VAN 4 MAART 1970 <appnote>1</appnote>
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek
Zaak 33-69
Samenvatting
Landbouw — Gemeenschappelijke ordening der markten — De wijnmarkt — Wijn
bouwkadaster — De instelling daarvan — Verplichting der Lid-Staten
(Verordening no. 24 van de Raad houdende de geleidelijke totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der wijnmarkt, artikel 1; Verordening no. 92/
63/EEG van de Raad houdendewijziging vanartikel 1 van Verordening no. 24).
Artikel 1 van Verordening no. 24 en Verordening 92/63/EEG moeten worden geïnterpreteerd in die zin dat de Lid-Staten gehouden waren binnen de in die bepalingen gestelde termijn een wijnbouwkadaster in te stellen dat overeenkomstig de criteria van Verordening no. 24 kon werken.
In de zaak 33-69
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur mr. G. Olmi, als gemachtigde, ten deze domicilie gekozen hebbende bij mr. E. Reuter, juridisch adviseur van de Commissie, 4, boulevard Royal te Luxemburg,
verzoekster,
tegen
REGERING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK, vertegenwoordigd door
mr. A. Maresca, gevolmachtigd minister, als gemachtigde, bijgestaan door mr. P. Peronaci, „Sostituto Avvocato generale dello Stato", gekozen domi
cilie: de Italiaanse Ambassade te Luxemburg,
verweerster,
1 — Procestaal : Italiaans.
betreffende een beroep ingesteld krachtens artikel 169, tweede lid, van
het EEG-Verdrag en daartoe strekkende dat voor recht zal worden verklaard dat de Italiaanse Republiek haar verplichtingen niet is nagekomen omschreven in artikel 1, eerste lid, van Verordening no. 24 van de Raad
houdende de geleidelijke totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB van 20 april 1962, blz. 989/62), gelijkdit lid is gewijzigd bij Verordening no. 92/63/EEG van de Raad (PB
van 17 augustus 1963, blz. 2239/63), daar zij het wijnbouwkadaster niet heeft ingesteld binnen de in voornoemd artikel bedoelde termijn, wijstHET HOF,
samengesteld als volgt : R. Lecourt, President, R. Monaco, Kamerpresident, A. M. Donner, A. Trabucchi, W. Strauss (rapporteur), Rechters, J. Gand, Advocaat-Generaal, A. Van Houtte, Griffier, het volgende
ARREST
Ten aanzien van de feiten
I — Samenvatting van de
feiten
1. Artikel 1 van Verordening no. 24 bepaalt :
„De Lid-Staten stellen uiterlijk op 30 juni 1963 een wijnbouwkadaster
in, dat voortdurend zal worden bijge
houden.
Dit kadaster, dat zijn grondslag vindt in de algemene telling van de wijn
gaarden, bevat ten minste de volgende
gegevens :
a) de totale met wijnstokken bebouwde oppervlakte,
b) de met wijnstokken bebouwde oppervlakten, onderscheiden naar de aard van de produktie,
c) de wijze van exploitatie van de bedrijven,
d) de indeling van de wijnbouwbedrij
ven naar oppervlakte,
e) de indeling van de oppervlakte van de wijngaarden naar de leeftijd van de beplanting,
f) de spreiding van de onderscheiden soorten van wijnstokken, ingedeeld naar het jaar van aanplant."
De Italiaanse versie van lid 1 van dit
artikel luidt als volgt :
„Entro il 30 giugno 1963 gli Stati membri istituiscono un catasto viticolo che sarà tenuto aggiornato."
In de considerans van de verordening wordt gezegd dat, gezien de moeilijkhe
den in het economisch bestel ten aan
zien van wijn van sommige staten als gevolg van voortdurende overschotten,
de gemeenschappelijke ordening „gericht dient te zijn op stabilisatie van markten
en prijzen door aanpassing van de beschikbare hoeveelheden aan de behoeften". En vervolgens : „dat het om de vereiste maatregelen voor de verwe
zenlijking van deze aanpassing te kun
nen nemen van belang is het produk
tievermogen te kennen..." en dat onder meer „de voor de kennis van de markt onontbeerlijke gegevens... kunnen worden verkregen door het instellen van een wijnbouwkadaster".
