• No results found

THEOLOGIE ALS DUBBELSPEL: OVER VERSCHEIDENHEID EN DYNAMIEK VAN THEOLOGIE EN GODSDIENSTWETENSCHAP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "THEOLOGIE ALS DUBBELSPEL: OVER VERSCHEIDENHEID EN DYNAMIEK VAN THEOLOGIE EN GODSDIENSTWETENSCHAP"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

schrift 63, 3 (2009): 221-236. Ik voeg de paginanummers in de tekst beneden toe tussen vierkante haken. Ik heb het voetnotenapparaat hervormd door de referenties in een literatuurlijst onder te brengen. Ik heb ook enkele kleine veranderingen in de tekst aangebracht en de oorspronkelijke inleiding hersteld.

Jan G. Platvoet

T HEOLOGIE ALS DUBBELSPEL :

OVER VERSCHEIDENHEID EN DYNAMIEK VAN THEOLOGIE EN GODSDIENSTWETENSCHAP

THEOLOGY AS A DOUBLE: ON PLURALITY AND DYNAMICS IN DUTCH THEOLOGY AND SCIENCE OF RELIGIONS

The complex and shifting relationships between Dutch academic theology and godsdienstwetenschap (the neutral study of religions) are examined in this arti- cle from the perspective of science of religions. It has four parts. In the first section, the expanding fields of study and increase in multidisciplinarity of the- ology and science of religions are sketched, as well as the growing overlap be- tween them, causing sizable parts of academic theology to become ‘de-theolo- gised’. The relationship between theology and religion is next examined from the perspective of the history of religions. It shows that theology is as much a liability as it is an asset to religions. In the final two sections, the current plu- rality of theology and science of religions is sketched and the shifting relations between their various kinds.

In deze godsdienstwetenschappelijke bijdrage ga ik eerst in op de methodologi- sche consequenties van de cultuurhistorische conditionering van godsdienstwe- tenschap en theologie als academische disciplines. Daarna besteed ik kort aan- dacht aan de toenemende omvang van hun studievelden en hun steeds toene- mende multidisciplinariteit. Dat loopt uit op de vraag of veel theologie niet ge- woon godsdienstwetenschap van het christendom is, d.w.z. gedetheologiseerde theologie. Om die vraag te beantwoorden neem ik de verhouding van gods- dienst en theologie vanuit de godsdienstgeschiedenis onder de loep. Daaruit blijkt theologie minstens evenzeer een liability voor godsdienst kan zijn als een asset: een handicap zowel als een hulp. Theologie noch godsdienstwetenschap zijn echter éénsoortig. In de laatste twee paragrafen stel ik hun verscheidenheid en onderlinge dynamiek aan de orde. Waarna een korte afsluiting volgt.

(2)

Inleiding

Midden april 2008 werd ik door NOSTER gebeld met de vraag of ik een week later, een bijdrage zou kunnen leveren aan een ‘debat’ over theologie en godsdienstwetenschap waar de NOSTER juniores om hadden gevraagd. Voor hen zijn de ontwikkelingen in de academische theologie in Nederland in de afgelopen jaren dermate woelig en verontrustend dat zij er een middag discussie en debat tijdens de NOSTER opleidingsdagen aan meenden te moeten besteden. De godsdienstwetenschapper die NOSTER had gevraagd bleek onverwacht verhinderd. Daarom de vraag van NOSTER aan mij of ik hem zou kunnen vervangen, waarbij werd verwezen naar mijn eerdere publica- ties over de geschiedenis die theologie en godsdienstwetenschap sinds 1860 gemeen hebben.1 Na enig aarzelen vanwege de korte termijn heb ik toegezegd. Mijn gedachten gingen daarbij terug naar een klein artikel dat ik in 1975 schreef voor het Utrechtse faculteitsblad Areopagus over theologie en godsdienstwetenschap tijdens een soortgelijke periode van onrust en strijd, toen over de vraag of de KTHU in de RUU theologi- sche faculteit te Utrecht zou kunnen ‘integreren’.2

Aan het debat, op maandag 21 april, namen, op verzoek van NOSTER, prof.dr. Andreas Beck, prof.dr. Jean-Pierre Wils en ik deel.

Dit artikel geeft mijn bijdrage aan die discussie weer. Die is uitdrukke- lijk godsdienstwetenschappelijk van aard. Zij heeft de volgende delen.

Ik ga eerst in op de methodologische consequenties van de cultuurhis- torische conditionering van godsdienstwetenschap en theologie als aca- demische disciplines. Daarna besteed ik kort aandacht aan de toene- mende omvang van hun studievelden en hun steeds toenemende multi- disciplinariteit. Dat loopt uit op [222] de vraag of veel theologie niet gewoon godsdienstwetenschap van het christendom is, dat wil zeggen gedetheologiseerde theologie. Om die vraag te beantwoorden neem ik

_____________

1 Zie Platvoet 1998a, 1998b, 2002

2 Zie Platvoet 1975

(3)

de verhouding van godsdienst en theologie vanuit de godsdienstge- schiedenis onder de loep. Daaruit blijkt dat theologie een ambivalent instrument is dat godsdienst soms versterkt, soms verzwakt en zelfs vernietigt. Theologie noch godsdienstwetenschap zijn echter éénsoor- tig. In de laatste twee paragrafen stel ik hun verscheidenheid en onder- linge dynamiek aan de orde, waarna een korte afsluiting volgt.

Cultuurhistorische conditionering

Methodologisch reken ik godsdienstwetenschap, en trouwens theologie ook, tot cultuurgeschiedenis. Ik zie godsdienstwetenschap dus primair als historische wetenschap. Daarbij benadruk ik de dubbele doelstelling van godsdienstwetenschap. Godsdiensten en hun geschiedenissen die- nen ten eerste zo beschreven te worden dat gelovigen hun eigen gods- dienst in die beschrijving kunnen herkennen.3 Ten tweede dienen gods- diensten te worden gecontextualiseerd. Dat betekent dat godsdiensten niet alleen vanuit het binnenperspectief van de gelovigen accuraat be- schreven dienen te worden, maar ook moeten worden onderzocht als gesitueerd in, en diepgaand meebepaald door de maatschappijgeschie- denissen waarin zij ontstaan, tot bloei komen en vergaan. Dat betekent dat godsdiensten ook vanuit het ‘buitenperspectief’ van een neutrale, seculiere maatschappijgeschiedenis moeten worden onderzocht als cul- tuurhistorische evenementen, en moeten worden beschreven als produc- ten van maatschappijgeschiedenissen.4

Echter, de cultuurwetenschappen, en daaronder de godsdienstweten- schap(pen) en de theologie(ën), zijn zelf evenzeer cultuurhistorische evenementen en producten. Zij zijn even grondig door hun particuliere maatschappijgeschiedenissen geconditioneerd als hun voorwerpen van studie, (de) godsdienst(en). Godsdienstwetenschap bijvoorbeeld is in-

_____________

3 Zonder dat daarmee de waarheidsaanspraken van een godsdienst worden onder- schreven.

4 Voor een ontwerp van een algemene godsdienstgeschiedenis vanuit dit maatschap- pijhistorisch perspectief zie Platvoet 1993.

