegen de gemeenteburen op 10 september 1827 op, voor 1 januari 1828 plannen ter goedkeuring in te dienen voor de stichting en inrichting van een nieuwe begraafplaats ter grootte van minimaal 5 keer de oppervlakte nodig voor het begraven van overledenen gedurende een vol jaar. Met de opening van de begraafplaats aan de Zomerdijk in het voorjaar van 1829 werd hieraan gehoor gegeven. De burgerlijke gemeente nam in dat jaar de eigendom van het gehele oude kerkhof, het tegenwoordige kerkplein, met alle lusten en lasten, loswallen, kaden e.d. over, nadat de burgemeester op 10 april had meegedeeld, dat “het nieuwe kerkhof haast gereed was” . De graven in de kerk zouden aan de eigenaars op het nieuwe kerkhof overgegeven worden, dat de kerk voor de nog beschikbare grafplaatsen vergoeding zou krijgen en dat deze eveneens gegeven zouden worden wegens gemis aan inkomsten bij overname van het oude kerkhof. De schadevergoeding werd bepaald op f 403,03 per jaar welk bedrag in 1863 op 15 april werd afgekocht voor f 10.000,- te betalen in 40 termijnen van f 250,- verhoogd met rente over het overblijvende deel van 3%. De laatste termijn werd in 1903 betaald.

Verlagen

De vloer was na de drie verhogingen, die in de loop van de jaren plaats gevonden hadden, flink gestegen en dat kwam de akoestiek in de kerk niet ten goede. Omdat men bij de restauratie van 1959-1963 vloerverwarming aan ging

brengen is besloten om de laatste beenderen te ruimen en de vloer ongeveer 40 centimeter omlaag te brengen. Hierbij werd ook een van de altaren uit de Rooms Katholieke periode teruggevonden. Deze is toen op 2 consoles bij het liturgisch centrum geplaatst (zie afb. 17). Vlakbij de plaats waar het altaar terug is gevonden. Het ‘holletje’ in

de voorkant van het Afb. 17: Teruggevonden altaar.

natuurstenen blad is bedoeld om een relikwie in te leggen. De overgebleven grafstenen zijn voor een deel in en rond het liturgisch centrum gelegd en voor een deel in de toren (zie afb. 18 en 19).

Afb. 18 en 19: Overgebleven zerken in liturgisch centrum en onder de toren.

(20)

4.3 Het orgel

Voorgeschiedenis

Het huidige orgel is niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Net als van de kerk is over de geschiedenis hiervan veel bewaard gebleven. Zo blijkt uit een stichtingsbrief uit het jaar 1516, dat in de toenmalige kapel een orgel aanwezig was. Elke zaterdagmorgen tijdens de vroegmis deden twee priesters dienst en bespeelde de schoolmeesterorganist het orgel. De grootte van dit orgel en dispositie is niet bekend. Waarschijnlijk was het een klein, éénklaviers instrument met een gering aantal stemmen. Tijdens de 80-jarige oorlog is dit orgel waarschijnlijk verloren gegaan. Daarna heeft een tussentijds orgel nog de nodige klanken door de kerk verspreid, maar rond 1700 groeide het verlangen bij de kerkgangers een goed orgel te bezitten om de zang te begeleiden.

De bouw van het huidige orgel

In het jaar 1700 ontving het gemeentebestuur van kerkelijke zijde het verzoek een nieuw orgel te bouwen in de Mariakerk. Uit dit verzoek blijkt dat het in die tijd gebruikelijk was dat de overheid beslissingen nam in kerkelijke aangelegenheden, een gebruik dat tot 1886 voorkwam. Het gemeentebestuur verzocht de elf "rot-meesters"

(een "rotmeester" is het hoofd van een bepaalde stadswijk/rot) hun oordeel hierover te geven. Nadat de gemeente door hen geraadpleegd was werd met meerderheid van stemmen besloten een nieuw instrument te laten bouwen. Daarop besloot ook het gemeentebestuur dat het orgel er zou komen en dat het betaald zou worden uit de gemeentekas. Een hiervoor ingestelde commissie onderzocht de financiële mogelijkheden en ontwierp plannen voor de bouw van een groot en een klein orgel (waarschijnlijk wordt hier een orgel met hoofd- en rugwerk bedoeld). Deze commissie had ruim 10 jaar nodig om tot een oplossing van de financiële consequenties te komen, want pas in 1711 had men de zaak rond.

