• No results found

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 28.12.2004 COM(2004) 840 definitief 2004/0288 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 382/2001 wat betreft de vervaldatum en enkele bepalingen inzake de uitvoering van de begroting

(door de Commissie ingediend)

NL NL

(2)

TOELICHTING

1. INLEIDING

1.1. Achtergrond

De EU heeft altijd veel belang gehecht aan nauwe politieke, economische en handelsbetrekkingen met geïndustrialiseerde derde landen1. Om onze betrekkingen met deze landen verder te versterken, moet de Gemeenschap over een instrument voor bilaterale samenwerkingsactiviteiten beschikken. Verordening (EG) nr.

382/2001 van 26 februari 20012 (hierna “de verordening” genoemd) vormt de rechtsgrondslag voor dergelijke activiteiten. Dit instrument vormt het kader voor communautaire interventies die gericht zijn op:

- het bevorderen van de samenwerking ter ondersteuning van de doelstellingen die beschreven zijn in de verschillende bilaterale instrumenten tussen de Europese Unie en de partnerlanden, zodat een gunstiger klimaat ontstaat voor het onderhouden en ontwikkelen van betrekkingen tussen de Europese Unie en de partnerlanden en om ervoor te zorgen dat de EU, haar instellingen en beleidslijnen beter bekend zijn bij het grote publiek en opinieleiders in deze landen;

- het verstevigen van de economische, financiële en handelsbetrekkingen door het Europese bedrijfsleven te helpen toegang te krijgen tot de markten van deze landen, met name wanneer Europese bedrijven structureel moeilijkheden ondervinden bij het verstevigen van hun positie (Japan en Korea).

Op basis van de verordening en overeenkomstig de beleidsdoelstellingen die beschreven zijn in verschillende politieke instrumenten met betrekking tot bilaterale betrekkingen (kaderovereenkomsten, gezamenlijke politieke verklaringen, gezamenlijke actieplannen, de nieuwe transatlantische agenda, partnerschapagenda’s, enz.) die de afgelopen tien jaar zijn goedgekeurd zijn de laatste jaren allerlei projecten ontwikkeld voor samenwerking en bevordering van de handelsbetrekkingen tussen de EU en de geïndustrialiseerde landen van Noord- Amerika, het Verre Oosten en Australazië.

1.2. Samenwerking met geïndustrialiseerde landen

De verordening biedt een geïntegreerd en samenhangend kader voor de ontwikkeling van projecten ter ondersteuning van de politieke en economische betrekkingen tussen de EU en zes landen: de Verenigde Staten, Canada, Japan, de republiek Korea, Australië en Nieuw-Zeeland (hierna “de partnerlanden” genoemd). Dit vormt een nuttige aanvulling op specifieke bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en sommige van deze landen, zoals de samenwerkingsovereenkomsten op het gebied

In de verordening worden met “geïndustrialiseerde derde landen” bedoeld: de VS, Canada, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Korea.

Verordening van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1035/1999 (PB L 57 van 27.02.2001).

2

(3)

van hoger onderwijs met de Verenigde Staten en Canada of de kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking met de republiek Korea.

De verordening kent twee overkoepelende thema’s: a) ontwikkeling van brede bilaterale samenwerking en b) bevordering van de handelsbetrekkingen. Het eerste geldt voor alle partnerlanden, het tweede alleen voor Japan en in mindere mate Korea.

(1) Projecten voor de ontwikkeling van bilaterale samenwerking

De verordening richt zich op samenwerking met de partnerlanden op de volgende terreinen:

- culturele en academische banden en interpersoonlijke contacten;

- wetenschap en technologie, energie, vervoer en milieu;

- bilaterale dialoog tussen politieke, economische en sociale partners en NGO’s van de EU en de partnerlanden;

- samenwerking op douanegebied.

Ook worden verschillende specifieke doelstellingen en uitgangspunten geformuleerd voor de toekenning van communautaire middelen:

- informatie en voorlichting aan het publiek (waaronder besluitvormers, opiniemakers en andere multiplicatoren) over de bilaterale betrekkingen tussen de EU en de partnerlanden;

- stimuleren van onderzoek en studies naar allerlei onderwerpen ter voorbereiding of bevordering van samenwerkingsactiviteiten met de partnerlanden;

- vergroten van de zichtbaarheid van de Europese Unie in de partnerlanden;

- ontwikkelen van proefprojecten voor eventuele nieuwe activiteiten.

Sinds de inwerkingtreding van de verordening is deze agenda omgezet in een aantal projecten. De belangrijkste zijn:

- versterking en uitbreiding van het netwerk van Europese Centra aan universiteiten in de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en in 2004 in Japan;

- steun voor de beleidsdialoog in het kader van de nieuwe transatlantische agenda;

- steun voor proefprojecten op het gebied van hoger onderwijs met Australië en Nieuw-Zeeland;

- ontwikkeling van onderzoekswerk door verschillende denktanks en andere organisaties in de VS en Canada;

- versterking van interpersoonlijke contacten door middel van initiatieven als dialogen tussen bedrijven of consumenten;

NL 3 NL

(4)

- organisatie van verschillende evenementen in de partnerlanden om de kennis van de EU in de partnerlanden te vergroten of het publiek te informeren over specifieke EU-gerelateerde onderwerpen, zoals de invoering van de euro of de uitbreiding.

