• No results found

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1 · dbnl"

Copied!
302
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

aanmerkingen over het bestuur van Holland.

Deel 1

Lodewijk Napoleon Bonaparte

bron

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1. J.C. van Kesteren, Amsterdam 1820.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bona001gesc01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl

(2)

LODEWIJK BONAPARTE

GEWEZEN KONING VAN HOLLAND.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(3)

Voorberigt van de Engelsche uitgevers.

De Uitgevers nemen de vrijheid den Lezer te verwittigen, dat het werk, hetwelk zij het genoegen hebben denzelven aan te bieden, getrouwelijk uit het

OORSPRONKELIJKE

en

EENIGE

handschrift is vertaald, welk handschrift door den Schrijver naar herwaarts is opgezonden, met opzettelijk voornemen om hetzelve te doen uitgeven. De Uitgevers hebben dit handschrift onder hunne berusting,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(4)

en hetzelve ligt ter bezigtiging van elk en een iegelijk, die door de nieuwsgierigheid of door den wensch om zich van de echtheid van hetzelve te overtuigen, gedreven mogt worden.

Het werk zelf zal inderdaad bevonden worden voldoende en doorslaande bewijzen van echtheid op te leveren, hetgeen zoo noodzakelijk ter voldoening van den Lezer is, en bijaldien er nog meer bekrachtiging mogt vereischt worden, kunnen de Uitgevers zich beroepen op het getuigenis van eenen Heer van aanzien in ons land, die het handschrift te Rome heeft onderzocht, toen het nog in handen des Schrijvers was, en die, sedert deszelfs overbrenging in Engeland, de echtheid van hetzelve heeft gewaarborgd.

Bevoegde beoordeelaars, die het handschrift hebben gelezen, waren van oordeel, dat de titel: ‘Geschiedkundige Gedenkstukken, be-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(5)

trekkelijk het Bestuur van Holland,’ niet genoegzaam met den inhoud van hetzelve overeenstemde, aangezien hetzelve eene groote menigte anekdoten bevat, die

NAPOLEON

en de onderscheidene takken zijner familie betreffen, en ook met een aantal aanzienlijke personaadjen uit andere gewesten, die deel genomen hebben in de hier geschetste Staatkundige gebeurtenissen, in betrekking staan. Maar de begeerte om het werk juist zoo te geven, als hetzelve in de handen der Uitgevers is gekomen, heeft hen overgehaald om van de voordeelen af te zien, welken zij hadden mogen verwachten van eenen titel, meer geschikt om de nieuwsgierigheid der meeste Lezers aan te prikkelen.

Het verhaal geschiedt in den derden persoon, eene wijze, welke, hoezeer in Engeland volstrekt buiten gebruik, nogtans in andere landen gemeen, en door de gewoonte der Ou-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(6)

den gestaafd wordt. Men zou, te dezen opzigte, niets hebben kunnen veranderen, zonder de echtheid van het werk te benadeelen; het zal dus niet noodig zijn, wegens deze navolging van den Schrijver, zich te verschoonen.

Het Engelsch publiek is met het karakter van den Schrijver niet geheel onbekend.

De vaderlijke zachtheid van zijn bestuur in Holland, zijne braafheid, zijne eerlijkheid en goede trouw, zijn algemeen erkend. Deze deugden stemden geenzins overeen met de Staatkunde van zijnen heerschzuchtigen en minder naauwgezetten broeder, en veroorzaakten de verbreking van die banden, welken tusschen twee zulke

tegenstrijdige karakters niet lang konden blijven bestaan. Men kan daarenboven vermoeden, dat de erkende eerlijkheid van den Schrijver eene genoegzame waarborg is voor de getrouwheid van zijn verhaal, hetwelk hij volgens zijne eigene er-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(7)

varing geeft, zelfs dan nog, wanneer hetzelve door geene bewijzen gestaafd wordt.

Wat de gegrondheid der redenering, de denkbeelden van den Schrijver, of de algemeene verdiensten van het werk betreft, het is onnoodig, hierover eene uitspraak te wagen. Men brengt hetzelve met vertrouwelijke opregtheid onder de oogen van het publiek, en het is met alle mogelijke onderscheiding, dat men het aan deszelfs onpartijdige beoordeeling eerbiedig onderwerpt.

10 April, 1820.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(8)

Geschiedkundige gedenkstukken.

Eerste afdeeling.

Inleiding.

Beweeggronden en doel van dit werk:

Een man, die zich aan het hoofd van een volk heeft bevonden, doch niet meer de teugels des bewinds in handen heeft, is eene dubbele verpligting opgelegd om rekenschap te geven van de omstandigheden, welke gedurende zijne regering hebben plaats gehad.

Wanneer zelfs de Schrijver van dit werk zich zelven geheel had kunnen vergeten, zoo zoude het nageslacht noch de Geschiedschrijvers, geene stilzwijgendheid bewaren wegens de gebeurtenissen, die gedurende vijf jaren tijds in Holland hebben plaats gehad, of wegens eenen broeder van Keizer

NAPOLEON

.

De geschiedenis is eene beoordeeling wegens het gehouden gedrag der op den voorgrond gestaan heb-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(9)

bende mannen; maar wanneer dezelve geschreven is door hem, dien de voornaamste rol in dezelve is te beurt gevallen, dan wordt zij eene verantwoording aan het volk, en aan allen, aan welke men verpligtingen te vervullen had.

Men moet zich niet overijlen om de handelingen van openlijke en hooge ambtenaren te beoordeelen, voornamelijk niet wanneer er buitengewone omstandigheden hebben plaats gehad. Want om een wezenlijk, dat wil zeggen een billijk, vonnis over hen te vellen, moet men den waren toestand, waarin zij geplaatst waren, de middelen, welke binnen hun bereik waren, en de moeijelijkheden en hinderpalen, die hun in den weg stonden, grondig kennen, en tevens niet onkundig zijn van de algemeene en bijzondere omstandigheden, de openlijke en verborgene gebeurtenissen, welke hunnen levensloop ontrust hebben. De daden der menschen zijn niet alleen een gevolg van hun verstand of vernuft, en van de gebeurtenissen en wisselvalligheden dezer wereld, maar tevens van den zamenloop dezer gebeurtenissen en wisselvalligheden, en de

overeenstemming van dezelven met het karakter en misschien ook wel met de geaardheid van den daarin betrokkenen: men is geen meester van zijn vernuft en om altijd wel te oordeelen. Alleen een genoegzaam verstand om op eene eerlijke wijze te leven, is het algemeene deel des menschelijken geslachts.

Een man van eene aangeborene matigheid en zonder te ver gedrevene eerzucht, doch niet van een gezond verstand en een vast karakter ontbloot, vond zich

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(10)

zich vereerd en ten hoogste gestreeld, wanneer hij zijnen broeder en zijne familie als de voorwerpen der keuze van zijne medeburgers mogt beschouwen. Op het sterkste aan zijn vaderland gehecht, geen grooter geluk kennende dan den onafhankelijken en werkzamen stand van een eenvoudig burger, werd hij op eens, en in weerwil van zich zelven, aan den voet des Keizerlijken troons, en vervolgens op den Koninklijken troon van Holland, geplaatst. Onvoorziens in een vreemd land overgebragt, geheel alleen, zonder steun, zonder eenig ander voorbereidsel en zonder eenigen anderen wegwijzer dan zijn eigen hart, had hij terstond de grootste moeijelijkheden te bestrijden, het natuurlijk gevolg in zoodanige hagchelijke omstandigheden. Een vreemdeling en een Koning bij een volk, met vernuft en verstand begaafd, dat billijk en regtvaardig was, doch tevens gemeenebestgezinde gevoelens koesterde, alles beoordeelde en moeijelijk te voldoen was, dat de openbare vijand van elken breidel en voornamelijk van eenen vreemden breidel was. Weldra had hij ook te worstelen met de openlijke daden en geheime kunstenarijen van een Gouvernement dat hem had behooren te ondersteunen en aan welks invloed hij zijne kroon te danken had.

Binnen zijn rijk en buiten af, overal waar hij zijne oogen wendde, vond hij hindernissen en valstrikken, en nergens eenen steun, nergens hulp, nergens hoop;

want zijne pligten regelden altijd zijn gedrag en zijne grondbeginselen waren de inspraak van zijn hart. Hij zoude dezelve niet hebben kunnen veranderen, al

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(11)

had hij zulks gewild, en van dien oogenblik af aan was er voor hem noch hulp, noch ondersteuning, noch hoop bij de vijanden van Frankrijk te wachten. Wanneer men nu nog in het oog houdt, dat bij al deze omstandigheden nog plaats had, dat het land, waarover hij regeerde, zoodanig in deszelfs geldmiddelen was uitgeput, en dermate in eenen staat van belemmering en overdrevenheid was ingewikkeld, dat men aan deszelfs redding wanhoopte. Wanneer men in acht neemt, dat de omstandigheden en de toestand van Europa, wel verre van zich voor Holland te verbeteren, trapsgewijze ongunstiger werden, dan zal men met verlangen wenschen te weten, op welk eene wijze zoodanig een land zich, gedurende vier jaren, heeft staande kunnen houden, en men zal daaruit veelligt eene gevolgtrekking daarstellen, dat men nooit aan de redding van een land moet wanhopen, zoo lang als de bewoners van hetzelve nog eenigzins bemiddeld zijn en het Gouvernement eensdenkend (identified) met het volk zijnde, geene andere, dan de algemeene gevoelens koestert.