Jan Harmens Kamp

In januari 1712 werd met algemene stemmen besloten tot de bouw van een “bequaem” orgel, dit werd uit de gemeentekas betaald

van schout Schickhart aan Jan Harmens Kamp, blijkt dat er nog 6 andere orgelbouwers benaderd waren voor de bouw. Maar na meermalen in Friesland het werk van verschillende orgelbouwers te hebben bezichtigd, besloot men de Friese orgelmaker Jannus Harmannus Kamp (Jan Harmens Kamp) uit Berlicum, de bouw van het "bequaeme" orgel op te dragen. Voor de somma van f 1600,- zal hij een orgel leveren met twee handklavieren en aangehangen pedaal.

In de jaren die volgde werkte Kamp aan het orgel en in 1716 was hij zover gevorderd dat het orgel gekeurd kon worden. In een vergadering van 24 maart besloten de Volmachten van de stad te zoeken naar "een bequaem orgelist, orgelmaeker of selfs twee orgelisten teneinde het orghel tot Meppelt op te nemen". Op 1 april van dit jaar vind dan ook de eerste keuring plaats.

Eerste keuring, omdat er in de jaren tot 1720 nog tweemaal een keuring heeft plaatsgevonden waarbij het orgel steeds werd afgekeurd.

Op 8 januari 1721 overleed Jan Harmens Kamp zonder het orgel geheel voltooid te hebben. Dit werd door zijn zoon in een brief aan de Volmachten meegedeeld. Hier volgt een citaat uit de desbetreffende brief:

“… heeft gesuckelt tot het ijnde van sijn Leven alsoo het God al-machtig heeft belieft mijn lieve en seer beminde Vader op te ijsen uijt dit bedroefde Tranendal tot een overgangh in een Eeuwighduierende gelucksaligh leven op den 8 januarus 1721, …”

Hoewel Jan Harmens Kamp het orgel dus niet geheel voltooid had, is zijn naam nog steeds in het houtsnijwerk terug te vinden onder aan het rugwerk van het orgel (zie afb. 20).

Frans Caspar Schnitger

Door de dood van Afb. 20: Houtsnijwerk.

(21)

Jan Harmens Kamp waren de Volmachten genoodzaakt een doeltreffende oplossing te zoeken voor de verdere bouw van het orgel.

In een vergadering van 29 mei 1721 werd besloten een orgelbouwer te ontbieden en de keuze viel op niemand minder dan de beroemde orgelmaker Frans Caspar Schnitger die net het grote orgel in de Michaelskerk te Zwolle had voltooid. Het werk wordt aan Schnitger opgedragen voor f 650,- "…so niet minder dan voor dit bedrag…".

Wat Kamp niet lukte deed Schnitger in iets minder dan een jaar en op 8 mei 1722, 10 jaar na de start van de bouw, werd het orgel voor een vierde maal gekeurd en goed bevonden.

In de jaren rond 1825 verzorgde Scheuer de nodige reparaties.

Tevens stelde hij het volgende voor:

"de beeltenis van koning David als harponier, indien er plaats voor is, na evenzoo der grootte des orgels en twee famen of iets dergelijks ter verfraaiing derzelver van gips gemaakt".

Scheuer heeft het houtsnijwerk verwijderd (lees: verplaatst naar het klankbord boven de kansel) en vervangen door drie gipsen beelden, inderdaad “der grootte des orgels”, d.w.z. ongeveer ter grootte van de rugwerkkas (zie afb. 21).

In 1905 heeft het orgel wederom een zeer ingrijpende wijziging ondergaan. In dit jaar verplaatst Jan Proper de speeltafel naar de

Afb. 21: Gipsen beelden op het rugwerk linkerzijwand van het Hoofdwerk.

en houtsnijwerk op het klankbord. Daarnaast hebben er nog veel meer veranderingen plaats gevonden die niet hebben bijgedragen aan de kwaliteit van het orgel.

Mense Ruiter

In oktober 1949 besloot de toenmalige kerkvoogdij het orgel grondig te laten restaureren en uit te breiden. En nadat er door de orgel- commissie een plan was opgesteld werd het werk opgedragen aan de Groningse orgelmaker Mense Ruiter, die deze restauratie in etappes zou uitvoeren. Voor de gehele restauratie was een bedrag van ca.

f 20.000,- begroot, exclusief een pedaal van 9 stemmen dat ongeveer f 11.000,- zou gaan kosten.

