• No results found

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 03.01.2002 COM(2001)812 definitief 2001/0326 (ACC)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2398/97 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van katoenachtig beddenlinnen van oorsprong

uit Egypte, India en Pakistan en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van dit product uit Pakistan

(door de Commissie ingediend)

(2)

TOELICHTING

In november 1997 heeft de Raad definitieve antidumpingrechten ingesteld, variërende van 2,6% tot 24,7%, op bepaalde soorten beddenlinnen uit Egypte, India en Pakistan.

Op 12 maart 2001 heeft het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO de rapporten goedgekeurd van de Beroepsinstantie en van het panel in de zaak "Europese Gemeenschappen - antidumpingrechten op katoenachtig beddenlinnen uit India”. In deze rapporten werd geconcludeerd dat de Gemeenschap op sommige punten in strijd met de WTO-Overeenkomst inzake dumping had gehandeld, zoals door de toepassing van de "nulmethode" en bij de berekening van de VAA-kosten en de winst in het kader van de vaststelling van de normale waarde.

Op 5 juli 2001 heeft de Raad een verordening vastgesteld over de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van de door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO goedgekeurde rapporten inzake antidumping- en antisubsidiemaatregelen.

Voorts heeft de Raad op 14 augustus 2001 een verordening vastgesteld tot schorsing van de maatregelen ten aanzien van India.

Bijgaand voorstel voor een verordening van de Raad houdt rekening met bepaalde juridische interpretaties in bedoelde rapporten wat de maatregelen ten aanzien van beddenlinnen uit Egypte en Pakistan betreft. Op grond van deze bevindingen wordt voorgesteld de procedure betreffende de invoer van katoenachtig beddenlinnen uit Pakistan te beëindigen en de toepassing van de antidumpingrechten ten aanzien van katoenachtig beddenlinnen uit Egypte te schorsen.

Zoals in de verordening van de Raad ten aanzien van India is bepaald, zullen de geschorste maatregelen ten aanzien van Egypte op 14 februari 2002 vervallen, tenzij voor 31 maart 2002 een herzieningsprocedure wordt ingeleid naar aanleiding van de eerdere publicatie van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dat melding maakt van een verzoek tot herziening door een belanghebbende.

(3)

3

2001/0326 (ACC) Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2398/97 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van katoenachtig beddenlinnen van oorsprong

uit Egypte, India en Pakistan en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van dit product uit Pakistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 133, Gelet op Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van een rapport van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen1; Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (‘de basisverordening’)2;

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend;

Overwegende hetgeen volgt:

A. Bestaande maatregelen

(1) Bij Verordening (EG) nr. 2398/97 van 28 november 19973, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1644/20014, heeft de Raad definitieve antidumpingrechten ingesteld op katoenachtig beddenlinnen uit Egypte, India en Pakistan ("definitieve verordening"). De definitieve verordening was voorafgegaan door Verordening (EG) nr. 1069/97 van de Commissie5 tot instelling van voorlopige antidumpingrechten op katoenachtig beddenlinnen uit Egypte, India en Pakistan ("voorlopige verordening").

B. Rapporten van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO

1 PB L 201 van 26.7.2001, blz. 10.

2 PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

3 PB L 332 van 4.12.1997 blz. 1.

4 PB L 201 van 14.8.2001, blz. 1.

5 PB L 156 van 13.06.1997, blz. 11.

(4)

(2) Op 12 maart 2001 heeft het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO - World Trade Organisation) het rapport goedgekeurd van de Beroepsinstantie en van het Panel, als door de Beroepsinstantie gewijzigd, in de zaak 'Europese Gemeenschappen - antidumpingrechten op katoenachtig beddenlinnen uit India' (hierna "de WTO-rapporten" genoemd)6

C. Onderzocht product en soortgelijk product

(3) Het onderzoek had betrekking op beddenlinnen van katoenvezels, zuiver of gemengd met kunstmatige of synthetische vezels of vlas (waarbij vlas niet mag overheersen), gebleekt, geverfd of bedrukt, van oorsprong uit India, Pakistan en Egypte, ingedeeld onder de GN-codes ex 6302 21 00 (Taric-codes 6302 21 00*81, 6302 21 00*89), ex 6302 22 90 (Taric-code 6302 22 90*19), ex 6302 31 10 (Taric-code 6302 31 10*90, ex 6302 31 90 (Taric code 6302 31 90*90), ex 6302 32 90 (Taric code 6302 32 90*19).