In twee verordeningen van de Commis
sie der EEG, namelijk
— Verordening no. 143 van 23 novem
ber 1962 (PB van 1 december 1962, blz. 2789/62),
— Verordening nr. 26/64/EEG van 28 februari 1964 (PB van 19 maart 1964, blz. 753/64),
werden de nadere bepalingen gegeven met betrekking tot het instellen, het gebruik en het bijhouden van bedoeld kadaster.
Artikel 2 van laatstgenoemde verorde
ning bepaalt :
„1. Zodra het wijnbouwkadaster wordt ingesteld en uiterlijk op 30 juni 1965, delen de Lid-Staten aan de Com
missie de volgende gegevens mede :
— aantal wijnbouwbedrijven;
— totale oppervlakte van deze be
drijven ;
— totale met wijnstokken bebouw
de oppervlakte en de verdeling
ervan naar :
a) aard van de produktie, b) teeltwijze.
2. Uiterlijk op 30 september 1966 delen de Lid-Staten aan de Commissie, in de vorm van vergelijkbare tabel
len, de in de bijlage bij deze veror
dening opgesomde gegevens mede."
2. Bij brief van 29 maart 1963 berichtte de permanente vertegenwoordiger van Italië aan de vice-voorzitter van de Commissie, de heer Mansholt, met name dat :
— naar de interpretatie van de Itali
aanse deskundigen en die van andere staten bij artikel 1 van Verordening no. 24 aan de Lid-Staten slechts de verplichting werd opgelegd om bin
nen de daarin genoemde termijn
„de middelen voor te bereiden waarmede de nodige werkzaam
heden zouden kunnen worden aan
gevangen" ;
— „daarentegen het Comité van Beheer een letterlijke interpretatie [van dat artikel] bleek voor te staan in die zin dat de datum 30 juni 1963 als de uiterste termijn moest worden beschouwd voor de voltooiing van
de werkzaamheden ter instelling van het wijnbouwkadaster";
— werd deze interpretatie aanvaard,
„het feitelijk onmogelijk is om per 30 juni 1963 alle nodige werkzaam
heden te voltooien" daar het „een ingewikkelde opgave betreft die tal
rijke enquêtes vereist";
— „de Italiaanse Regering op grond
van deze overwegingen... heeft be
sloten te verzoeken dat de procedure zal worden aangevangen ten einde tot 31 december 1964 uitstel te verkrijgen voor de in artikel 1 van Verordening no. 24 van de Raad bedoelde instelling van het kadaster".
Daar andere regeringen analoge wensen hadden geuit, verving de Raad bij zijn Verordening no. 92/63/EEG van 30 juli 1963 (PB van 17 augustus 1963, blz. 2239/63) en op voorstel van de Commissie de datum 30 juni 1963 door 31 december 1964.
3. Bij brief van 30 november 1964 verzochten de diensten van de Commis
sie zowel Italië als andere Lid-Staten om bepaalde gegevens op grond waar
van zou kunnen worden vastgesteld hoever de werkzaamheden ter instelling van het kadaster waren gevorderd.
Ondanks herhaalde rappels tussen de
cember 1964 en maart 1965 heeft de Italiaanse Regering op dit verzoek niet geantwoord.
4. Op 14 september 1965 zond de Italiaanse Regering aan de Commissie ambtsberichten die zij kwalificeerde als
„gegevens over de Italiaanse wijnbouw in de zin van artikel 2 van Verordening
no. 26/64/EEG".
5. Op 29 december 1965 vaardigde de President van de Italiaanse Repu
bliek het decreet no. 1707 uit, getiteld
„instelling (istituzione) van het wijn
bouwkadaster ter uitvoering van EEG-
verordeningen" en gepubliceerd in de „Gazzetta Ufficiale" van 23 mei 1966.Blijkens dit decreet (hierna te noemen
„decreet no. 1707")
— „wordt het in de Verordeningen van de EEG no. 24 voorziene natio
nale wijnbouwkadaster ingesteld (isti
tuito) en bijgehouden door de mi
nister van Landbouw en van Staats
bosbeheer. De provinciale land- bouwinspecteurs zullen de ter zake nodige gegevens bijeenbrengen" (ar
tikel 1);
— „de werkzaamheden in verband met de instelling (istituzione) van het wijnbouwkadaster vinden plaats onder leiding van de minister van Landbouw en van Staatsbosbeheer in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek. De minis
ter is voorts gemachtigd gebruik te maken van de in de landbouw
sector werkzame diensten en orga
nen, zulks overeenkomstig de moda
liteiten vast te stellen bij de verorde
ning ter uitvoering van het onder
havige decreet, welke verordening op voorstel van voornoemde minister te zamen met de minister van Finan
ciën zal worden gegeven" (artikel 2);
— „voor de uitvoering van het onder
havige decreet is een krediet geo
pend van 3 800 000 000 Lire... De minister van Financiën is gemach
tigd bij decreet in de begroting de nodige wijzigingen aan te bren
gen (artikel 3).