In 1951 begint Mense Ruiter met de werkzaamheden. Nam de bouw van het 'bequaeme' orgel ca. 10 jaar in beslag, mede door de restauratie van de kerk, verschillende opvattingen en stagneren van toegezegde subsidies, het duurde 18 jaar voordat het orgel in 1968 opgeleverd werd.

Tijdens deze restauratie zijn de gipsen beelden die door Scheuer waren aangebracht verwijderd en is het wapen van Meppel er weer op geplaatst (zie afb.

22).

De eindkeuring door de verschillende adviseurs was slechts een formaliteit.

Omdat de werkzaamheden zo op de voet waren gevolgd was men precies op de hoogte van de resultaten van de orgelbouwer.

Bovenstaand verhaal vertelt in het kort de geschiedenis van het orgel. In de tussenliggende jaren en in de jaren na

1968 hebben er diverse onderhouds- Afb. 22: Het wapen van Meppel

werkzaamheden plaatsgevonden. Wie in terug op het rugwerk.

de uitgebreide geschiedenisbeschrijving en opbouw van het orgel geïnteresseerd is wordt verwezen naar het boekje Het orgel in de Grote of Mariakerk te Meppel. Geschreven door Nico Verrips en alleen in de kerk verkrijgbaar is.

(22)

4.4 Uit het verleden

Dodenpoortje

Begrafenissen en de kerk zijn altijd met elkaar verbonden geweest. Degene die na hun laatste dienst op het kerkhof naast de kerk (het huidige kerkplein) begraven werden, gingen door het poortje dat zich naast de kansel bevindt naar buiten. Dit wordt dan ook wel het dodenpoortje genoemd. Tegenwoordig is deze uitgang alleen nog maar zichtbaar en kan niet meer gebruikt worden (zie afb. 23).

Afb. 23: Dodenpoortje zichtbaar in de gevel.

Spaarbogen

Afbeelding 24 en 25 laten goed het terugliggende metselwerk zien.

De term die hiervoor wordt gebruikt is spaarboog. In vroegere tijden werd dit toegepast om materiaal te (be)sparen. Aangezien men nog geen grote rijkdom kende, was dit één van de manieren om de bouwkosten een beetje te drukken.

Afb. 24 en 25: Spaarbogen. Op de linker afbeelding gaat de spaarboog over in een spaarveld.

IJzeren ogen

Aangezien de kerk in Meppel het enige grote gemeenschapshuis was, droogden de schippers er ’s winters de zeilen door ze in de kerk op te

hangen. Bovenaan de pilaren zijn de daarvoor bestemde zware ijzeren ogen nog altijd zichtbaar (zie afb. 26). In 1614 klaagde ds. Eckius dat hij daardoor niet overal te verstaan was en werd er op toegezien dat de middenruimte vrij bleef.

Afb. 26: IJzeren ogen.

Liturgisch centrum (zie afb. 27)

Afb. 27: Liturgisch centrum

.

De huidige preekstoel stamt uit 1696. Dit blijkt uit een brief geschreven in januari van dat jaar met een “request voor De Gemeente van Meppel en d’Oosterboer” voor een nieuwe “predickstoel” en

“doophuijs”. De trap die toegang geeft tot de kansel is in 1780 waarschijnlijk nog een keer vernieuwd. Hieraan bevindt zich nog

(23)

steeds het geelkoperen Rooms Katholieke doopbekken uit 1782 (zie afb. 28).

Later is er voor het doophek ook een achtzijdig protestants doopvont (zie links op afb. 27) gekomen. Geplaatst op een natuurstenen voetstuk met afwisselend de zinnebeelden van de 4 evangelisten en het naamteken van Christus.

De adelaar (zie afb. 29) uit 1696, staand op een voetstuk met gespreide vleugels en in zijn bek de staart van een rond zijn lichaam

Afb. 28: Trap naar kansel kronkelende slang, stond in vroegere tijden

met doopbekken. onder de preekstoel. Daar staat nu een tafeltje met 9 oude Bijbels met het opschrift: NED. HERV. KERK MEPPEL.