De opzet en ontwikkeling van 23 Europese Centra in vijf van de zes partnerlanden is een belangrijk resultaat en vergt het grootste deel van de beschikbare financiële middelen.

De opzet van deze centra ging in 1998 van start in de VS. In het kader van de verordening werd het initiatief in de periode 2001-2003 uitgebreid naar andere partnerlanden: Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en ten slotte Japan. Alle Europese Centra in de partnerlanden zijn verbonden aan gerenommeerde universiteiten, die financieel bijdragen aan de exploitatie. Het belangrijkste doel van deze centra is om in de partnerlanden meer kennis te verspreiden over de Europese Unie, haar instellingen, geschiedenis, economie en beleid, met name door:

- opzet en ontwikkeling van onderwijs met betrekking tot Europa en EU- gerelateerde aangelegenheden;

- bevordering van onderzoek naar onderwerpen met betrekking tot de EU en haar bilaterale betrekkingen met de partnerlanden;

- organisatie van congressen, workshops, conferenties en andere evenementen over EU-gerelateerde onderwerpen;

- ontwikkeling van informatiemateriaal (websites, publicaties, nieuwsbrieven, enz.) over de Europese Unie;

- ontwikkeling van bezoekprogramma’s en universitaire uitwisselingen.

In het kader van de verordening werd communautaire steun verleend aan vijftien Europese Centra in de VS, vijf in Canada, één in Australië, één in Nieuw-Zeeland en één in Japan. Door breed onderzoek, onderwijs en uitwisselingen in het kader van het initiatief nam de kennis over de EU in de partnerlanden toe. Europese studies heeft zich mede hierdoor tot een apart vak ontwikkeld, waarbinnen veel aandacht besteed wordt aan de EU. Dit leidde tot 264 nieuwe Europese certificaten en cursussen. Ook wordt er meer onderzoek gedaan naar het EU-beleid, wat blijkt uit het bestaan van 462 promovendi en 1731 wetenschappelijke publicaties. Daarnaast hebben naar schatting ten minste 42.000 doctoraalstudenten hun kennis over de EU via de Europese Centra vergroot. In de loop van 2003-2004 werd het initiatief in zijn geheel extern geëvalueerd, overeenkomstig artikel 11 van de verordening.

(2) Projecten ter bevordering van de handelsbetrekkingen

Het tweede doel van de verordening is Europese bedrijven in Japan en Korea betere markttoegang te bieden en hun commerciële aanwezigheid te verbeteren. In de periode 2001-2003 werd het grootste deel (bijna 75%) van de communautaire financiering in het kader van de verordening besteed aan programma’s die hierop gericht zijn.

(5)

- Het “Executive Training Programme” (ETP) is een programma voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel en bestaat uit een taalcursus (Japans of Koreaans) in combinatie met een aantal bedrijfscursussen, bedrijfsbezoeken, bezoeken aan regio’s en verblijf bij gastgezinnen. Dit wordt gevolgd door een periode van interne opleiding in Japanse of Koreaanse bedrijven, waarbij deelnemers hun vaardigheden kunnen toepassen in een echte werkomgeving. Het ETP werd in 1979 opgezet in Japan. De 22e groep deelnemers zal in november 2004 afstuderen. De 23e groep doorloopt momenteel het programma en de selectie van de 24e is gaande. Tot op heden hebben meer dan 850 Europese leidinggevenden deelgenomen aan dit programma. Uit een algemene enquête onder de deelnemers, die in de eerste helft van 2003 werd uitgevoerd, bleek dat het programma een uitstekend uitgangspunt vormt voor Europese bedrijven om hun vestiging in Japan te ontwikkelen en voor leidinggevenden om hun managementvaardigheden te verbeteren en hun carrière een impuls te geven.

Gezien het groeiende belang van de Koreaanse economie voor Europese bedrijven, werd in de verordening de uitbreiding van het ETP naar Korea voorzien. Daarom werd in 2002 een Koreaanse versie van het programma gelanceerd, aangepast aan de omstandigheden op de Koreaanse markt. In oktober 2003 voltooide een eerste groep Europese leidinggevenden het programma. De tweede groep is momenteel bezig en de werving van de derde groep is gaande.

- Onder de verordening begon “Gateway to Japan” aan de derde fase. “Gateway to Japan” is een programma ter bevordering van de handel dat erop gericht is Europese kleine en middelgrote ondernemingen te helpen hun activiteiten te ontwikkelen en hun verkoop op de Japanse markt uit te breiden. Het programma werd gelanceerd in 1993 en kende een tweede editie tussen 1997 en 2001. De huidige derde editie van “Gateway to Japan” ging van start in oktober 2002 en heeft een looptijd van vier jaar. De kern van het programma wordt gevormd door de deelname van groepen kleine en middelgrote ondernemingen aan sectorale handelsmissies en handelsbeurzen in Japan. Aan de eerste twee edities van het programma namen ongeveer 1500 Europese kleine en middelgrote ondernemingen deel. Het is de bedoeling dat via “Gateway to Japan III” nog eens minimaal 880 Europese kleine en middelgrote ondernemingen uit acht industriële sectoren deelnemen aan 32 evenementen in Japan (vooral handelsmissies), verdeeld over vier jaarlijkse rondes tussen 2002 en 2006. De slotevenementen van het programma zijn gepland voor de tweede helft van 2006.