Men zal zien dat, zoo het Gouvernement, waarvan hier gesproken wordt, eindelijk, na vier jaren aanwezigheid en vijf jaren beheering, heeft moeten bezwijken, dit alleen het gevolg is van de bewezene waarheid, dat er steeds een einde aan alle menschelijke krachten en pogingen komt. Doch de houding en de pogingen der Hollanders, gedurende deze vijf jaren, hebben het schoonste inwendige schouwtooneel opgeleverd, dat immer een volk den roem eener edele Natie te zijn, verwerven kan.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(12)

Wat

LODEWIJK

aanbelangt, hij verdiende noch verlangde geenen roem, hij had nog nimmer eene groote daad verrigt, hij had nimmer eenen belangrijken dienst aan zijn vaderland bewezen, hoezeer hij, gedurende dertien jaren, hetzelve als militair gediend had, hij deed niets voor zijne bloedverwanten; doch met dat al, in het midden der wisselvalligheden en der zeldzaamste omstandigheden en gebeurtenissen, wist hij altijd zijn eigen belang aan dat van anderen op te offeren.

De vervulling zijner pligten was de eenige en onwrikbare leidraad van zijn gedrag.

Met een woord, hij stelde al het mogelijke in het werk, om aan niemand, hoegenaamd, eenig kwaad te berokkenen, en aan dit grondbeginsel offerde hij zijnen rang, zijn welzijn, zijne rust en zelfs zijnen goeden naam op.

Moge dit verhaal ter overtuiging strekken aan de Hollanders, aan dezulken zijner landslieden, die hem gekend hebben, aan den Keizer

NAPOLEON

in zijne

onbegrijpelijke (his incomprehensible) gevangenis, en aan de Mogendheden, met welken hij in betrekking heeft gestaan, dat zoodanig alleen de beweegoorzaken van zijn openlijk en bijzonder gedrag waren; dat hij altijd hunne achting, en die van weldenkende menschen, waardig is geweest; dat niets minder verdiend en meer onbillijk is dan de bewaking en het vernederend wantrouwen, ten aanzien van eenen voor zijne jaren oud geworden man, die een leven vol van tegenheden en ongelukken heeft moeten leiden, en welke rampen nog te meer

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(13)

op hem drukten, uit hoofde van den rang die hij bekleedde, en den stand, in welken hij geplaatst was, en die noch door vrees, noch door wisselvalligheden, noch door eigenbelangzuchtige oogmerken, verleid kon worden om zijne eenmaal aangenomene gevoelens te verzaken. - Doch in tijden van onrust en van buitensporige

overdrevenheid hebben alleen de gematigden te lijden, want zij trachten alle uitsporigheden te verijdelen, en zij zien zich evenwel van alle zijden daardoor aangevallen. Men zoude zeggen dat er tijdsgewrichten bestaan, in welken het vaderland slechts een ijdele klank, de banden des bloeds slechts een vooroordeel, en de pligten niets dan een eigendom der bedrogenen zijn.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(14)

Komst tot den troon.

1806.

Staat van Europa in 1806.

De vijanden van Keizer

NAPOLEON

zagen zich in hunne hoop bedrogen; zij hadden zich verbeeld, dat de Franschen, die niet meer voor hunne vrijheid maar voor eenen meester streden, niet meer dezelfden zouden zijn; zij dachten, dat

NAPOLEON

, zoo beroemd wegens zijne krijgsverrigtingen in Italië en Egypte, doch welke zijne krijgskundige bekwaamheden nog niet, op de uitgestrekte velden, die door den Rijn worden bepaald, en waar onoverzienbare vlaktens, die hem geheel onbekend waren, hem verpligtten om een gansch ander grondbeginsel aan te nemen, beproefd had, voor het minst daar niet de wonderen van Castiglione en van Maringo zoude kunnen hernieuwen. Doch zij vergisten zich... De Franschen toonden, zoo als zij steeds op eene onwederlegbare wijze bewezen hebben, dat zij onverwinnelijk zijn, wanneer zij slechts wel worden aangevoerd. De Keizer, door eene berekening, welke slechts hij alleen in staat was te maken, ont-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(15)

wikkelde nu, zonder een ander stelsel te omhelzen, eene tot nog toe onbekende krijgskunst. Hij bestuurde tien of twaalf legers tevens, en met hetzelfde gemak als hij het opperbevel over één leger had gevoerd. Hij was overal, en steeds op den oogenblik wanneer zijn bijzijn vereischt werd. Hij omringde de Oostenrijkers in hunne stellingen, brak hunne linie, en dwong hen om een ander plan te beproeven, hetwelk hij hun te naauwernood den tijd liet te vormen: hij noodzaakte hen dus om zich in hunne krijgskundige bewegingen naar de zijnen te schikken, en deed dit op eene onnavolgbare wijze. Hij schreef zijne vijanden een doorzigt en eene

voorzigtigheid toe, welke zij niet bezaten, en daar hij zijne berekeningen daarop grondde, viel hem juist het tegendeel te beurt van hetgeen het lot van eerstgenoemden was.

De Keizer behaalde onophoudelijk de grootste voordeelen, en de uitkomst zijner pogingen waren genoegzaam altijd oneindig gunstiger en aanmerkelijker dan hij zich had kunnen voorstellen; terwijl de anderen, die even onbillijk in hun oordeel over het Fransche leger als verdwaald in hunne berekeningen waren, altijd de grootste moeijelijkheden, die zij zich niet hadden voorgesteld, moesten ondervinden, vandaar de wonderen van Maringo, Ulm en anderen. Geheel Europa moest dus even als Frankrijk de voordeelen, welke het Fransche leger onder het geleide des Keizers behaalde, alleen aan de kunde en het vernuft van laatstgenoemden toeschrijven.

De Franschen, die terug gekomen waren van hun-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(16)

ne vrees wegens den invloed, die de verandering des Gouvernements op hunnen krijgsroem zoude kunnen maken, na den gedenkwaardigen oorlog van 1805, zagen nu met hoogmoed een groot gedeelte van den Duitschen adel hunne hulde aan hun nieuw Gouvernement komen bewijzen. Reeds in den winter van 1802 was de Prins van Oranje Nassau, de zoon van den voormaligen Stadhouder, eene schadevergoeding aan Frankrijk komen vragen, en had als zoodanig het prinsdom van Fulda gekregen.

In den winter van 1805 op 1806 bevonden zich een groot aantal Vorsten en Duitsche heeren te Parijs. De Keizer, die het grootste gedeelte der leden van het rijnverbond genoodzaakt had, om met hem in verbond te treden, zag zich door dezen omringd en gevleid. (Courted.)

Na het sluiten van den vrede beschouwde hij Pruissen zonder vrees, doch niet zonder eenig gevoel van misnoegen, sedert hetzelve hem zoo zeer bedreigd had in den oogenblik van den slag bij Austerlitz. Hij had zoo spoedig de vrees, welke hem die natie veroorzaakt had, niet kunnen vergeten, noch zich kunnen ontveinzen, dat dezelve alstoen het lot van Frankrijk in handen had gehad.

Turkije was terug gebragt tot deszelfs natuurlijke vriendschappelijke betrekkingen met Frankrijk, hoezeer hetzelve nog steeds eenig mistrouwen bleef koesteren tegen eene natie, die, te midden van den vrede, Egypte had overweldigd.

Italië was geheel onderworpen door het bezetten van Napels, en slechts eene eenige plaats, Gaëta

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(17)

bood nog eenigen wederstand, het overige kon als met Frankrijk vereenigd beschouwd worden.

Spanje, minder beschaafd dan het overige van Europa, behield nog deszelfs ruwheid, krachten, matigheid en het karakter van vroegere eeuwen, in weerwil der bijgeloovigheid des volks en de ontaarding der grooten. Ondertusschen werd dit volk in Frankrijk miskend en bijna veracht, hoezeer elk onbevooroordeeld reiziger zeer gemakkelijk deszelfs veerkracht en de wezenlijke verdiensten van deze natie konde ontdekken. Maar de Spanjaarden waren, gedurende de revolutie, door Fransche Generaals geslagen, welke door de tegenwoordige krijgsbevelhebbers ver beneden hun geacht werden, zoodat van alle Europesche volkeren, dit land, door den Keizer het minst geacht en het minst gevreesd werd. Oostenrijk was nog eenmaal overwonnen en tot den vrede genoodzaakt. Rusland was het eenige land, hetwelk in Frankrijk eene wezenlijke aanmerking verdiende. Men was in onderhandeling met Engeland.

