• No results found

5. De restauratie van 1959-1963

5.2 Werkzaamheden

5.2.1 1954-1958

Zoals bij alle bouwprojecten ging ook aan deze restauratie een lange periode vooraf eer men daadwerkelijk met de werkzaamheden begon.

Al in oktober 1954 had men voor het eerst contact met architect dhr.

W.A. Heineman. Hij stelde een restauratieplan op waarbij de zuilen zouden komen te vervallen. Daar deze plannen door de RdMz afgekeurd werden duurde het tot 1956 voor er weer contact was. Aan het eind van dit jaar werden de bestaande situatie en het restauratieplan uitgewerkt (zie bijlage 8). In bijlage 9 is onder andere het bestek te vinden dat gedateerd is op oudejaarsdag 1958 en hoort bij de tekeningen.

Het restauratieplan werd zo opgezet dat het geen reconstructie zou worden, dus het werd niet weer zoals het misschien in zeer oude tijden geweest was. Alle lelijke toevoegingen die in de loop der tijden aan en

in het gebouw een plaats kregen, werden in het restauratieplan aangepakt. Alle perioden die de kerk meemaakte en die haar deden worden tot wat zij was/is, liet architect Heineman spreken, omdat dit alles bij Meppels kerk behoort en er onlosmakelijk mee verbonden is.

Ook de vergunningen moesten binnen zijn voordat men kon beginnen. De aanvraag van de bouwvergunning die bij de gemeente Meppel werd ingediend, en verlening ervan, zijn ondergebracht in bijlage 10. Men had in september 1958 al een aanvang willen maken met de werkzaamheden, maar omdat de vergunningen en het restauratieplan nog niet rond waren en de kerkvoogdij eerst nog meer geld in wilde zamelen, is dat niet doorgegaan..

5.2.2 1959

Aanbesteding

Op 11 juli 1959 vond de openbare aanbesteding plaats. Hierbij werd door 14 aannemers een prijsaanbieding

gedaan om het onderhoud aan de kerk uit te voeren. De firma Gebr. Van Spijker uit Meppel droeg de laagste aanbieding aan en werd het werk gegund. Dit bleek uit een schrijven d.d.

14 juli 1959 met daarin alle inschrijfsommen. Omdat het kerk-bestuur over weinig financiële middelen beschikte werd ook subsidie aan-gevraagd. Vanuit Den Haag werd 20%

over het opgegeven bedrag aan subsidie toegezegd.

Toen de vergunningen op 7 september verleend waren wilde men zo snel mogelijk van start gaan. Op vrijdag 18 september 1959 was het zo ver en

Afb. 39: Dodenpoortje in zuidmuur.

begon de aannemer met zijn werkzaamheden. Een van de eerste werken was het ontpleisteren van de zuidmuur aan de buitenzijde.

Hierbij kwamen onverwachte bouwsporen tevoorschijn. Op 28 september van dit jaar werd de plaats waar een steunbeer had gezeten ontdekt en op 1 oktober werd het dodenpoortje (zie hoofdstuk 4.4) teruggevonden achter het stucwerk (zie afb. 39).

In de kerk was men inmiddels gestart met het uitbreken van de banken en de vloer. Bij het uitbreken van de vloer kwam men erachter dat het vloerpeil oorspronkelijk ongeveer 30 centimeter lager gelegen was. Dit was te zien aan 3 verschillende dunne grondlagen. Al snel werd voorgesteld om terug te gaan naar dit oude vloerpeil, met name dhr. Helbers was hier een voorstander van.

De banken werden op het marktplein verkocht en de opbrengst ervan kwam ten goede aan het groot onderhoud. Ook de tochtportalen, 3 in totaal, werden afgebroken. De inventaris, onder andere de preekstoel en het doophek, moesten natuurlijk bewaard blijven. Om beschadiging te voorkomen werden deze

uit de kerk verwijderd en tijdelijk opgeslagen aan de Kerkweg, te Ruinerwold.

Ook het orgel op het westbalkon, die zoals in hoofdstuk 4.3 al was te lezen sinds 1951 aan een uitgebreide restauratie onderhevig was, werd verder gedemonteerd en tijdelijk opgeslagen in de consistoriekamer. Op het oostbalkon werd de tussenwand (zie afb. 40) afgebroken.

Afb. 40: Tussenwand op oostbalkon.