De belangrijkste taak voor beide programma’s is een geografische expansie als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie: er moet bekendheid worden gegeven aan de programma’s en de deelnemers moeten worden geselecteerd in 25 lidstaten. In de loop van 2003-2004 werden beide programma’s extern geëvalueerd, overeenkomstig artikel 11 van de verordening.

1.3. Financiële aspecten

Volgens artikel 2 van de verordening worden de communautaire kredieten voor de uitvoering van de acties, jaarlijks door de begrotingsautoriteit goedgekeurd.

In 2001 werd een bedrag van € 15.240.000 toegewezen, in 2002 € 16.025.000 en in 2003 €16.800.000.

NL

5

NL

(6)

Tot op heden zijn deze bedragen als volgt besteed (in euro)3: Type activiteit

Europese Centra (VS, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Japan) Andere samenwerkingsprojecten ETP

Gateway to Japan

Totaal

Uitvoeringspercentage

2001

2.986.023 1.496.888 8.446.872 2.200.685 15.130.468 99,3%

2002

1.995.503 1.179.410 6.795.542 6.024.307 15.994.762 99,8%

2003

3.005.195 2.027.016 8.990.011 2.278.514 16.300.736 97,0%

Totaal

7.986.721 4.703.314 24.232.425 10.503.506 47.425.966 98,7%

%

16,8%

9,9%

51,1%

22,1%

100,0%

99,3%

2. EVALUATIE VAN DE IN HET KADER VAN DE VERORDENING GEFINANCIERDE ACTIES EN PROGRAMMA’S

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de verordening evalueerde de Commissie de in het kader van de verordening gefinancierde acties en programma’s. Deze evaluatie richtte zich op de belangrijkste projecten in financiële, beleidsmatige en operationele zin: het “Executive Training Programme” in Japan en Korea, het programma

“Gateway to Japan” en de Europese Centra in vier4 van de zes partnerlanden. Deze projecten en programma’s vertegenwoordigen samen meer dan 90% van de communautaire financiering die in het kader van de verordening werd toegekend.

De evaluatie werd tussen december 2003 en juni 2004 uitgevoerd door twee onafhankelijke evaluatieteams die geselecteerd waren op grond van een open aanbesteding. Beide evaluaties toonden het belang aan van de onderzochte projecten en programma’s.

De belangrijkste conclusies van de evaluatie wat betreft de vraag of deze initiatieven voortgezet moeten worden luiden als volgt:

• Europese Centra in de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland

- Het initiatief van de centra in zijn geheel functioneert goed en kent een hoog rendement.

- Aanbevolen wordt het initiatief voort te zetten en waar mogelijk uit te breiden naar andere regio’s en landen.

- Aanbevolen wordt de financiering onder te brengen in een meerjarenplanning om deze voorspelbaarder en flexibeler te maken tegenover de instellingen waaraan de centra verbonden zijn.

Meer gegevens kunt u vinden in het uitvoeringsrapport van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM (2004) 803 definitief).

VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Het instituut in Japan werd pas eind 2003 opgericht en viel

3

4

(7)

• “Executive Training Programme” en “Gateway to Japan”

- Beide programma’s sluiten aan bij de doelstelling om de uitvoer naar Japan en Korea te vergroten.

- Beide programma’s functioneren goed en zouden voortgezet moeten worden.

- De doelmatigheid van beide programma’s is matig tot goed; er is ruimte voor verbetering, met name wat betreft het ETP.

- Het ETP kan op bepaalde punten nog uitgebouwd worden als het aangepast wordt aan de huidige behoeften van het Europese bedrijfsleven.

- De uitbreiding van de EU biedt nieuwe mogelijkheden voor de ontwikkeling van beide programma’s.

De evaluatie schaart zich achter de door de diensten van de Commissie gehanteerde aanpak van de uitvoering van deze initiatieven, maar stelt ook enkele aanpassingen en verbeteringen voor, waarmee zo veel mogelijk rekening gehouden zal worden.

De beoogde verbeteringen hebben eerst en vooral betrekking op het “Executive Training Programme”, waarvoor de diensten een tamelijk ingrijpend aanpassingsplan hebben opgesteld, waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in het ondernemingsklimaat in Japan en de EU. Met name de volgende punten worden in overweging genomen:

- de noodzaak om de duur van het programma te bekorten, zodat beter tegemoet gekomen kan worden aan de beperkingen en mogelijkheden van Europese bedrijven en leidinggevenden;

- de noodzaak om het evenwicht tussen de taalcomponent en de management/zakencomponent van het programma te herzien;

- de wenselijkheid om in de EU een voorbereidende module op te zetten voorafgaand aan de “onderdompeling” tijdens de opleidingsmodules in Japan of Korea;

- de noodzaak om gerenommeerde onderwijsinstellingen in de EU, Japan en Korea te betrekken bij de uitvoering van het programma;

- de noodzaak om de publiciteitsstrategie rond het programma aan te passen.

Wat “Gateway to Japan” betreft, achten de beoordelaars geen grote wijzigingen noodzakelijk; desalniettemin zal het programma het komende jaar grondig geanalyseerd worden en zal bekeken worden in hoeverre het aangepast moet worden aan de ontwikkelingen op de markt.

