• No results found

Vergaderbundel commissie Ruimte 12-09-2017

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vergaderbundel commissie Ruimte 12-09-2017"

Copied!
774
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE RUIMTE PUBLIEKSAGENDA

Datum : 12 september 2017 Tijd : 20.00 uur

Locatie : Raadzaal

U vindt de stukken digitaal op raad.asten.nl vanaf 1 september 2017.

Nr.

0. Opening

1. Vaststellen agenda

2. Besluitenlijst van de vergadering van 6 juni 2017 3. Ingekomen stukken, gericht aan de raad:

Voor kennisgeving aannemen:

a. Brief van 24-5-2017, VNG: Wijziging model huisvestingsverordening en nieuw model urgentieverordening

b. Brief van 31-5-2017, VNG: Voortgang regionale samenwerking waterketen c. Brief van 3-7-2017, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant: Vastgestelde

jaarstukken 2016

d. Brief van 3-7-2017, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant: Vastgestelde begroting 2018 en meerjarenraming 2019- 2021

e. Brieven van 5-7 en 19-7-2017, Raad van State: start beroepsprocedure Bestemmingsplan Buitengebied Asten 2016

f. Brief van 11-8-2017, L. van der Kallen: hergebruik brugdelen oude Moerdijkbrug

In handen van B&W ter voorbereiding:

g. Brief van 17-7-2017, Zandpluim B.V.: Vragen aan de raad over zienswijze bestemmingsplan Asten, Veegplan 2017-01

h. Brief van 14-7-2017, Madou Agro Varkens C.V.: Zienswijze op het ontwerp- bestemmingsplan Asten - Veegplan 2017-1 en brief van

2-8-2017, Aanvullende zienswijze

i. Brief van 19-6-2017, Frago Holding B.V.: Zienswijze ontwerp bestemmingsplan Asten Veegplan 2017-1

j. Brief van 4-7-2017, Maatschap M.J.A. Maas-Haasen en W.L.J.C. Maas:

Zienswijze op ontwerp-bestemmingsplan "Asten Veegplan 2017-1"

k. Brief van 20-7-2017, Metropoolregio Eindhoven: Vaststellen Integrale Strategie Ruimte

4. Herinrichting Emmastraat- Wolfsberg (presentatie) 5. Plan van aanpak duurzaamheid Asten (adviserend)

De gemeente Asten wil haar steentje bijdragen aan het halen van de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Daarvoor is een versnelling nodig van het tempo. Hiervoor is het Duurzaamheidsbeleid Asten 2017 opgesteld en het Plan van aanpak duurzaamheid Asten 2017-2020. In de voorjaarsnota 2017 is al geld gereserveerd voor het uitvoeren van het Plan van aanpak.

(2)

het waterschap Aa en Maas voorgelegd. De afzonderlijke colleges en Dagelijks Bestuur van Waterschap Aa en Maas hebben opdracht verstrekt voor het opstellen van een Ruimtelijke agenda voor de Peel in september 2016 op initiatief van het Intergemeentelijk Afstemmingsoverleg (IGA).

De RaP vloeit voort uit de Integrale visie voor de Peel die in 2016 is opgesteld door de Coalitie van Doeners “De Peel maakt het in Brainport”, evenals de reeds

vastgestelde Economische Agenda voor de Peel.

De RaP is een hulpmiddel voor programma- en projectontwikkeling van ruimtelijke projecten in de Peel. In de RaP zijn hiervoor drie programmalijnen opgenomen:

‘nieuwe ontginning’, ‘parklandschappen’ en ‘stedelijk netwerk’. De RaP is een gezamenlijk vertrekpunt voor gemeenten, waterschap, Innovatiehuis, IGA en andere betrokken partijen en kan zich verder ontwikkelen. De RaP dient ook voor lobby en afstemming met agenda’s van derden, zoals de provincie.

Aan uw raad wordt voorgesteld om de RaP voor de Peel vast te stellen als

strategische agenda, waarin de gezamenlijke ruimtelijke opgaven voor de Peel zijn benoemd en deze via de drie programmalijnen op te pakken en uit te werken.

7. Concept Ontwerpbestemmingsplan Asten Kanaalweg 5-8 (Westelijke Poort Asten) 2016 (opiniërend)

Het NIMBY-project nadert de afronding. Over het ontwerp van de uitbreiding van de bedrijven in combinatie met de kwaliteitsverbetering in de omgeving is

overeenstemming met alle betrokken partijen. In de eerste week van september 2017 zal een afsluitende bijeenkomst voor alle betrokken partijen worden

georganiseerd, waarin het definitieve uitbreidingsplan wordt gepresenteerd. Op dit moment worden de puntjes op de “i” gezet met betrekking tot afspraken die tussen partijen moeten worden vastgelegd en die verband houden met de

milieutechnische onderzoeken. Omwille van de voortgang van het project is, op basis van de stand van zaken in juni 2017, een concept ontwerpbestemmingsplan Asten Kanaalweg 5-8 (Westelijke Poort Asten) 2016 opgesteld. Dit concept ligt thans voor wensen en bedenkingen aan uw commissie voor. Nadien kan het ontwerpbestemmingsplan in procedure worden gebracht door het ter inzage te leggen.

8. Evaluatie hondenbeleid 2017 (adviserend)

Ruim 10 jaar na het vaststellen van de Nota Hondenbeleid (8-3-2005) is een groot deel van de aangelegde hondenvoorzieningen afgeschreven en/of aan vervanging toe. Om deze reden is een evaluatie uitgevoerd. Het voorstel is om het beheer van de hondenvoorzieningen aan te passen conform de uitkomsten hiervan. De

voorgestelde aanpassingen worden kostenneutraal uitgevoerd. Waarschijnlijk gaat de hondenbelasting op termijn naar beneden.

9. Informatief overleg met de bestuurder over lopende belangrijke processen en projecten, o.a. verbonden partijen: (Blink, ODZOB)

a. Fietspad Meijelseweg

b. Pilot gebiedsgerichte aanpak leegstand buitengebied Asten

(3)

(portefeuillehouder J.C.M. Huijsmans, info: m.rooijakkers@asten.nl) c. Actualisatie woningbouwmonitor 2017-2025

(portefeuillehouder Th.M. Martens, info: g.groenen@asten.nl) d. Lijst van toezeggingen en dynamische termijnkalender 11. Rondvraag en sluiting

(4)

COMMISSIE RUIMTE AGENDA

Datum : 12 september 2017 Tijd : 20.00 uur

Locatie : Raadzaal

U vindt de stukken digitaal op raad.asten.nl vanaf 1 september 2017.

Nr.

0. Opening

1. Vaststellen agenda

2. Besluitenlijst van de vergadering van 6 juni 2017 3. Ingekomen stukken, gericht aan de raad:

Voor kennisgeving aannemen:

a. Brief van 24-5-2017, VNG: Wijziging model huisvestingsverordening en nieuw model urgentieverordening

b. Brief van 31-5-2017, VNG: Voortgang regionale samenwerking waterketen c. Brief van 3-7-2017, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant: Vastgestelde

jaarstukken 2016

d. Brief van 3-7-2017, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant: Vastgestelde begroting 2018 en meerjarenraming 2019- 2021

e. Brieven van 5-7 en 19-7-2017, Raad van State: start beroepsprocedure Bestemmingsplan Buitengebied Asten 2016

f. Brief van 11-8-2017, L. van der Kallen: hergebruik brugdelen oude Moerdijkbrug

In handen van B&W ter voorbereiding:

g. Brief van 17-7-2017, Zandpluim B.V.: Vragen aan de raad over zienswijze bestemmingsplan Asten, Veegplan 2017-01

h. Brief van 14-7-2017, Madou Agro Varkens C.V.: Zienswijze op het ontwerp- bestemmingsplan Asten - Veegplan 2017-1 en brief van

2-8-2017, Aanvullende zienswijze

i. Brief van 19-6-2017, Frago Holding B.V.: Zienswijze ontwerp bestemmingsplan Asten Veegplan 2017-1

j. Brief van 4-7-2017, Maatschap M.J.A. Maas-Haasen en W.L.J.C. Maas:

Zienswijze op ontwerp-bestemmingsplan "Asten Veegplan 2017-1"

k. Brief van 20-7-2017, Metropoolregio Eindhoven: Vaststellen Integrale Strategie Ruimte

4. Herinrichting Emmastraat - Wolfsberg (informerend, presentatie) (portefeuillehouder T.M. Martens, info: r.mertens@asten.nl)

5. Plan van aanpak duurzaamheid Asten (adviserend, met presentatie) (portefeuillehouder T.M. Martens, info: m.vanjole@asten.nl)

6. Ruimtelijke Agenda De Peel (adviserend)

(portefeuillehouder T.M. Martens, info: jori.meulendijks@asten.nl)

(5)

8. Evaluatie hondenbeleid 2017 (adviserend)

(portefeuillehouder T.M. Martens, info: K.vanDooren@asten.nl)

9. Informatief overleg met de bestuurder over lopende belangrijke processen en projecten, o.a. verbonden partijen: (Blink, ODZOB)

a. Fietspad Meijelseweg

b. Pilot gebiedsgerichte aanpak leegstand buitengebied Asten 10. Stukken ter kennisneming aan de commissie:

a. Memo Enquête afvalscheiding

(portefeuillehouder T.M. Martens, info: t.smits@asten.nl) b. Memo Stand van zaken monumentensubsidie

(portefeuillehouder J.C.M. Huijsmans, info: m.rooijakkers@asten.nl) c. Actualisatie woningbouwmonitor 2017-2025

(portefeuillehouder Th.M. Martens, info: g.groenen@asten.nl) d. Lijst van toezeggingen en dynamische termijnkalender 11. Rondvraag en sluiting

(6)

BESLUITENLIJST COMMISSIE RUIMTE

van de openbare vergadering van de commissie Ruimte van 6 juni 2017 in het gemeentehuis.