In notulen d.d. donderdag 22 oktober staat vermeld dat men tot de ontdekking is gekomen dat het hout boven de gewelven en het hout

van de kap in een zeer slechte staat verkeren. Daarnaast is er ook gesproken over trekbalken. Er blijken namelijk 2 maal zoveel houten trekbalken aanwezig geweest te zijn in vergelijking met het aantal trekstangen die op dat moment aanwezig waren. Samen met de vondst van het dodenpoortje en de ontdekking van de steunberen besloot men om een aanvraag in te dienen bij de RdMz om een nieuw onderzoek te doen naar de status van monument die tot nu alleen aan de toren gegeven was.

Wijziging in de plannen

De kerkvoogdij stemde in met een wijziging in de plannen. Eerst ging het om groot onderhoud om de kerk weer snel in een acceptabele staat te krijgen. De nieuwe plannen omvatten een algehele restauratie waarbij de teruggevonden elementen terug gebracht werden en aanwezige waardevolle elementen toch werden gespaard (de kap en het waaggebouw zijn hier voorbeelden van). Daarbij moest voor het aanbrengen van de steunberen en behoud van het waaggebouw een nieuw vergunning aangevraagd worden (zie bijlage 10), omdat dit grote wijzigingen in het eerder opgezette plan waren.

Gewelven

De werklieden begonnen op vrijdag 23 oktober met het uitbreken van de gewelven. Toen architect dhr. W.A. Heineman op dinsdag 27 oktober op werkbezoek kwam verbood hij het uitbreken van de gewelven direct, maar het is niet bekend waarom hij dat deed. Mede omdat men vanaf dinsdag 10 november 1959 weer verder ging met slopen. De gewelven bestonden al uit een houten tongewelf, maar daar was riet tegen aangebracht waarop een stukadoorslaag zat.

Tijdens het slopen ontdekte men dat het hout onder het riet groen was geschilderd en er zat een gouden bies op. De groene kleur is nu nog te zien, maar de gouden bies is verloren gegaan. In 1960 zijn de houten tongewelven weer opgebouwd, nadat de kap hersteld was.

Muurschilderingen

Gelijk met het uitbreken van de gewelven was men ook met het afbikken van de binnenmuren bezig. Dit was een toevoeging van de rooms-katholieken, die in vroegere jaren de kerk in eigendom hadden. Zij bedekten de muren met witte kalk zodat zij daarop soms

de mooiste muurschilderingen konden vervaardigden. Men heeft bij het afbikken nog enkele sporen van schilderijen ontdekt, vooral aan de zoldering, maar deze waren dusdanige geschonden dat het niet de moeite loonde ze te bewaren of te conserveren.

Tijdens een bespreking d.d. donderdag 5 november 1959 merkt orgelbouwer Mense Ruiter op, dat het terugbrengen van de houten balken in het plafond niet bevorderlijk zal zijn voor de akoestiek in de kerk. Tegenwoordig wordt dat nog steeds gezegd, omdat de balken als het ware een verlaagd plafond vormen. Hierdoor valt het volume in het gewelf weg ten nadele van de akoestiek. Over de balken is wel het een en ander te doen geweest. Allereerst over de herkomst van het hout, of men nu inlands of Frans eiken moest gebruiken. In feite had men hier weinig over te zeggen, want bij dergelijke afmetingen is men afhankelijk van de leverancier. Daarnaast is veel gediscussieerd over het aantal houten balken. Men wilde in eerste instantie slechts de helft van het oorspronkelijke aantal balken aanbrengen. Later zouden de andere balken er dan tussen gelegd worden. Bij de afweging speelde geld een grote rol. Uiteindelijk heeft de kerkvoogdij er toch voor gekozen om alle balken in 1 keer te leggen.

Aan het eind van dit jaar vlot het werk maar langzaam. Dit werd veroorzaakt door slecht weer en een noodgedwongen afwachtende houding van de kerkvoogdij in verband met subsidieaanvragen.

5.2.3 1960

Eind januari waren de tongewelven geheel verwijderd en keek men rechtstreeks tegen de draagstructuur van de kap aan (zie afb. 41).

Vanwege de onverwachte wendingen die in 1959 plaatsvonden werd een aanvullend restauratieplan getekend (zie bijlage 8) waarin de wijzigingen werden opgenomen.

Subsidie

In maart van dit jaar erkende het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waaronder de RdMz valt, de kerk als monument.

Voor de subsidie had dit een gunstige invloed aangezien deze met de erkenning steeg van 20 naar 50 procent.

