• No results found

Het effect van afstandsonderwijs op leerresultaten in het PO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het effect van afstandsonderwijs op leerresultaten in het PO"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kimberley Lek, Remco Feskens en Jos Keuning Cito, November 2020

Figuren zijn steeds getoond voor Begrijpend lezen;

Rekenen-wiskunde en Spelling zijn (grotendeels) vergelijkbaar.

CBS berekent de achterstandsscore.

Links scholen met relatief hoge en rechts scholen met relatief lage achterstandsscore.

W A T I S H E T E F F E C T G E W E E S T V A N A F S T A N D S O N D E R W I J S O P

L E E R R E S U L T A T E N I N H E T P O ?

Leren ten tijde van Corona

Vanaf maart 2020 is sprake geweest van afstandsonderwijs. Leerkrachten en ouders hebben met alle mogelijke middelen het onderwijs zo goed mogelijk proberen vorm te geven. De verwachting is dat dit minder optimaal is dat dat kinderen voltijd naar school gaan. Onderzocht is of het niveau en de groei van deze groep leerlingen afwijkt van leerlingen in vergelijkbare periode in de schooljaren 17-18 en 18-19. En of er verschillen te zien zijn bij verschillende groepen leerlingen, schoolinstellingen en provincies. We hebben dit gedaan voor de groepen 4 tot en met 7, voor de vakken begrijpend lezen, rekenen en spelling.

Leerlingen zijn gemiddeld in de periode van afstandsonderwijs minder gegroeid dan leerlingen in een vergelijkbare periode zonder afstandsonderwijs. Dit is ongeacht hoe leerlingen hebben gescoord op het voorgaande toetsmoment in januari. In sommige groepen geldt dat leerlingen die in januari het allerlaagst scoorden, relatief nu de minste groei hebben laten zien. Dit patroon is echter niet consistent over vakken en groepen.

I S D E L E E R G R O E I V A N L E E R L I N G E N G E D U R E N D E D E P E R I O D E V A N A F S T A N D S O N D E R W I J S A N D E R S D A N W A T W E Z O U D E N V E R W A C H T E N O P

B A S I S V A N V O O R G A A N D E J A R E N ?

I S E R S P R A K E V A N A L G E M E N E V E R S C H U I V I N G E N I N L E E R P R E S T A T I E S G E D U R E N D E D E P E R I O D E V A N T H U I S O N D E R W I J S ?

Z I J N E R V E R S C H I L L E N Z I C H T B A A R T U S S E N R E G I O ' S E N S C H O O L I N S T E L L I N G E N ?

De gemiddelde score is bij alle groepen en alle vakken eind schooljaar '19-'20 lager dan verwacht op basis van voorgaande jaren.

Eind schooljaar '19-'20 zijn er meer leerlingen die op het laagste niveau scoren en minder leerlingen die op het hoogste niveau scoren, t.o.v.

voorgaande jaren.

In alle provincies is voor alle groepen en vakken in schooljaar '19-'20 minder leergroei dan in de jaren ervoor.

Zowel voor scholen met een hoge en lage achterstandsscore is de leergroei achtergebleven t.o.v. voorgaande jaren. Voor Begrijpend lezen iets meer bij scholen met hoge achterstandsscore.

Leerlingen zijn in de periode van afstandsonderwijs vaardiger geworden, maar...

Leerlingen zijn in de periode van afstandsonderwijs gegroeid, maar...

Leerlingen zijn in de periode van afstandsonderwijs gegroeid, maar...

Introductie

Door de Corona-crisis waren scholen in het primair onderwijs (PO) vanaf 16 maart genoodzaakt te sluiten. Pas sinds 8 juni zijn de scholen weer volledig geo- pend. In deze (bijna) drie maanden tijd werd het reguliere onderwijsprogramma op school vervangen door afstandsonderwijs thuis. Ondanks dat er veel is ge- daan om er voor te zorgen dat het thuisonderwijs voor iedereen toegankelijk was, zoals het uitdelen van laptops, wordt gevreesd dat deze tijdelijke sluiting van basisscholen heeft geleid tot leerachterstanden en een toename van ongelijk- heid tussen leerlingen (Couzy, 2020). Er zijn echter ook geluiden dat het met de leerachterstanden wel meevalt. Een peiling onder schoolleiders van de ‘Al- gemene Vereniging Schoolleiders’ (AVS) in het PO toont bijvoorbeeld dat 90%

van de schoolleiders een constante voortgang ziet van het reguliere programma naar afstandsonderwijs. De Onderwijsraad concludeert weliswaar voorzichtig dat er sprake is van achterstanden en dat bestaande verschillen tussen leer- lingen vergroot lijken te zijn, maar tegelijkertijd geven ze ook aan dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar het effect van afstandsonderwijs (Onderwijs- raad, 2020). Daarom roepen zowel de Onderwijsraad als de Onderwijsinspectie op tot onderzoek (Onderwijsraad, 2020).