(4)

grijpend meebepaald door de westers-christelijke maatschappij- en cul- tuurgeschiedenis sinds haar ontstaan rond 1750, en door de mondialise- ringsprocessen die sinds Hendrik de Zeevaarder de westerse maat- schappij-, cultuur- en godsdienstgeschiedenis diepgaand hebben beïn- vloed. Godsdienstwetenschap produceert dus tijd- en plaatsgebonden kennis, geen aan alle subjectiviteit ontstegen ‘zuivere objectiviteit’ die een [223] overal en altijd geldende objectiviteitaanspraak waar zou kunnen maken. De kennis die godsdienstwetenschap voortbrengt is door allerlei buitenwetenschappelijke ontwikkelingen meebepaald, on- der andere door allerlei belangentegenstellingen en machtsstrijd.

Bovendien hebben godsdienstwetenschappers, en alle andere cul- tuurwetenschappers, waaronder theologen, slechts uiterst zwakke mid- delen tot stichting van zo objectief mogelijke kennis tot hun beschik- king vergeleken met sommige andere disciplines. Dat is zo om een viertal redenen. Ten eerste worden godsdiensten bijna uitsluitend on- derzocht met behulp van ‘kwalitatieve’ methoden, dat wil zeggen met methoden waarin de cultuurhistorisch gevormde onderzoekers zelf on- derzoeksinstrument zijn. Ten tweede zijn hun voorwerpen van onder- zoek, zoals godsdiensten, rituelen, symbolen, etc., immens omvangrijk, verscheiden en complex en nooit uitputtend in concepten of definities te vangen.5 Ten derde, geschiedenis is niet herhaalbaar. Theorieën om- trent godsdienst kunnen dus niet door experimenteel onderzoek worden geverifieerd of gefalsificeerd. Tot slot is alle wetenschappelijk kennis voorlopig, dat wil zeggen slechts ‘geldig’ tot zij wordt ‘onderuitge- haald’ en door betere kennis wordt vervangen, of, meer discutabel, in paradigmawisselingen door aanspraak op betere kennis wordt vervan- gen.

Vanwege deze handicaps en omwille van de maatschappelijke op- dracht tot het stichten van zo objectief mogelijke kennis dienen cultuur-

_____________

5 Zie Platvoet & Molendijk 1999, en daarin Platvoet 1999a, 1999b, voor het begrip

‘godsdienst’; en Platvoet 2006 voor het begrip ‘ritueel’.

(5)

wetenschappen daarom dan ook georganiseerd te worden als democrat- ic communities of organised scepticism.6

Omvang van theologie en godsdienstwetenschap

Theologie, als studie van het christendom door christenen, is allang, en de laatste decennia in toenemende mate, een multidisciplinaire weten- schap. Haar voorwerp van onderzoek is altijd al vrij omvangrijk ge- weest. Haar onderzoeksterrein is echter behoorlijk verbreed sinds het christendom in de negentiende en twintigste eeuw door het westers kolonialisme over ongeveer [224] heel de wereld verspreid is geraakt en in vele maatschappelijke contexten is geïncultureerd. Daardoor is het christendom, dat nu ruim twee miljard aanhangers heeft, dus een derde van de mensheid, een zeer verscheiden ‘wereldgodsdienst’ geworden.7 Zijn zwaartepunt is, althans demografisch, al van Noord naar Zuid ver- schoven. Het onderzoeksveld van theologie heeft verder een tijdsdiepte van een 2000 jaar – 3000 als je zijn joodse ‘voorgeschiedenis’, het zo- genaamde ‘Oude Testament’, erbij betrekt. In die twee millennia heeft het christendom een groot aantal ingrijpende transformaties ondergaan.

Godsdienstwetenschap heeft echter een nog veel omvangrijker on- derzoeksveld: alle godsdiensten van de mensheid, van Neanderthaler tot nu. Het oudste ‘document’ tot nu toe is het graf van een homo sapi- ens sapiens meisje van een jaar of tien in een grot in zuidelijk Afrika, dat gedateerd is op 104.000 jaar geleden. En als jongste evenement zou ik een uniek verschijnsel in de godsdienstgeschiedenis willen noemen:

de massale de-religieusisering die zich thans in enkele welvarende sa- menlevingen, waaronder de Nederlandse, aan het voltrekken is.

Godsdienstwetenschap heeft dan ook een nog veel rijker multidiscipli- nair palet dan theologie. De rijkdom aan godsdiensten vraagt niet alleen om een breed scala aan philologisch-historische en cultuurhistorische

_____________

6 Zie Köbben974: 88

7 Vandaar de verschuiving van missiologie naar crosscultural, c.q. interculturele, c.q.

comparatieve theologie.

(6)

disciplines, ieder met belangrijke regionale specialisaties, om aan het binnenperspectief van afzonderlijke varianten van godsdiensten recht te doen. Ook de verwevenheid van al die religieuze ontwikkelingen met hun afzonderlijke maatschappijgeschiedenissen heeft tot een rijkere schakering aan wetenschappelijk onderzoek geleid dan in de academi- sche theologie. Dat onderzoek is tweeledig. Het richt zich enerzijds op de morfologie-geschiedenis van godsdiensten: hoe werden zij door hun maatschappijgeschiedenissen niet alleen gevormd maar ook in hun mo- gelijkheden tot ontplooiing begrensd? Anderzijds onderzoekt GW hoe godsdiensten in samenlevingen hebben gefunctioneerd: welke niet- godsdienstige functies vervulden zij erin naast hun strikt godsdienstige functies?

Theologie als godsdienstwetenschap van het christendom

Kijk je naar wat theologie over de transformaties van het christendom te berde heeft gebracht, dan dringt zich onmiddelijk de vraag op of veel in theologie beoefende multidisciplinariteit niet gewoon godsdienstwe- tenschap van het christendom genoemd zou moeten worden, zoals er godsdienstwetenschap [225] van de islam, van het boeddhisme, van het hindoeïsme, van taoïsme, van het jodendom, van godsdiensten zonder schrift is, en van nieuwe religieuze bewegingen, en van andere gods- diensten is. In de laatste paar decennia was dat in toenemende mate het geval in alle huidige theologieopleidingen in Nederland.8 Bij enkele echter tot op zo grote hoogte dat je de bordjes theologie en godsdienst- wetenschap best zou kunnen verwisselen. Vandaar dat sommige facul- teiten godgeleerdheid recentelijk vrij soepel van gedaante zijn veran- derd en zich nu in toenemende mate of zelfs uitsluitend als instellingen van godsdienstwetenschap profileren.