De kap

In het bestek is te lezen en op de tekeningen is te zien dat de kap gemoderniseerd moest worden. Dhr. Helbers, destijds directeur van het Drents museum te Assen, hield dit tegen en hij zette zich in om de kap te behouden en te restaureren. Dankzij zijn deskundige blik op de zaak is de oude draagstructuur behouden gebleven en daarmee ook de status als monument. Vooral het herstellen van de zuidkap nam veel tijd in beslag. Eerst werden alle pannen zorgvuldig verwijderd. Voor de restauratie lag er een houten raamwerk op de pannen aan de kant van het kerkplein wat moest voorkomen dat er pannen van het dak afwaaiden. Omdat er veel onderdelen van de gebinten sterk waren aangetast, met name door vocht, moesten deze vervangen worden. In de noordkap was dat minder. Dit kwam door de verschillende typen kappen. In de noordkap was vanaf het begin al dakbeschot aanwezig dat ervoor zorgde dat de gebinten vrijwel ongeschonden bleven. Bij de zuidkap echter keek men direct tegen de onderzijde van de pannen aan (zie afb. 41). Tijdens deze restauratie werd door de timmerlieden ook hier dakbeschot aangebracht en dat van de noordkap werd hersteld.

Trekbalken

Met het terugbrengen van de trekbalken werd de constructie van de kerk weer een veel hechtere constructie. Aan het begin van 1960 werden de trekbalken aangevoerd.

Nadat de afgeknotte balkeinden uit de muur verwijderd waren, is men

in maart begonnen met Afb. 42: Eiken stammen voor de trekbalken.

het plaatsen van de trekbalken. De bomen die voor deze balken zijn verzaagd en bewerkt, zijn te zien op afbeelding 42. Men wilde vanwege de kosten aanvankelijk slechts de helft van het aantal trekbalken leggen om er later eventueel de andere helft aan toe te voegen.

Uiteindelijk heeft men hier toch vanaf gezien en alle balken in een keer aangebracht.

Hoewel de trekstangen verwijderd zijn heeft een deel daarvan de kerk nooit verlaten. Bij het orgel zijn er nog een paar te vinden in verband met de ruimte en het zicht op het orgel. De andere trekstangen zijn bewerkt en dienen tot op de dag van vandaag als trekankers voor de trekbalken.

Zuilen

Ook de zuilen zijn geheel beraapt, toen bleek dat ook deze zuilen in een slechte staat verkeerden. Met name de fundatie liet te wensen over. Op afbeelding 43 is goed te zien hoe de zuilen opgebouwd zijn. Bij de laatste uitbreiding in 1780 werden de reeds bestaande zuilen ongeveer 3 meter opgemetseld en zijn er 3 geheel gemetselde zuilen toegevoegd. Hiervan staat er ook nog een op de afbeelding.

De laatste 2 kolommen aan de oostzijde werden geheel afgebroken en opnieuw opgebouwd. Voor het

verbeteren van de fundatie werden Afb. 43: Opbouw zuilen.

boeren grauw vuilwerkklinkers besteld. Deze werden echter afgekeurd door dhr. Heineman. Er werd zo min mogelijk verspild en later werden ze dan ook verwerkt in de kern van de steunberen.

Metselen

Halverwege 1960 viel ook het onderste gedeelte van de westgevel onder de slopershamer en werd hij weer van onderen af aan opgetrokken.

Daarmee zijn alle bouwsporen die er eventueel in zaten verdwenen. Bij

de wederopbouw heeft men een doorgang toegevoegd tussen de kerk en de predikantenkamer.

De ingang in de noordgevel werd dichtgemetseld. Bij de overdracht van de toren naar de burgerlijke gemeente in 1863 behield de kerkelijke gemeente haar recht van doorgang onder de toren en daar werd voortaan gebruik van gemaakt. Ook de muur tussen de kerk en de toren, evenals een raam boven het orgelbalkon zijn dichtgemetseld. Omdat de blaasbalg van het orgel niet meer in de toren terug zou keren was dit mogelijk.

Ramen

De ramen werden korter gemaakt door aan de onderzijde nieuw metselwerk aan te brengen. Aangezien de vloer ook zakte leek het of

de ramen hoger kwamen te zitten. Uiteindelijk is de reden voornamelijk om het harmonisch evenwicht in de kerk te herstellen.

Wanneer men vandaag de dag naar de noordgevel kijkt is nog steeds te zien waar men het mestelwerk gerepareerd en aangevuld heeft. Het heeft namelijk een lichtere kleur (zie afb.

44).