De WTO-rapporten doen geen afbreuk aan de bevindingen in de definitieve verordening over het onderzochte product en het soortgelijke product.

D. Herziening van de bevindingen 1. OPMERKING VOORAF

(4) Naar aanleiding van de goedkeuring van bovengenoemde WTO-rapporten heeft de Commissie, bij Verordening (EG) nr. 1644/2001, het definitieve antidumpingrecht op beddenlinnen uit India gewijzigd en geschorst.

(5) Wat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van beddenlinnen uit Egypte en Pakistan betreft, wordt het dienstig geacht rekening te houden met de juridische interpretaties in de WTO-rapporten en overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad vast te stellen of deze maatregelen moeten worden gehandhaafd.

2. DUMPING

2.1 Inleiding

(6) Op de eerste plaats werd het wenselijk geacht de bevindingen opnieuw in overweging te nemen en daarbij rekening te houden met de juridische interpretatie in de WTO- rapporten betreffende het gebruik van de "nulmethode" voor het vaststellen van de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor Egypte en Pakistan en het vaststellen van de winst in het kader van de berekening van de normale waarde voor enkele Egyptische en Pakistaanse producenten/exporteurs. Voor het overige werden de berekeningsmethoden van het oorspronkelijke onderzoek toegepast. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar bovengenoemde voorlopige en definitieve verordening.

(7) Bij het oorspronkelijke onderzoek werd de periode van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 1996 onderzocht ("het onderzoektijdvak").

6 Document WT/DS141/9 van 22 maart 2001.

(5)

5 2.2 Steekproef

(8) Vanwege het grote aantal exporteurs in de betrokken landen was tijdens het oorspronkelijke onderzoek besloten van steekproeven gebruik te maken overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

2.3. Pakistan

(9) Daar slechts één van de vijf bedrijven die in de steekproef voor Pakistan waren opgenomen representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt had verkocht en daar de winstgevende binnenlandse verkoop minder dan 80%, maar meer dan 10% van de totale binenlandse verkoop bedroeg, werden voor de berekening van de normale waarde de VAA-kosten en winst gebruikt die de onderneming in het kader van normale handelstransacties werkelijk had gemaakt, overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening.

(10) Voor de berekening van de normale waarde voor de vier andere bedrijven werden, in overeenstemming met de aanbevelingen in de verslagen en artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening, de gewogen gemiddelde VAA-kosten en winst genomen van de hierboven genoemde onderneming die representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt had verkocht en van een andere onderneming die ook representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt had verkocht. Er wordt op gewezen dat de verkoop die niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden niet buiten beschouwing werd gelaten bij het vaststellen van de winstmarge voor de vier andere bedrijven.

(11) De oorspronkelijke bevindingen inzake de exportprijs en de correcties op grond van artikel 2, lid 10, van de basisverordening behoefden niet te worden gewijzigd.

(12) De berekende normale waarde werd, per soort, vergeleken met de exportprijs.

Rekening houdend met de juridische interpretaties in de WTO-rapporten werd bij de nieuwe berekening van de dumpingmarge voor elk in de steekproef opgenomen bedrijf geen gebruik gemaakt van de "nulmethode".

(13) Uit de herziene berekening blijkt dat het betrokken product, vervaardigd door de in de steekproef opgenomen bedrijven in Pakistan, in het onderzoektijdvak niet met dumping in de Gemeenschap is ingevoerd. De procedure dient derhalve te worden beëindigd ten aanzien van het betrokken product uit Pakistan. Er wordt op gewezen dat er ook geen dumping zou bestaan indien de verkoop die niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden werd uitgesloten bij de berekening van de normale waarde op basis van de methode uiteengezet in artikel 2, lid 6, onder a) van de basisverordening.