Wat de Europese Centra betreft, achten de beoordelaars geen ingrijpende wijzigingen noodzakelijk. Voorgesteld wordt juist de vastgestelde goede praktijken breder toe te passen met het oog op een nieuwe financieringscyclus. Daarnaast zou voor de verschillende partnerlanden waar Europese centra gevestigd zijn een meer strategische aanpak ontwikkeld kunnen worden.

NL 7 NL

(8)

3.

3.1.

KERN VAN DE VOORGESTELDE WIJZIGINGEN

Verlenging

3.2.

Het belangrijkste doel van dit voorstel tot wijziging van de verordening is de geldigheidsduur te verlengen zodat aangesloten kan worden op de nieuwe juridische instrumenten op het gebied van de buitenlandse betrekkingen, die naar verwachting begin 2007 in werking zullen treden, tegelijk met de nieuwe financiële vooruitzichten (2007-2013).

In haar mededelingen van 10 februari en 14 juli 20045 gaf de Commissie aan dat voor de nieuwe financiële vooruitzichten het huidige grote aantal juridische instrumenten op het gebied van de buitenlandse betrekkingen samengevoegd zal worden in een veel kleiner aantal instrumenten (namelijk zes). Het type activiteiten dat momenteel in het kader van de verordening {(EG) nr. 382/2001} plaatsvindt in samenwerking met geïndustrialiseerde landen zal daarom niet langer onder een aparte verordening vallen, maar worden opgenomen in een van de nieuwe instrumenten6.

De beste oplossing om de continuïteit tussen de bestaande verordening – die eind 2005 afloopt – en de toekomstige instrumenten – die naar verwachting in 2007 in werking zullen treden – te garanderen, is om de bestaande verordening vrijwel ongewijzigd te verlengen voor de gewenste periode.

Om een onderbreking te voorkomen wordt voorgesteld de bestaande verordening voor twee jaar te verlengen (tot eind 2007). Met de inwerkingtreding van het nieuwe instrument wordt de verlengde verordening hoe dan ook ingetrokken.

Overeenstemming met het nieuwe financieel reglement

Op 25 juni 2002 keurde de Raad een nieuw financieel reglement goed voor de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen7, dat op 1 januari 2003 in werking trad. Sommige bepalingen van het financieel reglement zijn alleen van toepassing wanneer ze expliciet vermeld worden in de basisverordening. Het gaat daarbij met name om artikel 114 (toekenning van subsidies aan natuurlijke personen) en artikel 76, lid 3 (mogelijkheid om begrotingsvastleggingen over jaarlijkse tranches te verdelen) van het nieuwe financieel reglement.

Deelnemers aan het ETP voor Japan en Korea ontvangen momenteel maandelijks een vergoeding voor verblijfskosten en kosten van levensonderhoud. Om te voldoen aan het nieuwe financieel reglement wordt dit gelijkgesteld aan een studiebeurs.

Hetzelfde kan zich voordoen in verband met samenwerkingsprojecten op het gebied van onderwijs, zoals de proefprojecten op het gebied van hoger onderwijs tussen de

COM(2004) 101: “Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013” en COM(2004) 487: “Financiële vooruitzichten 2007 – 2013”.

Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de activiteiten in het kader van deze verordening geïntegreerd zullen worden in een instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking met derde landen.

5

6

7

(9)

EU en Australië (mobiliteitsbeurzen voor studenten) of de Europese Centra. In verband met het doelmatige beheer van programma’s en projecten dient opgemerkt te worden dat een aantal bepalingen uit het financieel reglement niet gelden in geval van subsidies en beurzen aan natuurlijke personen8, vandaar dat deze mogelijkheid in de basisverordening vermeld moet worden.

Daarom wordt voorgesteld van de verlenging van Verordening nr. 382/2001 gebruik te maken om de verordening in overeenstemming te brengen met het nieuwe financieel reglement:

- Overeenkomstig artikel 114 van het financieel reglement moet een nieuwe bepaling opgenomen worden op grond waarvan bij het uitvoeren van de in artikel 4 en 7 van de verordening bedoelde samenwerkings- en handelsprojecten subsidies aan natuurlijke personen mogen worden verleend. Dit geldt met name voor het “Executive Training Programme” (beurzen voor deelnemers).

4. JURIDISCHE GRONDSLAG

De juridische grondslag voor de gewijzigde verordening verschilt gedeeltelijk van die voor de oorspronkelijke verordening, vanwege de nieuwe bepalingen als gevolg van de goedkeuring van het Verdrag van Nice. Dit voorstel is daarom gebaseerd op artikel 133 (ongewijzigd) en artikel 181 A (nieuw) van het Verdrag (economische, financiële en technische samenwerking met derde landen).

5. CONCLUSIE

Met het oog op de continuïteit van de activiteiten ter bevordering van de samenwerking en de handel tussen de EU en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië tot de goedkeuring van de nieuwe juridische instrumenten op het gebied van de buitenlandse betrekkingen in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten (2007-2013) wordt voorgesteld de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 382/2001 met maximaal twee jaar, dat wil zeggen tot 31 december 2007, te verlengen.

Daarnaast wordt voorgesteld de verordening in overeenstemming te brengen met bepaalde vereisten en mogelijkheden van het nieuw financieel reglement, met name door expliciet te vermelden dat subsidies en beurzen aan natuurlijke personen mogen worden verstrekt.

De voorgestelde veranderingen leiden niet tot wijziging van de doelstellingen of de kern van de oorspronkelijke verordening.