Het doophek wordt gesierd met een geelkoperen doopboog uit 1782 (zie afb. 27).

De korte zijden van het doophek, de eerste panelen om de hoek en de onderste rij van de voorzijde zijn gesloten en versierd met opgelegd motief en uitstaande hoeken. De bovenhelft van de voorzijde is opengewerkt met gesneden acanthusvoluten, waartussen centraal de lijdenswerktuigen (zie afb. 30).

Afb. 29: De Adelaar. De bovenhelft van het deurtje en het naastliggende paneel is voorzien van houtsnijwerk met ourobos en een gevleugelde zandloper, wat staat voor vergankelijkheid (zie afb.

31). Op het doophek staat ook nog de voorzangerslezenaar uit 1782 (zie afb. 27 rechts van de doopboog).Het kruis dat links van de kansel hangt is in 1959 gemaakt en in de kerk gehangen (zie afb. 27).

Mepppel

In de kerk zijn ook een drietal “kerckenschottels” te vinden uit 1734, zoals blijkt uit het jaartal dat er in de rand in is gegraveerd. Bij een van de schotels heeft de graveur zich echter vergist. Of het laat was

Afb

.

30 en 31: Houtsnijwerk met symbolen in doophek.

of dat hij/zij iets te ijverig is geweest is niet bekend, maar Meppel heeft een extra P toebedeeld gekregen (zie afb. 32).

In 1781 zijn er voor deze schotels een tweetal deksels (zie afb. 33) geschonken. Door deze op de schotel te plaatsen kon door slecht willende personen het geld dat op de offerschalen gelegd werd niet meer meegepakt worden. Ten eerste omdat dit nu veel meer op zou vallen en ten tweede omdat er door de opening slechts een kinderhand zal passen.

Afb. 32 (onder): Mepppel.

Afb. 33 (links): Deksel.

(24)

Gebrandschilderd raam (zie afb. 34)

Het gebrandschilderde raam dat zich in de westgevel van de noordbeuk bevindt heeft de volgende voorstelling en oorsprong: een oranjeboom met bovenin links een portret van Willem van Oranje en rechts een portret van Koningin Wilhelmina, daartussen een banderol met: “Ao. Di. 1920”. Lager in de boom is een goudgele banderol aan te treffen met de tekst:

“Myn schilt ende betrouwen zyt ghy o, godt myn heer”. De boom staat in een omheinde (“Hollandse”) tuin met blauwe bloemen. Geheel bovenin het wapen van Meppel met bovenaan 3 turven en onderaan 3 klavers (niet op de afb. 34 te zien). Langs de bovenrand staat: “Ik weet dat myn verlosser leeft”. De oorsprong van het raam is onderaan terug te vinden.

Hier is de volgende tekst te vinden:

“Geschonken door de familie Knoppers ter nagedachtenis aan hun geliefden zoon en broeder Hendrik Carel geb.

1894, overl. 1918”. Afb. 34: Gebrandschilderd

glas-in-loodraam.

Stadsomroeper

Op 2 ramen na is er weinig bijzonders aan de hand. De eerste is hiervoor aan de orde geweest. De tweede bevindt zich in de oost-gevel van de noordbeuk. Hier zit een soort inham, die alleen bij dit raam aanwezig is (zie afb. 35).

Vroeger bracht de stads- omroeper het laatste belangrijke nieuws tot het volk. Daarvoor

Afb. 35: Plaats stadsomroeper. was het prettig als hij boven de drommende massa mensen stond. Deze inham werd door hem

gebruikt om zijn papierenin te leggen waar de tekst op stond die hij aan het volk moest verkondigen.

Tekeningen

In de predikantenkamer hangen 2 tekeningen uit 1864 (zie afb. 36 en 37) met daarop doorsneden en gevelaanzichten van de Grote of Mariakerk welke zijn “bekroond met eene premie tot aanmoediging bestemd voor de Bouwkundige Teekenschool 1863/64”.

Afb. 36 en 37: Bekroonde tekeningen.

Bommen Berend

De 2 kogels in het front van de toren (boven de ingang, zie afb. 38) worden toegeschreven

aan ‘Bommen Berend’, de bisschop

van Munster, die in 1672 samen met Engeland, Frankrijk en de bisschop van Keulen oorlog voerde met Nederland. Wie ze later netjes op de huidige plaats in de toren heeft gemetseld is onbekend.