Geluidsfragmenten van de vergadering zijn per agendapunt terug te luisteren op raad.asten.nl.

Aanwezig:

De voorzitter P.W.J.M. van de Ven-Schriks

De leden per fractie

Algemeen belang (AB) F.G.A. Hurkmans, P.P.M. Bakens, J.M Jacobs

CDA J.G. Leenders, D.R. van Schijndel

Leefbaar Asten (LA) M.A.T.M. van den Boomen

PGA/PvdA A.H.H. Beniers, D.W.J.H. Grein

D66-HvA A.J. Koopman, M.J.M. van den Eijnden

VVD I.M.J. van Oosterhout-Swinkels, J. Bazuin

De genodigden wethouders J.H.J. van Bussel (JvB), Th.M. Martens (ThM), J.C.M. Huijsmans (JH)

Ambtelijke ondersteuning P. Greijn, G. Groenen, P. van den Oetelaar, K. van Dooren

De griffier M.B.W. van Erp-Sonnemans

- - -

Nr. Onderwerp Besluit

Opening en spreekrecht Van het spreekrecht is gebruik gemaakt door - de heer Jacobs inzake ag.pt. 3a

- de heer Hilbrands inzake ag.pt. 4 - de heer Sonnemans inzake ag.pt. 4

1. Vaststellen agenda Vastgesteld cf. voorstel.

De omvraag begint bij de fractie Leefbaar Asten.

2. Besluitenlijst van de openbare vergadering van 2 mei 2017

Ongewijzigd vastgesteld.

3. Ingekomen stukken gericht aan de raad a. Brief van 14-4-2017, W.M. Jacobs:

Verzoek verplaatsen nesten i.v.m.

roekenoverlast

Cf. voorstel in handen gesteld van B&W ter afdoening. Aan de orde gesteld:

a. Alle fracties steunen spoedige aanvraag ontheffing; reactie ThM

b. Brief van 26-04-2017, Stichting VAC Adviescommissie Wonen:

jaarverslag 2016

Cf. voorstel voor kennisgeving aangenomen.

Aan de orde gesteld:

b. D66-HvA

(7)

omvorming Industrielaan / Prins Bernhardstraat

(PH. van Bussel, info: p.vandenoetelaar@asten.nl)

door de heer Van Berkel van Pouderoyen.

De commissie heeft kennis genomen van de presentatie en vragen zijn beantwoord (JvB).

Het college neemt kennis van wensen en bedenkingen (alle fracties), o.a.

- Positieve ontwikkeling,

kwaliteitsverbetering, blij met initiatief, dialoog en draagvlak belangrijk (alle fracties)

- Respecteren afspraken bp 2013 - Duidelijkheid aantal woningen

Duurzaamheidseisen, EPC 0, aardgasvrij - Bescherming bomen

- Privacy, hoogte woningen - Langere reactietermijn - Hoe gefaseerde uitvoering

- Deelname door naastliggende bedrijven - Parkeernormering ivm restaurant

- Regeling laden/lossen bedrijfsruimtes nabij woningen

- Toegankelijkheid hulpdiensten - Verkeersdruk Pr.Bernhardstraat 5. Voorontwerp bestemmingsplan Asten

Loverbosch fase 2 2016

(PH. van Bussel, info: g.groenen@asten.nl)

Presentatie is gegeven namens college door de heer Van Berkel van Pouderoyen.

De commissie heeft kennis genomen van de presentatie en vragen zijn beantwoord (JvB).

Het college neemt kennis van wensen en bedenkingen (alle fracties) o.a.

- Algemeen instemming met invulling - aardgasvrij, duurzaamheidseisen, EPC 0 - Waterspeelgelegenheid en droge

speelweides

- Bescherming solitaire eik

- Flexibiliteit omschakeling type woningen - Groene daken

- verkeerscijfers onderbouwing keuze aansluiting Floralaan

- intekenen woningen tbv efficiënte ruimtelijke procedure

- info aanlegdiepte/fundering ivm kosten - dijk en maaibeleid ivm waterberging - fietsers Floralaan

- voorziening pakketservice 6. Aankoop perceel N 265 ten behoeve van

bestemmingsplan Loverbosch fase 2 (PH. van Bussel, info: g.groenen@asten.nl)

De commissie:

a. adviseert unaniem positief

b. stemt in met doorgeleiding als A-stuk naar de raad

(8)

Recreatiepark Prinsenmeer 2017 (PH. van Bussel, info: K.vanDooren@asten.nl)

bedenkingen, vragen zijn beantwoord (alle fracties, reactie JvB) o.a.

- Algemeen instemming, redelijke ontwikkeling

- Kwaliteit landschappelijke inpassing - Handhaving

- Omgevingsdialoog - Stallen caravans 8. Voorontwerp Veegplan 2017-2 Bergdijk

6, Kleine Heitrak 36, Meijelseweg nabij 50, Voordeldonk 47a/49 en 71-71a, Voorste Heusden nabij 10,

Waardjesweg 15

(PH. Martens en Huijsmans, info:

m.rooijakkers@asten.nl)

Het college neemt kennis van wensen en bedenkingen, vragen zijn beantwoord (alle fracties, reactie ThM), o.a.

- Algemeen instemming

- Borgen landschappelijke invulling in anterieure overeenkomst

- Vragen bij landschappelijke invulling, beuk/haagbeuk, oppervlakte, toets geluid en geur Waardjesweg

- Verschil regels wonen 1 en 2 Voordeldonk vs Meijelseweg

- Grondsilo’s kl. Heitrak

- Milieucategorie 3.1 kl. Heitrak

- Leefomgeving/aantal dieren Meijelseweg 9. Reparatie b.p. Asten Bedrijventerrein

Florapark 2013 i.v.m. vestiging groothandel in motorbrandstoffen (PH. van Bussel, info: g.groenen@asten.nl)

De commissie:

a. adviseert unaniem positief

b. stemt in met doorgeleiding als A-stuk naar de raad

10. Voorkeursalternatief N279

(PH. Martens, info: m.vantienen@asten.nl)

De commissie heeft kennis genomen van het gekozen voorlopige voorkeursalternatief voor de N279 (alle fracties, reactie ThM)

11. Jaarrekening Blink 2016, begroting 2017 Blink en meerjarenbegroting Blink 2018- 2021

(PH. Martens, info: t.smits@asten.nl)

De commissie:

a. adviseert unaniem positief

b. stemt in met doorgeleiding als A-stuk naar de raad

12. Wijzigen Gemeenschappelijke regeling Blink

(PH. Martens, info: t.smits@asten.nl)

De commissie:

a. adviseert unaniem positief

b. stemt in met doorgeleiding als A-stuk naar de raad

13. Informatief overleg met de bestuurder over lopende belangrijke processen en projecten, o.a. verbonden partijen (MRE, Peel 6.1, Veiligheidsregio, ODZOB) a. Fietspad Meijelseweg

Aan de orde is gesteld:

- Stand van zaken project Nimby Kanaalzone (JvB)

- Stand van zaken besluitvorming Milieustraat Someren (ThM)

(9)

commissie

a. Memo Informatie aanpak Erfgoedwet i.r.t. model

Erfgoedverordening (PH. Huijsmans, info: m.rooijakkers@asten.nl)

b. Memo Extra budget Starterslening in

"Tussentijdse rapportage voorjaar 2017" (PH. Martens, info

p.vandenoetelaar@asten.nl)

c. Memo Stand van zaken Aa-dal zuid (PH. Martens, info p.smeets@asten.nl) d. Memo Wateroverlast Voorste

Heusden

(PH. Martens, info p.smeets@asten.nl) e. Memo Verkeersveiligheid bij

zebrapaden

(PH. Martens, info w.moors@asten.nl) f. Lijst van toezeggingen

Aan de orde is gesteld a. D66-HvA; reactie JH

b. LA, VVD, D66-HvA

c. D66-HvA; reactie ThM d. –

e. LA; reactie ThM

f. -

15. Rondvraag en sluiting Aan de orde is gesteld:

- Prijs glasvezel buitengebied (VVD, CDA;

reactie JvB)

- Sloop A. de Bruijn (VVD; reactie JH) - Zebrapad Lienderweg/doorsteek groen

(AB; reactie ThM)

- Oversteek/laden/lossen apotheek en kantine sporthal (AB; reactie ThM)

- Parkeerplaatsen en bomen Hoogstraat (AB;

reactie ThM)

- Vragen bijeenkomst wateroverlast Nobis (CDA; reactie ThM)

- Zorghotel (D66-HvA; reactie JH)

Einde vergadering 22:15 uur.

griffier

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

(10)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Nassaulaan 12 Den Haag | Postbus 30435 | 2500 GK Den Haag 070 - 373 83 93 | info@vng.nl

Samenvatting

Bij wet van 14 december 2016 tot ‘Wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders’ (Stb. 2016, 534) is geregeld dat asielzoekers met een tijdelijke

verblijfsvergunning als voorrangscategorie uit de Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) worden geschrapt.