2.4. Egypte

(14) Voor Egypte behoefden de oorspronkelijke bevindingen inzake de exportprijs en de correcties op grond van artikel 2, lid 10, van de basisverordening niet te worden gewijzigd. Voor drie in de steekproef opgenomen bedrijven die op de binnenlandse markt niet voldoende hadden verkocht in het kader van normale handelstransacties, was de normale waarde berekend. Deze berekende normale waarde werd herzien,

(6)

rekening houdend met de interpretaties in de WTO-rapporten betreffende de bij de berekening van de normale waarde te gebruiken winstmarge. Deze herziening werd uitgevoerd omdat het winstcijfer dat bij het oorspronkelijke onderzoek was gebruikt, gebaseerd was op de gegevens van een enkel bedrijf. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar van het oorspronkelijke onderzoek aan de hand waarvan het winstbedrag kan worden vastgesteld overeenkomstig een in artikel 2, lid 6, van de basisverordening beschreven methode. Een herziening van de dumpingmarge voor Egypte, aan de hand van een gedetailleerd nieuw onderzoek, is daarom niet mogelijk.

(15) Het feit evenwel dat het tamelijk lage winstcijfer dat bij het oorspronkelijke onderzoek voor de berekening van de normale waarde werd gebruikt, toch tot tamelijk hoge dumpingmarges leidde, wijst erop dat het waarschijnlijk is dat het betrokken product uit Egypte in het onderzoektijdvak met dumping in de Gemeenschap werd ingevoerd.

De dumpingmarges zouden echter aanzienlijk lager zijn indien geen gebruik wordt gemaakt van de "nulmethode" bij de berekening van de dumpingmarge voor elk in de steekproef opgenomen bedrijf.

E. BEËINDIGING EN SCHORSING VAN RECHTEN

(16) Wat het betrokken product uit Pakistan betreft dient de procedure te worden beëindigd gezien de bevindingen in overweging (13).

(17) Hoewel het niet mogelijk was een gedetailleerd nieuw onderzoek in te stellen naar de invoer met dumping van het betrokken product uit Egypte gedurende het oorspronkelijke onderzoektijdvak, is het zeer waarschijnlijk dat dit product met dumping werd ingevoerd, hoewel de dumpingmarge bij een nieuwe berekening waarschijnlijk lager zal zijn. Voor het vaststellen van definitieve conclusies over de invoer met dumping van het betrokken product uit Egypte zou nader onderzoek moeten worden verricht naar de toepassing van de verschillende methoden voor de berekening van de VAA-kosten en de winst overeenkomstig artikel 2, lid 6 van de basisverordening. Hiervoor zou de Commissie over meer gegevens moeten beschikken, die evenwel ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek niet werden ingewonnen, daar deze niet relevant werden geacht.

(18) Oorspronkelijk waren er antidumpingmaatregelen genomen ten aanzien van India, Egypte en Pakistan. Bij de herziening is gebleken dat het betrokken product niet met dumping uit Pakistan is ingevoerd en dat de dumpingmarges bij invoer uit India en Egypte lager zijn dan aanvankelijk werd vastgesteld. Bovendien werd het antidumpingrecht op het betrokken product uit India bij Verordening (EG) nr.

1644/2001 van de Raad op 14 augustus 2001 geschorst. De maatregelen ten aanzien van India zullen op 14 februari 2002 vervallen, tenzij ondertussen een herzieningsprocedure wordt ingeleid.

(19) Van de drie landen die bij de procedure waren betrokken, had Egypte het kleinste aandeel in de invoer. De invoer van beddenlinnen uit Egypte bedroeg namelijk slechts ongeveer 14% van de totale invoer van beddenlinnen uit de drie betrokken landen en slechts een derde van de invoer uit India.

(20) Het is niet duidelijk of uiteindelijk een herzieningsprocedure zal worden ingeleid betreffende de invoer van beddenlinnen uit India. Het is dus onzeker welke maatregelen eventueel genomen zullen worden ten aanzien van met dumping ingevoerd beddenlinnen uit India. Indien geen herzieningsprocedure wordt ingeleid,

(7)

7

kan het noodzakelijk zijn te onderzoeken of de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden door de invoer uit Egypte, op zich genomen.

(21) Indien daarentegen een herzieningsprocedure wordt ingeleid betreffende de invoer van beddenlinnen uit India, kan tegelijkertijd een onderzoek worden ingesteld naar de invoer van dit product uit Egypte en of aan de voorwaarden voor cumulatie wordt voldaan.