Een mogelijke oplossing om eventuele leerachterstanden in te lopen is het aanbieden van extra ondersteunende programma’s aan leerlingen. Deze extra programma’s worden door deRijksoverheidfinancieel mogelijk gemaakt. Het is

1

(2)

echter de vraag welke leerlingen deze extra ondersteuning nodig hebben. Nor- maliter zou je als school gebruik kunnen maken van beschikbare gegevens en ob- servaties, maar door het afstandsonderwijs zijn die er nu minder. Op basis van landelijk verzamelde gegevens is het echter wel goed mogelijk om eventueel ont- stane achterstanden in beeld te brengen en te duiden. In dit onderzoeksrapport doen we dat op basis van Cito dataretour. Via Cito dataretour sturen basis- scholen jaarlijks op vrijwillige basis hun toetsresultaten op het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijsnaar Cito voor onderzoeksdoeleinden. Het opstu- ren van de resultaten is volledig geautomatiseerd via het Computerprogramma LOVS. Verreweg de meeste basisscholen geven gehoor aan de oproep die Cito jaarlijks doet. Dat heeft er inmiddels toe geleid dat er van honderdduizenden leerlingen longitudinale toetsgegevens beschikbaar zijn.

Onze doelstelling is om op basis van deze gegevens een geaggregeerd over- zicht te verkrijgen van de eventueel ontstane leerachterstanden in het PO. Dat overzicht maken we voor de volgende kernvakken: Begrijpend lezen, Rekenen- Wiskunde, en Spelling. We kijken daarbij naar de groepen 4 tot en met 7.

Concreet richt dit rapport zich op de beantwoording van de volgende onder- zoeksvragen:

• In hoeverre is afstandsonderwijs van invloed geweest op het gemiddelde vaardigheidsniveau van leerlingen aan het einde van het schooljaar?

• In hoeverre wijkt de leergroei die leerlingen hebben geboekt tijdens de periode van afstandsonderwijs af van voorgaande jaren?

• In hoeverre is er sprake van verschillen tussen provincies en schoolinstel- lingen met meer of minder achterstandsleerlingen?

Methode

Het Cito leerlingvolgsysteem

In dit rapport is gebruikgemaakt van het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs. Het volgsysteem beslaat een groot aantal toetsen voor een groot aantal vakgebieden die methode-onafhankelijk kunnen worden afgenomen op vaste momenten in het jaar. Voor alle vakken wordt onderscheid gemaakt tussen een eind of ‘E-afname’ (idealiter afgenomen rond mei/juni) en een midden of

‘M-afname’ (idealiter afgenomen rond januari/februari). Voor sommige vakken en jaargroepen bestaat er ook een begin of ‘B-afname’ (idealiter afgenomen rond oktober/november). Bij elk afnamemoment hoort een bepaalde toets, zoals de M4-toets op het M-afnamemoment in groep 4. Echter, mocht deze M4-toets niet aansluiten bij het niveau van de leerling, dan is het ook mogelijk om een andere, beter passende, toets af te nemen. De resulterende scores op de toetsen, in het volgsysteem, ‘vaardigheidsscores’ genoemd, liggen namelijk allemaal op

(3)

eenzelfde schaal en kunnen daardoor direct met elkaar vergeleken worden. Naast vaardigheidsscores zijn er ook zogeheten vaardigheidsniveaus I tot en met V.

Deze geven aan hoe de leerling presteert in vergelijking met andere leerlingen in Nederland. De 20% hoogst scorende leerlingen krijgen de indicatie ’I’, de 20%

daarna hoogst scorende leerlingen de indicatie ’II’ et cetera.

Databestand en representativiteit

In dit rapport kijken we naar de prestaties van groep 4 tot en met 7 op Begrij- pend lezen, Rekenen-Wiskunde, en Spelling. Voor Rekenen-Wiskunde geldt dat Cito dataretour gegevens van het E-moment bevat voor zo’n 1,000 scholen met in totaal 27,000 tot 28,000 toetsafnamen per jaargroep (zie Appendix A.1)1. De aantallen voor Spelling zijn vergelijkbaar: ook zo’n 1,000 scholen en 25,000 tot 27,000 toetsafnamen op het E-moment voor groep 3 tot en met 7 (zie Appendix A.2). Van de toetsen voor Begrijpend lezen zijn relatief minder gegevens retour gestuurd. Cito dataretour bevat voor dit vak gegevens van zo’n 700-900 scholen met in totaal 17,000 tot 21,000 toetsafnamen (zie Appendix A.3).