Artikel 165, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

NL NL

8

9

(10)

2004/0288 (CNS) Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 382/2001 wat betreft de vervaldatum en enkele bepalingen inzake de uitvoering van de begroting

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 133 en 181 A,

Gezien het voorstel van de Commissie9,

Gezien het advies van het Europees Parlement10, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 382/2001 van de Raad van 26 februari 2001 betreffende de tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1035/199911 vormt de juridische grondslag voor de bevordering van de samenwerking en de economische betrekkkinge met deze landen tot 31 december 2005.

(2) In haar mededeling van 10 februari 2004 (“Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007- 2013”12) kondigde de Commissie aan voor de volgende financiële vooruitzichten het communautaire optreden op het gebied van de buitenlandse betrekkingen in een vereenvoudigde structuur te organiseren, rond zes instrumenten in plaats van het bestaande aantal van ruim dertig. Een van deze voorgestelde instrumenten, het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking13 zal de juridische grondslag vormen voor de samenwerking tussen de Gemeenschap en een groot aantal landen, waaronder de geïndustrialiseerde landen waarop Verordening (EG) nr. 382/2001 van toepassing is. Het bevorderen van de samenwerking en economische betrekkingen met geïndustrialiseerde landen zal daarom onder dat nieuwe instrument vallen zodra dat in werking treedt.

9 10 11

PB C […] van […], blz. […].

PB C […] van […], blz. […].

PB L 57 van 27.2.2001, blz. 10.

COM(2004) 101 definitief

12

(11)

(3) De verordening inzake dit nieuwe instrument zal echter pas op zijn vroegst op 1 januari 2007 in werking treden. Het is cruciaal dat de continuïteit van de samenwerkingsactiviteiten met geïndustrialiseerde landen gewaarborgd is; daarom moet voorkomen worden dat er tussen de huidige vervaldatum van Verordening (EG) nr. 382/2001 en de datum van inwerkingtreding van de nieuwe verordening een periode ontstaat waarin een juridische grondslag ontbreekt. Door Verordening (EG) nr.

382/2001 voor een bepaalde periode te verlengen kan een eventuele kloof in de samenwerking met geïndustrialiseerde landen voorkomen worden en zal de overgang van de huidige (2000-2006) en de volgende (2007-2013) financiële vooruitzichten soepeler verlopen.

(4) Deze verlenging van de looptijd van Verordening (EG) nr. 382/2001 is ook gerechtvaardigd aangezien uit de in 2004 uitgevoerde evaluatie van de in het kader van deze verordening gefinancierde projecten en programma’s bleek dat deze beantwoorden aan hun doel en nog steeds relevant zijn.

(5) Op grond van artikel 114, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen14 kunnen bij wijze van uitzondering subsidies worden toegekend aan natuurlijke personen, als dit in het basisbesluit is vastgelegd. Een dergelijke situatie doet zich regelmatig voor bij de uitvoering van de Executive Training Programmes in Japan en Korea en sporadisch bij andere samenwerkingsactiviteiten met geïndustrialiseerde landen, met name bij samenwerking op het gebied van onderwijs of uitwisselingen.

(6) Verordening (EG) nr. 382/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Verordening (EG) nr. 382/2001 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Aan artikel 5 wordt het volgende toegevoegd:

“In voorkomende gevallen, met name bij projecten op het gebied van onderwijs en opleiding of vergelijkbare projecten ten bate van individuele personen kan de communautaire financiering de vorm aannemen van subsidies aan natuurlijke personen. Deze subsidies kunnen de vorm aannemen van beurzen.”

(2) Aan artikel 7 wordt het volgende toegevoegd:

“Daartoe kan de communautaire financiering de vorm aannemen van subsidies aan natuurlijke personen. Deze subsidies kunnen de vorm aannemen van beurzen.”

(3) In artikel 13 wordt de tweede alinea vervangen door de volgende tekst:

“Zij verstrijkt op 31 december 2007.”

PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

NL

11

NL

14

(12)

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad De voorzitter

(13)

BIJLAGE

LEGISLATIVE FINANCIAL STATEMENT Policy area(s): External Relations (19)

Activity: Cooperation with industrialised non-member countries (19 05 02)

TITLE OF ACTION: TIME EXTENSION OF THE REGULATION GOVERNING THE IMPLEMENTATION OF PROJECTS PROMOTING CO-OPERATION AND COMMERCIAL RELATIONS BETWEEN THE EUROPEAN UNION AND THE INDUSTRIALISED COUNTRIES OF NORTH AMERICA, THE FAR EAST AND AUSTRALASIA

1. BUDGET LINE +HEADING

19 05 02 - Cooperation with industrialised non-member countries

2. OVERALL FIGURES

2.1. Total allocation for action (Part B): 17,000 € million for commitment 2.2. Period of application:

2006-2007

2.3. Overall multi-annual estimate of expenditure:

As the Regulation does not provide for a global financial envelope deemed necessary for its entire duration, figures are provided for 2006 only.