Om te kunnen voldoen aan de taakstelling om vergunninghouders te huisvesten is de model huisvestingsverordening aangepast. Tevens is in deze ledenbrief een model urgentieverordening toegevoegd voor die gemeenten waar er geen sprake is van schaarste op de woningmarkt. Ook die gemeenten kunnen in een verordening bepalen dat bepaalde categorieën woningzoekenden met voorrang worden gehuisvest.

In beide modelverordeningen is er in voorzien dat bij ‘aanwijzing van vergunningplichtige woonruimte’ standplaatsen voor woonwagens worden uitgezonderd.

Brief aan de leden

T.a.v. het college en de raad

Datum 23 mei 2017 Ons kenmerk

ECFD/U201700413 Lbr. 17/030

Telefoon (070) 373 8628 Bijlage(n) 5

Onderwerp

Wijziging model huisvestingsverordening en nieuw model urgentieverordening

(11)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Nassaulaan 12 Den Haag | Postbus 30435 | 2500 GK Den Haag 070 - 373 83 93 | info@vng.nl

Geacht college en gemeenteraad,

Bij wet van 14 december 2016 tot ‘Wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders’ (Stb. 2016, 534) is geregeld dat asielzoekers met een tijdelijke

verblijfsvergunning als voorrangscategorie uit de Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) worden geschrapt.

De gemeenteraad kan in een huisvestingsverordening bepalen dat voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die dringend woonruimte behoeven. De gemeenteraad stelt in de

huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke woningzoekenden worden ingedeeld in urgentiecategorieën. In artikel 12, derde lid, van de wet is daarbij als randvoorwaarde gesteld dat wanneer een gemeente overgaat tot het instellen van een huisvestingsverordening met een

urgentieregeling, mantelzorgers en -ontvangers, personen die in een blijf-van-mijn-lijfhuis verblijven, en vergunninghouders die voor de eerste keer een woning zoeken, in ieder geval als urgent

woningzoekenden moeten worden aangewezen. Met genoemde wetswijziging wordt de laatste groep, de vergunninghouders, uit dit artikel 12 verwijderd. Deze wijziging treedt in werking op 1 juli 2017 (Stb. 2017, 33).

De wetswijziging laat onverlet dat gemeenten een taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders behouden, zoals vastgelegd in artikel 28 van de Huisvestingswet 2014.

De gemeenteraad houdt de bevoegdheid om, als zij dat nodig acht, vergunninghouders als urgente groep woningzoekenden aan te wijzen. Er is in de wetswijziging aan artikel 12 een vierde lid toegevoegd, waarmee wordt geborgd dat gemeenten vastleggen hoe zij aan de taakstelling invulling geven, indien zij gebruik maken van de mogelijkheid om voorrangscategorieën aan te wijzen.

Aan de leden Datum

23 mei 2017 Ons kenmerk

ECFD/U201700413 Lbr. 17/030

Telefoon (070) 373 8628 Bijlage(n) 5

Onderwerp

Wijziging model huisvestingsverordening en nieuw model urgentieverordening

(12)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 3/7 Met de wetswijziging zijn er feitelijk vier mogelijkheden om te regelen dat aan de taakstelling

huisvesting vergunninghouders kan worden voldaan:

1. De gemeenteraad legt in de huisvestingsverordening vast hoe de gemeente invulling geeft aan haar taakstelling. In artikel 9 van de Model Huisvestingsverordening 2014 worden

vergunninghouders door de gemeenteraad als aparte urgentiecategorie toegevoegd. Daarmee wordt feitelijk de wetswijziging waarin vergunninghouders als aparte urgentiecategorie wordt geschrapt, bij verordening weer gerepareerd. Gemeenten die geen voorrang willen verlenen aan de huisvesting van vergunninghouders hoeven de verordening niet te wijzigen indien de tekst van artikel 9, tweede lid, van de Model Huisvestingsverordening 2014 is overgenomen. Hierin staat een dynamische verwijzing naar artikel 12, derde lid, van de wet en daarmee verandert de verordening per 1 juli 2017 automatisch.

2. De gemeenteraad kan een separate urgentieverordening vaststellen. Hierbij gaat de nieuwe Model Urgentieverordening Huisvestingswet 2014 (hierna: Model Urgentieverordening).

Artikel 2 van de wet voorziet erin dat een gemeenteraad – ook als er geen schaarste is op de woningmarkt – toch een urgentieverordening kan vaststellen. De reden hiervoor is dat ook in gemeenten waar niet direct sprake is van schaarste, er toch behoefte kan zijn om urgent woningzoekenden met voorrang te kunnen huisvesten.

3. De wetswijziging bepaalt dat de gemeente in de huisvestingsverordening moet regelen hoe in de taakstelling wordt voorzien, behoudens in die gevallen dat burgemeester en wethouders daarin op andere wijze voorzien. Deze verplichting geldt dus als de gemeente een verordening heeft vastgesteld. In die ‘andere wijze’ kan de gemeente voorzien door bijvoorbeeld het uitwerken van de taakstelling in de woonvisie op te nemen. Via de woonvisie komt de aanpak van de huisvesting van vergunninghouders aan de orde bij het maken van prestatieafspraken tussen burgemeester en wethouders, de woningcorporatie en huurdersorganisaties.

4. De gemeente kan ervoor kiezen om geen huisvestingsverordening vast te stellen. De manier waarop aan de taakstelling wordt voldaan kan dan aan de orde komen door het uitwerken van de taakstelling in de woonvisie op te nemen. Via de woonvisie komt de aanpak van de huisvesting van vergunninghouders aan de orde bij het maken van prestatieafspraken tussen burgemeester en wethouders, de woningcorporatie en huurdersorganisaties.

Samenvattend, de huisvesting van vergunninghouders kan door de gemeenteraad geregeld worden in de huisvestingsverordening of urgentieverordening òf door burgemeester en wethouders door middel van het maken van prestatieafspraken met de woningcorporatie en huurdersorganisaties (al dan niet met een verordening als basis). De gemeente zal dus een afweging moeten maken welke route het meest voor de hand ligt. Als de gemeente reeds beschikt over een

huisvestingsverordening ligt het voor de hand om deze verordening aan te passen – of in stand te laten zoals hierboven onder 1. aangegeven - zodat in huisvesting van vergunninghouders is voorzien. Gemeenten die niet beschikken over een huisvestingsverordening kunnen burgemeester en wethouders afspraken laten maken met de woningcorporatie en huurdersorganisaties. Het kan voor die gemeenten nuttig zijn om de hoofdlijnen van het verlenen van de urgentie neer te leggen in een urgentieverordening. Daarmee heeft de gemeente een wettelijk kader richting woningcorporatie om nadere prestatieafspraken te maken over de huisvesting van vergunninghouders.

De Model Urgentieverordening

De wet biedt de mogelijkheid een urgentieverordening op te stellen ook wanneer geen sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte. In artikel 12 van de wet is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor een of meer aangewezen categorieën

(13)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 4/7 woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan urgent woningzoekenden.

Gelet op deze (onderstreepte) wettekst is in de Model Urgentieverordening een

huisvestingsvergunningstelsel opgenomen. De algemene lijn van de Model Urgentieverordening is dus gelijk aan die van de Model Huisvestingsverordening 2014, dat woonruimte alleen voor bewoning in gebruik mag worden genomen als hiervoor een huisvestingsvergunning is verleend.

Ter vermindering van regeldruk en om de Model Urgentieverordening niet nodeloos gecompliceerd te maken hebben wij gekozen voor de volgende oplossing.

De Model Urgentieverordening is zo gemodelleerd dat voor de urgent woningzoekenden

burgemeester en wethouders corporaties en andere verhuurders van woonruimte mandaat kunnen verlenen voor de verlening van huisvestingsvergunningen. Dit komt er in de praktijk dan op neer dat de verhuurder tegelijk met het huurcontract de benodigde huisvestingsvergunning kan verstrekken.

Voor het geval dat voor een bepaalde woonruimte geen woningzoekende met een

urgentiebeschikking in aanmerking komt, wordt de woonruimte toegewezen aan een daarvoor in aanmerking komende niet-urgent woningzoekende. Ook deze woningzoekende krijgt dan tegelijk met het huurcontract de benodigde huisvestingsvergunning.

Implementatiehandleiding Model Urgentieverordening Huisvestingswet 2014

Facultatief en uitputtend

De modelverordening kent een aantal artikelen waar het aan individuele gemeenten is om een keuze te maken. Naast de leeswijzer bovenaan de modelverordening is deze

implementatiehandleiding opgesteld om te helpen bij het maken van die keuzes.

Het kan gaan om ‘invulbepalingen’ of keuzemogelijkheden en bepalingen die als ‘facultatief’ zijn aangemerkt (deze laatste zijn te herkennen aan de cursieve tekst). Uiteraard is het gehele model in zekere zin facultatief, in die zin dat het verordeningsinstrument onder de wet enkel gebruikt moet worden voor zover dat geschikt en proportioneel is om urgent woningzoekenden aan woonruimte te helpen. Bovendien staat het gemeenten vrij om een andere invulling te geven dan waarvoor in de modelverordening is gekozen.

Gemeenten die ervoor kiezen om de bepalingen uit de modelverordening niet of in gewijzigde vorm over te nemen of deze aan te vullen, zullen er zelf scherp op moeten zijn dat deze keuzes zowel in lijn zijn met de wet als met de systematiek van de bepalingen uit de modelverordening die wel overgenomen worden. Artikelen of artikelleden moeten mogelijk vernummerd worden.