De genoemde aantallen toetsafnamen zijn niet allemaal te gebruiken in de analyses die we willen doen. Het komt voor dat een leerling niet ´e´en maar meer- dere toetsen heeft gemaakt op het E-moment. In Appendix A.1 is bijvoorbeeld te zien dat we op het E-moment in groep 4 (’E4’) in totaal 16,894 Begrijpend lezen toetsafnamen hebben en dat deze betrekking hebben op slechts 16,675 leerlingen. Dat is onwenselijk, omdat leerlingen met meerdere toetsafnamen een grotere stempel drukken op de analyses dan de leerlingen die ´e´en toets hebben gemaakt. We hebben daarom per leerling ´e´en toetsafname bewaard met behulp van een aantal regels (zie Appendix A). Na deze opschoning zijn de data van het E-moment gematcht met data van het voorgaande M-moment. Leerlingen zonder score bij de M-afname zijn hierbij verwijderd. Voor deze leerlingen is het immers niet mogelijk om naar groei tussen het M- en E-moment te kijken. In ap- pendices A.1 - A.3 is terug te vinden hoeveel toetsafnamen er zijn overgebleven na opschoning en matching. Figuur1, Figuur2 en Figuur3 bieden een samen- vattend overzicht voor respectievelijk Begrijpend lezen, Rekenen-Wiskunde en Spelling.

In de figuren is onder meer te zien dat voor zowel Begrijpend lezen, Rekenen- Wiskunde als Spelling het afnamepercentage in Friesland en Limburg het hoog- ste is. Zeeland, Drenthe en Groningen tonen het laagste percentage deelnemende schoolvestigingen. Als we kijken naar het aantal afnamen, dan draagt vooral het midden van Nederland bij. Dat ligt in lijn der verwachting, omdat daar ook de meeste leerlingen wonen. Voorts is in het onderste gedeelte van Figuur1,2en3 het aantal toetsafnames te zien per jaargroep en deelnemende schoolvestiging.

Het valt op dat er bij zowel Begrijpend lezen, Rekenen-Wiskunde als Spelling een piek is bij 1 leerling. Dit betekent dat daar van slechts 1 leerling gegevens

(4)

laag. Daarom is er voor gekozen om in dit rapport enkel de resultaten mee te nemen van de schoolvestigingen waar ten minste 5 leerlingen per groep hebben deelgenomen.

In de rechteronderhoek van Figuur1,2en3is ten slotte te zien in hoeverre de data representatief zijn naar score. Specifiek is gekeken hoeveel procent van de leerlingen op het M-moment een I, II, III, IV of V vaardigheidsniveau had. Bij een representatieve steekproef verwachten we een uniforme verdeling met 20%

van de leerlingen in elk vaardigheidsniveau. Deze verwachting is weergegeven in de buitenste ring. De binnenste ring toont de daadwerkelijke percentages. Het verschil tussen het verwachte en geobserveerde percentage blijkt soms behoorlijk groot te zijn. Bij zowel Rekenen-Wiskunde als Spelling valt op dat er - met name in groep 4 en groep 5 - een hoger percentage leerlingen een relatief hoog vaardigheidsniveau had (I of II). Bij Begrijpend lezen zien we juist iets meer leerlingen met een IV of V vaardigheidsniveau.

10 20 30

% deelnemende schoolvestigingen E−afname in juni of juli Deelnemende schoolvestigingen per provincie

5000 10000 Aantal afnamen in juni of juli Aantal afnamen per provincie

4567

0 30 60 90 120

0 20 40

0 20 40

0 20 40

0 20 40

Aantal afnamen

Frequentie

Aantal afnamen per vestiging, opgesplitst naar jaargroep

I II III IV V

Gr. 4 Gr. 5 Gr. 6

Gr. 7 De buitenste ring bevat ter vergelijking een perfecte verdeling van 5x

20% van alle leerlingen Proportie I t/m V behaald op het voorgaande M−moment door alle leerlingen in de steekproef

Steekproef Begrijpend lezen

Figuur 1: Overzicht van het aantal beschikbare toetsafnamen voor Begrijpend lezen na opschoning en matching.

(5)

10 20 30 40

% deelnemende schoolvestigingen E−afname in juni of juli Deelnemende schoolvestigingen per provincie

5000 10000 15000 20000 Aantal afnamen in juni of juli Aantal afnamen per provincie

34567

0 25 50 75 100 125

0 20 40 60

0 20 40 60

0 20 40 60

0 20 40 60

0 20 40 60

Aantal afnamen

Frequentie

Aantal afnamen per vestiging, opgesplitst naar jaargroep

I II III IV V

Gr. 3 Gr. 4 Gr. 5

Gr. 6 Gr. 7 De buitenste ring bevat

ter vergelijking een perfecte verdeling van 5x

20% van alle leerlingen Proportie I t/m V behaald

op het voorgaande M−moment door alle leerlingen in de steekproef

Steekproef Rekenen−wiskunde

Figuur 2: Overzicht van het aantal beschikbare toetsafnamen voor Rekenen- Wiskunde na opschoning en matching.