Afb. 38: 2 Bommen links en rechts van het glas-in-loodraam.

(25)

Overlevering

Tot 1874 zaten in het noordelijke gedeelte van het torenportaal, 2 cachotten met een afmeting van elk 125 x 160 centimeter. Deze werden gebruikt als de cellen op het politiebureau elders in de stad vol waren. Volgens overlevering is het voorgekomen, dat er zaterdags arrestanten in de cel kwamen, die in de loop van maandag weer pas weer vrij kwamen. Men was ze vergeten.

(26)

5. De restauratie van 1959-1963 5.1 Beweegredenen

Zeer veel steden breidde zich uit en zaten met het probleem wat men moest doen: of nieuwe kerken van geringe omvang bouwen in de nieuwe wijken, of de bestaande oude en dikwijls grote kerk verbeteren. Dat vraagstuk gold ook voor Meppel toen de kerk aanzienlijke tekenen van verval ging tonen. Men heeft er lang in de instanties die daar over moesten beslissen zitten dubben, maar uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat het voor Meppel geëigend was de bestaande kerk te restaureren en geen nieuwe kerken te laten verrijzen in de uitbreidingsplannen.

Van verschillende mensen zijn interviews afgenomen (zie bijlage 7).

Hen is steeds gevraagd, of bij hun de beweegredenen, ofwel de tekenen van verval, om te gaan restaureren in 1959 wellicht bekend waren. Kort gezegd luidde het antwoord op deze vraag steeds dat het gewoon noodzakelijk was. Wilde men de kerk in stand te houden dan moest groot onderhoud gepleegd worden.

Er waren een aantal gebreken en ongemakken die aangepakt moesten worden om behoud van het gebouw te verzekeren. De grootste gebreken die het gebouw vertoonde en aanleiding gaven om een restauratie in gang te zetten waren:

- de akoestiek: deze was sterk verslechterd doordat de vloer in de kerk 3 maal was opgehoogd om de graven weer gelijk te leggen;

- de zitplaatsen waren nodig aan vervanging toe. De banken bestonden kort gezegd uit 2 planken, namelijk een om op te zitten en een in je rug, en de oude knopstoelen waren ingezeten;

- daarnaast was het dak lek en er stonden zo nu en dan plassen in de kerk;

- het was onbehaaglijk in de kerk. Vooral ’s winters was het erg koud;

- de laatste zuil, aan de oostzijde, was in een zeer slechte en gevaarlijke staat;

- als gevolg van de inwerking van vocht brokkelde het pleisterwerk aan de binnenzijde af en er dwarrelde schilfers kalk van het tongewelf naar beneden;

- door vocht, insecten en zwamvorming waren de gebinten ernstig aangetast en vroegen dringend om herstel;

- bovendien manifesteerde de zwamvorming zich ook in een gedeelte van de gevel.

De laatste 2 punten wist dhr. W.A. Heineman, destijds de architect, zich nog te herinneren. Hij spreekt liever over een grondige onderhoudsbeurt dan over een restauratie. Er heeft echter veel meer dan onderhoud plaatsgevonden en restauratie is achteraf gezien wel de juiste term. Uit nevenstaande punten blijkt dat het opknappen van de Grote of Mariakerk destijds hard nodig was en het gebouw is dan ook grondig aangepakt (zie hoofdstuk 5.2).

5.2 Werkzaamheden

5.2.1 1954-1958

Zoals bij alle bouwprojecten ging ook aan deze restauratie een lange periode vooraf eer men daadwerkelijk met de werkzaamheden begon.

Al in oktober 1954 had men voor het eerst contact met architect dhr.

W.A. Heineman. Hij stelde een restauratieplan op waarbij de zuilen zouden komen te vervallen. Daar deze plannen door de RdMz afgekeurd werden duurde het tot 1956 voor er weer contact was. Aan het eind van dit jaar werden de bestaande situatie en het restauratieplan uitgewerkt (zie bijlage 8). In bijlage 9 is onder andere het bestek te vinden dat gedateerd is op oudejaarsdag 1958 en hoort bij de tekeningen.