De modeltoelichting is voorts zo opgesteld dat gemeenten deze kunnen overnemen als ze ook het bijbehorende artikel overnemen. In de modeltoelichting zijn de facultatieve bepalingen dus

eveneens als facultatief (cursief) aangemerkt.

Algemeen

In de implementatiehandleiding wordt ingegaan op de keuzes die gemeenten kunnen maken en bijbehorende afwegingen. Ook wordt de intentie van de wetgever kort toegelicht.

Artikel 2. Indeling in een urgentiecategorie

In plaats van het opnemen van een maximale hoogte van het huishoudinkomen in het eerste lid, kan bijvoorbeeld ook worden aangesloten bij de (jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerde) inkomensgrens van artikel 16 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, maar ook een andere (of geen) grens is denkbaar.

(14)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 5/7 De gemeenteraad kan desgewenst in het tweede lid aanvullende urgentiecategorieën benoemen.

Burgemeester en wethouders kunnen de bevoegdheid om woningzoekenden in

urgentiecategorieën in te delen mandateren. Zie ook de artikelsgewijze toelichting onder artikel 2.

De gemeenteraad kan desgewenst ook bepalen dat voor bepaalde categorieën urgenten het indienen van een verzoek om indeling in een urgentiecategorie niet nodig is. De status van vergunninghouder geeft bijvoorbeeld al de urgentie tot het verkrijgen van een woning aan.

Burgemeester en wethouders kunnen dan ambtshalve een beschikking tot indeling in een urgentiecategorie afgeven. Ook deze ambtshalve bevoegdheid kan uiteraard worden gemandateerd.

Het criterium van meerderjarigheid is een suggestie; het is een logische eis die volgt uit het maatschappelijk verkeer.

Artikel 4. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte

Dit artikel is verplicht bij het in het leven roepen van een huisvestingsvergunningstelsel (zie artikelen 7 en 12 van de wet).

Onder a kan ervoor gekozen worden om de aanwijzing te richten op woonruimte in eigendom van woningcorporaties, van particuliere verhuurders of beide (in dat laatste geval kan de facultatieve zinsnede in het geheel achterwege blijven). Als de gemeente ervoor kiest om niet alle aangewezen woonruimtes onder het bereik van de verordening te brengen, dient goed gemotiveerd te worden waarom sprake is van een gerechtvaardigd onderscheid tussen de woonruimtes van

woningcorporaties en die van particuliere verhuurders. Dat onderscheid kan gelegen zijn in de omvang van particuliere voorraad of in de aard van de problematiek.

Tevens dient onder a de huurprijsgrens te worden ingevuld. Aansluiten bij de grenzen uit de Wet op de huurtoeslag heeft als voordeel dat deze periodiek aangepast worden. Nadeel kan zijn dat ze niet goed aansluiten bij de lokale woningmarktsituatie. De keuze dient uiteraard gemotiveerd te worden.

Onder b is een invulling gegeven aan het gebiedscriterium. Dit vereist een omschrijving van de wijken, straten of andere gebiedsdelen van de gemeente waarin de gemeenteraad urgente woningzoekende voorrang wil geven bij de verdeling van de goedkope woonruimte. Uiteraard kan ook het gehele gebied van de gemeente worden aangewezen en dan hoeft onderdeel b niet te worden overgenomen.

Artikel 6. Rangorde woningzoekenden

In de wet is geen verplichting opgenomen om rangordecriteria in de verordening op te nemen.

Gemeenten kunnen dit aan verhuurders overlaten. Daarbij dient vooral te worden gelet op de transparantie richting burgers en woningzoekenden.

Het derde lid is opgenomen voor het geval dat voor een bepaalde woonruimte geen

woningzoekenden met een urgentiebeschikking in aanmerking komen. In dat geval wordt de woonruimte toegewezen aan een daarvoor in aanmerking komende niet-urgente woningzoekende en verkrijgt deze daarvoor ook een huisvestingvergunning.

Ter vermindering van regeldruk voor woningzoekenden verlenen burgemeester en wethouders in de regel mandaat aan corporaties of andere verhuurders van woonruimte voor de verlening van huisvestingsvergunningen. De verhuurder kan dan tegelijk met het huurcontract de benodigde huisvestingsvergunning verstrekken.

(15)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 6/7 Artikel 7. Bestuurlijke boete

Deze bepaling is niet verplicht, maar is niettemin niet als facultatief aangemerkt omdat de mogelijkheid tot handhaving van de verordeningsbepalingen essentieel is. Dit geldt temeer nu er geen mogelijkheid is tot strafrechtelijke handhaving van de verordening. De gemeenteraad stelt in de Huisvestingsverordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. De door de gemeenteraad vastgestelde bedragen zijn gefixeerde bedragen, het betreft hier geen maximale bedragen. De gemeenteraad kan bij het bepalen van de hoogte van de boete per overtreding desgewenst onderscheid maken naar bijvoorbeeld al dan niet bedrijfsmatige exploitatie van de woonruimte of recidive. Het staat de gemeenteraad vrij om te bepalen dat bij bedrijfsmatige exploitatie een hogere boete wordt opgelegd dan wanneer bijvoorbeeld de ouders van een student(e) een woning kopen voor hun kind en enkele kamers verhuren aan medestudenten. De facultatieve zinsneden in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, dienen enkel overgenomen te worden als dat onderscheid wenselijk wordt geacht.

Ook kan de gemeenteraad bepalen dat de woningeigenaar die al eerder is beboet bij herhaling een hogere boete krijgt opgelegd.

In het tweede lid dienen de hoogtes van de boete en recidiveperiodes door de gemeenteraad te worden vastgelegd.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

Op grond van artikel 4, eerste lid, van de wet mag een huisvestingsverordening voor de duur van ten hoogste vier jaar worden vastgesteld. In het eerste lid moeten data van inwerkingtreding en vervallen van de verordening worden ingevuld en in het tweede lid de citeertitel van de verordening.

Standplaatsen voor woonwagens

Per 1 juli 2017 vallen standplaatsen voor woonwagens onder het begrip woonruimte, zie artikel II, onder A, van de Veegwet wonen (Wet van 25 januari 2017 tot ‘Wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen’ (Stb. 2017, 25)).

In de aanhef van artikel 4 van de Model Urgentieverordening is gelet op deze wetswijziging opgenomen dat standplaatsen voor woonwagens niet onder de urgentieverordening vallen.

In artikel 2, eerste lid, van de Model Huisvestingsverordening 2014 zijn bij ‘aanwijzing van vergunningplichtige woonruimte’ standplaatsen voor woonwagens uitgezonderd.

Gemeenten die de verdeling van standplaatsen willen reguleren, kunnen dat in een separate (standplaats)verordening doen. Ook deze verordening valt onder de wet aangezien ook bij de verdeling van standplaatsen sprake is van inmenging in de woonruimteverdeling.

Deze ledenbrief bevat vijf bijlagen:

Bijlage 1 - Was-wordt-tabel met artikelsgewijze toelichting: Deze kan desgewenst gebruikt worden voor de raadsvoordracht voor de wijziging van de verordening. Per gemeente kan de ‘bestaande tekst’ verschillen, aan de hand van de eerder gemaakte keuzes ten aanzien van bijvoorbeeld de facultatieve onderdelen.

Bijlage 2 - Model Raadsbesluit wijziging Huisvestingsverordening 2014: Opgemaakt in Word 2.0- format (GVOP/DROP) voor publicatie, zonder toelichting.

(16)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 7/7 Bijlage 3 - Geconsolideerde tekst van de Model Huisvestingsverordening 2014 met wijzigingen bijgehouden.

Bijlage 4 - Model Urgentieverordening Huisvestingswet 2014

Bijlage 5 - Model Raadsbesluit Urgentieverordening Huisvestingswet 2014: Opgemaakt in Word 2.0-format (GVOP/DROP) voor publicatie, zonder toelichting.

Voor vragen over deze ledenbrief kunt u terecht bij het Informatiecentrum van de VNG (070-373 8393 of e-mail: info@vng.nl).

Hoogachtend,

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

J. Kriens

Algemeen Directeur

(17)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Nassaulaan 12 Den Haag | Postbus 30435 | 2500 GK Den Haag 070 - 373 83 93 | info@vng.nl

Samenvatting

Met deze brief informeren wij u over de voortgang en het resultaat van de regionale samenwerking in de waterketen. In 2011 hebben Rijk, IPO, UvW, Vewin en VNG het Bestuursakkoord Water (BAW) gesloten. De afspraken in dit akkoord gaan over de beperking van de stijging van de kosten, het vergroten van de kwaliteit (professionaliteit) en het verminderen van de kwetsbaarheid in de waterketen. De uitwerking vindt plaats in 49 regio’s.

In de meeste regio’s werken gemeenten en waterschappen met de drinkwaterbedrijven,

voorspoedig samen aan het behalen van de gestelde doelen. De totale besparing op de jaarlijkse beheerkosten van de afvalwaterketen bedraagt in 2017 € 295 miljoen. Dit is 78% van de totale ambitie van €380 miljoen minder meerkosten in de afvalwaterketen in 2020. De verwachting voor 2020 is dat vrijwel alle regio's hun ambitie gaan halen, waarbij enkele regio’s zelfs meer doen. Met betrekking tot de professionaliteit van dienstverlening (kwaliteit) geldt dat waterschappen en gemeenten nu gemiddeld 63% van de eigen ambitie hebben gerealiseerd.