10 20 30 40

% deelnemende schoolvestigingen E−afname in juni of juli Deelnemende schoolvestigingen per provincie

5000 10000 15000 20000 Aantal afnamen in juni of juli Aantal afnamen per provincie

34567

0 40 80 120

0 20 40 60

0 20 40 60

0 20 40 60

0 20 40 60

0 20 40 60

Aantal afnamen

Frequentie

Aantal afnamen per vestiging, opgesplitst naar jaargroep

I II III IV V

Gr. 3 Gr. 4 Gr. 5

Gr. 6 Gr. 7 De buitenste ring bevat

ter vergelijking een perfecte verdeling van 5x

20% van alle leerlingen Proportie I t/m V behaald

op het voorgaande M−moment door alle leerlingen in de steekproef

Steekproef Spelling

Figuur 3: Overzicht van van het aantal beschikbare toetsafnamen voor Spelling na opschoning en matching.

(6)

Cre¨ eren van gelijke steekproeven over jaren

Hoewel er van veel leerlingen gegevens beschikbaar zijn, laten Figuren 1, 2 en 3 zien dat er sprake is van selectiviteit in de data. Dat komt doordat het E- moment niet op ´alle scholen bij ´alle leerlingen heeft plaatsgevonden. Een school kan er bijvoorbeeld voor hebben gekozen om de leerlingen bij terugkomst op school niet direct te willen toetsen. Het kan ook zijn dat de school het E- moment bij een selecte groep leerlingen heeft afgenomen om te kijken hoe ze ervoor staan. Het zou bijvoorbeeld om enkel de relatief zwak of relatief sterk scorende leerlingen kunnen gaan. Om te voorkomen dat dergelijke selectiviteit invloed heeft op de conclusies, zijn voor voorgaande jaren steekproeven ge- trokken die direct vergelijkbaar zijn met de eerder beschreven steekproef. Met

’vergelijkbaar’ doelen we hier op het prestatieniveau van de leerlingen op het M-moment.

Specifiek hebben we voor elk vakgebied en voor elke jaargroep gekeken hoe- veel procent van de leerlingen in de steekproef een I, II, II, IV of V vaardig- heidsniveau had op het M-moment. Vervolgens is voor schooljaar 2017-2018 en schooljaar 2018-2019 uit Cito dataretour een gestratificeerde steekproef getrok- ken met exact dezelfde aantallen leerlingen met een I, II, II, IV of V vaardig- heidsniveau op het M-moment. Door deze aanpak is gegarandeerd dat het pres- tatieniveau van de steekproeven met leerlingen bij de M-afname gelijk was. Dit wordt ook bevestigd door de onderliggende verdelingen van vaardigheidsscores (zie Appendix B). Met dit als basis kan de ontwikkeling richting de E-afname, ondanks de selectiviteit, zuiver in beeld worden gebracht. Als het prestatie- niveau niet geleden heeft onder het afstandsonderwijs zullen we in alle drie opvolgende jaren eenzelfde mate van groei vinden tussen de M- en E-afname.

Als het afstandsonderwijs wel van invloed is geweest op het presteren van leer- lingen zullen we in schooljaar 2019-2020 een afwijking vinden ten opzichte van de twee eerdere schooljaren.

Resultaten

Onderzoeksvraag 1

In Figuren4,5en6is te zien in hoeverre de gemiddelde vaardigheidsscore voor de verschillende vakgebieden en jaargroepen verschoven is van het E-moment in schooljaar 2017-2018 tot het schooljaar 2019-2020. Om deze figuren te maken is gebruikgemaakt van de steekproeven met vergelijkbare leerlingen voor 2017- 2018 en 2018-2019 (zie voorgaande sectie). Omdat de leerlingen in de steekproe- ven vergelijkbaar hebben gescoord op het voorgaande M-moment, verwachten we geen verschuiving in gemiddeld vaardigheidsniveau op het E-moment van jaar tot jaar. Inderdaad is te zien dat de gemiddelde vaardigheidsscore tussen 2018 (schooljaar 2017-2018) en 2019 (schooljaar 2018-2019) behoorlijk verge- lijkbaar is. Als we echter naar 2020 (schooljaar 2019-2020) kijken, valt op dat

(7)

de gemiddelde vaardigheidsscore een daling laat zien ten opzichte van de twee vergelijkbare steekproeven in voorgaande jaren. Dit geldt voor alle vakgebieden en alle jaargroepen. Na de periode van afstandsonderwijs is de gemiddelde vaar- digheidsscore, met andere woorden, gedaald ten opzichte van wat we op basis van vergelijkbare leerlingen in voorgaande jaren zouden verwachten.

V IV III II I

120 140 160

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 4

V IV III II I

140 160 180

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 5

V IV III II I

160 180 200

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 6

V IV III II I

180 200 220

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 7

Begrijpend lezen

Figuur 4: Gemiddeld vaardigheidsniveau op het E-moment voor Begrijpend lezen van 2017 naar 2018 en 2019.

(8)

V IV III II I

160 180 200

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 4

V IV III II I

180 200 220 240

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 5

V IV III II I

220 240 260

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 6

V IV III II I

240 260 280

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 7

Rekenen−Wiskunde

Figuur 5: Gemiddeld vaardigheidsniveau op het E-moment voor Rekenen- Wiskunde van 2017 naar 2018 en 2019.