6. In een brief van 17 juni 1966 aan de Italiaanse Regering verklaarde de Commissie met name het volgende :
— het is gebleken „dat afgezien van enkele inleidende studies, concrete maatregelen voor de instelling van een wijnbouwkadaster nog niet zijn genomen";
— het bericht van 14 september 1965 (zie hierboven, no. 4) „mag niet worden geacht het vermoeden te wettigen dat de verplichting tot instelling van het kadaster ook maar gedeeltelijk zou zijn nagekomen", daar deze mededeling van andere gegevens uitgaat dan die het kadaster moet bevatten; de in artikel 2 van Veror
dening no. 26/64/EEG voorziene verplichting daarentegen — de bepa
ling waarnaar bedoelde mededeling verwijst — veronderstelt dat het kadaster reeds is ingesteld (zie hierboven, 1, in fine);
— uit deze omstandigheden blijkt dat de Italiaanse Regering haar verplich
ting om het wijnbouwkadaster ui
terlijk 31 december 1964 in te stellen niet is nagekomen (zie hierboven, 2).
Voorts heet het in de brief : „Bijgevolg verzoekt de Commissie overeenkomstig de bepalingen van artikel 169 van het Verdrag de Italiaanse Regering haar binnen een maand na ontvangst van deze brief haar opmerkingen te willen doen toekomen".
7. Bij brief van 1 augustus 1966 ant
woordde de permanente vertegen
woordiger van Italië in hoofdzaak :
— „de vertraging bij de instelling van het nationale wijnbouwkadaster werd
veroorzaakt door concrete technische moeilijkheden in verband met de complexe en ongelijke structuur van de Italiaanse wijnbouw";
— „deze stand van zaken heeft de betrokken bestuursinstanties doen besluiten om zorgvuldig de prak
tische modaliteiten te onderzoeken voor het definitief ontwerp en de realisering van het kadaster, waar
mee meer tijd gemoeid was dan voorzien";
— met betrekking tot de opmerkingen van de Commissie inzake de mede
deling van 14 september 1965 „moet worden bedacht dat men, ten einde de onvermijdelijke vertraging bij de instelling van het kadaster op te vangen, een diepgaand onderzoek heeft ingesteld, welks resultaten ten volle beantwoorden aan de eisen van artikel 2 van Verordening [no. 26/64/EEG]";
— de verordening tot uitvoering van het decreet no. 1707 is in voorbe
reiding „terwijl men inmiddels het plan vaststelt voor de praktische organisatie van het werk waarmede men zo spoedig mogelijk hoopt aan te vangen";
— „gezien de complexe aard en de
omvang van het werkprogramma wordt aangenomen dat het nationale wijnbouwkadaster in de loop van 1968 zal kunnen worden voltooid".
8. In haar antwoord van 18 november 1966 :
— verklaarde de Commissie „acte te nemen" van het voornemen van de Italiaanse Regering;
— en nodigde zij die regering uit
— zulks ten einde „een besluit te kunnen nemen ten aanzien van de verdere afwikkeling van de onder
havige zaak, bij voorbeeld door aan de Raad een nieuw uitstel te suggereren van het tijdstip waarop het kadas
ter moet zijn ingesteld" — haar te willen mededelen of voornoemde uitvoeringsverordening intussen was vastgesteld en haar „alle gegevens te doen toekomen betreffende de organisatie van het werk en de etappes waarin het zal worden uit
gevoerd".
Bij brief van 9 januari 1967 antwoordde de permanente vertegenwoordiger van Italië dat aan voornoemd reglement
„de laatste hand werd gelegd"; voorts verschafte hij aanduidingen betreffende de te verwachten inhoud van die veror
dening alsmede de intussen getroffen praktische maatregelen.