Die herprofilering begon al in 1988 toen in Groningen theologie en godsdienstwetenschap voor het eerst werden nevengeschikt in de naam

_____________

8 Zie QANU 2006

(7)

Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap. Sinds 2000 heb- ben ingrijpende veranderingen in de relatie van theologieopleidingen met de RK en PKN kerken die gedaantewisseling in een stroomversnel- ling gebracht. In 2006 werd de Faculteit der Theologie van de Radboud Universiteit te Nijmegen met een Faculteit der Religiewetenschappen verdubbeld.9 In 2007 werd de Faculteit Godgeleerdheid van de Univer- siteit Leiden omgedoopt tot Faculteit der Godsdienstwetenschappen.10

Deze transformatie wordt evenzeer zichtbaar in de pijnlijke demo- ties van faculteiten theologie tot afdelingen godsdienstwetenschap in faculteiten geesteswetenschappen. De Faculteit Godgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam, opgeheven in 2002, werd in 2003 ten dele voortgezet in de vorm van twee leerstoelgroepen, Religiestudies en de Geschiedenis van de Hermetische Filosofie, binnen de Afdeling Kunst-, religie- en cultuurwetenschappen van de Faculteit Geesteswetenschap- pen.11 De voormalige RK theologische universiteit TFT (Theologische Faculteit Tilburg) werd weliswaar op 1 Januari 2006 opgenomen in de Universiteit van Tilburg (UvT) als haar Faculteit Theologie, maar werd op 1 Januari 2007 alweer als Departement van Religiestudies en Theo- logie naar de UvT Faculteit Geesteswetenschappen verplaatst.12 De re- den daarvan was dat ook de andere voormalige RK theologische uni- versiteit, de Katholieke Theologische Universiteit (KTU) te Utrecht, in de UvT werd opgenomen, en [226] wel als haar kerkelijk-goedgekeurde Faculteit Katholieke (!) Theologie (FKT).13 De Faculteit der Gods-

_____________

9 Zie http://www.ru.nl/religiewetenschappen/faculteit/even_voorstellen/; en

http://www.ru.nl/theologie/ faculteit/even_voorstellen/. Bijna alle stafleden van de Faculteit Theologie zijn ook aan de Faculteit der Religiewetenschappen benoemd;

zie http://www.ru.nl/theologie/faculteit/wetenschappelijke/, en http://www.ru.nl/religiewetenschappen/faculteit/wetenschappelijke/

(alle geconsulteerd op 19.01.2009)

10 Zie Mare 6 september 2007 op

http://www.mareonline.nl/editie/0607/01/, geconsulteerd op 19.01.2009

11 Zie http://www.hum.uva.nl/organisatie/index.cfm/D36BB89B-9C36-4C02-B7EE- 5A07167C8B7D, geconsulteerd op 16.01.2009

12 Zie o.a. http://www.uvt.nl/faculteiten/fgw/factsheet.html en http://www.uvt.nl/fa- culteiten/fgw/drt/profiel/, geconsulteerd op 17.01.2009.

13 Zie http://www.uvt.nl/faculteiten/fkt/organisatie/profiel-missie/;

(8)

dienstwetenschappen van de Universiteit Leiden is inmiddels ook als Leids Instituut voor Godsdienstwetenschappen in de Faculteit Geestes- wetenschappen opgegaan.14

Ook de Faculteit Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht is sinds 2005 in de Faculteit Geesteswetenschappen ondergebracht maar vooralsnog als departement godgeleerdheid.15 In haar mission statement definieert zij theologie echter als ‘de wetenschappelijke bestudering van religie’. Zij vermeldt verder dat haar staf ‘leden met uiteenlopende levensbeschouwing en van verschillende confessie’ telt met ‘passie voor onafhankelijk onderzoek en onderwijs in de overtuiging dat religie een belangrijke factor is in de samenleving’. Tenslotte refereert zij naar de ‘prominente plaats’ die de bestudering van het christendom in ‘de ei- gen Utrechtse traditie’ heeft, evenals de confrontatie en dialoog met an- dere religieuze en seculiere tradities’, ‘religieuze pluraliteit, kerkelijke verschuivingen, ontzuiling en secularisatie, fundamentalisme en op- bloei van spiritualiteit’.16 In haar omschrijving van theologie laat zij dus theologie met godsdienstwetenschap samenvallen en verhult zij de ei- gen aard van beide.

Onderwijs en onderzoek in godsdienstwetenschap werden in de af- gelopen jaren aan deze faculteit godgeleerdheid vervangen door die in interculturele theologie.17 Sinds haar incorporatie in de faculteit Gees- teswetenschappen zijn vier islamologen aan de staf van het departement godgeleerdheid toegevoegd.18 En de sinds 2004 vacante kernhoogle-

__________________________

en voor haar speciale status en statuten, zie

http://www.uvt.nl/faculteiten/fkt/specialstatutes/, geconsulteerd op 17.02.2009

14 Zie http://www.hum.leidenuniv.nl/godsdienstwetenschappen/organisatie/welkom.- jsp, geconsulteerd op 19.01.2009

15 Cf. http://www2.hum.uu.nl/faculteit/departementen.htm, geconsulteerd op 17.01.- 2009

16 Cf. http://www2.hum.uu.nl/godgeleerdheid/departementgodge/missionstatement/, geconsulteerd op 17.01.2009

17 Zie Platvoet & Van Rinsum 2008: 156-158

18 Cf. http://www2.hum.uu.nl/onderzoek/onderzoekers.htm, geconsulteerd op 17.01.- 2009

(9)

raarspost godsdienstwetenschap werd in juni 2008 weer opengesteld,19 zij het slechts even. Het departement beraadt zich op een nieuwe naam.20

Dit proces van de-theologisering riep forse kerkelijke weerstand op, en leidde in 2005-2006 tot kerkelijk-institutioneel beleid dat beoogt een deel van de academische theologie in Nederland te hertheologiseren.

Dit beleid heeft [227] de relaties tussen gedetheologiseerde en gerethe- ologiseerde theologie hier en daar behoorlijk op scherp gezet. Naast de dood van de duplex ordo in een opmerkelijke stilte, heeft het ook de vergodsdienstwetenschappelijking van de de-theologiserende theologie versneld en versterkt. Om dit proces beter te begrijpen wil ik, als gods- dienstwetenschapper, enkele opmerkingen maken over godsdienst en theologie.