Het restauratieplan werd zo opgezet dat het geen reconstructie zou worden, dus het werd niet weer zoals het misschien in zeer oude tijden geweest was. Alle lelijke toevoegingen die in de loop der tijden aan en

(27)

in het gebouw een plaats kregen, werden in het restauratieplan aangepakt. Alle perioden die de kerk meemaakte en die haar deden worden tot wat zij was/is, liet architect Heineman spreken, omdat dit alles bij Meppels kerk behoort en er onlosmakelijk mee verbonden is.

Ook de vergunningen moesten binnen zijn voordat men kon beginnen. De aanvraag van de bouwvergunning die bij de gemeente Meppel werd ingediend, en verlening ervan, zijn ondergebracht in bijlage 10. Men had in september 1958 al een aanvang willen maken met de werkzaamheden, maar omdat de vergunningen en het restauratieplan nog niet rond waren en de kerkvoogdij eerst nog meer geld in wilde zamelen, is dat niet doorgegaan..

5.2.2 1959

Aanbesteding

Op 11 juli 1959 vond de openbare aanbesteding plaats. Hierbij werd door 14 aannemers een prijsaanbieding

gedaan om het onderhoud aan de kerk uit te voeren. De firma Gebr. Van Spijker uit Meppel droeg de laagste aanbieding aan en werd het werk gegund. Dit bleek uit een schrijven d.d.

14 juli 1959 met daarin alle inschrijfsommen. Omdat het kerk- bestuur over weinig financiële middelen beschikte werd ook subsidie aan- gevraagd. Vanuit Den Haag werd 20%

over het opgegeven bedrag aan subsidie toegezegd.

Toen de vergunningen op 7 september verleend waren wilde men zo snel mogelijk van start gaan. Op vrijdag 18 september 1959 was het zo ver en

Afb. 39: Dodenpoortje in zuidmuur.

begon de aannemer met zijn werkzaamheden. Een van de eerste werken was het ontpleisteren van de zuidmuur aan de buitenzijde.

Hierbij kwamen onverwachte bouwsporen tevoorschijn. Op 28 september van dit jaar werd de plaats waar een steunbeer had gezeten ontdekt en op 1 oktober werd het dodenpoortje (zie hoofdstuk 4.4) teruggevonden achter het stucwerk (zie afb. 39).

In de kerk was men inmiddels gestart met het uitbreken van de banken en de vloer. Bij het uitbreken van de vloer kwam men erachter dat het vloerpeil oorspronkelijk ongeveer 30 centimeter lager gelegen was. Dit was te zien aan 3 verschillende dunne grondlagen. Al snel werd voorgesteld om terug te gaan naar dit oude vloerpeil, met name dhr. Helbers was hier een voorstander van.

De banken werden op het marktplein verkocht en de opbrengst ervan kwam ten goede aan het groot onderhoud. Ook de tochtportalen, 3 in totaal, werden afgebroken. De inventaris, onder andere de preekstoel en het doophek, moesten natuurlijk bewaard blijven. Om beschadiging te voorkomen werden deze

uit de kerk verwijderd en tijdelijk opgeslagen aan de Kerkweg, te Ruinerwold.

Ook het orgel op het westbalkon, die zoals in hoofdstuk 4.3 al was te lezen sinds 1951 aan een uitgebreide restauratie onderhevig was, werd verder gedemonteerd en tijdelijk opgeslagen in de consistoriekamer. Op het oostbalkon werd de tussenwand (zie afb. 40) afgebroken.

Afb. 40: Tussenwand op oostbalkon.

In notulen d.d. donderdag 22 oktober staat vermeld dat men tot de ontdekking is gekomen dat het hout boven de gewelven en het hout

(28)

van de kap in een zeer slechte staat verkeren. Daarnaast is er ook gesproken over trekbalken. Er blijken namelijk 2 maal zoveel houten trekbalken aanwezig geweest te zijn in vergelijking met het aantal trekstangen die op dat moment aanwezig waren. Samen met de vondst van het dodenpoortje en de ontdekking van de steunberen besloot men om een aanvraag in te dienen bij de RdMz om een nieuw onderzoek te doen naar de status van monument die tot nu alleen aan de toren gegeven was.