(a) Schedule of commitment appropriations/payment appropriations

€ Million

Commitments Payments

2006 17,000 6,2

2007 pm 5,8

2008 - 4

2009 -

1

2010 -

Total 17,000 17,000 (b) Technical and administrative assistance and support expenditure

Commitments Payments

pm pm

Subtotal a+b Commitments

2006 2007 2008 2009 2010 Total

17,000 pm 17,000

NL

13

NL

(14)

Payments 6,2 5,8 17,000

(c) Overall financial impact of human resources and other administrative expenditure

Commitments/

payments

1,594 pm pm

TOTAL a+b+c Commitments Payments

2006 2007 2008 2009 2010 Total 18,594 pm

7,794 5,8 4

18,594

1 18,594

2.4. Compatibility with financial programming and financial perspectives [X] Proposal is compatible with existing financial programming.

Proposal will entail reprogramming of the relevant heading in the financial perspectives.

Proposal may require application of the provisions of the Inter-institutional Agreement.

2.5. Financial impact on revenue:

[X] Proposal has no financial implications on revenue

3. BUDGET CHARACTERISTICS Type of expenditure

Non-comp Diff

New

NO

EFTA contribution

NO

Contributions form applicant

countries NO

Heading in financial perspective

No 4 4. LEGAL BASIS

Treaty articles 133 and 181a

5. DESCRIPTION AND GROUNDS 5.1. Need for Community intervention 5.1.1. Objectives pursued

The objectives pursued are essentially based on the joint policy statements and instruments (joint declarations, joint action plans, framework agreements, New Transatlantic Agenda and

4 1

(15)

other Partnership Agendas…) between the EU and the partner countries concerned. These are major economic players and important commercial and political partners for the EU and it is vital that the bilateral political dialogue wit them is underpinned and enhanced by concrete cooperation actions. The overall objective of the Community intervention is therefore twofold:

– to contribute to the creation of a more favourable environment for the conduct and development of the political relations between the EU and the partner countries thus strengthening the determination of the EU and the partner countries to build stronger links in all relevant areas;

– to enhance the commercial relations between the EU and the partner countries, in particular Japan and Korea, by stimulating the EU business presence there;

The specific objectives of cooperation and commercial promotion initiatives towards the partner countries include among others:

(1) The promotion of a better understanding of EU related matters (institutions, policies, positions on global issues…) in the partner countries;

(2) The education and information of decision makers, opinion leaders, futures elites, the business communities and, more generally, the general public on the bilateral relations between the EU and the partner countries;

Both objectives can be attained notably through the consolidation and further development of EU Centres establishing themselves as centres of academic excellence as well as research and information reference points on EU matters in partner countries.

(3) The enhancement of people-to-people, cultural and academic exchanges between the EU and the partner countries, notably through support to projects in the field of higher education;

(4) The promotion of the dialogue between political, economic and social partners, NGOs and the civil society in all relevant sectors;

(5) The further development of cooperation in various fields of common interest for the EU and partner countries, such as: the environment, science and technology, customs, transport and energy;

(6) The facilitation of exports, investment and market access for EU goods and companies in Japan and Korea through human resource development (Executive Training programme) or through direct product exposure on, and business contacts with, the relevant market segments and actors;

5.1.2. Measures taken in connection with ex ante evaluation

In 2004, the main initiatives implemented during the period 2001-2004 have been the subject of an external evaluation. Two separate evaluation exercises have been carried out in parallel, one focused on the EU Centre initiative, the other focused on the initiatives relating to the promotion of commercial relations (ETP and Gateway to Japan). During the period 2001- 2003 this set of initiatives has mobilised slightly over 90% of the Community funding

NL

15

NL

(16)

awarded under the budget line concerned (B7-665 and then 19 05 02, cooperation with industrialised non-member countries). The evaluation carried out is therefore believed to be fully representative of the results achieved under the Regulation for the period 2001-2004.

This evaluation was designed to both assess the results achieved and the impact of the initiatives and to assess their continued relevance. It therefore fulfils at the same time the objectives of an ex-post and an ex-ante evaluation.

The evaluation studies were conducted in parallel during the period December 2003 – August 2004 by two independent firms identified following an open call for tenders. In addition to these evaluation studies a survey of all the beneficiaries (response rate close to 20%) of the Executive Training Programme since its inception in 1979 was carried out during the first half of 2003. The results of this survey were fuelled into the evaluation work undertaken in 2004.

The conclusions of both evaluations are overwhelmingly positive and call for a continuation and consolidation of the initiatives. The main findings, conclusions and recommendations are as follows:

• EU Centres in the USA, Canada, Australia and New Zealand

– The centre initiative as a whole is progressing well and provide a high level of return considering the relatively small investment;

– The “EU brand” is one of the strongest potential factors contributing to the strength of the Centres;

– It is recommended to continue the initiative and where possible to extend the scope of the EU Centre concept to other regions and countries;

– It is recommended that a more strategic approach is adopted in renewing the funding cycle;

– It is recommended that funding is organised in a multi-annual framework to provide more predictability and flexibility to the host institutions;

• Executive Training Programme and Gateway to Japan

– Both programmes fit with the objectives of increasing exports to Japan/Korea;

– Both programmes are found to be highly appropriate and should be continued;

– Market circumstances an business practices in Japan / Korea have evolved but continue to justify specific support to EU companies;

– The effectiveness of both programmes is judged medium/high to high with some room for improvement, in particular as regards ETP

– The ETP programme has still a specific development potential if adapted to the current needs of the EU business;

– The Community initiatives complements well the initiatives existing at Member State level;

(17)

– The EU Enlargement provides new development opportunities for both programmes;

5.1.3. Measures taken following ex post evaluation

The evaluation has validated most of the lines taken by the responsible department as regards the implementation of the initiatives concerned. However some adjustments and improvements are suggested by the evaluators and will be taken into account where deemed appropriate and feasible.