(22) Om bovengenoemde redenen en om redenen van doelmatigheid wordt het passend geacht de maatregelen ten aanzien van beddenlinnen uit Egypte te schorsen en alle belanghebbenden in de gelegenheid te stellen informatie te verstrekken en opmerkingen te maken en, zo nodig, een verzoek om de inleiding van een herzieningsprocedure in te dienen.

(23) De Pakistaanse en Egyptische autoriteiten, de Pakistaanse en Egyptische producenten/exporteurs en de organisaties van deze producenten/exporteurs, alle belanghebbenden in de Gemeenschap en met name de bedrijfstak van de Gemeenschap, importeurs, gebruikers, handelaars en, in voorkomend geval, hun organisaties, werden in kennis gesteld van de voorgenomen maatregelen en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en te worden gehoord. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van deze partijen zijn in aanmerking genomen, maar hebben geen wijziging gebracht in de conclusies van deze verordening.

(24) Verzoeken om de inleiding van een herzieningsprocedure en opmerkingen/informatie over de invoer van beddenlinnen uit Egypte moeten schriftelijk worden gericht aan het volgende adres:

Europese Commissie Directoraat-generaal Trade Directoraten B en C TERV - 0/13

Wetstraat 200 B-1049 Brussel Fax (32 2) 295 65 05 Telex COMEU B 21877

(25) Indien voor 14 februari 2002 geen bericht wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dat melding maakt van een verzoek tot herziening door een belanghebbende, zullen de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product uit Egypte om redenen van doelmatigheid automatisch vervallen.

Indien voor deze datum een dergelijk bericht wordt gepubliceerd, zal de schorsing van toepassing blijven tot 31 maart 2002, datum waarop de rechten zullen vervallen tenzij voor deze datum een herzieningsprocedure wordt ingeleid. Indien een herzieningsprocedure werd ingeleid, zal de schorsing van de rechten tijdens de duur van het onderzoek worden gehandhaafd.

(8)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De toepassing van de bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2398/97 van de Raad vastgestelde antidumpingrechten ten aanzien van katoenachtig beddenlinnen uit Egypte wordt geschorst.

2. Het bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2398/97 van de Raad vastgestelde antidumpingrecht met betrekking tot Egypte vervalt op 14 februari 2002, tenzij voor die datum een bericht wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dat melding maakt van de ontvangst door de Commissie van een verzoek tot herziening. Indien dergelijk bericht wordt gepubliceerd, zal het bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2398/97 van de Raad vastgestelde antidumpingrecht met betrekking tot Egypte geschorst blijven maar vervallen op 31 maart 2002, tenzij voor deze datum een herzieningsprocedure wordt ingeleid. Indien zo'n herzieningsonderzoek werd ingeleid, wordt de schorsing van het antidumpingrecht ten aanzien van het betrokken product uit Egypte ingevolge lid 1 gehandhaafd.

3. Elke aanvraag voor herziening door belanghebbenden moet schriftelijk gebeuren en moet de Commissie ten laatste op 31 januari 2002 bereiken op het volgende adres : Europese Commissie

Directoraat-generaal Trade Directoraten B en C TERV - 0/13

Wetstraat 200 B-1049 Brussel Fax (32 2) 295 65 05 Telex COMEU B 21877

Artikel 2

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van katoenachtig beddenlinnen uit Pakistan wordt beëindigd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

(9)

9 Gedaan te Brussel,

Voor de Raad De Voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Richtlijn 2004/114/EG van de Raad betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding

⌦ bescherming van persoonsgegevens ⌫ of van commerciële belangen en in geval van gevoelige documenten, kunnen de uitzonderingen zo nodig na afloop van deze periode van

b) voor projecten die minder dan twee jaar duren of projecten waarvoor de communautaire bijstand minder dan 50 miljoen euro bedraagt, mag een eerste betalingsverplichting tot 80 %

(117) Hoewel niet uitgesloten kan worden dat de invoer uit andere derde landen, met name de VS en Thailand, en de lichte vermindering van het verbruik in de Gemeenschap van invloed

Voor de toepassing van dit artikel moet aan drie voorwaarden zijn voldaan: het kind mag niet langer dan zes maanden in de staat van zijn nieuwe gewone verblijfplaats hebben

a) antidumpingonderzoek krachtens artikel 5 van de basisverordening naar de invoer van bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet- gelegeerd staal van oorsprong

b) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke een

Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap. • Samenhang met