Laten wij thans overgaan tot den toestand van Holland.

Wanneer men in aanmerking neemt het vochtig, onvruchtbaar en onbebouwd voorkomen van het grootste gedeelte des lagen en overstroomden gronds van dit land, die, om zoo te zeggen, door de kunst, aan de zee ontwoekerd is, van de eene zijde ondermijnd en weggespoeld wordende door de voornaamste rivieren van Europa, die zich, door hetzelve stroomende, in zee werpen, van den anderen kant steeds bedreigd door de onstuimige en woelen-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(18)

de zee, die deszelfs kusten bespoeld. Wanneer men in aanmerking neemt den verwonderenswaardigen arbeid, welke de Hollanders genoodzaakt zijn te doen, om hun land te onderhouden en het boven water te doen blijven, wanneer men in aanmerking neemt de onophoudelijke zorgen, de werkzaamheid en de

bewonderenswaardige vlijt, welke zij moeten aanwenden, om zich van het noodige te voorzien, in een land, zoo onvruchtbaar, zoo kostbaar, zoo gevaarlijk en in zulk eene ongunstige luchtgesteltenis, dan is het naauwelijks te gelooven, dat dit volk hun land kan beminnen. Men beklaagt het, dat de Hemel het niet beter verzorgd heeft, en men zoude hetzelve zeer gemakkelijk kunnen vergelijken bij eene vereeniging van bannelingen, die uit den schoot van andere maatschappijen waren geworpen, om op eenen ondankbaren en ongezonden grond te moeten leven. Doch wanneer men dan deszelfs zeden en karakter van nabij beschouwt, dan erkent men deszelfs deugden, opregtheid, gezond verstand, gehechtheid aan pligtbetrachting, geduld, werkzaamheid, matigheid in het genieten van vermaken, en deszelfs liefde en dankbaarheid voor de oorzaak van al het goede. Wanneer men de vatbaarheid der Hollanders, in alles, wat zij ondernemen, gade slaat; wanneer men het oog werpt op de groote mannen, die hetzelve in alle vakken, zonder uitzondering, heeft opgeleverd, op den staat van hunnen akkerbouw, van hunnen koophandel, hunne kunsten en wetenschappen, den hoogen trap hunner beschaafdheid en van hunne

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(19)

kennis, dan zoude men veeleer dit volk vergelijken bij eene maatschappij van wijsgeeren, die, verontwaardigd wegens de dwaasheden, de dwalingen en verkeerdheden van andere volken, zich een hoekje lands hebben uitgekozen, om aldaar volgens hunne zeden en naar de inspraak van hun geweten te leven, terwijl zij met medelijden de praal en de luidruchtige vermaken, de grootheid, de weelde, de ligtzinnigheid en onzedelijkheid van anderen beschouwen. - Of wel als een volk, dat door het Opperwezen bestemd is, om andere volken ten voorbeeld te verstrekken.

In waarheid, er is geen volk meer dankbaarheid aan de Voorzienigheid verschuldigd dan de Hollanders. Alle jaren wordt deszelfs grondgebied verscheidene malen met eene geheele verwoesting bedreigd, of door de rivieren, die het veeltijds overstroomen, of door de stormen des oceaans, die zoo dikwerf deszelfs kusten met verbrijzelde schepen bedekt en zijne vreesverwekkende golven tot boven de dijken en de hoogste gebouwen verhest.

Wanneer er dus een volk bestaat, aan hetwelk de onafhankelijkheid, de vrijheid, de goede zeden, matigheid, moed en Godsdienst dierbaar moet zijn, dan zijn het ontegenzeggelijk de Hollanders.

Meer door den drang der omstandigheden, dan door de dwingelandij van

PHILIPS

II en de knevelarijen van zijne zendelingen, genoodzaakt, verkreeg dit volk zijne vrijheid in de 16de eeuw. Welke deugden lag hetzelve aan den dag! Welk een vertrouwen op de Voorzienigheid bezielde het,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(20)

en welk eene ondersteuning vloeide hetzelve uit beide deze bronnen toe!

Het vestigde zich in zijne moerassen, welke door niemand aan hetzelve benijd werden, dewijl dit volk toen arm en krachteloos was, en hun grond geene aanmerking verdiende.

Zij begonnen eerst toen wangunst bij andere volkeren te verwekken, toen hunne krachtdadige pogingen over alle in den weg staande hindernissen hadden gezegevierd.

Maar toen ook, wel verre van in rust en vrede deszelfs geluk te kunnen genieten en de vruchten van zijnen arbeid te kunnen smaken, wel verre van werkzaam te kunnen zijn tot deszelfs vestiging en uitbreiding, moest het met twee verschrikkelijke vijanden worstelen: de wangunst en de inwendige verdeeldheid. Het maatschappelijk verbond werd aldus nog niet gesloten; ongelijkheid en onzekerheid in het daarstellen van wetten, was het gevolg daarvan; de dijken werden in menigte op den beperkten grond aangelegd, doch zonder algemeen ontwerp, zonder orde en zonder nut voor het vervolg, en alleenlijk naar de behoefte des oogenbliks, en volgens het bijzonder belang van enkele personen.

Ondertusschen, en in weêrwil van al deze zwarigheden, hield Holland zich, gedurende twee eeuwen, in den rang van de eerste Mogendheden staande. Het bood wederstand aan allen, of hield andere volken in bedwang, tot nu slechts eenige jaren geleden.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(21)

Gelukkig zoude het voor Holland geweest zijn, wanneer het zich deze weldaden der Voorzienigheid, gedurende dit tijdperk, ten nutte had gemaakt, indien het een gepast gebruik had weten te maken van de lessen der ondervinding, en de gemakkelijkheid, waarin het zich bevond, om deszelfs Gouvernement, door het daarstellen van wijze en evengelijke verdraagzame en krachtige wetten, te vestigen, hetgeen zoo noodig ware geweest, om aan hetzelve kracht, eenheid en werkzaamheid te geven; zoo noodig, om in het verval der volksdeugd, zoo noodzakelijk in een gemeenebest, te voorzien; zoo noodig eindelijk, om der eigenbaat, der adelregering (aristocracy), of veeleer de alleenheersching der voornaamste burgers (oligarchy) aan de

onbeschoftheid van het gemeen van een zoo handeldrijvend land, en eindelijk aan de kunstenarijen der naburige Mogendheden palen te stellen, die meer en meer veld wonnen in dit gemeenebest, dagelijks den vaderlandschen geest verflaauwden, en de eendragt en de volksdeugden ondermijnende, eindelijk het gemeenschappelijk gebouw moesten doen wankelen.

Hoezeer de zedelijkheid van dit volk ontegenzeggelijk is, kan men evenwel niet ontveinzen, dat dezelve door de algemeene ontaarding evenwel werd aangetast, en dat dezelve, sedert langen tijd, aanmerkelijk is verminderd; doch daar andere natiën, te dezen opzigten, veel rasser schreden tot de verbastering hunner zeden deden, bleven de Hollan-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(22)

ders, in vergelijking van dezelve, toch steeds op denzelfden stand.

De Prinsen van Oranje hadden eene zware taak te vervullen; want buiten en behalve alles, wat zij ten nutte van hun land moesten aanwenden, hadden zij nog bovendien te worstelen met den trotschen volksgeest der voorname burgers, de ingewortelde vooroordeelen bij allen, het traag en berispend karakter van een groot deel der bewoners van dit land, en het eigenbelang, dat zich wist te verschuilen onder de mom van het belang der steden of bijzondere familiën.

Het is een ongeluk voor Holland geweest, dat

WILLEM

I is overleden, alvorens het maatschappelijk verdrag van zijn land op goede, verdraagzame, en naar den staat van Europa gewijzigde gronden te vestigen, als wanneer de tijd hetzelve onwankelbaar had kunnen maken. Terwijl de acte van unie, die in den haast en in een hagchelijk oogenblik was gemaakt, en die men zeer verkeerdelijk als de heilige arke des verbonds (holy ark) beschouwde, en welke men dus niet mogt aanraken, natuurlijkerwijze door den tijd moest verzwakken, den Staat moest verhinderen, om zich op eenen vasten grond te vestigen, voedsel aan den geest voor het provinciaal belang boven dat van het algemeen belang des vaderlands moest geven, de banden, die gelegd waren, moest verlammen, en eindelijk het ongeluk des lands moest bewerken.