Afb. 44: Nieuw metselwerk in de oude noordgevel.

De gemeente

De gemeenteleden die nu al enige tijd in een andere kerk de diensten volgden, werden door middel van kleine berichten in het kerkelijk weekblad enigszins op de hoogte gehouden. De kerkvoogdij voelde de noodzaak om eens een goede voorlichting te geven. Mede omdat de gemeente steeds geld gaf voor de restauratie, o.a. tijdens collectes, en zij niet altijd zagen welke en of er wel vorderingen plaats vonden.

Deze voorlichting vond plaats in de vorm van een persconferentie

waarbij ook een verslaggever van de Meppeler Courant aanwezig was die hierover een artikel schreef (zie bijlage 11).

Neoclassicistische gevel

Het herstel van de neoclassicistische gevel was ook in volle gang.

Hierbij werden de ingangsportalen hersteld, het houtwerk vervangen en de timpanen weer teruggebracht (zie afb. 45 en 46).

Afb. 45 en 46: Timpanen weer aangebracht.

Steunberen

Het aanbrengen van de steunberen was een grote verandering in het uiterlijk van het gebouw. Daarvoor moest dan ook een vergunning aangevraagd worden. Men heeft toen meteen een aanvraag ingediend om ook het waaggebouwtje te restaureren (bijlage 10). Toen de vergunning verleent was is men begonnen met het herstel van de fundering. Men kwam tot de ontdekking dat deze niet meer op de vaste grondslag rustte wat een hoop meer werk met zich meebracht, omdat daar eerst de nodige aandacht aan besteed diende te worden.

Uiteindelijk is er in dit jaar, 1960, nog wel een start gemaakt met het opbouwen van de steunberen.

Verlagen vloer

Bij het verlagen van de vloer kwam men in de beton oude zerken tegen. Doordat men de zerken zoveel mogelijk wilde sparen liepen de sloopwerkzaamheden uit. Veel van de zerken waren onherstelbaar bedorven door de beton. Degenen die in goede staat uitgehakt werden, werden opgeslagen in het waaggebouwtje en later in het liturgisch centrum en onder de toren, ditmaal zichtbaar, in de vloer gelegd. Ook werd de offersteen gevonden, die heden ten dagen vlakbij zijn vindplaats aan de muur is gehangen (zie hoofdstuk 4.2).

5.2.4 1961

In dit jaar werden onder andere de gewelven afgewerkt, kwam de zuidgevel af wat betreft het mestel- en voegwerk en werden de muren en zuilen weer voorzien van een stuclaag. Vóór het aanbrengen van de stuclaag werden ook al

de nodige leidingen getrokken voor de diverse

installaties. Tevens werden gerfkamer en waaggebouw gestript.

Verwarming

Vóór de restauratie werd de kerk warmgestookt met een tweetal grote pot-kachels en indien men er één bezat kon men de voeten op een stoof warm houden in de winter. Om van dit arbeidsintensieve systeem, die de kerk met moeite warm kreeg en

hield, af te zijn werd Afb. 47: Instorten leidingen vloerverwarming.

vloerverwarming aangelegd (zie afb.47). Toen dat klaar was is men begonnen de vloer af te werken met plavuizen.

Balkons

Nadat de bovenliggende constructie van beide balkons gesloopt was, bleek het noodzakelijk dat ze geheel vernieuwd moesten worden. De onderliggende draagconstructie was grotendeels vergaan. In dit jaar werden de balkons weer geheel opgebouwd in dezelfde stijl als voor de restauratie. De trappen die toegang verlenen tot de balkons werden er echter wel anders onder geplaatst. De trap onder het oostbalkon werd uit de hoek gehaald en kwam tussen de 2 ingangsportalen te staan.

De trap naar het orgelbalkon werd juist weer in de hoek gezet. Dit moest mede omdat men de nieuwe doorgang van kerk naar predikantenkamer ook graag wilde kunnen gebruiken.

Vensters

Men had ontdekt dat de aanwezige glas-in-lood (zie afb. 48) ramen er nog niet lang in zaten en dat er houten ramen met vorkmontanzen in hadden gezeten. Deze zijn werden weer teruggerestaureerd.

Hierbij zijn de 2 voorstellingen die zich links en rechts van de kansel in de vensters bevonden verloren gegaan. Ook zijn hier geen beelden van bewaard gebleven.

Afb. 48: Venster voordat deze gerestaureerd werd.