The envisaged modifications concern first and foremost the Executive Training Programme, and, to a lesser extent the EU Centre initiative.

As far as the Executive Training programme –which over the past 3 year has represented alone roughly 50% of the budget allocated to cooperation with industrialised non-member countries- is concerned, the reflection of services is well advanced (a roadmap for the adaptation of the programme has already been prepared) and, as a matter of fact, the evaluation confirms most of the adaptations envisaged. These adaptations concern in particular:

– The need to shorten the duration of the programme in order to better correspond to the constraints and possibilities of EU companies and executives;

– The need to review the balance between the language component and the management / business component of the programme;

– The desirability to create an EU-based inception training module prior to the Japan (or Korea) based immersion training module

– The need to associate reputable education institutions in EU, Japan and Korea to programme delivery;

– The need to adapt the programme promotion strategy;

Proposals in this regard are under preparation and will be submitted to the programme committee in the autumn of 2004.

As far as the EU Centre initiative is concerned, the evaluation does not call for an in- depth adaptation of the experience. Rather, it suggests that the different good practices identified in the various projects are taken into account when drafting the terms of reference for the new funding cycle so that they can benefit to the entire network in the future. The evaluation recommends that more flexibility is introduced in the way the Commission awards grants to Centres. This is why it is proposed, in the amendment of the Regulation, to introduce a specific reference to the mechanism of budgetary commitment splitting which is established in article 76.3 of the Financial Regulation. This will allow the shift from an annual grant award exercise which is extremely time and work-consuming for Commission services and beneficiary institutions whilst not giving any predictability or flexibility beyond an annual horizon.

NL 17 NL

(18)

5.2. Actions envisaged and budget intervention arrangements EU Centres

– Target population: leading universities in the partner countries. An indicative number of 20 to 25 Centres across the partner countries could be envisaged, in compliance with the recommendations by the evaluators.

– Specific objectives (and indicators): curriculum development (number of EU related courses created, number of students enrolled in EU-related modules); research work (number of publications, number of research fellows and scholarships); outreach (number of workshops and conferences; number and type of attendees; media coverage);

– Implementation measures: calls for proposals. Community support will take the form of grants with a funding rate in the 50-75% range.

– Outputs: enhanced understanding of the EU, its policies, its institutions and what it stands for by the present and future elites as well as the general public;

Other cooperation projects (Policy advice, Public diplomacy, People-to-people exchanges, public outreach),

– Target population: foundations, think-tanks, NGO’s, education institutions, research institutions. An average of 15/20 beneficiaries per year is envisaged.

– Specific objectives (and indicators): reinforced people-to-people links (academic exchanges, joint courses developed; student mobility; faculty mobility); research work and policy advice (number of publications and other forms of providing policy advice);

outreach (number of workshops and conferences; number and type of attendees; media coverage); dialogues (relevance of sectors; number and quality of stakeholders involved);

– Implementation measures: calls for proposals. Community support will take the form of grants with a funding rate in the 50-75% range.

– Outputs: enhanced understanding of the EU, its policies, its institutions and what it stands for by the present and future elites as well as the general public; enhancement of bilateral links between the EU and partner countries;

Commercial Relations

– Target population: EU companies and EU executives. ETP targets 40 participants per year for Japan and 15 for Korea. Gateway aims to bring around 220 companies per year in Japan.

– Specific objectives (and indicators): trade missions and fairs (number of EU participating companies; number of Japanese attendees; number of business leads; sales figures evolution); development of a pool of EU executives able to work in the Japanese / Korean market (number of candidates; number of graduates; career development of alumni;

proportion of graduate settling in Japan/Korea);

(19)

Implementation measures: Procurement procedures for the establishment of the programme components. Calls for proposals for the selection and award of scholarships to ETP participants.

Outputs: enhanced EU business presence on the Japanese / Korean market; increased EU exports and investment to Japan and Korea; improved market access and regulatory framework in Japan for EU products and services; Consolidated EU business lobbying force in Japan and Korea;

5.3. Methods of implementation

The Commission will continue to implement the projects under direct management. This will involve both headquarters and the delegations concerned, under a deconcentration model.

6. FINANCIAL IMPACT

6.1. Total financial impact on Part B - (over the entire programming period) 6.1.1. Financial intervention

Commitments (in € million to three decimal places)

Breakdown Cooperation

Commercial relations TOTAL

2006

6,500 10,500 17.000

2007

pm pm

Total

6.1.2. Technical and administrative assistance, support expenditure and IT expenditure (commitment appropriations)

1) Technical and administrative assistance

a) Technical assistance b) Other technical and administrative assistance:

- intra muros:

- extra muros:

of which for construction and maintenance of computerised management systems

Subtotal 1 2) Support expenditure a) Studies

2006

-

- -

- - -

2007

-

- -

- - -

Total

NL

19

NL

(20)

b) Meetings of experts c) Information and publications

Subtotal 2 TOTAL

- -

- -

- -

- -

6.2. Calculation of costs by measure envisaged in Part B (over the entire programming period)

Commitments (in € million to three decimal places)

Breakdown

Cooperation

- EU Centres (annual cost)

- Political dialogues, education cooperation, public diplomacy and other cooperation projects

Commercial relations with Japan &

Korea - ETP

- Gateway to Japan

TOTAL COST

Type of outputs (projects, files )

1

Projects Projects

Participant Participating company

Number of outputs (total for year

2006) 2

22 15

60 220

Average unit cost

0.200 0.140

0.120 0.015

3

Total cost (total for year

2006) 4=(2X3)

4.400 2.100

7.200 3.300

17.000

7. IMPACT ON STAFF AND ADMINISTRATIVE EXPENDITURE

7.1.

