• No results found

Maria Doolaeghe, Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maria Doolaeghe, Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé · dbnl"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wap-Guljé

Maria Doolaeghe

bron

Maria Doolaeghe, Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé. Z.n., z.p. 1876

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/dool003tern02_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé, echtgenoote van D

r

. J.J.F. Wap.

Geboren den 4. september 1812, te Oirschot; overleden den 21. maart 1876, te Deventer.

De beste Gade en Moeder viel,

Die wij zoo teêr, zoo hartlijk minden;

Dat goedig hart, die eedle ziel,

Die dierbare Engel moest verzwinden!

Zij was uw leven - zij was meer, O Vriend, die juichte in haar verkeer,

En nu de Brave na blijft treuren: - Uw tweelingsziel voelt ge U ontscheuren!

Maria Doolaeghe, Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé

(3)

Gij waart in zin en wil vereend, Door liefde en trouwgebleven eeden.

Die éénheid heeft al 't heil verleend, Ten huwelijkszegen afgebeden. - Wat stille rust, wat zoete vreugd, In d'ouderdom, als in de jeugd,

Deed voor uw schreden bloemen geuren, Helaas! nu kwijnend doodsch van kleuren!

Zij, die 't gebloemte frischheid gaf, En 't altijd jeugdig deed herbloeien, Rust thans in 't pas gedolven graf,

Waarop uw stille tranen vloeien.

Wat wijde gaping om u heen!

De blijde lach, de zorg verdween;

Geen: welkom! meer klinkt zoet u tegen, Geen liefdetaal biedt d'avond zegen.

Alom mist gij 't beminde beeld,

De troost en schutgeest van uw leven, Die vaak u heeft met moed bedeeld,

En hoop en zielekracht gegeven.

Waar zulk een Vrouw 't gezin regeert, Van wie men zorg en huisdeugd leert,

Wat Paradijs gaat dan verloren, Houdt eens die lichtstar op te gloren!...

Maria Doolaeghe, Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé

(4)

Heb moed, bedroefde Man, heb moed Om 't eenzaam leven kloek te dragen...

Beween die Lieve uit vol gemoed, Maar blik omhoog: dààr, ginder dagen Weêr lichten op van hoop en troost.

De zuchten, die uw boezen loost, Zij snijden mede ons door het harte, De hoop op weêrzien stille uw smarte.

Wat rijker troost voor 't droef gevoel, Dat niet de doode kan vergeten?

Gij, denker, blikt niet koud en koel Omhoog naar zonnen en planeten.

Dààr spreekt u bij dat dierbaar graf Een stem toe: ‘Droog die tranen af:

Dààr leidt de doorgang tot het leven, Dat U uwe Ega weêr zal geven!’

Dat denkbeeld, ja, versterke U, Vrind;

Wèl hem, die zoo in 't edel denken De bronne van vertroosting vindt,

Die Christenhoop alleen kan schenken;

Hem die, berustend in zijn lot,

Vroom zegt: ‘Uw wil geschiede, God!’

En, blinke in 't oog de traan van 't lijden, Gelaten met de ramp kan strijden.

Maria Doolaeghe, Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé

(5)

De Vriendschap ook vergeet haar nooit;

Terwijl uw hand, al bevend over Haar graf der liefde bloemen strooit,

Dan, met een krans cipressenloover, Versieren wij haar beeld, dat zacht En troostend hier ons tegenlacht,

En schijnt te fluistren zoet en teeder:

‘Daar boven zien we elkander weder!’

Diksmuide, 23 Maart 1876.

V

ROUWE

VAN ACKERE Geb.

MARIE DOOLAEGHE

.

Maria Doolaeghe, Ter nagedachtenis van Vrouwe Jacqueline Wap-Guljé

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dieper kleuren bij 't verscheiden Van den dag zijn neergezet, Blijft mijn aandacht even dralen, Daar de vraag in mij ontwaakt, Hoe het licht, dat 's daags komt dalen En dat loodrecht

Voor deze gedachte, dat, zoo hij zelf het doel, dat God met hem bereiken wilde, van den aanvang af aan had gezien en doelbebewust had nagestreefd, hij niet anders had kunnen

Maar, toen het bloeiend licht verdorde, En 't purper somber werd en koud, Is ook mijn hart bedroefd geworden En stervensmoede en stervensoud;.. Nog even hield een vaag verlangen

Ook gij durft denken, Mevrouw, dat, hoe hemelrein dergelijke half middeleeuwsche perelen zijn, de vaderlandsche zucht ook hare hemelsche uitboezeming heeft, en dat de dixmudsche

Zoo ligt mijn ziel voor God en doet zich voor Hem open, Voor Hem, der zielen Zon, die 't eeuwig schijnsel geeft, En bij Wiens godlijk licht mijn zitten, opstaan, loopen, Al, wat ik

Zal 't graf die jonge bloem verslinden - Den teêrsten huwlyksband ontbinden - En haer ontrukken aen het wicht, Dat, schreijend, nog in 't wiegje ligt;.. En haer ontrukken aen

De kinderen worden gedoopt in de Bonifatiuskerk. Anna, Gré, Ploon, Dorus en Jan gaan naar de lagere school aan de Van Vredenburchweg, de Mariaschool voor de meisjes en

De jongens kuieren ook vaak op het strand, En hebben van alles daar weer aan de hand, Zoo vindt Maarten daar een oude klomp Verschrikkelijk vuil en heel groot en lomp.. Daar ziet