Godsdienst en theologie

Theologie is vaak als fides quaerens intellectum omschreven: ‘[christe- lijk] geloof dat inzicht zoekt.’ In deze betekenis genomen is theologie een beperkte, late, maar kapitale ontwikkeling in de algemene gods- dienstgeschiedenis. Zij is voornamelijk tot het christendom beperkt, van de patres tot Karl Barth en Ratzinger.21 Zij is Glaubenswissen-

_____________

19 E-mailbericht van Dr. F.L. Bakker, dd. 27.06.2008

20 Persoonlijke mededeling van de voorzitter van het departement godgeleerdheid, prof. Marcel Sarot, op 21.04.2008

21 De extrapolatie van christelijke theologie als godsdiensthistorisch verschijnsel naar andere godsdiensten door von Stietencron (1986) en anderen overtuigt mij niet. Waar Von Stietencron c.s. theologie ontwaren, zie ik voornamelijk intellectu- aliserende aanzetten tot proto-theologieën. Theologie speelt mijns inziens buiten het westers christendom geen rol van betekenis in de algemene godsdienstgeschie- denis. Geschoolde gelovigen hebben nergens hun godsdienst zo verwetenschappe- lijkt als christelijke theologen dat hebben gedaan. Ilm-al-kalām, ‘scholastieke the- ologie’, bijvoorbeeld ‘does not hold the leading place in Muslim thought that the- ology does in Christianity’, i.e. is marginaal en zeer omstreden door het felle ver- zet van de Hanbalitische orthodoxie tegen ‘the very principle of the defence of the faith by rational argument’ (Louis Gardet, ‘Ilm al-Kalam’, http://www.muslimphilosophy.com/ei2/kalam.htm, geconsulteerd op 09.02.2009).

(10)

schaft,22 de rationaliserende preoccupatie met geloofsvoorstellingen van een kleine kern van geschoolde (intellectueel-gevormde) christelij- ke gelovigen die de ‘waarheden’ van ‘het’ (hun) geloof systematiseren, van allerlei ‘bijgeloof’ ‘zuiveren’, tot leer ordenen, en onderling over de ‘juiste leer’ strijden. Die leer stelden ze lang voor als de enige, on- omstotelijke waarheid omtrent een gepostuleerde [228] meta-empirie, en als de enige heilsweg. Met die leerstelligheid verwierven ze zich aanzien en macht, kerkelijk zowel als maatschappelijk, en schiepen ze een diepe en polemische tegenstelling in christelijke gemeenschappen tussen hun leer en de devoties van de gewone gelovigen. Hún geloof veroordeelden en bestreden ze vaak als bijgeloof, superstitie, magie, af- goderij, idolatrie, of syncretisme. In troebele tijden vervolgden ze die als hekserij en duivelse toverij zelfs tot op de brandstapel.

Vanwege de maatgevende rol die christelijk geloof gewoonlijk in de theologie-beoefening heeft gespeeld,23 is theologie op de universiteit geen gewone, neutrale, seculiere wetenschap die slechts zo objectief mogelijk kennis zoekt. Theologie is dubbelspel. Zij wordt enerzijds ge-

__________________________

Misjna en talmoed vervullen in het jodendom evenmin de rol die theologie in het christendom heeft. Goldammer geeft het toe: ‘Wo dieses Element [...] der Bildung rationaler wissenschaftlicher Denksysteme fehlt, ist es nicht angebracht, von Theologie zu sprechen’. Dat is bijvoorbeeld ook niet het geval in de Oud-Egyp- tische, Oud-Griekse en Romeinse godsdiensten, en evenmin in de Indische gods- dienstgeschiedenis. En hij erkent dat wetenschap in de godsdienstgeschiedenis nergens anders zo diep en breed op een godsdienst heeft ingewerkt als zij dat sinds de Verlichting door de theologie op het christendom heeft gedaan, ook als die we- tenschap religieus-indifferent of antigodsdienstig was (Goldammer 1986: 27, 33, 34-35, 38-42). Zie verder Assman over het onkritisch gebruik van ‘theologie’ door egyptologen. Pas toen de Oud-Egyptische godsdienst door concurrentie van bui- tenaf met de ondergang werd bedreigd, kwam volgens Assman ‘ten dele’ een ‘ex- pliciet theologische’ systematisering van geloofsvoorstellingen op gang waarin de

‘ene God’ buiten, boven en tegenover het traditionele veelgodendom werd geplaatst in plaats van erbinnen (Assman 1986: 46-53, 56). Zie ook noot 25.

22 Goldammer 1986: 32.

23 Zie von Stietencron (1986: 13) over theologie als ‘immer religionsimmanent’. Dat theologie van ‘vorgegebenen Glaubenssätzen’ uitgaat is volgens hem zelfs een

‘zwingende Voraussetzung’.

(11)

normeerd door geloof in een gepostuleerde meta-empirie, in iets dat buiten iedere mogelijkheid tot verificatie en falsificatie ligt, en dus bui- ten de werkelijkheid die voorwerp van empirisch-wetenschappelijk on- derzoek kan zijn. Anderzijds kent ze een lange traditie van redelijke, systematiserende, verhelderende doordenking van het geheel van de ge- loofsvoorstellingen van een gelovige gemeenschap omtrent die meta- empirie en haar veronderstelde relatie tot de waarneembare werkelijk- heid, onder andere om de ‘waarheid’ ervan te vestigen of te bevestigen.

Daartoe heeft zij zich alle vormen van scholing, doordenking en weten- schap toegeëigend die haar verhelderend, systematiserend, onderzoe- kend karakter konden versterken. Eveneens rekende zij het tot haar taak toekomstige bedienaren van de christelijke gemeenschappen daarin te vormen.

Daartoe was gedurende vele eeuwen bijna uitsluitend de (scholastie- ke) wijsbegeerte beschikbaar. Door dat verbond met wijsbegeerte werd theologie scherpzinnig en voor het oog sluitend beoefend. Dat gaf theo- logie groot aanzien en een centrale, onomstreden plaats aan de middel- eeuwse en vroeg-moderne universiteiten. Vooral sinds de opkomst van de bijbelkritiek heeft zich in de academische theologie echter een steeds uitdijend proces ingezet zowel van confrontatie met, als incorporatie van, de seculiere wetenschapsbeoefening zoals die aan moderne univer- siteiten wordt beoefend. Beide, confrontatie en incorporatie, hebben er- toe bijgedragen dat theologie zijn plek op veel moderne universiteiten – zij het niet overal – kon behouden ondanks zijn dubieus wetenschapssta- tuut. En hier in Nederland is die plek veilig zolang het CDA het centrum van het politieke bestel in handen weet te houden.

[229] Voorstanders van een her-theologisering van de theologie zouden er mijns inziens op kunnen wijzen dat theologie met die sterk toegenomen multidisciplinarisering het paard van Troje heeft binnenge- haald. Op het eerste gezicht lijken ze daar gelijk in te hebben. De secu- liere wetenschap kan weliswaar de aanspraak op waarheid van een reli- gieuze voorstelling nooit dwingend als vals (of als waar) vaststellen juist omdat zij een claim omtrent de meta-empirie is. Wanneer weten-

(12)

schap echter in grote hoeveelheden in de theologie wordt geïncorpo- reerd, heeft zij cumulatief wel grote gevolgen, vooral psychologische, voor de plausibiliteit van traditionele geloofsvoorstellingen. De multi- disciplinaire academische theologie is daarom niet enkel een passief voorwerp van de huidige secularisering van Nederland. Zij heeft er ac- tief aan bijgedragen door haar gretige openheid jegens iedere relevante vorm van seculiere wetenschap. In de tweede helft van de twintigste eeuw heeft academische theologie daardoor de atrofiëring van gods- dienst die we nu overal in Nederland waarnemen flink bevorderd.