Wanneer een middelmatige staat zich in eenen toestand bevindt, dat zijne magt en zijn invloed

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(23)

zeer veel grooter zijn dan deszelfs uitgestrektheid en bevolking, en dezelve daardoor aan grootere rijken gelijk kan gesteld worden, dan is het noodig, dat dezelve

voorwaarts ga, dat deszelfs wezenlijke magt gelijk worde aan de rol, die hij speelt, of wel, dat hij terugkeere naar deszelfs natuurlijken, met deszelfs groote

geëvenredigden, stand. Door eene vermeerdering moet men niet alleen verstaan eene aanwinst van grond, van magt en bevolking, maar tevens deszelfs innerlijke vastigheid, dat wil zeggen: eenheid van gevoelen (homogenealness) en eendragt tusschen de leden van deszelfs Gouvernement, liefde tot het vaderland en zedelijkheid des volks.

Hoe was het dus mogelijk, dat men voor de toekomst niet vreesde, toen Engeland, Frankrijk, Duitschland, en zelfs Rusland, van tijd tot tijd voorwaarts gingen, terwijl Holland op deszelfs ouden standpunt bleef? Hoe was het mogelijk, dat men niet gevoelde, dat de wetten en maatschappelijke banden verlammen zouden, wanneer men dezelve niet verbeterde en volmaakte, en hen niet gelijk stelde aan die van andere Mogendheden? Waarom volgde men het voorbeeld van Engeland niet? W

ILLEM

III, die Koning van Engeland was, trachtte deze de Engelschen meer aan banden te leggen, dan hij, in hoedanigheid van Stadhouder, de Hollanders deed?

Hoe was het mogelijk, dat men de toekomst niet vreesde? hoe konde men hopen de voorvaderlijke deugden en zeden te zullen kunnen behouden, wanneer men de steden bijna geheel op zich zelve met

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(24)

vreemde Mogendheden in onderhandeling zag treden, terwijl de koophandel, de wezenlijke grondslag des aanwezens van dit volk, hetzelve in onophoudelijke en menigvuldige betrekkingen met alle andere volkeren onderhield?

W

ILLEM

III schijnt den waren toestand van zijn land te hebben gevoeld, doch hetzij dat de troon van Engeland zijne vaderlandsliefde verzwakt heeft, hetzij dat de tegenkantingen, die hij ontmoette, hem hebben ontmoedigd, hij deed niets anders dan een ruw ontwerp ter verbetering maken, en liet hetzelve weldra geheel varen.

Het was, onwedersprekelijk, eene moeijelijke taak om Holland tot eenen monarchalen staat te brengen; doch het is waarschijnlijk dat dit gebeurd zoude hebben na den verschrikkelijken dood der gebroeders

DE WIT

, of na zijne expeditie naar Engeland;

het ware mogelijk geweest, om in het laatstgenoemde tijdsgewricht, aan het bedreigde Holland, dat aan zijnen Stadhouder, tevens Koning van Engeland, onderworpen was, de monarchale, doch tevens vrije regeringsvorm van laatstgemeld land te doen aannemen.

Doch, zoo als

MONTESQUIEU

zegt: ‘te alle tijden hebben de zwarigheden

zwarigheden doen geboren worden;’ en die, welke in Holland uit een, niet eensgezind, Gouvernement voortvloeiden, wanneer men zich zoodanig kan uitdrukken, heeft men niet gevoeld, omdat de goede uitslag der pogingen van de Prinsen van Oranje, en de grooten mannen van dit gemeenebest, die men alleen aan hun vernuft en onvermoeide vlijt, om de gebreken

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(25)

der regeringsvorm daardoor te vergoeden, moet toeschrijven, het volk gerust stelde, en zelfs eenig gewigt gaven aan de verzekerende stellingen der aanzienlijke regenten, die de teugels des bewinds hielpen besturen, en welke hierin bestonden: ‘dat de nationale roem een gevolg was van den oorspronkelijken regeringsvorm, en dat de daartegen overgestelde gevoelens van de Stadhouders en hunne vrienden, niet anders dan een gevolg van derzelver eerzucht waren; dat het genoegzaam was, wanneer men in hagchelijke omstandigheden eenen Generaal aan het leger gaf, en dat men voor het overige zich wel moest wachten, om iets aan het tractaat van de unie te veranderen, dewijl men dit moest beschouwen als het steunpunt der openbare en personele veiligheid. enz.’

Deze wijze van redeneren begunstigde te veel de eerzucht der menigte van Burgemeesters, Schepenen en andere afzonderlijke bewindvoerders van het land, om niet altijd een zeer groot overwigt te blijven behouden, en daar het belang van het huis van Oranje tot op een zeker punt aan het algemeen belang van het land verbonden was, zoo was het onmogelijk om het een van het ander af te scheiden in de daden en de gedragingen van deze familie.

Hieraan moet zonder twijfel worden toegeschreven, dat Holland zoo lang in dezelfden toestand bleef, en dat deszelfs Gouvernement geene meerdere vastigheid of nadruk verkreeg. Zelfs toen niet, toen de kracht der waarheid, of wel de

gebeurtenissen, de Hollanders verpligtten, om het Stadhouderschap

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(26)

erfelijk te verklaren. - De eerste gelegenheid, die zich daartoe aanbood, maakten zij zich ten nutte om dat zelfde Stadhouderschap af te schaffen.

In de eerste helft der voorgaande eeuw was Holland zonder Stadhouder, en het is van dit tijdvak af, dat men kan zeggen, dat Holland in verval is geraakt. W

ILLEM

IV, die vervolgens weder tot Stadhouder benoemd werd, gevoelde dit, en zijn ontwerp, om de souvereine magt in handen te krijgen, mislukte. W

ILLEM

V, de laatste

Stadhouder, had zeer veel moeite om zijn gezag te handhaven; en de Amerikaansche revolutie, welke gedurende zijnen tijd voorviel, en waarvoor de Hollanders niets deden, bewijst genoegzaam het verval van hunne magt.

De verlichting, de nieuwigheidsgeest en de gemeenebest-gezindheid maakten door gansch Europa de grootste vorderingen, en bragt dit volk juist tot een stelsel, hetwelk tegenstrijdig was aan hetgene voor hetzelve zoo noodig was. De Hollanders waren niet voorzigtig genoeg, om te zien, dat, zoo andere Staten in Europa, door den voorspoed der verlichting voortgestuwd, en door de overwegingen des volks weggesleept, het noodig vonden, om eenige meer vrijheidademende denkbeelden aan hunne wijze van regeren te paren, dit echter voor hen in het geheel niet toepasselijk was. Integendeel om hunnen toestand te verbeteren, hadden zij meer eene monarchale regering moeten naderen, en de staatsregeling der Provinciën tot één punt moeten vereenigen, opdat Holland geheel vreemd zoude blij-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(27)

ven van de op handen zijnde onrustige bewegingen, en geheel verwijderd zoude zijn van de buitensporigheden, die in andere landen plaats vonden. Doch bij den

aannaderenden storm, die Europa zoo vreesselijk heeft geteisterd, dacht men in Holland aan geheel andere zaken, en weldra zag men in dit land de Franschen, de Engelschen, de Pruissen, de Duitschers, en het getal der goede en ware Hollanders werd bijna onmerkbaar in de voorname klasse der inwoners.

De inval der Pruissen voleindigde de vernietiging van den goeden openbaren geest, en alle hoop op verbetering was geheel en al verloren. Zoodra als het Huis van Oranje, aan hetwelk de natie hare onafhankelijkheid en haren roem verschuldigd was, eene vreemde magt inriep, kon men geene hoop meer voeden, om den openbaren geest en de voor elke maatschappij zoo noodige vaderlandsliefde op te wekken.

Hoezeer men zegt, dat dit alleen in een gemeenebest noodig is, dewijl de dwingelandij denzelven uitdooft, schijnt het evenwel, dat de vaderlandsliefde voor elken Staat, die geen volstrekt potisme is, als noodig beschouwd moet worden.

Frankrijk bleef bloot aanschouwer van den inval der Pruissen in Holland, en ontving de Hollanders, die als vijanden van het huis van Oranje hun land

ontvlugtteden, binnen deszelfs grenzen. Toen nu naderhand de Fransche revolutie het vuur des oorlogs door bijna geheel Europa ontstoken had, veroorzaakten deze vlugtelingen eene oorlogsverklaring tegen Holland, en kwamen vervolgens, met den sa-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(28)

bel in de vuist, weder in hun vaderland, terwijl zij de vreemde legerbenden geleidden.

Het vaderland van

WILLEM

I en van

VAN DER WERF

bezat aldus geene andere inwoners dan dezulken, waarvan het eene gedeelte de Pruissen en het andere gedeelte de Franschen hadden binnengeroepen.