9. Op 24 juni 1967 stelde de Commissie aan de Raad voor een verordening te geven „houdende aanvullende bepa
lingen inzake de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt" (PB van 21 augustus 1967, blz. 201/13). Op grond van de overweging „dat een aanvullende termijn nodig is om een bevredigende uitvoering van de werk
zaamheden in verband met de totstand
brenging van het wijnbouwkadaster in bepaalde gebieden van de Gemeen
schap, waar de desbetreffende proble
men bijzonder ingewikkeld zijn, moge
lijk te maken", werd voorgesteld de termijn voor de instelling van het kadas
ter te verlengen tot 31 december 1968 (artikel 22, paragraaf 3).
Bij schrijven van 28 juni 1967 deed de Commissie de Italiaanse Regering mede
deling van dit voorstel en verzocht zij de Commissie „zo spoedig mogelijk het programma voor de totstandbrenging van het kadaster met een nauwkeurig tijdschema voor de verschillende etap
pes" te willen doen toekomen alsmede de tekst van de verordening ter uit
voering van het decreet no. 1707.
Bovenbedoeld voorstel werd door de Raad niet aanvaard.
10. Op 3 februari 1969 bracht de Com
missie overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag een met redenen omkleed advies uit waarin werd vastgesteld dat Italië haar verplichtingen ex artikel 1 van Verordening no. 24 niet was nage
komen. In dit advies wordt onder meer nader verklaard dat het de Commissie
— in het bijzonder op grond van de bevindingen der bijeenkomst van des
kundigen gehouden te Brussel op 23 januari 1969, — gebleken was „dat het kadaster niet alleen niet voltooid was maar dat zelfs de voorbereidende werkzaamheden niet alle waren uit
gevoerd".
Bij brief van 7 maart 1969 werd het advies aan de Italiaanse Regering toe
gezonden met uitnodiging daaraan bin
nen 45 dagen gevolg te geven.
11. De Commissie, van oordeel dat de Italiaanse Regering niet op het advies had gereageerd noch ook na ontvangst daarvan haar verplichtingen was nage
komen, heeft bij verzoekschrift, ter griffie van het Hof gedeponeerd op 23 juli 1969, het onderhavige beroep ingesteld.
II — Conclusies van par
tijen
In haar verzoekschrift concludeert de Commissie dat het den Hove behage : a) voor recht te verklaren dat de Ita
liaanse Republiek, door niet binnen de termijn van artikel 1 van Verorde
ning no. 24 houdende de geleidelijke totstandbrenging van een gemeen
schappelijke ordening van de wijn
markt, gewijzigd bij Verordening no. 92/63/EEG, het wijnbouwkadas-
97
ter in te stellen, de op haar krachtens voornoemde bepaling rus
tende verplichtingen niet is nage
komen ;
b) de Italiaanse Republiek in de kosten te veroordelen.
In haar verweerschrift concludeert de Italiaanse Regering dat het den Hove behage :
— het beroep van de Commissie te verwerpen...,
— kosten rechtens.
Bij repliek en dupliek hebben partijen
— de Commissie impliciet en de Ita
liaanse Regering uitdrukkelijk — bij hun aanvankelijke conclusies geper
sisteerd.
III — De procedure
Het proces heeft het normale verloop gevolgd.
Op rapport van de Rechter-Rapporteur
en gehoord de Advocaat-Generaal, be
sloot het Hof zonder voorafgaande instructie tot de mondelinge behande
ling over te gaan.
Partijen werden in hun pleidooien gehoord ter openbare terechtzitting van 14 januari 1970.
De Advocaat-Generaal heeft conclusie
genomen ter terechtzitting van 4 fe
bruari 1970.
IV — Middelen en argu
menten van part ij en In haar verzoekschrift betoogt de Com
missie dat tot op heden de werkzaam
heden met betrekking tot de instelling van het wijnbouwkadaster, voorzien in decreet no. 1707, slechts voor een zeer gering gedeelte zijn uitgevoerd; de Italiaanse Regering zou de Commissie zelfs nog niet hebben bericht dat de bij voornoemd decreet voorziene uit
voeringsverordening is gegeven. Een en ander heeft de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt stellig geschaad.
Hoewel Italië gehouden was het kadas
ter op zijn laatst op 31 december 1964 in te stellen, zou de Commissie er niet
temin genoegen mee genomen hebben indien dit uiterlijk op 31 december 1968 was geschied.
In haar verweerschrift antwoordt de Italiaanse Regering dat de uitvaardi
ging van decreet no. 1707 „met vol
doende duidelijkheid doet zien dat het beroep ongegrond is".