Toch ligt mijns inziens de root cause van de de-plausibilisering van godsdienst dieper, namelijk in de theologie zelf als fides quaerens intel- lectum. Gereconfessionaliseerde theologie zal zich daarom wel tijdelijk maar niet permanent kunnen behoeden voor de paradox van de geloofs- ondermijnende werking van theologie.24 ‘Geloof’, zo werd mij eind ja- ren vijftig in mijn RK theologiestudie bijgebracht, is eerder credere cui dan credere quid, eerder zich ‘aan iemand toevertrouwen’ dan ‘iets voor waar houden’. Ik vond dat curieus, want theologie, zoals ik die toen kreeg onderwezen, ging uitsluitend over geloofsleer en nergens over geloofsovergave, devotie, vertrouwen. Kijk ik nu, vijftig jaar later, als godsdienstwetenschapper, naar wat theologie in de geschiedenis van de godsdiensten uitricht, en vooral aanricht, dan zie ik dat het theolo- gisch doordenken van een gegeven stelsel van geloofsvoorstellingen, zoals dat in het christendom heeft plaatsgevonden, dat geloof progres- sief uitdunt. Theologie – en ook prototheologie blijkt dat al heel effec- tief te doen25 – ruimt de bovennatuurlijke zolder, de meta-empirie,

_____________

24 Zie ook Platvoet 1975: 19-20

25 Zie bijvoorbeeld Assman (1986: 61) over de werking van theologie in de Oud- Egyptische godsdienst: ‘In der ersten Phase des theologischen Prozesses beginnen die anderen Götter zu verblassen’. In de tweede – die van Echnaton – werden ze radicaal afgeschaft. Waarna ze in de derde fase in de ‘drie-eenheid’ (Amun/Re/- Ptah) van de ene, verborgen, onkenbare en onuitspreekbare rijks- en algod werden opgenomen: ‘die vielen Götter sinds nichts als die innerweltlichen Manifestation des verborgenen Einen’ (Assman 1986: 65) Waarmee de tegenstellingen tussen pan-, poly- en monotheïsme waren opgeheven (Assman 1986: 65, 69). Zie ook

(13)

grondig op, blijkt [230] uit een vergelijking van godsdiensten met en zonder (proto-)theologie.26 Uiteindelijk zo grondig dat een lege zolder, een negatieve theologie, een vaag ietsisme overblijft, of een ‘zwart gat’

in het denken, dat dan maar wordt omgedoopt van onbegrijpelijke ab- surditeit tot een alle begrip overstijgend Mysterie.27

Theologie, lang het middel van gelovige intellectuelen zowel om zelf gelovig te blijven als tot vorming, aanzien en macht, lijkt in zijn uitwerking thans eerder een nadeel dan een voordeel voor godsdienst.

Godsdiensten zonder theologie lijken betere toekomstpapieren te heb- ben dan die met theologie. In godsdiensten zonder theologie wordt de vraag of hun eigen geloofsvoorstellingen waar zijn niet eens gesteld,28 en evenmin of die van andere godsdiensten onwaar zijn. In hen behoort de gepostuleerde meta-empirie als vanzelfsprekend tot de (ondeelbare) werkelijkheid. Die onzichtbare wereld wordt geacht niet slechts vanuit het bovenzintuigelijke in de empirie werkzaam te zijn, maar zich daarin ook ‘lijflijk’ te manifesteren, bijvoorbeeld door gelovigen ‘in bezit te nemen’. Men gelooft dus dat de meta-empirie in de empirie voor om- gang beschikbaar is; dat zij daarin tastbare vorm aanneemt zodat men

__________________________

Gladigow (1986: 71-72, 74), over de ‘massieve godsdienstkritiek’ van Xenopha- nes en andere voorsocratici. Bernhard Lang (1986: 89) vat de omvorming van de polytheïsche godsdienst van Israel met profeten tot het monotheïstische vroege jodendom met ‘schrijvers’ in één zin samen: ‘An der Stelle der vielen Götter und der vielen Propheten treten der eine Gott und das eine Buch’. Hij omschrijft dat monotheïsme nader als een orthodoxie die dwingend werd opgelegd op grond van

‘openbaring’ die door canonisering werd vastgelegd en afgegrendeld, met strenge geloofs- en zedencontrole, en bewaking van de grenzen van de geloofsgroep, en met de intellectuele rituelen van het voorlezen uit, het uitleggen van, en het preken over dat ‘ene boek’ (Lang 1986: 100, 106, 112, 113-114). Over de maatschappelijke condities, endogeen en exogeen, waaronder prototheologiën opkomen, zie Kehrer, 1986: 2004e.v.

26 Die laatste zijn veruit in de meerderheid en kenmerkend voor het langste deel van de godsdienstgeschiedenis.

27 Zoals Jan van Baal (1972: 118-133, vooral 123-126) deed. Hij herhaalde zijn op- roep tot een gelovige godsdienstwetenschap in van Baal 1985, 1990, 1993. Zie mijn bespreking in Platvoet 1991. Zie Platvoet 1991: 92-94 voor mijn bespreking van van Baals oproep.

28 Zie ook Goldammer 1986: 37

(14)

het onzienlijke kan ervaren;29 kortom, dat het zich daarin incarneert.

Kenmerkend zijn dan de verering van de iconostase in het [231] oos- ters-orthodoxe christendom; darshan, het in vervoering aanschouwen van hindoe godenbeelden; glossolalie en duivelsuitdrijving in extatisch christendom, maar evenzeer Lourdeswater in de katholieke volksdevo- tie, het instralen door Jomanda, alle (nu evaporerende) christelijke sa- cramentaliteit, en de kernvoorstelling van het christendom, de mens- wording van ‘de Gezalfde’; en in de islam, de nederzending van al-ki- tab, ‘het boek’. In een van theologie en leerstelligheid doordrenkt chris- tendom wordt de meta-empirie echter steeds verder uit de empirie ver- bannen, worden beide door een steeds dikker natuurwetenschappelijk plafond gescheiden, en wordt communicatie en communie tussen beide steeds ieler. Er ontstaat ‘Religion ohne Kult’.30 In godsdienstwijsbe- geerte en godsdienstwetenschap maakt godsdienst als omgang dan plaats voor godsdienst als zingeving en kosmologisch kader.31

Soorten theologie

In verband met het thema, de relaties tussen theologie en godsdienstwe- tenschap, is het nodig aan te stippen dat geen van beide eenduidige be- grippen zijn. Als we ons tot de Nederlandse academische theologie be- perken, dan is die in minstens twee opzichten meervoudig: confessio- neel, naar de kerkelijke denominaties en modaliteiten die de theologi- sche opleidingen bedienen; en intern, naar de theologische disciplines.