Sedert dit tijdvak, 1795 tot in 1806, volgde Holland geheel en al de Staatkunde van Frankrijk. Bij het inrukken der Fransche troepen door deszelfs bondgenooten verlaten; verraden door een groot aantal van deszelfs voortvlugtige inwoners;

overvallen onder de begunstiging van eenen zeer strengen winter, die al de in het werk gestelde inundatien tot den grond toe deed bevriezen, waardoor deszelfs middelen van verdediging verlamd werden, moest dit land een voor hetzelve zeer schadelijk tractaat sluiten. Volgens dit verdrag, bezettede het Fransche leger het geheele Gemeenebest, welk laatste de zeer groote schatting van tweemaal honderd en twintig duizend millioenen tournois moest betalen, doch deszelfs onafhankelijkheid en de onkrenkbaarheid van deszelfs grondgebied werden gewaarborgd, terwijl een tractaat van alliantie met Frankrijk weldra deszelfs toestand vestigde. Van dien oogenblik af aan, tot aan de komst tot den troon van Keizer

NAPOLEON

, had Frankrijk zulk eenen onbepaalden invloed op Holland, dat bij elke verandering in het

Gouvernement, die bij het eerstgemelde voorviel, ook Holland, na eenig dralen en wederstand te bieden, dat voorbeeld volgen moest, hetzij om eenigermate het gebeurde te Parijs te

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(29)

regtvaardigen, hetzij om de eigenliefde der nieuwe Gouvernementsleden te vleijen.

De Engelschen bragten het hunne toe, om den invloed van Frankrijk op Holland te vermeerderen, en laatstgemelde te verhinderen om zijne onafhankelijkheid te hernemen. Vereenigd met de Russen, deden zij, in het jaar 1799, eene landing aan den Helder; de natie stond op, en ondersteund door een Fransch leger, werden de vijanden van derzelver grondgebied verjaagd.

Van dien oogenblik af aan kregen de bevelhebbers der Fransche troepen en de Agenten van derzelver Gouvernement gelegenheid, om eenen toon en een gedrag aan te nemen, welke hun geenszins voegden; een groot gedeelte der troepen bleef in Holland. Frankrijk, zonder zich geheel en al te bemoeijen met de inwendige zaken des lands, wist evenwel meer en meer in alles, wat hetzelve betrof, zich in te dringen, en ongevoelig werd deszelfs invloed al te groot.

Ondertusschen verbitterde de onderscheidene Fransche gemeenebestgezinde Gouvernementen, en dat van den Keizer, onder den titel van Consul, de natie in geenen deele, dewijl zij dezelve de vrije uitoefening van hare wetten en gewoonten lieten behouden; men vergenoegde zich met den uitwendigen vorm des

Gouvernements, en met onderscheidene opbrengsten, welke aan Frankrijk betaald werden, en bij het Hollandsche volk, onder alle soorten van voorwendsels, werden geheven. Wanneer dus al niet geheel en al het regt der volken en de billijkheid

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(30)

geëerbiedigd werd, zoo nam men toch voor het uiterlijke de houding aan, alsof men dezelve eerbiedigde. De onderscheidene gemeenebestgezinde Fransche

Gouvernementen hadden altijd de voorzigtigheid van niet te verlangen, dat de wetten en gewoonten der Hollanders aan hen werden opgeofferd; zij volgden de grondstelling van

MONTESQUIEU

: ‘dat men onder alle Gouvernementen in staat is van

tergehoorzamen.’

De Hollanders hebben eene natuurlijke neiging tot den arbeid en tot een huisselijk leven; zij zijn standvastig, moeijelijk te verbitteren, hoezeer zij eenmaal daartoe gekomen zijnde, verschrikkelijk in hunne woede zijn, zij haten de onlusten en de onbillijkheid. Zij vergenoegden zich aldus met het behoud hunner regten, hunner onafhankelijkheid, hunner wetten en gewoonten, en verwonderden zich zelfs dat zulke nieuwe Gouvernementen, gedurende den tijd der onlusten gevormd, niet geheel en al de billijkheid en het regt der volken miskenden. Zij vertroostten zich, bij al de opofferingen die men van hen vorderde, met het denkbeeld, dat zij wel verpligt waren om het regt van den sterksten te eerbiedigen, en met de mogelijkheid, waarin zij zich nog bevinden, om in alles aan hunne behoeften te kunnen voldoen, door hunnen ijver, hunne naarstigheid en hunnen arbeid te verdubbelen: de zee, hun natuurlijk element, was voor hen nog niet gesloten, zij hoopte altijd nog op het einde van eenen oorlog ter zee, waardoor zij noodwendig hunne

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(31)

wezenlijke onafhankelijkheid en eenen geheel vrijen koophandel moesten verkrijgen.

Na de benoeming van Keizer

NAPOLEON

tot Consul, deed men onderscheidene pogingen om de Hollanders over te halen tot eene niet gemeenebestgezinde regeringsform; (antirepublican form of Governement) zij stemden toe om het getal hunner regeringsleden te verminderen, doch het was niet mogelijk, om hen tot eene grootere verandering te bewegen.

Maar toen, in 1804, het Monarchaal en erfelijk Gouvernement hersteld werd, beschouwden de Hollanders zich zeer gelukkig, dat zij niet gedwongen waren om dat voorbeeld te volgen, en hunne wetten zoowel als hunne gewoonten, en hunne voorregten, te mogen blijven behouden, door zich een eenig verkiesbaar

Magistraatspersoon te zien geven, onder den naam van Raadpensionaris.

Deze laatste verandering maakte geene groote beweging; men was er gewoon aan geraakt, om alle nieuwigheden, die in Frankrijk voorvielen, op eenen afstand te volgen, en zij zagen in de pogingen van Frankrijk, om Holland eene regeringsvorm, meer gelijk aan die van eerstgenoemd land, te doen aannemen, niets anders dan een gevolg van eigenliefde, de natuurlijke eigenschap der Franschen, en de meerdere gemakkelijkheid, welke dezen daardoor zouden verkrijgen in het vorderen van nieuwe belastingen en nieuwe opofferingen.

Maar toen, in 1805, de oorlog met Oostenrijk

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(32)

op nieuw uitbarstte, gaven de nieuwe overwinningen den Keizer gelegenheid, om andere ontwerpen te vormen. De openbare geest in Frankrijk was zeer verdeeld ten aanzien van Holland.

Sommigen waren van oordeel, dat hij, die de magt in handen heeft, zich niet behoeft te bekreunen aan de regtvaardigheid of het regt der volken, en vonden het

allerbelagchelijkst, dat men Holland niet bij Frankrijk inlijfde.

Anderen wilden de landen aan den linkeroever der rivieren in bezit nemen, ten einde aldus de versterkte steden van Braband, tot aan het kanaal de Eendragt, met Frankrijk te vereenigen, en aldus deszelfs natuurlijke grensscheiding te voltooijen.

Zij wilden de vestingen Bergen op Zoom, Breda, 's Hertogenbosch, Grave en Nymegen in bezit nemen; doch Bommel, het eiland Schouwen, Tholen en het overige van Zeeland; aan Holland laten behouden, hetwelk deze plaatsen niet wel missen kon, en die bovendien meer ten laste, dan ten voordeele van Frankrijk zouden zijn geweest.

Eene derde partij hield staande, dat het integendeel van zeer veel aanbelang was om Holland in zijn geheel te houden, dan hetzelve te verdeelen, en dat men het vooral niet in bezit nemen moest. ‘Dit land,’ zeiden zij, ‘is als een kostbaar voorwerp, dat al zijne waarde zal verliezen, wanneer het met het uitgestrekte rijk wordt te

zamengesmolten.’ Zij meenden, dit het voor het belang van den Franschen koophandel beter was, om door onbepaalde en niet aangewezene grenzen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(33)

omringd te zijn, dan wel eenige stukken gronds te ontnemen aan een volk, welks nabuurschap, vlijt en rijkdom, reeds zoo vele voordeelen aan Frankrijk hadden geschonken en nog konden schenken.

De voorname zaak was aldus om de vriendschap en het vertrouwen van dit volk te trachten te behouden; en te meer, daar noch Engeland, noch Rusland immer zouden kunnen toestaan, dat een land, zoo belangrijk voor alle natiën en den tegenwoordigen staat hunner betrekkingen en hunnen koophandel, het eigendom van Frankrijk zoude zijn.

Dat te dezen opzigte Frankrijk het meeste belang had in de welvaart en de onafhankelijkheid van Holland, hetwelk zeer wel zonder Engeland zoude kunnen bestaan, wanneer het door Frankrijk begun stigd werd; doch hetwelk voor Engeland onmisbaar zoude zijn, voor zoo lang dit landje in deszelfs onafhankelijkheid bewaard bleef. Door dit land alleen kon men zich vleijen, om deze hoogmoedige eilanders eenen gevoeligen slag toe te brengen en hen, in een zeker opzigt, afhankelijk van het vaste land te maken. Dat de schijnbare tegenstrijdigheid van het wederzijdsche nut en de mededinging van Holland en Engeland zich natuurlijk ophelderde, wanneer men de zaken met aandacht en onpartijdig beschouwde.