De Commissie zou de „instelling („istituzione") van het wijnbouwkadas
ter verwarren met zijn „functioneren".
De gemeenschapsverordeningen op dit punt mogen niet worden geïnterpre
teerd in die zin dat alle werkzaamheden nodig om het kadaster daadwerkelijk voor gebruik gereed te doen zijn binnen een bepaalde termijn voltooid moesten worden, en dat dit zelfs zou gelden voor de staten waar zodanig kadaster voorheen niet bestond.
Ook is het niet juist dat met bedoelde werkzaamheden geen aanvang zou zijn gemaakt. Immers „nog afgezien van de op dit gebied door de Italiaanse minister van Landbouw ontplooide acti
viteit" zou het Italiaanse Centraal Bureau voor de Statistiek op het punt staan de haar toevertrouwde taak te voltooien.
Wat de uitvoeringsverordening, voor
zien in decreet no. 1707, betreft zou gebleken zijn dat daaraan geen behoefte meer bestond „zulks zowel gezien de door de minister van Landbouw ont
plooide activiteit als diens besluit ge
bruik te maken van de diensten van het Centraal Bureau voor de Statis
tiek".
Bovendien zou de Italiaanse Regering de Commissie hebben bericht dat be
doelde werkzaamheden wegens de uit
gestrektheid, de ongelijke aard en de verbrokkeling der voor de wijnbouw benutte oppervlakten, bijzonder inge
wikkeld waren gebleken.
Bij repliek antwoordt de Commissie hierop met name het volgende :
a) Verordening no. 24 legt de Lid
Staten kennelijk niet alleen de plicht op de „grondslag rechtens" voor het
kadaster „te leggen", doch ook om het
„concreet tot stand te brengen".
Immers, al aangenomen dat de in de Italiaanse versie van artikel 1 der verordening gebezigde uitdrukking
„istituire" ook zou mogen worden opgevat in de zin van de „grondslag rechtens leggen", nopen de versies in de drie andere talen („établir", „einrich
ten", „instellen") tot een andere inter
pretatie die derhalve moet prevaleren.
Ware „instellen synoniem met „rechts
grondslag leggen", dan zou het kadas
ter reeds rechtstreeks bij de litigieuze bepaling zijn „ingesteld". Dit voor
schrift heeft deze taak evenwel aan de Lid-Staten opgelegd daar het hier niet alleen om een rechtshandeling ging, maar om een geheel van materiële werkzaamheden welke alleen door die staten kunnen worden uitgevoerd. Bo
vendien „is de vaststelling van een ter
mijn van belang voor het concreet tot stand brengen van het kadaster en niet voor het enkele nemen van rechts
maatregelen daartoe".
De door de Italiaanse Regering verde
digde uitlegging stuit voorts af op :
— het in de onderhavige bepaling voorkomende zinsgedeelte „kadas
ter... dat voortdurend zal worden bijgehouden";
— de laatste considerans van Veror
dening no. 92/63 waar het heet „een aanvullende termijn is noodzakelijk gebleken om de werkzaamheden in verband met de instelling van het wijnbouwkadaster in een aantal Lid-Staten waar de vraagstukken ter zake bijzonder ingewikkeld zijn, naar behoren uit te voeren...";
— de bewoordingen van artikel 2 van Verotdening no. 26/64/EEG waar sprake is van het mededelen van gegevens door de Lid-Staten
„zodra het wijnbouwkadaster wordt ingesteld en uiterlijk op 30 juni 1965";
gelijk uit de titel van de verordening blijkt vormen deze mededelingen de „exploitatie" van het kadaster en veronderstellen zij derhalve de voltooiing daarvan.
Gelijk met name uit haar brieven van
29 maart 1963 en 17 juni 1966 blijkt heeft de Italiaanse Regering zelf deze interpretatie steeds aanvaard.
b) Met decreet no. 1707 wilde men niet het kadaster „instellen", doch slechts aan bepaalde organen de voor de instelling daarvan benodigde bevoegd
heden toekennen.
c) Het gaat niet om de vraag of met de werkzaamheden voor de instelling van het kadaster een aanvang is ge
maakt, maar of ze zijn voltooid.
d) De Commissie heeft niet zonder bevreemding kennis genomen van de verklaring dat de verordening ter uit
voering van decreet no. 1707 overbo
dig zou zijn gebleken. Deze houding moet waarschijnlijk worden verklaard uit het feit dat de Italiaanse Regering de samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek voldoende heeft geoordeeld. Deze samenwerking werd overigens geregeld in een bij ministerieel besluit van 27 december 1968 goedgekeurde overeenkomst; uit de grote vertraging waarmee deze inleidende handeling tot stand kwam blijkt dat het kadaster nog verre van voltooid is.