Wat die confessionele meervoudigheid betreft is het relevant er op te wijzen dat vrijzinnige theologie altijd zeer gastvrij is geweest voor godsdienstwetenschap, intensief van godsdienstwetenschap gebruik

_____________

29 Zie Platvoet 2004

30 Zie Cancik 1986: 236

31 Meer technisch geformuleerd: definities van ‘godsdienst’ als onderzoeksperspec- tieven verschuiven dan van ‘godsdienst’ als ‘communication, communion and commerce with spiritual beings’ (zoals geïmpliceerd in E.B. Tylor’s minimum def- inition of religion as belief in spiritual beings), naar ‘godsdienst’ als ‘orientation, cosmology, a general order of existence, ultimate meaning’ en ‘ultimate concern’

van o.a. Clifford Geertz en Paul Tillich.

(15)

heeft gemaakt, en zelf zoveel godsdienstwetenschap heeft voortge- bracht dat vrijzinnige theologie en godsdienstwetenschap elkaar in hoge mate dekken. Vrijzinnigheid is dan ook een gelovige revolutie in het christendom, want het betekent niets meer en niets minder dan dat de traditionele orthodoxe aanspraak op heilsuniciteit is opgegeven. Andere godsdiensten worden in principe aan het christendom gelijkwaardig ge- acht. Al naargelang echter een opleiding meer orthodox is en de claim op heilsuniciteit handhaaft, wordt haar relatie met godsdienstweten- schap problematischer. In een theologieopleiding waarin die claim vol- uit overeind wordt gehouden is geen ruimte voor onderwijs in gods- dienstwetenschap en wordt niet aan [232] godsdienstwetenschap bijge- dragen. Er is dus een hele scala aan betrekkingen tussen theologie en godsdienstwetenschap. Door de tijd heen verschuiven die in het alge- meen naar meer vrijzinnigheid en openheid voor (godsdienst)weten- schap.32 Maar in reactie daarop vaak ook naar meer, soms polemisch- felle orthodoxie33 en minder of geen ontvankelijkheid voor godsdienst- wetenschap.

Wat die disciplinaire meervoudigheid betreft: de relatie van een the- ologische discipline met godsdienstwetenschap is intiemer naarmate een discipline minder de strikte kerkleer tot voorwerp heeft en meer buitentheologische disciplines in haar onderzoek en onderwijs betrekt.

Die relatie varieert natuurlijk ook met de confessionele signatuur van een theologieopleiding. Maar over het algemeen zijn de historisch-fi- lologische vakken en de pastorale en sociaal-wetenschappelijke vakken veel godsdienstwetenschappelijker, neutraler en seculierer van aard dan

_____________

32 Zoals aan de VU plaats vond, van Abraham Kuyper en Herman Bavinck tot Johan H. Bavinck en D.C. Mulder (zie Platvoet 2002: 93-99, 116-117, 130n202); en nu bij Cees Dekker die Intelligent Design voorbij is en Andries Knevel die het creatio- nisme vaarwel zegt, tot verontwaardiging van veel EO-ers (zie http://nl.wiki- pedia.org/wiki/Cees_Dekker, geconsulteerd op 6.02.2009; Drost 2009: 27)

33 Zoals die van de Priesterbroederschap St. Pius X en bisschop Jo Gijsen op Vaticanum II. (zie: http://www.stpiusx.nl/index.php?id=32;

http://nl.wikipedia.org/wiki/Joannes_Matthijs_Gijsen, beide geconsulteerd op 11.02.09)

(16)

de dogmatiek en andere systematisch-theologische vakken waaronder (christelijke) godsdienstwijsbegeerte.34 Godsdienstwetenschap komt dus ‘van buitenaf’, vanuit de perifere, jongere disciplines, de theologie binnen. En een theologische opleiding omarmt godsdienstwetenschap pas ten volle als ook de systematische theologie en de godsdienstwijs- begeerte de gelijkwaardigheid van godsdiensten erkennen door een the- ologia religionum te ontwikkelen die andere godsdiensten ook als heils- wegen erkent, en daarom de godsdienstgeschiedenis in hun reflectie over hun kerkelijke leer betrekken.

Soorten godsdienstwetenschap

Zoals theologie pluriform is, zo is ook godsdienstwetenschap pluri- form, naar voorwerp van onderzoek, naar methode van onderzoek, en naar ‘confessie’, dat wil zeggen naar kosmologie en ideologie.

Er is een enorme verscheidenheid naar voorwerp van onderzoek:

welke godsdienst of soort godsdiensten men bestudeert, en in welk deel van de wereld. Zowel de godsdienstgeschiedenis als de godsdienstan- tropologie [233] bestaan daardoor uit een breed scala aan afzonderlijke disciplines en subdisciplines. Er is verder verscheidenheid van metho- de: philologisch-historisch, sociologisch, psychologisch (beide zo goed als uitsluitend met betrekking tot het kerkelijk christendom in westerse samenlevingen ontwikkeld), etnografisch, antropologisch (met een groot scala aan subdisciplines zoals historische, linguïstische, medi- sche, politieke, neurobiologische, etc. antropologie), geografisch, politi- cologisch, economisch, etc., en vergelijkend.

Die laatste, de vergelijkende godsdienstwetenschap, differentieert zich in de algemene godsdienstgeschiedenis, van Neanderthaler tot nu, die de gehele godsdienstgeschiedenis van de mensheid in kaart probeert te brengen; en een veelheid van deeldisciplines naargelang het ‘ver-

_____________

34 Dat laatste is curieus, omdat er aanvankelijk (1876-1920), althans in de duplex or- do theologie aan de openbare universiteiten, veelal een leerstoelverbinding tussen godsdienstwijsbegeerte en godsdienstwetenschap bestond.

(17)

schijnsel’ dat men onderzoekt, zoals voorstellingen omtrent de gepos- tuleerde meta-empirie, of vormen van rituele praxis, of van religieuze organisatie, of van religieuze ervaring.35

Tot slot is er een verscheidenheid van godsdienstwetenschap naar de achterliggende wereldbeschouwing, dat wil zeggen naar het buiten- wetenschappelijk paradigma waarin en de ideologie waarom gods- dienstwetenschap wordt beoefend. Ik onderscheid er, in chronologische volgorde, drie.36

De oudste37 is de ongelovige godsdienstwetenschap die een positi- vistisch, ééndelig wereldbeeld huldigt, waarin het axioma heerst dat uit- sluitend de empirie bestaat. Zij is soms militant-atheïstisch en wordt dan bedreven om ‘wetenschappelijk’ vast te stellen, c.q. ‘onomstotelijk te bewijzen’ dat alle godsdienst irrationeel bijgeloof, superstitie en ma- gie is. In dat geval wordt die godsdienstwetenschap terecht verweten dat zij reductionistisch van aard is.