V IV III II I

250 300

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 4

V IV III II I

300 350

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 5

V IV III II I

300 320 340 360

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 6

V IV III II I

320 340 360 380

2018 2019 2020

afnamejaar

vaardigheidsscore

Gr. 7

Spelling

Figuur 6: Gemiddeld vaardigheidsniveau op het E-moment voor Spelling van 2017 naar 2018 en 2019.

Figuur7,8en9zijn gebaseerd op dezelfde steekproeven met leerlingen, maar nu is een verfijndere vergelijking gemaakt, namelijk naar de proportie leerlingen met vaardigheidsniveau I tot en met V. Wat opnieuw opvalt is dat de leerlingen

(9)

in 2018 en 2019 redelijk vergelijkbaar presteren. De proportie leerlingen met een I, II, II, IV en V vaardigheidsniveau is in 2018 en 2019 op wat kleine fluctuaties na immers nagenoeg hetzelfde. Dit is in lijn met wat we mogen verwachten. De proporties in 2020 wijken echter nogal af van deze voorgaande jaren. Specifiek ligt met name de proportie leerlingen met een V vaardigheidsniveau hoger in 2020, terwijl de proportie leerlingen met een I vaardigheidsniveau lager ligt. Dit patroon is zichtbaar bij alle drie vakgebieden en bij alle jaargroepen, al zijn de verschillen in proporties in de ene jaargroep duidelijker zichtbaar dan in de andere. Na de periode van afstandsonderwijs waren er dus meer leerlingen met een relatief laag vaardigheidsniveau (V) en minder leerlingen met een relatief hoog vaardigheidsniveau (I) dan wat we op basis van vergelijkbare leerlingen in voorgaande jaren zouden verwachten.

categorie I II III IV V

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E4

jaar

Gr. 4

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E5

jaar

Gr. 5

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E6

jaar

Gr. 6

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E7

jaar

Gr. 7

Begrijpend lezen

Figuur 7: Verschuiving in de proportie I t/m V vaardigheidsniveaus op het E-moment voor Begrijpend lezen van 2017 naar 2018 en 2019.

(10)

categorie I II III IV V

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E4

jaar

Gr. 4

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E5

jaar

Gr. 5

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E6

jaar

Gr. 6

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E7

jaar

Gr. 7

Rekenen−Wiskunde

Figuur 8: Verschuiving in de proportie I t/m V vaardigheidsniveaus op het E-moment voor Rekenen-Wiskunde van 2017 naar 2018 en 2019.

categorie I II III IV V

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E4

jaar

Gr. 4

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E5

jaar

Gr. 5

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E6

jaar

Gr. 6

2018 2019 2020

0.0 0.5 1.0

proportie op E7

jaar

Gr. 7

Spelling

Figuur 9: Verschuiving in de proportie I t/m V vaardigheidsniveaus op het E-moment voor Spelling van 2017 naar 2018 en 2019.

Samengevat lijken de vaardigheidsscores na de periode van afstandsonderwijs dus verschoven te zijn. Gemiddeld gezien scoren leerlingen lager en bovendien zijn er meer leerlingen met een relatief laag vaardigheidsniveau en minder leer-

(11)

lingen met een relatief hoog vaardigheidsniveau. Dat er sprake is van een derge- lijke algemene verschuiving in vaardigheidsscores hoeft echter niet te betekenen dat deze verschuiving geldt voor alle leerlingen, provincies en schoolinstellingen.

Daarom gaan we in een vervolgstap eerst na in hoeverre er verschillen bestaan tussen hoog en lager presterende leerlingen (onderzoeksvraag 2). Vervolgens zoomen we in op verschillen tussen provincies en schoolinstellingen (onderzoeks- vraag 3). Daartoe kijken we naar leergroei, oftewel, de groei in vaardigheidsscore tussen het E- en het voorgaande M-moment.

Onderzoeksvraag 2

Het leerlingvolgsysteem maakt het mogelijk om de leergroei van individuele leer- lingen in beeld te brengen. Leergroei is te defini¨eren als het verschil tussen de vaardigheidsscores van twee verschillende afnamemomenten. Een positief of ne- gatief verschil is te zien als de leergroei (of leerdaling) die leerlingen doormaken.

Hoewel het verschil tussen twee scores eenvoudig is uit te rekenen, is de inter- pretatie van het resultaat best complex. Een vooruitgang van 10 of 15 punten vertelt immers niet of de leergroei groot is of juist kleiner is dan we mogen ver- wachten. Om betekenis te kunnen geven aan leergroei doen we in dit rapport het volgende. Enerzijds passen we de procedure toe die ook bij onderzoeksvraag 1 is toegepast. Dat betekent dat we de uitkomsten voor 2020 afzetten tegen de uitkomsten van gelijke steekproeven voor 2018 en 2019. Anderzijds passen we een procedure toe waarbij we conditioneren op de M-score. Concreet kijken we per scorepunt van het M-moment hoe de leerlingen met dat aantal scorepunten zich nomaliter ontwikkelt naar het E-moment en hoe de leerlingen dat hebben gedaan ten tijde van het afstandsonderwijs.