In de tweede helft van de uitvoeringstermijn van het BAW is de aandacht meer gericht op de moeilijker op te pakken uitdagingen. Wij zijn goed op koers om de doelstellingen uit het Bestuursakkoord voor 2020 te realiseren, maar we zijn er nog niet. Door de krachten te blijven bundelen blijft het mogelijk om de doelen in 2020 te realiseren.

Brief aan de leden

T.a.v. het college en de raad

Datum 30 mei 2017 Ons kenmerk

ECFD/U201700422 Lbr. 17/031

Telefoon (070) 373 8393 Bijlage(n) 1

Onderwerp

Voortgang regionale samenwerking waterketen

(18)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Nassaulaan 12 Den Haag | Postbus 30435 | 2500 GK Den Haag 070 - 373 83 93 | info@vng.nl

Geacht college en gemeenteraad,

Jaarlijks brengt de landelijke projectorganisatie de voortgang en het resultaat van de regionale samenwerking in de waterketen in beeld. Dit is één van de landelijke afspraken uit het

Bestuursakkoord Water van 2011. Deze afspraken hebben betrekking op de beperking van de stijging van de kosten, het verhogen van de kwaliteit (professionaliteit) en het verminderen van de kwetsbaarheid. De uitvoering vindt plaats in 49 regio’s (zie bijlage 1).

Uit de in het voorjaar van 2017 gehouden inventarisatie blijkt opnieuw dat gemeenten en waterschappen samen met de drinkwaterbedrijven met groot enthousiasme samenwerken en goede vooruitgang boeken met het behalen van de gestelde doelen. In het vervolg van deze ledenbrief gaan we uitgebreid in op de resultaten van deze inventarisatie. De Unie van Waterschappen zendt een gelijkluidende ledenbrief aan haar leden.

De ‘tweede helft’ van de samenwerking (periode 2016-2020)

De afspraken en doelstellingen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op de periode 2011- 2020. Anno 2017 spreken we over de ‘tweede helft’. De aandacht is nu meer gericht op de

moeilijker op te pakken uitdagingen, zoals groot onderhoud en de investeringen in vernieuwing van de afvalwatersystemen. Wij zijn goed op koers om de doelstellingen uit het Bestuursakkoord voor 2020 te realiseren, maar we zijn er nog niet. Door de krachten te blijven bundelen blijft het mogelijk om de doelen in 2020 te realiseren.

Aan de leden Datum

30 mei 2017 Ons kenmerk

ECFD/U201700422 Lbr. 17/031

Telefoon (070) 373 8393 Bijlage(n) 1

Onderwerp

Voortgang regionale samenwerking waterketen

(19)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 3/5 In de eindrapportage ‘Waterketen 2020 - Slim, betaalbaar, robuust’ van de Visitatiecommissie waterketen van december 2014 stellen de commissie en de minister van I&M dat de BAW-doelen met extra inspanningen haalbaar zijn. Sindsdien werken de partijen in de waterketen aan de volgende vervolgstappen:

- Het gezamenlijk investeringsprogramma: Medio 2016 is een handreiking gemaakt om de investeringen voor de regio samen onder de loep te kunnen nemen. Deze handreiking is beschikbaar gesteld aan de ambtelijke trekkers van de regio’s.

- De Omgevingswet: Met de nieuwe Omgevingswet vervalt de huidige wettelijke planverplichting van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en vindt deregulering van lozingsregels voor

riolering, bodem en oppervlaktewater plaats. Deze wijziging versterkt de noodzaak tot intensieve afstemming van beleid en maatregelen op het niveau van de decentrale overheden.

Voor het behalen van de BAW-doelen is het nodig om het gezamenlijk belang en de bestuurlijke urgentie te handhaven.

Landelijk beeld van de voortgang en het resultaat (voorjaar 2017))

Bijlage 2 bevat een factsheet van de regio’s en drinkwaterbedrijven. De sheet beschrijft de

vooruitgang in de regio’s van de afvalwaterketen (gemeenten en waterschappen) en de verbetering van drinkwaterbedrijven.

Gematigde lastenontwikkeling

In het Bestuursakkoord Water is een gematigde lastenontwikkeling afgesproken voor huishoudens en bedrijven. De lastenontwikkeling is in beeld gebracht langs twee invalshoeken: ten eerste de opbrengst van de rioolheffing en de zuiveringsheffing ten opzichte van de prognose bij autonome ontwikkeling en bij meer intensieve samenwerking en ten tweede de ontwikkeling van de lastendruk voor huishoudens en bedrijven.

De factsheet maakt duidelijk dat de opbrengsten uit de riool- en zuiveringsheffing in de periode 2010 t/m 2017 nog steeds duidelijk onder de prognoses blijven (zie figuren 1 en 2 van bijlage 2).

Hetzelfde geldt ten aanzien van de kosten van de drinkwaterbedrijven (zie figuur 3 bijlage 2). Het beeld is positief, maar dat is nog geen garantie dat we de doelstelling voor 2020 realiseren. Het vergt voortdurend alertheid en daadkracht om de doelstelling te halen. Pas dan slagen we er gezamenlijk in om de feitelijke belastingopbrengst onder de prognose van de heffingen (inclusief doelmatigheidswinst) te houden.

Uit de ontwikkeling van de lastendruk voor huishoudens en bedrijven blijkt dat de lasten in de waterketen voor meerpersoonshuishoudens in 2017 met 0,1% dalen ten opzichte van 2016. De lastenontwikkeling blijft daarmee onder de inflatie (prognose 1%).

De positieve ontwikkeling van de lasten is voor een belangrijk deel het gevolg van de succesvolle samenwerking. Deze komt tot uitdrukking in beleidsmatige keuzes, efficiencymaatregelen in de bedrijfsvoering (o.a. belastingheffing en centrale ondersteuning) en ook steeds vaker het optimaliseren van investeringen.

Doelrealisatie kosten

De totale besparing op de jaarlijkse beheerkosten van de afvalwaterketen bedraagt in 2017 € 295 miljoen. Dit is 78% van de totale ambitie van €380 miljoen minder meerkosten in de afvalwaterketen in 2020. De verwachting voor 2020 is dat vrijwel alle regio's hun ambitie gaan halen, waarbij enkele

(20)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 4/5 regio’s zelfs meer doen. Tegelijkertijd is de verwachting dat de kosten zullen stijgen als gevolg van extra investeringen door gemeenten en waterschappen vanwege maatregelen gericht op

klimaatadaptatie en milieukwaliteitseisen (Europese Kaderrichtlijn Water).

Drinkwaterbedrijven hebben het doel van €70 miljoen kostenbesparingen in 2020 al bereikt. Zij hebben €89 miljoen aan kostenbesparingen gerealiseerd. Dit is 127% van €70 miljoen. Ook voor drinkwaterbedrijven geldt dat naar verwachting de investeringen de komende jaren zullen stijgen.

Doelrealisatie kwaliteit en kwetsbaarheid

Met betrekking tot de professionaliteit van dienstverlening (kwaliteit) geldt dat waterschappen en gemeenten nu gemiddeld 63% van de eigen ambitie hebben gerealiseerd. Uit het kaartbeeld (zie bijlage 2) blijkt dat steeds meer regio’s goed op koers liggen om de eigen doelstellingen in 2020 te realiseren. Voor de drinkwaterbedrijven is de gemiddelde realisatie 77%. Ten aanzien van de kwetsbaarheid geldt dat de regio’s gemiddeld 57% hebben gerealiseerd terwijl dit voor drinkwaterbedrijven gemiddeld 84% is.

Aandachtspunt bij de interpretatie van de geschetste landkaarten (figuren 6 t/m 10, bijlage 2) is dat de relatieve vooruitgang van de regio in beeld gebracht ten opzichte van de eigen doelstelling zoals gerapporteerd in 2014. Op koers liggen bij een zeer hoge ambitie scoort slechter in termen van doelrealisatie dan vooruitlopen op een (te) laag gestelde ambitie. Deze kaarten moeten daarom worden gelezen met de blik op de uitgangspositie in 2014 (zoals opgenomen in figuur 5, bijlage 2).

Meer samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven

De regionale samenwerking tussen gemeenten en waterschappen gebeurt op verschillende manieren. Het intensief samenwerken in projecten en op het vlak van kennisdeling vormt de gemene deler in alle regio's. De netwerk- en programmaorganisaties zijn nog steeds de meest gekozen varianten. Het samenwerken in federatief verband of in een gezamenlijke

organisatiestructuur neemt wel toe (figuur 11, bijlage 2). De mate waarin drinkwaterbedrijven participeren in de regio’s neemt ook steeds verder toe.

De Staat van Ons Water

De verzamelde informatie die de basis vormde voor deze ledenbrief en de factsheet zijn ook gebruikt voor de rapportage van de minister van IenM aan de Tweede Kamer over de voortgang van de afspraken in het BAW. Dit rapport (De Staat van Ons Water) is inmiddels aangeboden aan de Tweede Kamer.

Voortzetten landelijke ondersteuning

Als koepels blijven we in de komende jaren de regio’s ondersteunen en stimuleren. We zetten het ondersteuningsprogramma voort ter bevordering van de dialoog tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven en ter ondersteuning van de BAW-doelrealisatie.