De tweede is de gelovige godsdienstwetenschap die een meerdelige kosmologie huldigt door onzichtbare werelden van spirituele aard naast de zichtbare te postuleren. Zij wordt soms polemisch-gelovig (‘religio- nistisch’) beoefend ‘to deflect atheism’s arrows’.38

De derde en jongste is de ‘methodologisch-agnostische’ godsdienst- wetenschap die geen positie inneemt in de strijd of er wel of geen meta- empirie bestaat, omdat de onzichtbare werelden die godsdiensten postu- leren, zo ze [234] bestaan, niet wetenschappelijk onderzocht kunnen worden. Daarom dienen godsdienstwetenschappers zich op deze metho- dologische grond van iedere bevestiging en bestrijding van de werke- lijkheids-, waarheids- en werkzaamheidsclaims van godsdiensten te

_____________

35 De klassieke godsdienstfenomenologie probeerde van al die ‘verschijnselen’ een systematisch overzicht te geven.

36 Zie Platvoet (1990: 183-187) over ‘cosmologies, ideologies and the study of religion’.

37 Men kan haar beginpunt bij David Hume’s The Natural History of Religion (1756) leggen, maar dient wel te bedenken dat de militante varianten van latere datum zijn.

38 Zie Platvoet forthcoming

(18)

onthouden. Zij dienen godsdiensten uitsluitend te onderzoeken als eve- nementen in de cultuurgeschiedenis van de mensheid. Voor de agnosti- sche godsdienstwetenschap bestaan godsdiensten uitsluitend uit ge- loofsvoorstellingen, en niet uit geloofswaarheden, en worden ze onder- zocht als veronderstelde omgang met een gepostuleerde meta-empirie, en niet als werkelijke communicatie daarmee. Godsdiensten dienen te worden beschreven zonder de boundary hopping van theologen die me- ta-empirie als vanzelfsprekend in de empirie insluiten. Geloofsaffirma- ties dienen uit de godsdienstwetenschap te worden gebannen, zowel po- sitieve waar het de eigen godsdienst betreft, als negatieve waar het om andere godsdiensten gaat. Het in de theologie gangbare begrippenappa- raat en taalgebruik dient te worden geëmpiriseerd: in plaats van bij- voorbeeld ‘de Kerk’, die tijd en plaats zou overstijgen, dient men steeds van ‘kerken’ (PKN, RK, HNH, Vrijgemaakt-Gereformeerd, Christelijk- Gerformeerd, etc.) in hun historische particulariteiten te spreken.

Of een bepaald soort godsdienstwetenschappelijke kennis in acade- mische, ‘gedetheologiseerde’ theologie thuis is of in confessionele, ge- retheologiseerde theologie geïncorporeerd kan worden, hangt dus niet alleen af van welke godsdienst met behulp van welke methode wordt bestudeerd, maar ook in welk paradigma, met welke kosmologie en ide- ologie godsdiensten worden onderzocht. De onverzoenlijke polemiek tussen de positivistische en religionistische godsdienstwetenschap, die de godsdienstwetenschap tot 1960 beheerste, is in het methodologisch- agnostische paradigma overstegen. Daarin wordt geen enkel soort gods- dienstwetenschap op polemische gronden verworpen en verbannen. Al- le godsdienstwetenschap dient kritisch te worden onderzocht, ook op haar achterliggende kosmologie en ideologie, om na te gaan welk effect die hebben op haar doelstellingen, onderzoek, datavergaring, theorie- en hypothesevorming, bewijsvoering en voorgestelde conclusies. Op grond daarvan worden van ieder soort godsdienstwetenschap de ver- diensten en tekortkomingen vastgesteld. En gezien de slechte pers die

‘reductionistische godsdienstwetenschap’ lang op theologische oplei-

(19)

gelovige godsdienstwetenschap een geweldige bijdrage aan onze we- tenschappelijke kennis omtrent godsdienst en godsdiensten heeft gele- verd.

Juist omdat in het methodologisch-agnostisch paradigma ieders per- soonlijke levensbeschouwing – gelovig, agnostisch, of ongelovig – uit de beoefening van de godsdienstwetenschap wordt gebannen, kan iede- re godsdienstwetenschapper [235] met en binnen dit paradigma werken.

Misschien is dat de reden dat deze benadering in de laatste vier decennia in Nederland in de godsdienstwetenschap het heersende – maar niet het enige – paradigma geworden is.39

Echter, de kennis die de agnostische benadering produceert, is een neutrale, seculiere godsdienstwetenschap die alle godsdiensten en alle geloof ex aequo, als volkomen gelijkwaardig behandelt. Zij kent het christendom geen privileges toe, maar onderwerpt het aan precies de- zelfde soorten onderzoek als die waaraan zij ieder ander godsdienstig geloof onderwerpt. Daarmee produceert de methodologisch-agnostische godsdienstwetenschap kennis van godsdiensten die dichter bij die van de positivistische godsdienstwetenschap staat dan bij die van de religio- nistische godsdienstwetenschap. Confessionele theologie van meer or- thodoxe snit, en hertheologiserende theologie hebben daar duidelijk moeite mee, en zullen uitwijken naar religionistische godsdienstweten- schap voor zover ze godsdienstwetenschap in hun opleiding willen toe- laten.

Conclusie

Er zijn soorten theologie en soorten godsdienstwetenschap, en er is dy- namiek in hun wederzijdse verhouding. In mijn theologieopleiding in de jaren vijftig werden noch godsdienstwetenschap noch missiologie gedoceerd, hoewel ik tot missionaris werd opgeleid. Bij de Sociëteit

_____________

39 Er is ook gelovige godsdienstwetenschap. Er is nauwelijks militant-atheïstische godsdienstwetenschap.

(20)

voor Afrikaanse Missieën werd het gangbare standaard-model van een RK priesteropleiding van vóór 1950 gevolgd en bestond geen behoefte om voorop te lopen in academische vorming. Toch kwam ook daar, on- gemerkt, godsdienstwetenschap binnen, want ik werd gevormd in de aanloop naar Vaticanum II, op de breuklijn van neothomistische wijs- begeerte, die in het Latijn werd gedoceerd en getentamineerd, en Leu- vense en andere ‘moderniteit’. En in de exegese die mij werd onderwe- zen werd stiekem Humani Generis ontdoken. En dat was vóór de zuilen begonnen in te storten.

Het is voor een hedendaagse theologieopleiding met een acade- misch karakter en volledige overheidsfinanciering niet goed meer mo- gelijk het zonder godsdienstwetenschap te stellen, ook niet als zij re- confessionaliseert. Zij kiest er dan voor die te ‘religioniseren’. Dat is haar goed recht. Maar zij zou ook als Jacob kunnen worstelen met de methodologisch-agnostische godsdienstwetenschap en haar neutraliteit en hardere seculariteit. In ieder geval draagt de recente reconfessionali- sering van een deel van de Nederlandse academische [236] theologie er toe bij dat nogal wat theologie nu versneld wordt omgevormd tot gods- dienstwetenschap. Of zij die gedaantewisseling zal overleven hangt niet af van die theologie, c.q. godsdienstwetenschap, noch van de kerken die hun theologieopleidingen reconfessionaliseren, maar van bredere ont- wikkelingen in de seculariserende Nederlandse samenleving.