Figuur 10, 11 en 12 laten de gemiddelde leergroei van de leerlingen zien uitgesplitst naar het vaardigheidsniveau op het M-moment (I-V). Merk op dat er in 2020, net als in de voorgaande jaren, over het algemeen sprake is van leergroei en geen leerdaling. Alleen bij leerlingen die een vaardigheidsniveau I hadden op het M-moment van Begrijpend lezen zien we dat wel, maar dat is in de voorgaande jaren ook zo, vermoedelijk als gevolg van meetonnauwkeurigheid (zie Figuren 10a; 10b en 10d). Opvallend in de figuren is dat voor elk van de niveaugroepen er in 2020 sprake is van een minder grote leergroei dan in de twee schooljaren ervoor. Er lijkt daarbij niet een bepaalde groep leerlingen te zijn waarvoor de daling in leergroei opvallender is dan in andere groepen. De achterblijvende leergroei lijkt, met andere woorden, over alle groepen leerlingen vergelijkbaar te zijn ongeacht het vaardigheidsniveau.

(12)

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 10

jaar

leergroei

(a) Begrijpend lezen E4

I II III IV V

2018 2019 2020 2018 2019 2020 2018 20192020 2018 2019 2020 2018 2019 2020

−4 0 4 8 12

jaar

leergroei

(b) Begrijpend lezen E5

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 5 10

jaar

leergroei

(c) Begrijpend lezen E6

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 5 10

jaar

leergroei

(d) Begrijpend lezen E7

Figuur 10: Opdeling naar vaardigheidsniveau voor vakgebied Begrijpend lezen.

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 10 20

jaar

leergroei

(a) Rekenen-Wiskunde E4

I II III IV V

2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020

0 5 10 15

jaar

leergroei

(b) Rekenen-Wiskunde E5

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 5 10 15

jaar

leergroei

(c) Rekenen-Wiskunde E6

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 5 10 15

jaar

leergroei

(d) Rekenen-Wiskunde E7 Figuur 11: Opdeling naar vaardigheidsniveau voor vakgebied Rekenen- Wiskunde.

(13)

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 10 20 30

jaar

leergroei

(a) Spelling E4

I II III IV V

2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020

0 5 10 15 20

jaar

leergroei

(b) Spelling E5

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 10 20

jaar

leergroei

(c) Spelling E6

I II III IV V

2018 2019 2020 20182019 2020 2018 2019 2020 2018 2019 2020 20182019 2020

0 5 10 15

jaar

leergroei

(d) Spelling E7

Figuur 12: Opdeling naar vaardigheidsniveau voor vakgebied Spelling.

De indeling naar vaardigheidsniveau is nog relatief grofmazig. Daarom wordt in Figuur13, 14 en 15 een preciezere opdeling gemaakt, namelijk naar de be- haalde score op het M-moment. Op de x-as zijn leerlingen gegroepeerd naar het aantal behaalde scorepunten op het M-moment, geordend van laag naar hoog. De boxplots tonen de mediane afwijking van de te verwachten gemid- delde groei in normale jaren en de fluctuatie rondom deze mediane afwijking (de zogenaamde ’box’ waarin 75% van de geobserveerde afwijkingen valt). Als de periode van afstandsonderwijs geen effect heeft gehad, dan verwachten we dat de leerlingen in het huidige schooljaar gemiddeld gezien niet afwijken van hetgeen we verwachten. Oftewel, we verwachten dat de mediaan (de zwarte, horizontale lijn) rondom 0 ligt (gelijk aan de paarse, horizontale lijn) en dat ongeveer een gelijke groep leerlingen erboven of eronder zit.

(14)

−30

−20

−10 0 10 20 Gr. 4

−30

−20

−10 0 10 20 Gr. 5

−30

−20

−10 0 10 20 Gr. 6

laag hoog

−30

−20

−10 0 10 20 Gr. 7

Begrijpend lezen

score op voorgaande toetsmoment

afwijking van gemiddelde groei vergelijkbare leerlingen in voorgaande jaren

Figuur 13: Afwijking van de gemiddelde groei opgesplitst naar score op het voorgaande toetsmoment, voor alle groepen Begrijpend lezen.

(15)

−20

−10 0 10 20 Gr. 4

−20

−10 0 10 20 Gr. 5

−20

−10 0 10 20 Gr. 6

laag hoog

−20

−10 0 10 20 Gr. 7

Rekenen−Wiskunde

score op voorgaande toetsmoment

afwijking van gemiddelde groei vergelijkbare leerlingen in voorgaande jaren

Figuur 14: Afwijking van de gemiddelde groei opgesplitst naar score op het voorgaande toetsmoment, voor alle groepen Rekenen-Wiskunde.

(16)

−30

−20

−10 0 10 20

Gr. 4

−30

−20

−10 0 10 20

Gr. 5

−30

−20

−10 0 10 20

Gr. 6

laag hoog

−30

−20

−10 0 10 20

Gr. 7

Spelling

score op voorgaande toetsmoment

afwijking van gemiddelde groei vergelijkbare leerlingen in voorgaande jaren

Figuur 15: Afwijking van de gemiddelde groei opgesplitst naar score op het voorgaande toetsmoment, voor alle groepen Spelling.

De figuren wijken af van hetgeen we verwachten. Voor elk van de vakge- bieden, groepen en scores op het voorgaande M-moment geldt dat de mediaan lager ligt dan 0 (met uitzondering van enkele boxplots waarbij de mediaan op de paarse nullijn ligt). Bovendien valt een groter gedeelte van de boxplots onder de paarse lijn dan erboven. Vergelijken we de verschillende boxplots binnen een jaargroep, dan zien we net als bij de opdeling naar vaardigheidsniveau geen con- sistent patroon in afwijkingen. Het is dus niet zo dat leerlingen met een bepaalde score op het M-moment relatief minder leergroei lieten zien dan leerlingen met

(17)

andere scores. Wel is er bij de vakgebieden Begrijpend lezen en Spelling soms een grotere afwijking naar beneden te zien voor de allerlaagste scoregroep. Al met al is er echter geen aanleiding om te concluderen dat de prestatieverschillen tussen hoger en lager scorende leerlingen als gevolg van het afstandsonderwijs zijn toegenomen.

Onderzoeksvraag 3

Provincie

Er kunnen provinciale verschillen bestaan ten aanzien van de invloed van het afstandsonderwijs op de leerprestaties van leerlingen. Daarom is voor elk van de provincies gekeken naar de gemiddelde leergroei (d.w.z., vaardigheidsscore op het E-moment min de vaardigheidsscore op het voorgaande M-moment) en spreiding in deze leergroei in het huidige schooljaar in vergelijking met voor- gaande schooljaren. Hiervoor is net als eerder gebruikgemaakt van de gelijke steekproeven voor 2018 en 2019. Figuur16toont de resultaten van alle leerjaren samen uitgesplitst naar provincie. Opvallend is dat de gemiddelde leergroei in elk van de provincies gedaald is in 2020 ten opzichte van 2018 en 2019. Alleen Zeeland vormt bij het vakgebied Rekenen-Wiskunde een uitzondering. Er zijn ook fluctuaties te zien van 2018 naar 2019, maar deze zijn minder consistent en stelselmatig dan die naar 2020. Hoewel de gemiddelde leergroei in alle provin- cies is afgenomen, zijn er wel verschillen te zien in de hoogte van de gemiddelde leergroei over de jaren 2018-2020 en de grootte van de daling in gemiddelde leergroei. Zo valt Zeeland bijvoorbeeld op bij Begrijpend lezen, omdat er een sterke daling te zien is van 2018 naar 2019 en 2020.

Overijssel Utrecht Zeeland Zuid−Holland

Groningen Limburg Noord−Brabant Noord−Holland

Drenthe Flevoland Friesland Gelderland

201820192020 201820192020 201820192020 201820192020 0

3 6 9 12

0 3 6 9 12

0 3 6 9 12

jaar

leergroei

(a) Begrijpend lezen

Overijssel Utrecht Zeeland Zuid−Holland

Groningen Limburg Noord−Brabant Noord−Holland

Drenthe Flevoland Friesland Gelderland

201820192020 201820192020 201820192020 201820192020 0

5 10 15

0 5 10 15

0 5 10 15

jaar

leergroei

(b) Rekenen-Wiskunde

Overijssel Utrecht Zeeland Zuid−Holland

Groningen Limburg Noord−Brabant Noord−Holland

Drenthe Flevoland Friesland Gelderland

201820192020 201820192020 201820192020 201820192020 0

5 10 15 20

0 5 10 15 20

0 5 10 15 20

jaar

leergroei

(c) Spelling Figuur 16: Gemiddelde leergroei opgedeeld naar provincie.

Schoolinstellingen

Sinds 2019 is een nieuwonderwijsachterstandenbeleidvoor het PO van kracht.

(18)

het gemiddelde opleidingsniveau van alle moeders op de school en of de ouders in de schuldsanering zitten, wordt door hetCBSeen onderwijsscore per leerling berekend en per basisschoolvestiging geaggregeerd tot achterstandsscores. Deze gegevens hebben we gebruikt om te bepalen of scholen waar meer leerlingen met een mogelijke onderwijsachterstand op zitten al dan niet verschillen in leergroei met scholen die een achterstandsscore van nul hebben. In onze steekproef had ongeveer 60% van de scholen een achterstandsscore gelijk aan 0 en 40% een achterstandsscore groter dan 0. De leergroei opgedeeld naar achterstanddscore is per vakgebied te zien in Figuur17.

Achterstandsscore > 0 Achterstandsscore 0

2018 2019 2020 2018 2019 2020

0 2 4 6

jaar

leergroei

(a) Begrijpend lezen

Achterstandsscore > 0 Achterstandsscore 0

2018 2019 2020 2018 2019 2020

0 5 10

jaar

leergroei

(b) Rekenen-Wiskunde

Achterstandsscore > 0 Achterstandsscore 0

2018 2019 2020 2018 2019 2020

0 5 10 15 20

jaar

leergroei

(c) Spelling Figuur 17: Gemiddelde leergroei opgedeeld naar achterstandsscores.

We zien dat zowel voor scholen met een achterstandsscore van nul en scho- len met een hogere achterstandsscore de leergroei in 2020 is achtergebleven in vergelijking met de leergroei in 2018 en 2019. Dit geldt voor alle drie de vakge- bieden. Opvallend is dat het verschil in leergroei tussen de twee typen scholen bij Begrijpend lezen wat groter is dan bij Rekenen-Wiskunde en Spelling.

Conclusie

Vanwege de Corona-crisis waren scholen in het PO genoodzaakt om de scho- len voor bijna 3 maanden te sluiten en afstandsonderwijs thuis te verzorgen.

Ondanks de enorme inspanningen van scholen en ouders om dit afstandsonder- wijs te laten slagen, is het de vraag of deze tijdelijke sluiting heeft geleid tot leerachterstanden en een vergroting van verschillen tussen leerlingen. In dit rap- port hebben wij hier op verschillende manieren zicht op proberen te krijgen. We focusten daarbij op drie vakgebieden: Begrijpend lezen, Rekenen-Wiskunde en Spelling.

Samengevat kunnen we concluderen dat de vaardigheidsscores voor elk vak en elke jaargroep in 2020 gemiddeld gezien lager liggen dan in de jaren zon- der afstandsonderwijs. De proportie leerlingen met een vaardigheidsniveau V (het laagste door Cito onderscheiden vaardigheidsniveau) is toegenomen en de proportie leerlingen met een vaardigheidsniveau I (het hoogste door Cito on- derscheiden vaardigheidsniveau) is afgenomen. Dat er sprake is van wat lager

(19)

uitvallende vaardigheidsscores en niveaus betekent niet dat er in de periode van afstandsonderwijs niet geleerd is. Het tegendeel is waar. De geboekte leergroei is echter wat kleiner dan de leergroei die we zouden verwachten op basis van voorgaande jaren. Deze wat lager uitvallende groei blijkt behoorlijk generiek te zijn. Provinciale verschillen en verschillen tussen schoolinstellingen met een verschillende achterstandsscore zijn niet duidelijk waarneembaar. Ook was het niet zo dat de leergroei meer achterbleef voor de relatief zwak of juist relatief sterk scorende leerlingen.

Met dit rapport hebben wij getracht de invloed van het afstandsonderwijs op de leerresultaten in het PO inzichtelijk te maken. Hoewel een lichte teruggang in prestaties waarneembaar is, zijn de effecten te overzien. Wij zijn er van overtuigd dat dit komt door de enorme inzet van leerkrachten en ouders om het afstandsonderwijs tot een succes te maken. Zonder die inzet was de teruggang in leergroei onvermijdelijk groter geweest. Wij hopen dat ons rapport het onderwijs handvatten biedt. Nu PO-scholen sinds het einde van de zomervakantie weer op locatie onderwijs verzorgen, is het interessant om over een tijdje opnieuw de balans op te maken: zien we nog steeds een (lichte) daling in vaardigheidsscore en leergroei, of is deze dan grotendeels weggewerkt?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De prestaties van netbeheerders die op of boven de norm liggen, zijn zwart weergegeven; de percentages die onder de norm liggen zijn rood weergegeven.. De kleur geeft niet aan hoe

De meeste vragen in deze subcategorie gaat over het beschrijven van de mening van de schrijver van de tekst (zie tabel 16). Ook komt het zesmaal voor dat de leerling aan moet

De auteur schrijft in alinea 5: "De Nederlandse kijker krijgt een warme appeltaart voor zich neergezet, terwijl hij deze pas over enkele maanden mag opeten. Maar dan is de

De correlatiecoëfficiënten zijn te zien in Tabel 10, hieruit is te concluderen dat er een correlatie lijkt te bestaan tussen begrijpend lezen, DLE- score en de conceptmap,

interpreteren in relatie tot de doelen met betrekking tot begrijpend lezen, en om interventies te plegen die het niveau verhogen. Leerlingen en ouders worden bovendien regelmatig op

Problemen met begrijpend lezen kunnen te wijten zijn aan individuele factoren en aan omgevingsfactoren (Van der Leij, 2003). Op individueel niveau kunnen de verklaringen liggen

Na deze eerste observatie volgden twee bijeenkomsten waarin de leerkrachten en studenten informa- tie en praktische tips kregen over opbrengstgericht werken, evidence based

With this thesis I have shown how historical memory work contributes to reframing historical narratives of the armed conflict, based on a case study of two