Bijeenkomsten en netwerk

VNG en UvW organiseren verschillende activiteiten om de regionale samenwerking te ondersteunen. Ook dit jaar komen de bestuurders in oktober bij elkaar voor een beeld van de actualiteit, een blik op de toekomst en het handelingsperspectief. Er komen bijenkomsten over een sterkere samenwerking met drinkwaterbedrijven en landelijke bijeenkomsten voor de medewerkers in de regio’s.

(21)

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 5/5 Met de activiteiten willen we de onderlinge dialoog stimuleren en met elkaar het gesprek aangaan over de uitdagingen om de regionale uitvoeringsplannen concreet in de praktijk te brengen (‘scoren in de tweede helft’).Op de website van het landelijk project www.samenwerkenaanwater.nl vindt u de actualiteit en achtergronden, goede voorbeelden en interactie via sociale media (#samenwaw).

Meer informatie

Voor meer informatie over de voortgang van de samenwerking kunt u contact opnemen met de heer Bert van Vijfeijken. Hij is bereikbaar op het telefoonnummer (070) 373 8393 of per email:

bert.vanvijfeijken@vng.nl).

Hoogachtend,

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

J. Kriens

Algemeen directeur

(22)

Stand van zaken voorjaar 2017

In het Bestuursakkoord Water (BAW) van mei 2011 zijn afspraken gemaakt over onder andere het vergroten van de doelmatigheid in de waterketen. De regionale uitvoering van deze afspraken door gemeenten en waterschappen in 49 deelgebieden is in volle gang. Drinkwaterbedrijven sluiten hier in toenemende mate bij aan. Deze factsheet geeft inzicht in de voortgang en het tussentijdse resultaat (stand van zaken voorjaar 2017).

1. Doelmatigheidswinst en lastendruk afvalwaterketen

Een belangrijk doel van de afspraken in het Bestuursakkoord Water over de waterketen is het realiseren van besparingen op jaarlijkse kosten. De partijen hebben ingezet op besparingen die oplopen tot € 450 miljoen in 2020 en welke zorgen voor een beperking van de kostenstijging. Het beoogde effect is een gematigde lastenontwikkeling in de waterketen (riool- en zuiveringsheffing en drinkwatertarieven) voor burgers en bedrijven. De € 450 miljoen aan structurele kostenbesparingen in 2020 is opgebouwd uit € 380 miljoen voor de afvalwaterketen (gemeenten en waterschappen) en

€ 70 miljoen voor de drinkwatervoorziening (drinkwaterbedrijven).

Ontwikkeling riool- en zuiveringsheffing

De figuren 1 en 2 tonen de gerealiseerde en verwachte ontwikkeling van de riool- en zuiveringsheffing bij de 388 gemeenten en de 21 waterschappen. Figuur 3 toont hetzelfde met betrekking tot de kosten van de 10 drinkwaterbedrijven1. Hierbij zijn de gerealiseerde heffingsopbrengsten en de kosten van de drinkwaterbedrijven gerelateerd aan de prognose ervan2.

Figuur 1: Ontwikkeling van de totale heffingsopbrengsten voor de afvalwaterketen

1De drinkwaterkosten zijn exclusief de rijksbelastingen die bovenop het drinkwatertarief in rekening worden gebracht

2De gegevens over de opbrengsten van de gemeenten en waterschappen en kosten van de drinkwaterbedrijven zijn, zoals afgesproken in het BAW, weergegeven in het prijspeil van 2010.

(23)

Figuur 2: Ontwikkeling van de opbrengsten van rioolheffing (gemeenten) en zuiveringsheffing (waterschappen)

Figuur 3: Ontwikkeling van de kosten van drinkwaterbedrijven

De prognoses van de autonome ontwikkeling (rode lijnen) zijn gebaseerd op het landelijk

feitenonderzoek (2010), de prognoses van de Unie van Waterschappen (2010, 2013 en 2016), de prognoses op basis van de benchmark rioleringszorg (2010, 2013 en 2016) en de bedrijfsvergelijking drinkwaterbedrijven (2010-2016).3 De prognoses zijn getoetst door het Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere Overheden (COELO). De afspraken in het Bestuursakkoord resulteren in prognoses voor de ontwikkeling van de heffingsopbrengsten van de riool- en zuiveringsheffing en de kosten van de drinkwaterbedrijven langs de groene lijnen.

Uit de figuren 1, 2 en 3 blijkt dat de feitelijke stijging van de opbrengsten en kosten voor de (afval)waterketen gematigder is dan in 2010 was voorzien. De besparingen zijn zichtbaar en zijn sneller gerealiseerd dan bij het afsluiten van het BAW in 2011 werd verwacht4. De besparingen zorgen voor een beperking van de kostenstijging (minder meerkosten) en resulteren in een gematigde lastenontwikkeling in de periode tot 2020.

3De prognose is in 2016 gecorrigeerd (conform afspraken BAW, prognose 2013) voor met name externe ontwikkelingen zoals de rentestand en het toegenomen aandeel kwijtscheldingen en oninbaar-verklaringen.

4Rapportage ‘Nulmeting doelmatig waterbeheer’ (2012), Werkgroep Financiële Doelmatigheid (Min IenM, RWS, IPO, VNG, UvW en Vewin).

(24)

ambitie vastgelegd in plannen (t.o.v. afgesproken € 380 miljoen uit BAW). Voor de drinkwaterbedrijven is dit € 85 miljoen (t.o.v. afgesproken € 70 miljoen uit BAW).

Jaarlijks brengen de VNG, UvW en Vewin in beeld in welke mate de (regionale) ambities en doelstellingen, die voortkomen uit het Bestuursakkoord Water, zijn gerealiseerd. Uit de huidige inventarisatie blijkt dat de regio’s van gemeenten en waterschappen en de drinkwaterbedrijven goed op weg zijn om de regionale ambities voor 2020 te realiseren. Eind 2016 was de besparing op de jaarlijkse kosten van de regio’s van gemeenten en waterschappen samen € 295 miljoen (78% van

€ 380 miljoen). Ook blijkt dat de prognoses voor de doelrealisatie van de kostenbesparing in 2020 inmiddels hoger zijn dan de in het najaar van 2014 aan de Visitatiecommissie gerapporteerde regionale ambitie van € 355 miljoen.

Voor de drinkwaterbedrijven was de besparing op de jaarlijkse kosten eind 2016 samen € 89 miljoen (127% van € 70 miljoen).

De besparingen in de afvalwaterketen zijn mede te danken aan een andere investeringsstrategie van gemeenten en waterschappen. Deze kent twee aspecten. Enerzijds is deze gebaseerd op intensiever meten en monitoren van afval- en regenwaterstromen. Hierdoor neemt het inzicht in de feitelijke toestand en het functioneren van de afvalwaterketen toe. Op basis van dit inzicht en het beter benutten van de beleidsvrijheid van gemeenten en waterschappen (lokaal maatwerk in plaats van het dogmatisch toepassen van (generieke) normen), worden nut en noodzaak van investeringen beter in beeld gebracht dan voorheen. Anderzijds is de investeringsstrategie inmiddels gebaseerd op

assetmanagement. Toepassing van assetmanagement heeft geleerd dat de technische levensduur van infrastructuur vaak aanzienlijk langer is dan waarvan ten tijde van de bouw werd uitgegaan. Met risicogestuurd onderhoud kan deze technische levensduur optimaal uitgenut worden met behoud van bedrijfszekerheid. Dit alles heeft tot heroverweging van investeringsprogramma’s geleid, waarbij als uitgangspunt is gehanteerd dat bijstellingen van deze programma’s geen negatieve gevolgen op de prestaties mogen hebben.

De stijging van de rioolheffing is minder dan de verwachting was op basis van de benchmark 2013.

Naar verwachting neemt de bereikte doelmatigheidswinst verder toe. Tegelijkertijd nemen de investeringen in klimaatadaptatie en met name het beperken van wateroverlast toe. Dat leidt tot een opwaartse druk op de hoogte van de heffing.

Voor de waterschappen leveren een betere samenwerking met gemeenten en drinkwaterbedrijven en interne efficiencymaatregelen een belangrijke bijdrage aan lagere exploitatiekosten. Ook komen er in de zuiveringsheffing meer besparingen terecht dan in de prognose zijn meegenomen. In de prognose

(25)

bate komen van de zuiveringsheffing.

Bij de drinkwaterbedrijven zijn extra besparingen gerealiseerd in de operationele kosten. Daarnaast bleven tot en met 2015 de investeringen iets achter bij de prognose. Dit kan worden verklaard door optimalisatie van investeringsplanning onder invloed van verbeteringen in het asset management. Ook de drinkwaterbedrijven hebben hierbij het uitgangspunt gehanteerd dat bijstellingen van het

investeringsprogramma niet tot een lagere kwaliteit van de taakuitvoering en dienstverlening mogen leiden.

De figuren 1 t/m 3 laten ook zien dat de besparingen niet kunnen voorkomen dat de kosten en daarmee de heffingsinkomsten in het beheer van de waterketen stijgen. De belangrijkste oorzaken van deze stijgingen zijn:

 opgaven als gevolg van intensieve neerslag (klimaatverandering) en milieukwaliteitseisen (o.a.

EU-kaderrichtlijn water).

 de eerste aanleg van de riolering is in de meeste gevallen betaald uit de grondopbrengst en is dus in een keer ten laste gebracht van de koper van het gebouw. Voor de zuiveringsinstallaties geldt dat de eerste aanleg veelal deels door het Rijk werd gesubsidieerd. De vervanging van de infrastructuur wordt collectief en in zijn geheel betaald uit de riool- en zuiveringsheffing.

 verbreding van de gemeentelijke watertaken in 2009 van uitsluitend afvalwater naar afvalwater, regenwater en grondwater. De taken worden uit de rioolheffing bekostigd, waar deze voorheen uit andere middelen (onroerende zaak belasting en andere algemene middelen) werden

bekostigd.