Wijziging in de plannen

De kerkvoogdij stemde in met een wijziging in de plannen. Eerst ging het om groot onderhoud om de kerk weer snel in een acceptabele staat te krijgen. De nieuwe plannen omvatten een algehele restauratie waarbij de teruggevonden elementen terug gebracht werden en aanwezige waardevolle elementen toch werden gespaard (de kap en het waaggebouw zijn hier voorbeelden van). Daarbij moest voor het aanbrengen van de steunberen en behoud van het waaggebouw een nieuw vergunning aangevraagd worden (zie bijlage 10), omdat dit grote wijzigingen in het eerder opgezette plan waren.

Gewelven

De werklieden begonnen op vrijdag 23 oktober met het uitbreken van de gewelven. Toen architect dhr. W.A. Heineman op dinsdag 27 oktober op werkbezoek kwam verbood hij het uitbreken van de gewelven direct, maar het is niet bekend waarom hij dat deed. Mede omdat men vanaf dinsdag 10 november 1959 weer verder ging met slopen. De gewelven bestonden al uit een houten tongewelf, maar daar was riet tegen aangebracht waarop een stukadoorslaag zat.

Tijdens het slopen ontdekte men dat het hout onder het riet groen was geschilderd en er zat een gouden bies op. De groene kleur is nu nog te zien, maar de gouden bies is verloren gegaan. In 1960 zijn de houten tongewelven weer opgebouwd, nadat de kap hersteld was.

Muurschilderingen

Gelijk met het uitbreken van de gewelven was men ook met het afbikken van de binnenmuren bezig. Dit was een toevoeging van de rooms-katholieken, die in vroegere jaren de kerk in eigendom hadden. Zij bedekten de muren met witte kalk zodat zij daarop soms

de mooiste muurschilderingen konden vervaardigden. Men heeft bij het afbikken nog enkele sporen van schilderijen ontdekt, vooral aan de zoldering, maar deze waren dusdanige geschonden dat het niet de moeite loonde ze te bewaren of te conserveren.

Tijdens een bespreking d.d. donderdag 5 november 1959 merkt orgelbouwer Mense Ruiter op, dat het terugbrengen van de houten balken in het plafond niet bevorderlijk zal zijn voor de akoestiek in de kerk. Tegenwoordig wordt dat nog steeds gezegd, omdat de balken als het ware een verlaagd plafond vormen. Hierdoor valt het volume in het gewelf weg ten nadele van de akoestiek. Over de balken is wel het een en ander te doen geweest. Allereerst over de herkomst van het hout, of men nu inlands of Frans eiken moest gebruiken. In feite had men hier weinig over te zeggen, want bij dergelijke afmetingen is men afhankelijk van de leverancier. Daarnaast is veel gediscussieerd over het aantal houten balken. Men wilde in eerste instantie slechts de helft van het oorspronkelijke aantal balken aanbrengen. Later zouden de andere balken er dan tussen gelegd worden. Bij de afweging speelde geld een grote rol. Uiteindelijk heeft de kerkvoogdij er toch voor gekozen om alle balken in 1 keer te leggen.

Aan het eind van dit jaar vlot het werk maar langzaam. Dit werd veroorzaakt door slecht weer en een noodgedwongen afwachtende houding van de kerkvoogdij in verband met subsidieaanvragen.

5.2.3 1960

Eind januari waren de tongewelven geheel verwijderd en keek men rechtstreeks tegen de draagstructuur van de kap aan (zie afb. 41).

Vanwege de onverwachte wendingen die in 1959 plaatsvonden werd een aanvullend restauratieplan getekend (zie bijlage 8) waarin de wijzigingen werden opgenomen.

(29)

Subsidie

In maart van dit jaar erkende het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waaronder de RdMz valt, de kerk als monument.

Voor de subsidie had dit een gunstige invloed aangezien deze met de erkenning steeg van 20 naar 50 procent.