Dat eindelijk het Hollandsche volk eerlijk, opregt, vreedzaam en klein in vergelijking van het groote rijk, de zekerste vriend, de nuttigste bondgenoot en de wenschelijkste nabuur voor Frankrijk

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(34)

was. Dat, zoo in andere rijken, die met Frankrijk gelijk stonden, de mogelijkheid bestond om aan een gedeelte van derzelver grondgebied al die hoedanigheden te geven, die Holland zoo belangrijk en nuttig voor Frankrijk maakten, dat dan de Gouvernementen van die landen, hoedanig dezelven ook waren, geenen oogenblik zouden moeten aarselen, om eene afscheiding daar te stellen en de onafhankelijkheid van zoodanig een gedeelte van hun grondgebied te verzekeren, ten einde daardoor de grootste voordeelen te trekken.

Zie hier thans wie

LODEWIJK

was, en in welk eenen toestand hij zich bevond in het tijdsgewricht, waarvan wij thans spreken.

Geschiedkundige aanteekening.

Het is onnoodig, hier te spreken van de geboorte en de familie van

LODEWIJK

; weinige menschen zijn onkundig van hetgeen den Keizer

NAPOLEON

betreft. Het zal

ondertusschen niet ongepast zijn, om eenige lompe lasteringen, welke de haat en de verblinding, ten aanzien van de familie

BONAPARTE

, verspreid hebben, alhier op te helderen en tegen te spreken. Het is waar, dat, volgens het gelukkige gezegde van

BEAUMARCHAIS

, er altijd iets van den laster overblijft; het is een kwaad, dat men kan terugstooten, doch waarvan men den indruk nimmer geheel kan wegvagen. Evenwel een onpartijdig lezer kan, wanneer er twee gevoelens bestaan en hij

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(35)

daarvan verwittigd is, zeer gemakkelijk zich van de waarheid verzekeren, en het is daarom dat een Schrijver, die bijzonder belang bij eene geschiedenis heeft, dezelve gedurende zijn leven in het licht moet geven. Het schijnt alsof men ingewikkeld toestemt in de twijfelingen en tegenwerpingen, wanneer men zich buiten staat stelt om daarop te antwoorden, en het aangevoerde te wederleggen, en dit is juist het geval met de zoodanigen, die hunne aanteekeningen bewaren, om eerst na hun afsterven wereldkundig te worden gemaakt.

De schotschrijvers hebben willen aantoonen, dat de familie

BONAPARTE

noch van adel noch Fransch was; er zijn er, die hebben aangevoerd, dat

CHARLES BONAPARTE

, de vader van

NAPOLEON

, slechts een ondergeschikt ambt bekleed heeft, dat Mevrouw

BONAPARTE

, de moeder en hare dochters, toen zij te Marseille woonden, in eenen behoeftigen staat leefden, enz. Men leest bovendien in boeken, die men met den naam van geschiedkundig heeft bestempeld, de verschrikkelijkste lasteringen wegens het huisselijk leven van

LODEWYK

, lasteringen, aan welke een kwalijk en zonder wederzijdsche genegenheid aangegaan huwelijk zeer veel schijn van waarheid heeft gegeven.

Het is geoorloofd, het is natuurlijk, dat een groot karakter, dat een man, zoo als Keizer

NAPOLEON

, die zoo vele roemrijke daden heeft verrigt, den laster veracht en beneden zich beschouwt; doch een man, die alleen zijnen roem in eenen goeden naam stelt, een man, die steeds geneigd was de waarheid

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(36)

te beminnen en aan te hooren, mag dezelve niet veronachtzamen, wanneer zij hem gunstig is, of voor het minst wanneer zij hem veel minder ongunstig is dan de roekelooze en vermetele schrijvers, die de vreemde legers, welke hun vaderland veroverden, toejuichen, beweren durven.

Het eiland Corsica werd aan Frankrijk afgestaan, onder de regering van

LODEWYK

XV, en

LODEWYK BUONAPARTE

werd onder de regering van

LODEWYK

XVI geboren, in het jaar 1778; zijne broeders werden ook onder het Fransch bestuur geboren: zij zijn dus geboren Franschen.

Onwedersprekelijk is het, dat deze familie van eenen Italiaanschen oorsprong is, dewijl voor den afstand van Corsica aan Frankrijk, dit eiland aan Italië was

toebehoorende, en dat bovendien de

BONAPARTES

uit Toscana en uit de Venetiaansche Staten herkomstig zijn. Een hunner Toscaansche voorouders, die te Sarzana, in het land van Genua, woonde, ging zich nederzetten in het kleine stadje Ajaccio, gedurende den burgeroorlog tusschen de Guelfen en de Gebelijns; doch het is niet minder waar, dat de

BONAPARTES

geboren Franschen zijn. Zij schreven voorheen hunnen naam

BUONAPARTE

, en voor de revolutie werden zij

DE BUONAPARTE

genoemd; doch toen men het voorzetsel de afschafte, begonnen zij hunnen naam

BONAPARTE

te schrijven.

C

HARLES BONAPARTE

onderscheidde zich zeer sterk door zijne geboorte, zijn verstand en zijn karakter. Het is waar dat hij met

PAOLI

voor de onafhanke-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(37)

lijkheid van zijn vaderland streed, hij verliet zelfs Corsica met dien generaal; doch door

LODEWYK

XV en door zijne bloedverwanten terug geroepen zijnde, keerde hij in den schoot zijner familie terug en werd Franschman. Hij werd verscheidene malen door den adel aan het Hof gezonden, waar hij zeer vele gunsten genoot. Zijne zonen,

JOSEPH

en

NAPOLEON

werden in de koninklijke militaire-school, en zijne dochter

ELISA

te Saint Cyr opgevoed. Hun oom

FESCH

en

LUCIEN

studeerden op de akademie te Aix. Eindelijk moest

LODEWYK

zich ook naar de militaire-school begeven, toen de revolutie begon uit te barsten.

In eene zijner zendingen naar Versailles, werd

CHARLES

door eene ziekte

overvallen, die hem in het graf sleepte, hij raadpleegde te vergeefs de voornaamste geneesheeren van het koningrijk, en hij stierf eindelijk te Montpellier, in de armen van zijnen zoon

JOSEPH

, en van zijnen schoonbroeder

FESCH

, die hem vergezelden.

Mevrouw

BONAPARTE

, de moeder, was niet van de familie van

FESCH

, doch van die van

RAMOLINI

, mede van Italiaansche afkomst. De

RAMOLINIS

zijn herkomstig van de Graven

DE COLALTO

. De eerste, die zich te Ajaccio nederzettede, had de dochter van den Doge van Genua gehuwd, en genoot van dat Gemeenebest zeer veel gunsten en onderscheiding. De bescheiden, deze familie betreffende, waren nog voor weinige jaren in de archiven der stad Ajaccio te vinden.

De moeder van Mevrouw

BONAPARTE

ging een

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(38)

tweede huwelijk aan met den Heer

FESCH

, Zwitser van geboorte en Kapitein in een regement van die natie, in dienst van Frankrijk, hetwelk te Ajaccio in garnizoen lag.

Hij was van den Gereformeerden Godsdienst en geboortig van Bazel; doch hij konde de hand van zijne geliefde niet bekomen zonder tot den Roomschen Godsdienst over te gaan, waartoe hij dan ook besloot.

Wat nu den adel der familie

BONAPARTE

betreft, zoo is dezelve, in weerwil van alle schotschrijvers, zeer oud, en zeer bekend in de Jaarboeken van Italië

(*)

. Men weet, dat, toen Keizer

NAPOLEON

de Aartshertogin

MARIA LOUISA

zoude huwen, Keizer

FRANS

op de tegenwerpingen, welke hem ten aanzien van dit huwelijk werden gedaan, antwoordde: ‘Ik zoude haar niet aan hem geven, indien ik niet wist, dat zijne afkomst even zoo adelijk is als de mijne.’ Men bood Keizer

NAPOLEON

eene

verzameling aan van stukken, uit de archiven van verscheidene steden van Italië getrokken, waaruit blijkt, dat de

BONAPARTES

van oudsher bekend waren als Heeren van Treviso; doch

NAPOLEON

wierp dezelve in het vuur, terwijl hij zeide: ‘Ik wil, dat mijn adeldom met mij beginne,’ er met kracht bijvoegende: ‘en mijne, titels en waardigheden wil ik alleen aan het Fransche volk verschuldigd zijn.’