The needs for human and administrative resources shall be covered within the allocation granted to the managing DG in the framework of the annual allocation procedure.

Impact on human resources

Officials or temporary staff

A B C Other human resources

Staff to be assigned to management of the action using existing resources Number of

permanent posts 4

6 3

Number of temporary posts

Total

4 6 3

Description of tasks deriving from the action

Programming and policy formulation, operational implementation, financial

and contractual management, monitoring and evaluation

(21)

Total 13 13

7.2. Overall financial impact of human resources

Type of human resources Officials

Temporary staff Other human resources

(specify budget line)

Amount (€) 1.404.000

-

Method of calculation 13 * 108.000 (cost per unit)

Total 1.404.000

The amounts are total expenditure for twelve months.

7.3. Other administrative expenditure deriving from the action

Budget line

(number and heading) Overall allocation (Title A7) A0701 – Missions

A07030 – Meetings

A07031 – Compulsory committees A07032 – Non-compulsory committees A07040 – Conferences

A0705 – Studies and consultations Other expenditure (specify)

Information systems (A-5001/A-4300) Other expenditure - Part A (specify)

Total

Amount €

120.000

20.000 50.000

190.000

Method of calculation

(10missions to Japan / Korea @ 5.000€

+15 missions to US / Canada @ 3.000€

+ 10 intra-community missions

@1.000€ + 2 missions to AUS/NZ @ 7.500€)

Experts meetings 2*10*1000€

Two meetings per year of Advisory Committee : 2*25*1.000€

The amounts are total expenditure for twelve months.

I. Annual total (7.2 + 7.3) II. Duration of action

III. Total cost of action (I x II)

1.594.000 2 years 3.188.000 8. FOLLOW-UPANDEVALUATION

8.1. Follow-up arrangements

The monitoring of projects is ensured by the desks and the delegation concerned through regular contacts / meetings with and reports from beneficiaries and contractors.

NL

21

NL

(22)

As far as ETP and Gateway to Japan in-built performance indicators are regularly updated making it possible to follow progress in implementation, measure users’ satisfaction rate, identify potential weaknesses and take the appropriate remediation measures. Follow-up questionnaires and survey of participants are organised on a regular basis to measure medium- term business impact and career development.

As far as EU Centres are concerned, planning and work programme approval mechanisms make it possible to the Delegation to ensure compliance of the activities effectively carried out with the overall and specific objectives of the initiatives. Beneficiaries report to the Commission on a regular basis. In this regards, best practices have been identified during the evaluation exercises and could be generalised for the next funding cycles (activity-based reporting and accounting). Standards indicators such as student enrolment; number of scholarships; number of teaching modules or courses; number of outreach event and related participants; number of publications… can be included in the reporting obligations of the beneficiaries for monitoring and impact measurement purposes.

8.2. Arrangements and schedule for the planned evaluation

An ex-post evaluation may be organised, if deemed necessary, in 2006 or 2007. However, it should be noted that the time span between this new evaluation and the most recent one (2004) would only be in the range of 2 to 3 years.

9. ANTI-FRAUD MEASURES

Projects and programmes will be implemented directly by the Commission both in Brussels and, in the case of cooperation with USA and Japan, in Washington and Tokyo by the respective Delegations under a deconcentrated model for parts of the programme.

The European Commission and the European Court of Auditors may conduct on-the-spot checks and inspections of the projects and programmes, in order to safeguard the European Communities’ financial interests.

Control provisions (submission of reports, submission of justifying documents, on-site control by the Commission, by any entity mandated by the Commission or by the Court of Auditors…) are therefore included in all contracts and grant agreements.

On-the-spot audits may be carried out if deemed necessary.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

⌦ bescherming van persoonsgegevens ⌫ of van commerciële belangen en in geval van gevoelige documenten, kunnen de uitzonderingen zo nodig na afloop van deze periode van

b) voor projecten die minder dan twee jaar duren of projecten waarvoor de communautaire bijstand minder dan 50 miljoen euro bedraagt, mag een eerste betalingsverplichting tot 80 %

a) antidumpingonderzoek krachtens artikel 5 van de basisverordening naar de invoer van bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of van niet- gelegeerd staal van oorsprong

b) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke een

Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap. • Samenhang met

(13) Uit de herziene berekening blijkt dat het betrokken product, vervaardigd door de in de steekproef opgenomen bedrijven in Pakistan, in het onderzoektijdvak niet met dumping in

(117) Hoewel niet uitgesloten kan worden dat de invoer uit andere derde landen, met name de VS en Thailand, en de lichte vermindering van het verbruik in de Gemeenschap van invloed

Voor de toepassing van dit artikel moet aan drie voorwaarden zijn voldaan: het kind mag niet langer dan zes maanden in de staat van zijn nieuwe gewone verblijfplaats hebben