De kap

In het bestek is te lezen en op de tekeningen is te zien dat de kap gemoderniseerd moest worden. Dhr. Helbers, destijds directeur van het Drents museum te Assen, hield dit tegen en hij zette zich in om de kap te behouden en te restaureren. Dankzij zijn deskundige blik op de zaak is de oude draagstructuur behouden gebleven en daarmee ook de status als monument. Vooral het herstellen van de zuidkap nam veel tijd in beslag. Eerst werden alle pannen zorgvuldig verwijderd. Voor de restauratie lag er een houten raamwerk op de pannen aan de kant van het kerkplein wat moest voorkomen dat er pannen van het dak afwaaiden. Omdat er veel onderdelen van de gebinten sterk waren aangetast, met name door vocht, moesten deze vervangen worden. In de noordkap was dat minder. Dit kwam door de verschillende typen kappen. In de noordkap was vanaf het begin al dakbeschot aanwezig dat ervoor zorgde dat de gebinten vrijwel ongeschonden bleven. Bij de zuidkap echter keek men direct tegen de onderzijde van de pannen aan (zie afb. 41). Tijdens deze restauratie werd door de timmerlieden ook hier dakbeschot aangebracht en dat van de noordkap werd hersteld.

Trekbalken

Met het terugbrengen van de trekbalken werd de constructie van de kerk weer een veel hechtere constructie. Aan het begin van 1960 werden de trekbalken aangevoerd.

Nadat de afgeknotte balkeinden uit de muur verwijderd waren, is men

in maart begonnen met Afb. 42: Eiken stammen voor de trekbalken.

het plaatsen van de trekbalken. De bomen die voor deze balken zijn verzaagd en bewerkt, zijn te zien op afbeelding 42. Men wilde vanwege de kosten aanvankelijk slechts de helft van het aantal trekbalken leggen om er later eventueel de andere helft aan toe te voegen.

Uiteindelijk heeft men hier toch vanaf gezien en alle balken in een keer aangebracht.

Hoewel de trekstangen verwijderd zijn heeft een deel daarvan de kerk nooit verlaten. Bij het orgel zijn er nog een paar te vinden in verband met de ruimte en het zicht op het orgel. De andere trekstangen zijn bewerkt en dienen tot op de dag van vandaag als trekankers voor de trekbalken.

Zuilen

Ook de zuilen zijn geheel beraapt, toen bleek dat ook deze zuilen in een slechte staat verkeerden. Met name de fundatie liet te wensen over. Op afbeelding 43 is goed te zien hoe de zuilen opgebouwd zijn. Bij de laatste uitbreiding in 1780 werden de reeds bestaande zuilen ongeveer 3 meter opgemetseld en zijn er 3 geheel gemetselde zuilen toegevoegd. Hiervan staat er ook nog een op de afbeelding.

De laatste 2 kolommen aan de oostzijde werden geheel afgebroken en opnieuw opgebouwd. Voor het

verbeteren van de fundatie werden Afb. 43: Opbouw zuilen.

boeren grauw vuilwerkklinkers besteld. Deze werden echter afgekeurd door dhr. Heineman. Er werd zo min mogelijk verspild en later werden ze dan ook verwerkt in de kern van de steunberen.

Metselen

Halverwege 1960 viel ook het onderste gedeelte van de westgevel onder de slopershamer en werd hij weer van onderen af aan opgetrokken.

Daarmee zijn alle bouwsporen die er eventueel in zaten verdwenen. Bij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierbij wordt gebruik gemaakt van 2 simpele stappenmotoren die door de Arduino sketch worden bestuurd. Deze stappenmotoren van het type 28BYJ-48 zijn voor 1,50

Build is een partij die beoogt deze 2 groepen, de vastgoedinvesteerder in huurwoningen in het middensegment en de institutionele belegger, bij elkaar te brengen met als doel

o deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen construc e‐onderdelen in uitwendige scheidingsconstruc

Uit de berekeningen die zijn uitgevoerd voor de A9 blijkt dat er vanwege het plan (aanleg van de nieuwe aansluiting op de A9) op negen referentiepunten de

Ook andere groepen zijn gestart met spelletjes die de groep meer groep maken en hierdoor een veilige sfeer voelbaar wordt.. We blijven hieraan werken, het hele

3.1 Vanaf het moment dat het bedrag van uw Lening door de notaris is ontvangen, moet U iedere maand de overeengekomen rente en aflossing betalen op de 25e dag van de maand, met

De kwaliteit van het onderwijs van elke HAN-opleiding wordt eenmaal per zes jaar beoordeeld door een panel van onafhankelijke deskundigen. Deze visitatie en opleidingsbeoordeling

– Danku Koor & Stem, danku alle koren voor het aanbod – Video expertise nodig (Adobe Premiere Pro, …).. “KOORZINGEN IS SAMEN-ZINGEN”. • Geen enkele digitale oplossing komt