Bij dupliek verklaart de Italiaanse Regering dat artikel 1 van Verorde
ning no. 24 slechts een programma bevat.
De tegenovergestelde opvatting zou in strijd komen met de volgende feiten :
— de uitvoenngsverordening no. 143
— die blijkens zijn titel slechts de
„eerste bepalingen betreffende de instelling van het wijnbouwkadas
ter" inhoudt, hetgeen nog bevesti
ging vindt in de Verordening no.
26/64/EEG — kwam eerst tot stand zeven maanden voor het verstrijken (30 juni 1963);
— de talrijke details met betrekking tot de concrete structuur van het kadas
ter werden eerst geregeld bij de uitvoeringsverordening no. 26/64/
EEG, welkena de hierboven genoem
de datum werd gegeven.
Bovendien werd in Verordening no. 92/
63/EEG
— blijkens de bewoordingen van haar
eerste overweging en „krachtens authentieke interpretatie" nader be
paald dat de datum 30 juni 1963 slechts de instelling („istituzione") van het kadaster betrof;
— blijkens de bewoordingen van haar tweede overweging bevestigd dat Verordening no. 143 slechts „de eerste uitvoeringsbepalingen" in
hield.
De opvatting dat voor de „concrete structurering" van het kadaster geen enkele termijn werd vastgesteld vindt nog steun in het feit dat Verordening no. 92/63/EEG van eerdere datum was dan Verordening no. 26/64/EEG, wel
ker strekking hierboven werd aange
duid.
Met een beroep op de hiërarchie tussen de „primaire" verordeningen van de Raad en de „secundaire" verordeningen van de Commissie betoogt de Italiaanse Regering :
— dat in casu bij de verordeningen van de Raad aan de Commissie op
dracht werd gegeven om de elemen
ten van het onderhavige kadaster bij wege van toepassingsvoorschrif
ten nader aan te geven;
— dat de stelling van de Commissie erop neerkomt dat de „secundaire"
normen van hogere gelding zouden zijn dan de „primaire" normen;
immers in deze gedachtengang wordt de reële betekenis van de onderhavige termijn afhankelijk ge
steld van het tempo waarin de Commissie haar uitvoeringsveror
deningen zal hebben gegeven.
Met een beroep op de bewoordingen van decreet no. 1707 stelt de Italiaanse Regering dat deze handeling beant
woordde aan hetgeen bij de desbetref
fende verordeningen werd vereist, im
mers :
— wel verre van zich te beperken tot een toekenning van bevoegd
heden, zou het kadaster, hetwelk voordien niet bestond, daarbij zijn ingesteld („istituito"); voorts zouden daarin de in genoemde verordenin
gen bedoelde elementen nader zijn bepaald;
— bovendien zou het over de concrete
totstandbrenging van het kadaster handelen.
De argumenten door de Commissie
aan de aan het geding voorafgaande briefwisseling ontleend doen niet ter zake, daar slechts de interpretatie van de onderhavige gemeenschapsverorde
ningen voorwerp van geschil tussen par
tijen is. Het is dan ook alleen „par acquit de conscience" dat de Italiaanse Regering bij dupliek de tekst van bepaalde wetge
vende en administratieve handelingen uit het jaar 1969 heeft overgelegd, waaruit blijkt hoever men thans met het kadaster gevorderd is; de desbetreffende werk
zaamheden worden „in een versneld ritme en volgens het tevoren opgestelde plan" voortgezet.