De familie had zich in Provence nedergezet, toen

(*) Zie de noot No. 1, in het hier achter geplaatst Bijvoegsel.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(39)

PAOLI

, die het bevel op Corsica voerde, zijnen eed verbrak en het eiland aan de Engelschen overleverde. De

BONAPARTES

verkozen liever hunne huizen verbrand, hunne landerijen verwoest te zien en hunne bezittingen te verliezen, dan met de vijanden van hun Vaderland in verbond te treden: zij gingen zich nederzetten in Lavalette, digt bij Toulon, en vervolgens te Marseille. Het is dus de waarheid, dat zij deze laatstgenoemde stad bewoonden, gedurende het beleg van Toulon; doch het is een afschuwelijke en lompe laster hetgeen men van hunnen staat, gedurende hun verblijf in die Stad, gezegd heeft. Indedaad,

NAPOLEON

was toen Opperbevelhebber der artillerie in de belegering van Toulon, dat wil zeggen, dat hij de tweede persoon in het leger was; en

JOSEPH

huwde in dezen oogenblik

JULIA CLARI

, de zuster van den grootsten koopman te Marseille, wiens familie zeer geacht was, en als

gelijkstaande met den eersten adel beschouwd werd. J

ULIA

bragt een half millioen mede ten huwelijk. Deze daadzaken, van welker waarheid de lezer zich gemakkelijk zal kunnen overtuigen, zijn genoegzaam, om de lompe kwaadaardigheid der

schotschrijvers te bewijzen.

Gedurende het beleg van Toulon kwam

NAPOLEON

zeer dikwijls te Marseille, om de toebereidselen voor het beleg te bespoedigen, en tevens om zijne familie te zien.

Op eene van deze reisjes haalde hij zijne moeder over, om

LODEWIJK

naar de school van Chalons te zenden, ten einde hem het vereischt wordende examen

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(40)

te doen ondergaan, om bij de artillerie geplaatst te kunnen worden, waartoe men hem altijd bestemd had: hij vertrok met paspoorten, door de Vertegenwoordigers des volks geviseerd. Door Lyon komende, was hij in een zeer groot gevaar; deze stad was toen het tooneel der gruwelijkste en afschuwelijkste revolutionnaire moordzucht.

Menschen verzamelden hier menschen, zonder onderscheid van geslacht of rang, en op de koelbloedigste wijze schoten zij hen, op de openbare wandelplaatsen, met schroot dood. L

ODEWIJK

, geheel alleen, naauwelijks veertien jaren oud, was zijn behoud alleen verschuldigd aan het paspoort, dat door de Vertegenwoordigers des volks onderteekend was, hetwelk hij altijd bij zich had, en dat hij zeer dikwijls op denzelfden dag moest vertoonen aan menschen, met wilde en afschuwelijke

aangezigten, die men bij elke voetstap op de straten ontmoette. Hij vervolgde zijnen weg, doch te Chalons sur Saone gekomen zijnde, vernam hij, dat de artillerieschool van Chalons sur Marne vernietigd was. Deze tijding verschrikte hem, hij hechte geloof aan dit berigt, en keerde, zonder zich op te houden, naar zijne familie terug.

Men was zeer verwonderd wegens zijne terugkomst, maar tevens ook zeer tevreden, dewijl het toen zeer gevaarlijk was, om zijne woonplaats te verlaten en door het land te reizen. Hij was nog niet lang te Marseille geweest, toen de stad Toulon hernomen werd. Deze eerste daad van belang van

NAPOLEON

verwierf hem den rang van Brigade-Generaal en van Opperbevelhebber der artil-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(41)

lerie bij het leger der Alpen, waarheen hij zich begaf, zijnen broeder als Adjoint van zijnen staf, en met den rang van tweede Luitenant, onder zijn geleide medenemende.

Toen

NAPOLEON

in Toulon kwam, bezocht hij de werken van het beleg. Hij bezigtigde de uitkomsten der onderscheidene aanvallen en de verdedigingsmiddelen des vijands; hij overtuigde zich wegens de juistheid zijner gemaakte berekeningen, en gaf daardoor aan zijnen jongen broeder, die hem vergezelde, de beste

onderrigtingen. Zij kwamen aan het fort Pharon, hetwelk door een' anderen Generaal was aangevallen; hier merkte

NAPOLEON

aan, dat men het stormloopen op eene bijna ongenaakbare plaats beproefd had. Twee honderd menschen lagen aldaar levenloos ter aarde. Na onderscheidene en herhaalde vergeefsche en moorddadige pogingen, koos men den eenigen, verstandigen weg, namelijk, om zich op de naburige rotsen, die nagenoeg even zoo hoog als het fort waren, te vestigen. De dood van zoo veel dappere soldaten was dus noodig, om dien Generaal het eenige middel, wat hem overbleef, aan te wijzen, namelijk van den berg om te trekken, de keten van rotsen aan de noordzijde te beklimmen en van daar den aanval te beginnen. Toen

NAPOLEON

de aarde dusdanig met lijken bezaaid zag, riep hij uit: ‘Wanneer ik hier het bevel gevoerd had, zouden al deze dappere mannen nog leven. Leer uit dit voorbeeld, jongeling! hoe noodig het onderwijs is, en hoezeer hij, die eenmaal hoopt het bevel over anderen te voeren,

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(42)

onder de verpligting ligt om zich bekwaam te maken.’

L

ODEWIJK

deed bij het leger der Alpen zijnen eersten veldtogt; hij was bij de inneming van Oneille, bij den slag van Del Cairo. N

APOLEON

wilde, dat men van die voordeelen gebruik zoude maken, om Ceva te omringen, en in de vruchtbare velden van Piemont af te dalen. Hij gaf hen een ontwerp op om in Italië te vallen, geheel overeenkomstig met dat, wat hij naderhand in werking bragt. De Generaal en Chef

DUMERBION

durfde het niet te ondernemen; de Vertegenwoordigers des volks, die de magt in handen hadden, wisten niets van het militaire, zoodat de veldtogt zich bepaalde tot deze eerste roemrijke voordeelen, die evenwel weinig gevolgen hadden.

L

ODEWIJK

was Adjoint bij den staf van zijnen broeder; er was eene wet, die al de Officieren van den staf verpligtte, om tot eenig regement te behooren, en hij moest aldus eene plaats als Luitenant, bij eene compagnie vrijwillige kanonniers, te Saint-Tropez, aannemen, werwaarts hij zich dan ook begaf en eenige maanden bleef.

In dien tijd had er eene groote promotie in al de legers plaats. N

APOLEON

kreeg eene andere bestemming, het opperbevel namelijk over de artillerie, van het leger van het westen, dat is te zeggen het leger tegen de Vendeërs. Hij was zeer

onvergenoegd wegens deze verandering, en vertrok naar Parijs, om het zijne tegen zulk eene schreeuwende onregtvaardigheid in te brengen: dit was eenige wei-

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(43)

nige dagen na den bekenden 20ste Mei, toen het volk van Parijs de nationale conventie belegerde, en den president

FERRAND

vermoordde. Niet alleen had men de bestemming van

NAPOLEON

veranderd, maar men had hem uit de artillerie genomen, en hem eene brigade infanterie gegeven. Deze verandering kwam hem als eene beleediging voor; hij weigerde het dus, en bleef als eenvoudig burger in Parijs wonen tot den 5den October, en dus bijna den tijd van vijf maanden.

Op dit tijdstip werden alle militairen, en voornamelijk alle Generaals en Officieren, opgeroepen, ter verdediging van de conventie, welke door een groot deel der inwoners van Parijs werd aangevallen. N

APOLEON

was de tweede persoon in het opperbevel;

doch de vertegenwoordiger des volks, die aan het hoofd gesteld was, nam in alles volmaakt genoegen met zijne beschikkingen. In weinig tijds werden alle aanvallen afgeslagen, de zamenrotting uit elkander gejaagd, en de nieuwe staatsregeling zoowel als het uitvoerend bewind werd daargesteld. Hij kreeg nu het opperbevel over de binnenlandsche armée, en weinig tijds daarna werd hij benoemd tot Generaal en Chef van het leger van Italië.

Terwijl

NAPOLEON

in Parijs een ambteloos leven leidde, hadden zijne aides de camp hem moeten verlaten. J

UNOT

alleen, als de oudste, bleef bij hem. M

ARMONT

, Kapitein der artillerie, vervoegde zich bij zijn regement, bij het leger van den Rijn.

L

ODEWIJK

vertrok naar de artillerie-school van Chalons sur Marne, om aldaar zijn examen af te leggen;

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(44)

doch hij had altijd het ongeluk, dat hij zijne studiën niet voleindigen kon. Na den 5den October, toen zijn broeder Generaal en Chef in Parijs was, riep hij hem tot zich bij zijn' generalen staf; hij weigerde eenigen tijd om Chalons te verlaten, waar hij bij de artillerie wenschte geplaatst te worden; doch hij moest eindelijk gehoorzamen, en hij kwam in de volgende maand te Parijs.

Gedurende de eerste veldtogten van

LODEWIJK

met het leger van Nice, wilden de vertegenwoordigers des volks bij dit leger hem den rang van Kapitein geven; doch daar hij toen naauwelijks vijftien jaren oud was, werd dit door zijnen broeder verhinderd.

N

APOLEON

verhaalde trekken van zijnen jongen broeder, die de grootste

genegenheid van dezen voor zijnen ouderen broeder bewezen, en tevens van zijnen moed en van zijne koelbloedigheid getuigden.