(26)

Tabel 1: Ontwikkeling lastendruk waterketen voor huishoudens en bedrijven5

R Z DW R Z DW R Z DW Riool

(R)

Zuivering (Z)

Drinkwater (DW) totaal Huishouden huurwoning

[meerpersoonshuishouden] € 105 € 168 € 166 € 103 € 169 € 165 € 102 € 170 € 164 -0.6% 0.1% -0.2% -0.1%

Huishouden koopwoning

[meerpersoonshuishouden] € 189 € 168 € 166 € 190 € 169 € 165 € 190 € 170 € 165 -0.2% 0.1% -0.1% -0.1%

Agrarisch bedrijf € 336 € 168 € 546 € 341 € 169 € 530 € 345 € 170 € 529 1.1% 0.1% -0.1% 0.3%

Groothandel € 450 € 389 € 413 € 451 € 392 € 427 € 415 € 391 € 427 -8.1% -0.2% 0.0% -2.9%

2015 2016 2017 2016-2017

Gemiddelde belastingdruk

Bron: COELO, april 2017

Voor huishoudens en de twee typen bedrijven ligt de stijging van de lokale lasten als gevolg van de riool- en zuiveringsheffing en het drinkwatertarief onder het niveau van de inflatie (prognose inflatie in 2017: 1,0%). Voor huishoudens en de categorie groothandel is sprake van een daling van de lasten.

Figuur 4: Ontwikkeling lastendruk waterketen voor huishoudens en bedrijven (2010-2017)

5 Belastingdruk in € per huishouden en per bedrijf. De tarieven van de drinkwaterbedrijven zijn exclusief de rijksbelastingen die daar bovenop in rekening worden gebracht.

(27)

drinkwaterbedrijven wordt in het hele land gevoerd. Dit leidt tot concrete (bestuurlijke) afspraken en de (gezamenlijke) uitvoering van de beheertaken. Gezien het karakter van het uitwerkingsproces zijn er regionale verschillen in tempo en diepgang. Een aantal (koploper)regio’s ligt goed op koers om de doelen van het Bestuursakkoord Water te halen, terwijl andere regio’s zich extra moeten inspannen om tot diezelfde resultaten te komen.

In het vervolg van deze paragraaf wordt gedetailleerder inzicht gegeven in de voortgang en de doelrealisatie. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het uitwerkingsproces het afgelopen jaar voortvarend is voortgezet, dat de noodzaak van samenwerking breed wordt gedragen en dat er net als vorig jaar belangrijke stappen voorwaarts zijn gezet in vergelijking met de situatie in het voorjaar van 2016.

Kostenbesparing

In figuur 5 is de ambitie van de regio’s en de drinkwaterbedrijven weergegeven voor de besparing op jaarlijkse kosten in 2020, zoals deze in het najaar van 2014 is vastgelegd in (regionale) plannen. De figuur is gebaseerd op de rapportage van de Visitatiecommissie Waterketen (2014).

Figuur 5: Regionale ambities regio’s gemeenten en waterschappen (links) en drinkwaterbedrijven (rechts) besparing jaarlijkse kosten in 2020 [Bron: rapportage visitatiecommissie, 2014]

De figuren 6 en 7 geven de doelrealisatie van de besparing op de jaarlijkse kosten per regio en drinkwaterbedrijf weer in het voorjaar van 2017. De doelrealisatie is uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de ambitie die de regio’s en drinkwaterbedrijven hebben vastgelegd in plannen.

Wanneer we de door de regio’s aangeleverde cijfers optellen, blijkt dat zij op dat moment 84% van de door hen zelf beoogde kostenbesparing in de afvalwaterketen hadden gerealiseerd. De getotaliseerde gerealiseerde kostenbesparing van de drinkwaterbedrijven bedroeg begin 2017 114% van hun eigen ambitie voor het jaar 2020.

(28)

Figuur 6: Doelrealisatie kostenbesparing regio’s gemeenten en waterschappen voorjaar 2017 ten opzichte van de ambitie in 2020

Figuur 7: Doelrealisatie kostenbesparing drinkwaterbedrijven voorjaar 2017 ten opzichte van de ambitie in 2020

(29)

gestelde ambitie. Deze kaarten moeten met andere woorden gelezen worden als ‘Hoe ver is een regio met de realisatie van de eigen doelstelling’.

Figuur 8 geeft de prognoses weer van de doelrealisatie van de vastgestelde ambities in 2020. Een percentage hoger dan 100% geeft aan dat de verwachte kostenbesparingen in 2020 hoger zullen zijn dan de vastgestelde ambities. Een percentage lager dan 100% geeft aan dat de verwachting is dat de besparingen lager zijn dan deze ambitie.

Figuur 8: Prognose doelrealisatie besparing jaarlijkse kosten regio’s gemeenten en waterschappen (links) en drinkwaterbedrijven (rechts) in 2020

[t.o.v. vastgestelde regionale ambitie van respectievelijk € 355 en 85 miljoen]

Investeren in het verminderen van kwetsbaarheid en verhogen van kwaliteit (professionaliteit)

Naast de doelstelling voor kostenbesparing zijn in het Bestuursakkoord Water ook doelstellingen geformuleerd voor het verminderen van de kwetsbaarheid bij en het verhogen van de kwaliteit (professionaliteit) van de uitvoering van de beheertaken in de waterketen. Ook op deze thema’s zetten gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven concrete stappen. Het thema kwaliteit van de uitvoering van de beheertaken (en keuzes die daarbij aan de orde zijn) vormen belangrijke bouwstenen voor de te realiseren kostenbesparingen. Inzicht in de feitelijke toestand en het

functioneren van de waterketen leidt tot optimalisering van beheers- en investeringsbeslissingen. Ook op het gebied van duurzaamheid en innovatie zijn in het land aansprekende voorbeelden te zien 6.

6 http://www.samenwerkenaanwater.nl/inspiratie/kansenkaart

(30)

regio’s en de drinkwaterbedrijven goed op koers liggen om de eigen doelstellingen in 2020 te realiseren.

Figuur 9: Doelrealisatie verminderen kwetsbaarheid bij uitvoering beheertaken regio’s gemeenten en waterschappen (links) en drinkwaterbedrijven (rechts) in 2016

[t.o.v. geformuleerde regionale ambitie voor 2020]

Figuur 10: Doelrealisatie verhogen kwaliteit (professionaliteit) van uitvoering beheertaken regio’s gemeenten en waterschappen (links) en drinkwaterbedrijven (rechts) in 2016

[t.o.v. geformuleerde regionale ambitie voor 2020]

Voor kwaliteit geldt dat de regio’s gemiddeld inmiddels 63% van de eigen ambitie hebben gerealiseerd. Voor de drinkwaterbedrijven is die gemiddelde realisatie 77%.

De regio´s hadden gemiddeld 57% gerealiseerd van de ambitie op het gebied van kwetsbaarheid. Bij de drinkwaterbedrijven was dat gemiddeld 84%.

(31)

overzicht van verschillende vormen, waarin gemeenten en waterschappen samen werken en de mate waarin de drinkwaterbedrijven hierbij zijn betrokken, uitgedrukt als percentage van het totaal aantal regio’s. Uit de monitoring blijkt dat in toenemende mate structuur ontstaat in de regionale

samenwerking. Drinkwaterbedrijven sluiten in toenemende mate vanuit inhoudelijke werkprocessen aan bij de samenwerkende gemeenten en waterschappen.

Figuur 11: Vormen van samen werken tussen gemeenten en waterschappen in regio’s

Figuur 12: Vormen van samen werken regio’s en mate van betrokkenheid drinkwaterbedrijven

(32)

JAARSTUKKEN 2016

VERSIE 27 MAART 2017

(33)
(34)

JAARSTUKKEN 2016

VERSIE 27 MAART 2017

In opdracht van Dagelijks Bestuur Omgevingsdienst

Zuidoost-Brabant

Opgesteld door Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

Postbus 8035 5601 KA Eindhoven

Auteur Erik Minnen, Jan Bontenbal

Projectnummer

Datum 27 maart 2017

Status

Voor akkoord

namens het Dagelijks Bestuur en directie van de ODZOB,

W.J.F. van der Rijt - van der Kruis J.M.L. Tolsma

voorzitter secretaris

(35)
(36)

Inhoudsopgave

1 Algemeen ... 1

1.1 Inleiding ... 1 1.2 Missie, visie en doelstelling ... 1 2 Beleidsverantwoording ... 3

2.1 Inleiding ... 3 2.2 Speerpunten ... 3 2.3 Programmaverantwoording ... 6 2.3.1Programmadeel I: Basistaken ... 6 2.3.2Programmadeel II: Verzoektaken ... 7 2.3.3Programmadeel III: Collectieve taken ... 9 2.3.4Programmadeel IV: Intensiveringsbudget ... 11 2.4 Paragrafen ... 15 2.4.1Lokale heffingen... 15 2.4.2Weerstandsvermogen en risicobeheersing ... 15 2.4.3Financiering ... 21 2.4.4Bedrijfsvoering ... 23 2.4.5Verbonden partijen ... 26 2.4.6Grondbeleid ... 26 2.4.7Onderhoud kapitaalgoederen ... 27 3 Jaarrekening ... 28