Ten aanzien van het recht
Het voorwerp van geschil
1 Overwegende dat de Commissie, na op 3 februari 1969 een met redenen omkleed advies te hebben uitgebracht, zich bij een ter Griffie op 23 juli 1969 gedeponeerd verzoekschrift tot het Hof heeft gewend met de vordering
„dat voor recht zal worden verklaard, dat de Italiaanse Republiek, door
het wijnbouwkadaster niet binnen de termijn van artikel 1 der Verordening
no. 24 (Publikatieblad van 20 april 1962, blz. 989/62), gewijzigd bij Veror-
dening no. 92/63/EEG (Publikatieblad van 17 augustus 1963, blz. 2239/63) in te stellen, de op haar krachtens voornoemde bepaling rustende verplich
ting niet is nagekomen";
2 dat uit de processtukken en de mondelinge toelichtingen blijkt, dat de Commissie het Hof om uitspraak verzoekt over de vraag of het verzuim aan het einde van de in het met redenen omklede advies gestelde termijn
nog aanwezig was;Ten principale
3 Overwegende dat verzoekster van oordeel is, dat de aan de regeringen der Lid-Staten opgelegde verplichtingen uitsluitend de voltooiing van een gebruiksklaar kadaster tot voorwerp had, terwijl verweerster meent dat bedoelde verplichting slechts het leggen van een grondslag rechtens voor de latere verwezenlijking van zodanig kadaster inhield;
4 dat verweerster haar interpretatie allereerst verdedigt met een beroep op de Italiaanse versie van artikel 1, le lid, der Verordening no. 24 welke aldus luidt : „Entro il 30 giugno 1963 gli Stati membri istituiscono un catasto viticolo che sarà tenuto aggiornato";
dat de term „istituire" een met „de rechtsgrondslag leggen van" synoniem begrip tot uitdrukking brengt;
5 Overwegende dat, nu een vergelijkend onderzoek van de verschillende versies der onderhavige bepaling in de vier talen niet tot een afdoend resultaat leidt, de draagwijdte van Verordening no. 24, en in het bijzonder
van haar artikel 1, moet worden onderzocht;dat blijkens het tweede lid van deze bepaling „dit kadaster, dat zijn grondslag vindt in de algemene telling van de wijngaarden, ten minste de volgende
gegevens bevat :a) de totale met wijnstokken bebouwde oppervlakte,
b) de met wijnstokken bebouwde oppervlakten, onderscheiden naar de aard van de produktie,
c) de wijze van exploitatie van de bedrijven,
d) de indeling van de wijnbouwbedrijven naar oppervlakte,
e) de indeling van de oppervlakte van de wijngaarden naar de leeftijd van de beplanting,
f) de spreiding van de onderscheiden soorten van wijnstokken, ingedeeld
naar het jaar van aanplant";
6 dat uit deze bewoordingen volgt, dat het „kadaster" alle voornoemde gegevens moest bevatten en een volledige documentatie in de zin der weergegeven opsomming moest vormen;
dat deze interpretatie wordt bevestigd door de noodzaak bedoelde gegevens
„bij te houden" gelijk het eerste lid van dat artikel bepaalt, hetgeen kennelijk doet veronderstellen dat deze reeds vooraf waren bijeengebracht;
dat zij voorts steun vindt in de Verordening no. 92/63/EEG waarbij de
Raad — op voorstel van de Commissie — de in Verordening no. 24 voor de instelling van het wijnbouwkadaster voorziene termijn tot 31 december 1964 verlengde;
7 dat verweerster immers bij brief van 29 maart 1963 de Commissie om deze verlenging had verzocht, daartoe aanvoerende dat, zo de in casu door
verzoekster verdedigde interpretatie van Verordening no. 24 werd aanvaard,
het materieel onmogelijk zou zijn alle nodige werkzaamheden voor 30 juni 1963 te voltooien, daar het hier „een ingewikkelde ondernemingbetreft die omvangrijke enquêtes vereist";
dat deze overwegingen de uitlegging bevestigen dat de verordening de
Lid-Staten verplicht binnen de gestelde termijn een gebruiksklaar kadaster tot stand te brengen;8 Overwegende dat verweerster tegen deze interpretatie aanvoert dat de
Commissie-Verordening no. 143 (Publikatieblad van 1 december 1962,blz. 2789/62) slechts „de eerste bepalingen" betreffende de instelling van het wijnbouwkadaster inhoudende, eerst op 23 november 1962 werd gegeven,
dat wil zeggen ongeveer zeven maanden vóór 30 juni 1963, de dag waarop de in artikel 1 van Verordening no. 24 vastgestelde termijn verstreek;dat de Commissie-Verordening no. 26/64/EEG (Publikatieblad van 19 maart 1964, blz. 753/64) waarbij talrijke bijzonderheden van de opzet van het kadaster in concreto werden geregeld, eerst op 28 februari 1964 en derhalve na het verstrijken van voornoemde termijn is afgekomen;