Bibliografie

Assman, Jan, 1986, ‘Arbeit am Polytheismus: Die Idee der Einheit Got- tes und die Entfaltung des theologischen Diskurses in Ägypten’, in von Stietencron 1986: 46-69

Baal, Jan van, 1972, De boodschap der drie illusies: Overdenkingen over religie, kunst en spel. Assen: van Gorcum

Baal, Jan van, 1985, Boodschap uit de stilte: een herschikking van be- richten over Jezus naar antropologische methode. Baarn: Ten Have Baal, Jan van, 1990, Mysterie als openbaring. Utrecht: ISOR

Baal, Jan van, 1991, Boodschap uit de stilte/Mysterie als openbaring.

Baarn: Ten Have

(21)

Cancik, Hubert, 1986, ‘Die Götter Griechenlands 1929: Walter F. Otto als Religionswissenschaftler und Theologe am Ende der Weimarer Republik I’, in von Stietencron 1986: 214-238

Drost, Lodewijk, 2009, ‘EO baalt en neemt afstand van tv-actie Andries Knevel’, in Trouw, De Verdieping, vrijdag 6 februari 2009: 27 Gladigow, Burkhard, 1986, ‘Mythologie und Theologie: Aussagestufen

im griechischen Mythos’, in von Stietencron 1986: 70-88

Goldammer, Kurt, 1986, ‘Gottes Wort und Wort von Gott: Von Wer- den der Theologien’, in von Stietencron 1986: 25-45

Kehrer, ‘Günter, 1986, ‛Theologien und Religiösen Organisationen’, in von Stietencron 1986: 199-213

Köbben, André, 1974, ‘Sociale wetenschappen en ethiek’, in Th. de Boer & A.J.F. Köbben (red.) 1974, Waarden en wetenschap: Pole- mische opstellen over de plaats van waarde-oordelen in de sociale wetenschappen. Bilthoven: Ambo, 1974, 86-104

Kreinath, Jens, Jan Snoek & Michael Stausberg (eds.) 2006, Theorising Rituals: Issues, Topics, Approaches, Concepts. Leiden: Brill

Lang, Bernhard, 1986, ‘Vom Propheten zum Schriftgelehrten: Charis- matische Autorität im Frühjudentum’, in von Stietencron 1986: 89- 114)

Platvoet, Jan G., 1975, ‘Empirie en theologie: water en vuur?’, in Areo- pagus; Blad van de theologische fakulteit Utrecht 8, 1+2 (April 1975): 16-21

Platvoet, Jan G., 1990, ‘The Definers Defined. Traditions in the Defini- tion of Religion’, in Method & Theory in the Study of Religion 2, 2:

180-212

Platvoet, Jan G., 1991, bespreking van Van Baal 1991, in Antropologi- sche Verkenningen 10, 3: 92-94.

Platvoet, Jan G., 1993, ‘De wraak van de “primitieven”: Godsdienstge- schiedenis van Neanderthaler tot New Age’, in Nederlands Theolo- gisch Tijdschrift 47, 3: 227-243

Platvoet, Jan G., 1998a, ‘Close Harmonies: Science of Religion in Dutch Duplex Ordo Theology, 1860-1960’, in Numen 44, 2: 115- 162

Platvoet, Jan G., 1998b, ‘From Consonance to Autonomy: Science of Religion in the Netherlands, 1948-1996’, in Method & Theory in the Study of Religions 10, 4: 334-351

(22)

Platvoet, Jan G., 1999a, ‘To Define or Not to Define: The Problem of the Definition of Religion’, in Platvoet & Molendijk 1999: 245-265 Platvoet, Jan G., 1999b, ‘Contexts, Concepts & Contests; Towards a

Pragmatics of Defining Religion’, in Platvoet & Molendijk 1999:

463-515

Platvoet, Jan G., 2002, ‘Pillars, Pluralism & Secularisation: A Social History of Dutch Sciences of Religions’, in Wiegers 2002: 82-148 Platvoet, Jan G., 2004, ‘Does God Have a Body?: On the Materiality of

Akan Spirituality’, in Monika Schrimpf, Katja Triplett & Christoph Kleine (red.) 2004, Unterwegs: Neue Pfade in der Religionswissen- schaft. Festschrift für Michael Pye zum 65. Geburtstag/New Paths in the Study of Religions. Festschrift in Honour of Michael Pye on his 65th Birthday. München: Biblio,175-195

Platvoet, Jan G., 2006, ‘Rituals: Religious & Secular’, in Kreinath, Snoek & Stausberg 2006: 161-205

Platvoet, Jan G., forthcoming, ‘Deflecting Atheism’s Arrows. Is Philos- ophy of Religion Part of “Science of Religions”?’

Platvoet, Jan G., & Arie L. Molendijk (eds.) 1999, The Pragmatics of Defining Religion: Contexts, Concepts & Contests. Leiden: Brill Platvoet, Jan G., & Henk J. van Rinsum 2008, ‘Is Africa Incurably Re-

ligious?, III: A Reply to a Rhetorical Response’, in Exchange 37, 2 (2008): 156-173

QANU 2006, Onderwijsvisitatie Godgeleerdheid [2004-2005]. Utrecht:

QANU

Stietencron, Heinrich von, 1986, ‘Gedanken zur Theologie’, in von Stietencron 1986: 9-24

Stietencron, Heinrich von (red.) 1986, Theologen und Theologien in verschiedenen Kulturkreisen. Düsseldorf: Patmos Verlag

Wiegers, G.A. (ed. in association with J.G. Platvoet) 2002 Modern So- cieties & the Science of Religions: Studies in Honour of Lammert Leertouwer. Leiden: Brill

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De curatoren zochten een manier om deze asymmetrie van de zichtbaarheid in de politiek van de herinnering aan de kaak te stellen zonder ‘de discussie over het kolonialisme

Het gaat om het gevaar van de leer die zegt dat de aspirant gelovige voor geloof enkel moet bidden, in plaats van gewoon te geloven in het kader van zijn eigen

De banksentvanger of schatbeurder zorgde voor het ophalen van zowel de algemene als de banksbelasting van de [hoofd]bank.. banksbelasting bleef in bezit van de schat-

De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God. Er staat namelijk geschreven: “Ik zal de wijsheid van de

Ook aan de andere kant, waar wetenschap wordt opgepikt door holistische zoekers, valt niet te verwachten dat een filosofisch gezien kritische, nuchtere, dialoog van theolo- gie

Methodisch gezien ligt het zwaartepunt van het boek bij het tweede hoofdstuk, dat de ontluikende dialoog tussen christenen en moslims in Utrecht en Nijmegen

(Publicaties Van De Raad Voor De Geesteswetenschappen, Nr. 8.) Koninklijke Nederlandse Akademie Van Wetenschappen, 75-92.. Retrieved

17. Dat kan uiteraard gebeuren op basis van verschillende levensbeschouwelijke tradities. 16) noemt de Universiteit voor Humanistiek, Reliëf en het Prof. Lindeboom Instituut