3.1 Balans en toelichting ... 28 3.1.1Balans ... 28 3.1.2Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling ... 28 3.1.3Toelichting op de balans per 31 december 2016 ... 31 3.2 Overzicht van baten en lasten ... 40 3.2.1Saldo van basten en laten ... 40 3.2.2Baten ... 40 3.2.3Lasten ... 44 3.3 Incidentele lasten en baten ... 48 3.4 Informatie in het kader van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en

semipublieke sector... 48 4 Controleverklaring ... 51

(37)

Bijlage 1a Detailoverzicht baten per opdrachtgever (vóór tariefcorrectie) ... 52

Bijlage 1b Detailoverzicht baten per opdrachtgever (na tariefcorrectie) ... 53

(38)

Jaarstukken 2016

1 Algemeen

1.1 Inleiding

De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) is opgericht op 31 januari 2013. De ODZOB is de uitvoeringsorganisatie van een gemeenschappelijke regeling van de provincie Noord-Brabant en 21 gemeenten. De dienst heeft de juridische vorm van een openbaar lichaam op basis van de Wet

Gemeenschappelijke Regelingen. De omgevingsdiensten zijn opgericht om een kwaliteitsslag te realiseren bij advies, vergunningverlening, toezicht en handhaving. De organisaties zijn daar toe in staat daar zij beschikken over voldoende massa, kennis en ervaring. De werkzaamheden bestaan uit de uitvoering van zogenaamde basis- en verzoektaken op het gebied van de fysieke leefomgeving. De Omgevingsdienst bereidt zich voor op de toekomst in verband met de intrede van de Omgevingswet. Kaders daarbij zijn de kwaliteitsrichtlijnen, die door de deelnemers voor de Gemeenschappelijke Regeling worden vastgesteld.

De samenwerking met partners, burgers, bedrijven, en andere (semi-)overheden wordt gebaseerd op vertrouwen en gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen. De ODZOB streeft naar een gedegen imago, transparantie en een hoge bestuurlijke sensitiviteit onder het motto “Samen meer waarde”. Wie de ODZOB inschakelt krijgt een kwalitatief goed product voor een verantwoorde prijs.

1.2 Missie, visie en doelstelling

In het door het Algemeen Bestuur op 25 september 2014 vastgestelde concernplan zijn de missie en visie opgenomen die richtinggevend zijn voor de organisatie van de ODZOB. Op basis hiervan is de missie en visie als volgt nader uitgewerkt:

Missie: waar staan we voor?

Samen meer waarde voor een veilige en gezonde leefomgeving in Zuidoost-Brabant

Voor en met gemeenten, provincie en netwerkpartners voeren we taken uit op het gebied van

vergunningverlening, toezicht en handhaving, en geven we advies op het gebied van omgevingsrecht.

De kwaliteit van ons werk wordt gegarandeerd door de inzet van deskundige medewerkers die betrouwbaar, proactief, oplossingsgericht en omgevingsbewust zijn.

Visie: waar gaan we voor?

De ODZOB ontwikkelt zich als de vanzelfsprekende partner in Zuidoost-Brabant die hoogwaardige, innovatieve en betaalbare diensten levert in het kader van de Omgevingswet. Wij zijn overtuigd van de kracht van de samenwerking met onze deelnemers.

De ODZOB werkt samen met andere organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de fysieke leefomgeving. Samen met hen en de deelnemers aan de GR verbeteren we de kwaliteit van de fysieke leefomgeving: veiliger, gezonder en minder overlast. Dit alles onder het motto: “Samen meer waarde”.

De ODZOB is niet alleen de uitvoeringsdienst op het gebied van VTH taken voor de deelnemende

gemeenten en provincie maar adviseert ook de deelnemers op gebied van omgevingsbeleid op basis van de ervaringen en informatie die is verkregen bij de opgedragen uitvoeringstaken. De ODZOB opereert als strategische partner en verlengstuk van de deelnemers.

(39)

Doelstelling

De ODZOB is een robuuste en kwalitatief goede organisatie op het terrein van vergunningverlening, toezicht en handhaving: de ODZOB is een continu zich ontwikkelende organisatie en zorgt ervoor dat de organisatie voldoet aan door de deelnemers gestelde kwaliteitseisen en door het Rijk gestelde eisen.

Bij in werking treden van de Omgevingswet kan de ODZOB voor de deelnemers in de GR die daar om verzoeken en, onder voorwaarden, voor andere overheidsorganisaties, alle taken die vallen binnen de Omgevingswet (waaronder RO-taken), integraal uitvoeren en wel zodanig dat de kwaliteit hoger is dan wanneer deze taken door de individuele deelnemers zelf, dan wel in subregionaal verband, worden uitgevoerd.

(40)

2 Beleidsverantwoording

2.1 Inleiding

In nauwe samenwerking met de deelnemers draagt de ODZOB bij aan een veilige en gezonde

leefomgeving. Als strategisch partner en als uitvoeringsorganisatie willen wij invulling geven aan Samen meer waarde door:

• Onze deelnemers te ontlasten;

• Onze brede kennis en onafhankelijke positie centraal te stellen;

• Vanuit een dienstverlenende houding te werken;

• Alert te zijn op politiek gevoelige dossiers en lokale verhoudingen;

• Vanuit mogelijkheden te denken en het helpen realiseren van initiatieven.

Drie ambities zijn leidend: Samenwerking, Kwaliteit en Eén regionaal strategisch en operationeel uitvoeringsniveau van VTH taken.

Naast en binnen de uitvoering van de basis- en verzoektaken hadden de volgende speerpunten in 2016 aandacht:

2.2 Speerpunten

Omgevingswet

De voorbereiding op de Omgevingswet bij de ODZOB stond in 2016 in het teken van bestuurlijke bewustwording en het bevorderen van de samenwerking met deelnemers, de andere GR’en en collega Omgevingsdiensten. Op 17 maart 2016 is er een bestuurlijke werkconferentie van het AB geweest. Het AB heeft opgeroepen om gemeenten samen te laten werken in pilots. Als thema’s zijn gekozen (wind-) energie en het uitbreiden van een meetnet in het kader van de Brabant Health Deal/Aireas. De pilots worden in 2017 opgepakt en bestuurlijk getrokken door de gemeente Eindhoven. Voor de pilots is een aanvraag voor ondersteuning ingediend bij de landelijke invoeringsorganisatie ‘Aan de slag met de Omgevingswet’.

In juni is het projectplan Omgevingswet 2016, dat voor een groot deel gebaseerd is op uitvoering van bestaande projecten in de geest van de Omgevingswet, gedeeld met het Opdrachtgeversplatform (OGP).

Vanuit het OGP is een klankbordgroep Omgevingswet ingesteld om zoveel mogelijk input en draagvlak te creëren. Intern is een Omgevingswetcafé, een interactieve bijeenkomst, georganiseerd waarbij

medewerkers van de ODZOB op hoofdlijnen vertrouwd zijn geraakt met wat de Omgevingswet voor de organisatie en deelnemers betekent. Dit krijgt een vervolg in bijeenkomsten in 2017, die vooral gericht zijn op de cultuuromslag die bij de uitvoering van de Omgevingswet nodig is. Er zijn trainingstrajecten opgezet met het oog op integrale advisering en integraal toezicht in de geest van de Omgevingswet. Er wordt afwegingskader Omgevingswet ontwikkeld dat bevoegde gezagen kan helpen met transparante en samenhangende besluitvorming, zoals beoogd wordt met de Omgevingswet.

Samen met een initiatiefgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeenten Eindhoven, Helmond, Deurne en Oirschot alsmede de GGD, VRBZO en Metropoolregio Eindhoven is een eerste regionale

bijeenkomst van projectleiders Omgevingswet georganiseerd. Dit heeft vervolg gekregen in een

bestuurlijke themabijeenkomst van het Platform Ruimte Metropoolregio op 19 oktober 2016. Afgesproken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de colleges en raden is, vrijwel zonder uitzondering, onduidelijk wat de rollen en taken zijn van het algemeen en dagelijks bestuur van de Metropoolregio en hoe die twee

De afzonderlijke colleges en Dagelijks Bestuur van Waterschap Aa en Maas hebben opdracht verstrekt voor het opstellen van een Ruimtelijke agenda voor de Peel in september 2016

Concept Ontwerpbestemmingsplan Asten Kanaalweg 5-8 (Westelijke Poort Asten) 2016 (opiniërend; presentatie op 4 september bij Brandenburch).. (portefeuillehouder J.H.J. van

verblijfsvergunning als voorrangscategorie uit de Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) worden geschrapt. Om te kunnen voldoen aan de taakstelling om vergunninghouders te huisvesten is

Een aantal woonwagenbewoners benoemt dat door het uitblijven van een regierol van gemeenten, de Rijksoverheid de verantwoordelijkheid naar zich toe zou moeten trekken om te

- Aanhaken op en input halen uit diverse bestuurlijke trajecten: Integrale Strategie Ruimte (MRE), Ruimtelijke Agenda Peelgemeenten (Peel 5.1), Toekomstvisie Asten 2030 (Asten),

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in de stukken noch ter zitting voldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom voor het antwoord op de vraag of er een actuele

Voor de Monitor gemeentelijke watertaken zijn gemeenten in 2016 gevraagd naar gegevens over het waterbeheer dat zij uitvoeren.. De opzet van dit onderzoek in het kader van de