Daghuur

Eind november hield de opzichter het voor gezien en vertrok van dit project. Er wordt nergens een duidelijke reden aangegeven, maar waarschijnlijk heeft het te maken gehad met het feit dat het aanbesteedde werk erop zat. De Gebr. Van Spijker worden dan ook tijdelijk in daghuur aangenomen. Het werk is namelijk nog lang niet klaar, maar door het wijzigen van de plannen en het bijkomen van steeds meer werkzaamheden had men geen keuze. Om de kosten in de

hand te houden werden er voor het werk dat er nog gedaan moest worden nieuwe begrotingen en bestekken gemaakt (zie bijlage 12).

Proefopstelling

Aan het eind van 1961 werden ook de preekstoel en het doophek weer geplaatst. Hierbij werd geëxperimenteerd met een verhoging waarop het liturgisch centrum zich bevond. In bijlage 13 is hiervan een schets opgenomen, die een impressie geeft van deze opstelling.

Ook werd over de plaats ervan gediscussieerd. Uiteindelijk is het liturgisch centrum, zij het in een iets grotere omvang, weer op dezelfde plaats als vóór de restauratie ingericht tegen de zuidgevel.

5.2.5 1962

Nieuwe omschrijvingen

Met de beslissing om een nieuwe opdrachtomschrijving te maken, moest ook de aannemer een nieuwe prijsopgave doen. Deze was in eerste instantie te hoog en moest dan ook worden herzien en verlaagd. Hierover is wel het een en ander te doen geweest en het werk heeft door deze gang van zaken praktisch een half jaar stil gelegen.

Nadat de werkzaamheden weer hervat waren, ging alles voorspoedig.

Over de gang van zaken in dit jaar zijn verder vermeldingen geen teruggevonden. Het is logisch dat de aannemer de werkzaamheden heeft uitgevoerd, die in de nieuwe bestekken zijn omschreven.

5.2.6 1963

Zwammen

Eind februari ontdekte dhr. Spijker in de kop van de kerk (aan de oostzijde) een balk met zwam. In bijlage 13 zijn foto´s opgenomen waarop te zien is hoe ernstig de zwam zich in vrij korte tijd heeft gemanifesteerd.

Plaatsengeld

Toen de kerk nog in gebruik was moest men ieder jaar een bedrag afstaan om op een bepaalde vaste plaats te mogen zitten. De kerkvoogdij besloot om hier na de restauratie van af te stappen en de zitplaatsen vrij te geven.

Kronenactie

Men heeft destijds de mallen teruggevonden van de kaarsenkronen die ooit in de kerk gehangen hadden. Het is niet bekend waar deze mallen gevonden werden, maar men heeft 3 kleine en 2 grote kronen aangeschaft. Daarnaast ook nog een aantal blakers en wandarmen.

Vooral bij het aanschaffen van de blakers en wandarmen, schoot de gemeente de kerkvoogdij te hulp om het financiële plaatje rond te krijgen. Kinderen draaiden er werkelijk hun spaarpot voor om, om in de vorm van een donatie de kerkvoogdij in de gelegenheid te stellen deze blakers en wandarmen aan te schaffen.

Thermometer stoelenfonds

Met het verwijderen van de banken en het opruimen van de oude, ingezeten knopstoelen, moest de kerkvoogdij natuurlijk nieuw meubilair aanschaffen. Hiervoor werd het Thermometer stoelenfonds in het leven geroepen. In het kerkblad werd een aantal keer een thermometer afgebeeld met daarbij een getal. De gemeente werd opgeroepen om een stoel te doneren aan de kerk. Er werd door de kerkvoogdij gehoopt op net zulke gulle reactie als bij de kronen. Mede omdat het plaatsengeld werd afgeschaft. Het getal bij de thermometer gaf aan hoeveel stoelen er al in totaal waren ingezameld. Uiteindelijk

Met het verwijderen van de banken en het opruimen van de oude, ingezeten knopstoelen, moest de kerkvoogdij natuurlijk nieuw meubilair aanschaffen. Hiervoor werd het Thermometer stoelenfonds in het leven geroepen. In het kerkblad werd een aantal keer een thermometer afgebeeld met daarbij een getal. De gemeente werd opgeroepen om een stoel te doneren aan de kerk. Er werd door de kerkvoogdij gehoopt op net zulke gulle reactie als bij de kronen. Mede omdat het plaatsengeld werd afgeschaft. Het getal bij de thermometer gaf aan hoeveel stoelen er al in totaal waren ingezameld. Uiteindelijk