De eerste maal dat

NAPOLEON

hem in het vuur bragt, was

LODEWYK

in geene deele verwonderd, integendeel, hij wilde zijnen broeder tot een bolwerk dienen. Dit was voor Saorgio, een zeer sterk dorp, door deszelfs ligging aan den grooten weg van Nice naar Tenda. De vijand maakte een zeer levendig kanonvuur van de bergen, uit veldstukken van twee en drie pond ijzer. L

ODEWYK

plaatste zich voor zijnen broeder, wanneer deze zich buiten de verschansingen begaf, om den vijand te herkennen. Hij bleef onveranderlijk op deze plaats, gedurende al den tijd dat

NAPOLEON

zich daar bevond, en wel in weerwil van de bevelen zijns broeders en het vuur des vijands.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(45)

Bij eene andere gelegenheid bevond hij zich op eene batterij, op welke de vijand een hevig vuur maakte, de borstweringen waren hetgeen men noemt a Barbette, dat wil zeggen: slechts drie of vier voeten hoog. De bezetting bukte dikwerf met het hoofd achter de borstwering, om de kogels te ontwijken. N

APOLEON

bemerkte, dat zijn voorbeeld door zijnen broeder gevolgd werd, en dat deze overeind bleef staan; om hem te beproeven, vroeg hij de reden daarvan. ‘Ik heb u hooren zeggen,’ antwoordde

LODEWYK

, ‘dat een Officier der artillerie het geschut niet moet vreezen; het is immers ons wapen?’

Na den 5den October was

NAPOLEON

benoemd tot Generaal en Chef over het leger van Italië, en hij maakte zich gereed om naar Nice te vertrekken, waar het

hoofdkwartier was gevestigd, toen

LODEWIJK

van Chalons kwam. Het was in dezen oogenblik, dat hij kennis maakte met Mevrouw

DE BEAUHARNAIS

, die weinig tijds daarna zijne schoonzuster werd. Te zelfden tijd leerde hij ook hare kinderen,

HORTENSE

, oud dertien jaren, en

EUGÈNE

, oud vijftien jaren, kennen.

Hij had in de school van Chalons anti-republikeinsche gevoelens leeren koesteren, door zijnen omgang met de kweekelingen voor de artillerie. Men weet, dat al de jonge lieden van dien tijd er hunnen roem in stelden, om tegenovergesteld als het republikeins Gouvernement te denken.

Zekere indrukken, die hij in zijne kindschheid had gekregen, waren hem steeds bijgebleven. Die

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(46)

welgemanierdheid, die beminnenswaardigheid, die streelende openhartigheid en die hartelijke beleefdheid, die voorheen zoo natuurlijk eigen aan het meerendeel det natie was, werd thans niet meer door hem gevonden. Hij nam noch deel aan de geestdrift zijner kameraden, die voor het eerst eenen veldtogt zouden bijwonen, noch aan de goedkeuring, die men destijds gaf aan den toon, de gebruiken en de zeden, die in Parijs heerschten.

Hij ging zijnen broeder eenige dagen vooruit en begaf zich, met de guides van de armée te paard, op weg. Vervolgens vertrok

NAPOLEON

met den meesten spoed en vond zijnen broeder, te Châtillon sur-Seine, bij den vader van

MARMONT

, een oud edelman, die eerbiedwaardig was, en ook geëerbiedigd werd, bij welken hij

verscheidene dagen had doorgebragt, toen hij, eenige maanden te voren, naar Parijs reisde. Het eerste wat

NAPOLEON

deed, toen hij zijnen broeder zag, was, dezen zijne gedachten wegens Mevrouw

DE BEAUHARNAIS

te vragen. L

ODEWIJK

antwoordde, dat hij haar zeer beminnelijk vond, doch dat zij niet meer jong was. Toen hij hoorde dat zij zijne schoonzuster geworden was, wilde hij het niet gelooven. Hij gaf te kennen, dat deze keus hem niet zeer gepast voorkwam, uit hoofde van het groote onderscheid van jaren. Mevrouw

DE BEAUHARNAIS

moest toen reeds haar zeven en dertigste jaar bereikt hebben, terwijl haar echtgenoot slechts acht en twintig jaren oud was.

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(47)

L

ODEWIJK

was achttien jaren oud, toen hij voor de tweede maal bij de armée van Italië kwam, waarover zijn broeder het opperbevel voerde. Hij was Aide de Camp bij denzelven, en had slechts den rang van Luitenant.

Hij had een opmerkzaam en stilzwijgend karakter. Hij gevoelde een ledig in zijn hart, en met leedwezen zag hij zich in eene onrustige en eergierige loopbaan gesleept.

- Hij wenschte reeds naar zijn afscheid en een gerust leven.

Toen hij, in het vorige jaar, zijnen broeder naar Parijs gevolgd was, had hij, in deze uitgestrekte hoofdstad, wanorde en nieuwigheid, het gevolg van Staatkundige schokken, gevonden; het was weinige dagen na de onlusten van den 23sten Mei. Een beginsel van ongeluk konde

LODEWIJK

doen vreezen, dat de fortuin zijnen broeder wel eens den rug zoude kunnen toekeeren. In dezen tijd liep het leven van elken Generaal gevaar, wanneer hij niet slaagde; noch moed, noch bekwaamheden deden toen iets af. Naauwelijks was

LODEWIJK

in het verblijf, dat men voor hen gehuurd had, gekomen, of hij wierp zich in eenen armstoel, en even als uit eene overdenking tot zich zelven gekomen zijnde, riep hij met eenen diepen zucht en op eenen

voorzeggenden toon uit: ‘Ziedaar ons dan te Parijs!’ deze nadrukkelijke toon, deze diepdenkende houding, deze onwillekeurige beweging en deze verstrooijing, verwonderden zijnen broeder en

JUNOT

, die er bij tegenwoordig waren. Zij vroegen hem naar

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

(48)

de reden van dezen zijnen uitroep en dien diepen zucht, doch hij antwoordde, dat hij zelf de reden daarvan niet wist.

Deze trekken kunnen een denkbeeld geven van de tegenstrijdigheid in zijn karakter, hetwelk tevens deftig, romanesk, levendig en koelbloedig was.

Sedert het begin der veldtogten des Keizers in Italië in 1796, tot aan de expeditie naar Egypte, is er weinig van

LODEWIJK

te zeggen. Hij toonde, in verscheidene voorvallen, dat het hem niet aan moed ontbrak, doch dit was bij vlagen, en hij stelde er weinig belang in, om eenen militairen roem te verkrijgen. Hij lag zeer veel ijver aan den dag, bezat eene verwonderlijke werkzaamheid en koelbloedigheid, doch geenen wensch om voort te komen, geene eerzucht. Hij had boven alles eenen onverwinnelijken afkeer van het overdrevene. Hij poogde steeds te doen hetgeen men met regt van hem kon vorderen; hij vervulde zijne pligten met naauwgezetheid, zonder evenwel zich te willen doen gelden. Hij bleef steeds zijne functiën als Aide de Camp van zijnen broeder waarnemen. Bij het overtrekken van de Po, waren de Colonel

LANNES

en hij de eersten. Bij de inneming van Pizzighitone, kwam hij door de bres in de stad, met den Artillerie-Generaal

DONIMARTIN

. Nadat Milano was ingenomen, ontstond er in Pavia een opstand, het Fransche garnizoen werd

krijgsgevangen gemaakt en de opstandelingen trokken zelfs tegen Milano op, terwijl men de klokken luidde. Men ging hun te gemoet en men vond hen te Binasco: dit dorp werd

Lodewijk Napoleon Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit artikel is gebaseerd op een gedeelte van mijn afstudeerscriptie: De Asser ontwer- pen van Jan Giudici, plannen voor een stad en ontwerpen voor gebouwen uit de tijd van

Gezang op de dood van Napoleon gewezen keizer van Frankrijk, gestorven op het eiland St-Helena, den 6 Mei 1821... Gezang op de dood

Lodewijk Mulder, Geschiedkundige novellen.. Aan de voortdurende twisten over geldelijke kwesties tusschen de onderscheiden familieleden maakte de dood van Maria Belgica geen

Nederland en de Tweede Wereldoorlog [Grey Past: The Netherlands and the Second World War] (2001) already put him firmly on the map of Dutch war historiography.. Litres of ink,

   

De regering van Lodewijk Napoleon is niet een ‘vreemd’ incident, maar wordt geplaatst in het voortgaande politieke proces van de Bataafs-Franse tijd: de vier jaren van

geven, volgens welken, met verkrachting van alle gewoonlijke gebruiken van den oorlog, de koophandel van alle onzijdige natiën, met de landen van zijne Majesteit is verboden, en

ders vorderde, dat de Keizer beleedigd was, dat zijn broeder, die zijn werk was, andere grondstellingen wilde, en aldus eene andere staatkunde dan die des Keizers omhelsde, en dat