dat onder deze omstandigheden de door verzoekster verdedigde opvatting er in feite op neerkomt dat „de reële betekenis van de [onderhavige] termijn
afhankelijk wordt gesteld van de meer of minder grote spoed waarmede de
Commissie haar uitvoeringsverordeningen zou hebben gegeven";9 Overwegende dat ter verdediging van een met de letter, de strekking en het voorwerp van Verordening no. 24 afwijkende interpretatie geen beroep kan worden gedaan op de vertraging waarmede voornoemde verordeningen werden gegeven;
dat voorts, zo deze vertragingen niet de grief wettigen dat verweerster de vastgestelde en tot 31 december 1964 verlengde termijn zou hebben geschon
den, zij anderzijds niet kunnen worden ingeroepen ter verontschuldiging
van het feit dat verweerster toen de in het met redenen omklede advies
vastgestelde termijn verstreek de op haar krachtens Verordening no. 24
rustende verplichtingen nog steeds niet was nagekomen;10 Overwegende dat uit dit alles volgt dat de Lid-Staten krachtens voornoemde verordeningen gehouden waren met inachtneming van de criteria der Veror
dening no. 24 een gebruiksklaar kadaster tot stand te brengen;
dat evenwel niet wordt betwist dat verweerster zodanig kadaster niet binnen de in voormeld advies vastgestelde termijn heeft ingesteld;
dat met het decreet no. 1707 van de President van de Italiaanse Republiek van 29 december 1965, opgenomen in de „Gazzetta Ufficiale" van 23 mei 1966, niet aan de eisen van Verordening no. 24 is voldaan, daar hiermede slechts
de juridische en financiële voorwaarden voor de latere verwezenlijking vaneen kadaster in de zin van die verordening worden geschapen;
11 dat verweerster heeft erkend dat tot dusver geen der krachtens voornoemd
decreet nodige uitvoeringsmaatregelen werd genomen;dat derhalve moet worden vastgesteld dat verweerster, nu zij het wijnbouw
kadaster niet heeft ingesteld, de op haar krachtens artikel 1 van Verorde
ning no. 24 rustende verplichtingen niet is nagekomen;
Ten aanzien van de kosten
12 Overwegende dat krachtens artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering de in het ongelijk gestelde partij in de kosten zal worden
veroordeeld;dat, nu de door verweerster aangevoerde middelen niet konden worden aanvaard, zij de kosten van het geding zal moeten dragen;
Gezien de processtukken;
Gehoord het rapport van de Rechter-Rapporteur;
Gehoord partijen in hun pleidooien;
Gehoord de conclusie van de Advocaat-Generaal;
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeen
schap, en met name artikel 169;
Gelet op het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van
de Europese Economische Gemeenschap;
Gelet op Verordening no. 24 van de Raad houdende de geleidelijke totstand
brenging van een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (Publi
katieblad van 20 april 1962, blz. 989/62), en met name artikel 1;
Gelet op Verordening no. 92/63/EEG van de Raad tot wijziging van arti
kel 1 van Verordening no. 24 van de Raad betreffende de datum van instelling,
van het wijnbouwkadaster (Publikatieblad van 17 augustus 1963,.blz. 2239/63);
Gelet op Verordening no. 143 van de Commissie houdende de eerste bepa
lingen met betrekking tot het instellen van het wijnbouwkadaster (Publi
katieblad van 1 december 1962, blz. 2789/62);
Gelet op Verordening no. 26/64/EEG van de Commissie houdende aanvul
lende bepalingen met betrekking tot de instelling, de exploitatie en de bijwerking van het wijnbouwkadaster (Publikatieblad van 19 maart 1964,.
blz. 753/64);
Gelet op het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 69;
HET HOF,
rechtdoende :
1. verklaart voor recht dat de Italiaanse Republiek door het in de
Verordening no. 24 van de Raad bedoelde wijnbouwkadaster niet:in te stellen de op haar krachtens die bepaling rustende verplich
tingen niet is nagekomen;
2. veroordeelt verweerster in de proceskosten;
3. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Luxemburg op vier maart negentienhonderdzeventig.
Lecourt Monaco Donner
Trabucchi Strauss
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op vier maart negen
tienhonderdzeventig.
De Griffier A. Van Houtte
De President R. Lecourt: