• No results found

Multatuli, Verzamelde werken. Deel 1 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Multatuli, Verzamelde werken. Deel 1 · dbnl"

Copied!
381
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

verzamelthe werken Van

;cofd

iolitl ecn-n~ -

(2)
(3)
(4)

VERZAMELDE WERKEN

VAN

M U L T A T U L I

GLRMOND-BDITIZ

(5)
(6)

VERZAMELDE WERKEN

TAX

MULTATULI

NAAR TYDSORDE GERANGSCHIKTE UITGAVE BEZORGD DOOR ZYNE WEDUWE.

GARMOND-EDITIE

I

MAX HAVELAAR

OF D&

lOFFIVEILINGEN DER NEDERANDSCHE HANDEI,MAATSCBAPPY

VOORAFGEOAAN DOOR

STUDI1 N OVER MULTATULI

DOOR

Mr . C . VOSMAER

Ode DRUK

AMSTERDAM

UITG}EVERS-MAATSCHAPPY „ELSEVIER"

1916 .

(7)

Druk van H. J. VAN as Germs & Co., Zalt-Bommel .

(8)

STUDIEN OVER MULTATULI.

(9)
(10)

Do heer VostsAns sohreef daze Studign in 1874. Ze zullen ongetwyfeld velen dieMULT&TUnt'swerken waardeeren, welkom zijn, daar zy one menigmaal inzioht geven in hot hoe en waarom van one sohoonvinden, en do reden van ons eigen gevoeL

1k was er getuige van hoe het versohynen van (lit werkje, even ale de geheele verhouding van den heer VosMsas, MUr .-

TATvrs verheugde. Zyn nagedaohtenis blyve den vrienden van

MULTATura in eerende herinnering!

By een herdruk in '84 sohreof de hem VosMASa eon voor- woord. Allereerst zeide by daarin dat de verloopen jaren pen verandering hadden gebracht in zyn hart, ten aanzien van zyn vriend en diens werk . Daarna spreekt by van wat er gewyzigd is in de verhouding van MULTATULI tot zyn land. Er is in die regels eon optimisme dat ik niet deelen kan ; doch thane alleen eene opmerking.

Do heer Vosstsss zegt : „Al aanstonds geven do eerste regels ,,der volgende studien aanleiding om op to merken, dat V o r-

"s t e n s o h o o l op het tooneel word gebraoht, dat vale laden ,,van hot Rotterdamsoh gezelsohap dit met liefde en talent deden, ,,en dat er alzoo eene overwinning ward behaald ."

Ja, Vorstenschool word opgovoerd, en wel z66 dat de sohryver, in 't voorberioht voor den vyfden druk van dit work, den di- reoteuren van hat gezelsohap openlyk dank zegde zoowel voor hat opvoeren van zyn drama, ale voor do wyze waarop zy die task volbrachten. Maar rinds warden die opvoeringen gestaakt en er kwam goon reprise . Do oningewyden wisten niet waaraan

(11)

dit too to sohryven. Evenwel er zyn er ook die weten dat do Koninklyke Vereeniging ,Het Nederlandsoh Tooneel" san zyn schouwburgen het opvoeren van Vorstensohool verboden heeft ; en ziedaar de reden, waarpm, nadat de sohouwburg to Rotterdam van de directie La QRAs, vex Zvrtmc Ex Hesrsrs san het NederL Tooneel was overgegaan, ook in die stad het drama van hat repertoire ward geschrapt.

Al sohynt dit ongelooflyk, ik ben zeker van wat ik aohryf, en kan er aan toevoegen dat nu Rotterdam met, het Neder- landsch Tooneel nets meer to maken heeft, een reprise van Vorstensohool kan verwaoht worden .

Ook Vos xa die Vorstenachool zoo hoog stelde, zal zulk eene behandeling van dit drama niet vermoed hebben van een Vereeniging die zioh had opgeworpen tot besohaving van one national tooneeL

lL DOUWES DEE$EL AMSTERDAM,

SCRBPRL

(12)

STUDIEN OVER MULTATULI'S WERKEN .

L

Waarom is Multatuli's V o r s t e n a c h o 01 niet op het too- neel gebracht?

Men glimlacht en mompelt van zekere scene .

Ten onrechte, want de strekking is algemeen en niet zoo be- paald als eene engere opvatting ze heeft willen maken .

Is dat ook de care reden wel? Ik betwijfel het stark . Ala dhAr het bezwaar lag, het stuk zou voor de opvoering wel zoo to bewer- ken zijn, dat can de moeilijkheid to gemoet gekomen ward .

Enkele alleenspraken zouden to lang zijn, zeggen er . Ik zou niet veroordeeld willen wezen om iets nit to schrappen. Maar de schrijver heeft desnoods daaromtrent zelf wenken gegeven .

En al waren deze en nog meerdere moeilijkheden wezenlijk, waarom is er zelf . geen poging gedaan, waarom heeft het ver- langen zich niet dringend geuit, het drama opgevoerd to zien?

Heeft het publiek blijk gegeven er naar to reikhalzen ala naar een veredelend en verheffend gent?

Zijn onze tooneelbesturen zoo overstelpt met uitstekende dra- ma's, dat dit, in tijdsorde gpze jongste tooneelstukken vooraf- gaande, zijn beurt na de anderen moest afwachten, of er ala mindere voor wijken?

Er zijn andere redenen .

Er is vrees en vooroordeel ; er is traagheid van geestdrift ; er is gebrek aan vermogen om to bewonderen ; er is tevredenheid met de gewoonte ; er ontbreekt fijnheid in de behoeften van den smack .

Meerdere vragen doen zich voor .

Waarom is de M a x H a v e 1 a a r nooit de oorzaak van een ernstig onderzoek geweest t De aanklacht was openlijk, bepaald, stout, en op ieder ander gebied dan dat der staatkunde, ware het onmogelijk dat op z66 jets hat stilzwijgen bewaard ward ; en het atilzwijgen, althans hat stilzitten, bleef in acht genomen door den landvoogd, door hat ministerie, door de vertegenwoor- diging, door het yolk, door de deakundigen .

Want - er bestaat vrees om groote zaken en vraagstukken can to vatten en ze door to zetten tot de oplossing ; angst om recht to doen, dwars door alles heen : en dat heat politiek.

STODI$N OVER MULTATULI'S WERICEN .

I

(13)

STUDI$N OVER MIIIlrATUU'S WERH :EN.

De daad van Max Havelaar, ten slotte van h$ast twintig met hooge waardeering bekroonde dienstjaren, was eon moedige, edele, ideale dead.

Waarom heeft Nederland daarop geantwoord met latheid, met faster, met verguizing, en de onbaatzuchtigheid beloond met de poging om ten onder to brengen ?

Het antwoord ligt niet daarin dat men in Nederland geen hart heeft voor grootmoedigheid, voor een schoone, onbaatzuchtige dead, voor eon eael streven. Er zijn voorbeelden genoeg dat zilj gehuldigd worden en geestdrift opwekken .

Maar, en hierin ligt dunkt mij de verklaring, zulk een dead moat geschieden near do bekende regelen en vormen . Een krijgs- man die rust en leven voor zijn land bloot geeft, eon held bij brand en watersnood, eon groot legaat aan eon godshuia, - dat zijn bekende zaken, dezen vallen in de bekende vakken en daar . voor is het enthousiasme vatbaar. Maar zoodra de goede of bui . tengewone daad niet onmiddellijk to klassificeeren is, of buiten de gewone vormen voorvalt, of in iets bestaat waarvoor het oog van bet algemeen nog niet open is, dan is men onverschillig, de onverschilligheid gaat tot niet begrijpen en bet niet begrijpen voert tot hat ergste wat er is, namelijk tot den %aan dat men wel begrijpt, en bet gevolg is, toeschrijven aan verkeerde be . doelingen, of spot met wat men overdrijving noemt.

Zoo %orden zij skeptiesch en oyniesch, die anders tot de bests geloovers behooren, en hat edelste idealisme wordt miskend door hen die anders zoo aandoenlijk weten to klagen over hat mate- rialisme.

De toewijding aan alles wat schoon, good en waar is, wordt alleen goedgekeurd als het de dingen geldt, die eerst ale zooda . nig zijn gequalificeerd door de lieden die zich het monopolie daar- van hebben veroverd .

Do H a v e I a a r bezat schitterende eigenschappen als kunst- werk, maar sedert 1860, hoeveel machtiger is Multatuli's wordd, hoeveel rijker en omvattender zijn verbcelding, hoeveel grooter is bij hem de geheele kunst, dat is de beschikking over alle vormen, geworden! En toch, sedert den H a v e I a a r, en niettegenstaande de latere werken die hem overtreffen - de M i 11 i o e n e n- o t n di en, de I d een metal haar kennis en geestigheid, de ge- schiedenis van W o u t e r t j e met haar schat van menschkunde, do Specialiteiten, de Minnebrieven,-waarom zwijgt de Nederlandsche pers, die kennis zou moeten nemen en re- kenschap geven van zooveel schoons, zooveel ingrijpends, zooveel sympathieks your velen, zooveel stootends your meerderen, als in

(14)

8TUDtflx OVER ?WLTATIILI'S WEBHa1Q .

3 al die geschriften met volle grepen geatrooid werd door „den zanier die uitging om to zaaien?"

Waarom zijn hier de gidsen en )eiders ten aohter bij de lee- ken? Want, dit zij al dadelijk ter voorkoming van misverstand gezegd, men meene niet dat die werken niet alle snaren in het gemoed van duizenden doen trillen ; men denke niet dat zij geen invloed uitoefenen, dat bet zaad van then zanier niet welig op . wart, omdat men hot niet kan zien!

Zijn de organen der litteratuur ook to zeer gewend aan de bekende kategorien? Dat zou wel kunnen gebeuren. Bij een let- terkundig werk vraagt men volgens de oude theorie : wat is hat?

een roman, een geschiedwerk, een betoog, een stelsel, een epos, een drama, een melos? In welk hokje moat het?

En als or geen hokje is - is het dan wel watt

Een andere reden. Ingrijpende idee6n en groote nieuwigheid van vormen worden niet aanstonds begrepen, erkend ; men is Diet al- tijd gereed er zich en anderen rekenechap van to geven . Geruimen tijd bleef de F a u s t tamelijk onbekend bij Goethe's tijdgenooten . Bij ons zijn Geel, P. van Limburg Brouwer, eerst veel later dan bij hun optreden gewaardeerd. Dat versohijnsel is gewoon .

De ingrijpende ideeen en nieuwe vormen worden het eerst g e v o e 1 d bij de niet deskundigen ex officio . Zoo zijn ook do nieuwe ideeen op hat gebied van den godsdienst bij do leeken (leeken weten wel eons wat, al heeten ze maar leeken) verspreid en erkend geweest, lang voordat zij als wat nieuws van de kan- sels gegeven werden. De mannen van een vak loopen altijd ge- vaar eenigermate theoretiesch en dogmatiesch to worden . Er komt een tijd dat zij ophouden in hun gang . Maar hat leven gaat voort en verrast hen in hunne theorieen met nieuwe scheppingen.

Deze dingen zouden wij anders wenschen, en ale Multatuli er zich dikwijle en scherp tegen uitlaat, dan heeft hij gelijk .

Maar er staan andere verscbijnselen tegenover, die hij niet alle even goad als een van ons kan waarnemen .

De invloed door zijne werken uitgeoefend is groot, hun ver- spreiding buitengewoon en zij wekken een levendige sympathie . Men moat den invloed en de beteekenis van zulke geachriften niet zoeken in wat ieder aan do oppervlakte z i e n kan. Er ge- beurt zooveel, ook op zulk gebied, dat men niet ziet . Multatuli's werk mist allerlei soort van officieelen, uitwendigen, blinkenden bijvaL Maar het maakt de ziel uit van velerlei kringen ; de jon- gelingschap is vervuld van het grootache, dichterlijke, verbeel- dingwekkende, frissehe, krachtige, moedige, edele van zijn kunst en zijn gedachte ; ontwikkelde jonge vrouwen eeren zijn talent en karakter ; menige handdruk wordt hem in stilte gegeven ; bij

(15)

4

STUDI$N OVER MULT&TULi'S WERBEN.

duizenden worden, in telkens en telkens vermeerderde oplagen, zijn werken verkocht, verapreid, genoten . En de ,zaaier" zou vruchteloos werk doen ?

Wacht maar, zij zullen wassen die zaden ; en als ze opgewas- sen zijn en in bloei en vrucht staan, eerst dan, eerst later, zal men liefde en erkenning over hebben voor den man, die eon good en stark man was ; voor hem, die tegelijk met het scherpe ploeg- ijzer de voren sneed en het zaad er kwistig instrooide . En er is al oogst, oogst van lieflijkheid en schoonheid, van leven en na- tuur, van waarheid en geestdrift, in de gemoederen van duizenden . Het wordt tijd dat de officieele letterkundigen de oogen ope . nen en erkennen wat het publiek al fang heeft gevoeld : het hoogste en gewichtigste verschijnsel onzer nieuwe letterkunde .

Multatuli heeft er zich herhaaldelijk tegen verzet dat zijn woord en daad worden beachouwd als het werk van eon kunste . naar. Hij wil goon ,mooischrijver" zijn, goon man van mooie frazen. Zijn streven bedoelt waarheid en recht ; de aanleiding tot zijn eerste optreden was eon doel, eon dead. Daartoe gebruikte hij zijn talent . En nu wil men alleen dat talent opmerken en de dead en de zaak voorbij zien.

Hij verkeert in eon toestand van iemand die met verpletterende welsprekendheid zijne zaak voordraagt ; het publiek meent dat het hooge dramatiache kunst is en juicht toe, maar gaat zijns weegs. En de man blijft alleen en roept met bitterheid uit : maar dat is goon rol die ik u voordraag, dat is werkelijkheid, dat is mijn leven, dat is het leven van millioenen natuurgenooten, dat is de zaak der menschheid, de zaak van recht, van waarheid .

Daarin ligt de juistheid van zijn bitter verzet tegen dat : wat schrijf je mooi, schrijf nog eens zoo wat .

Doch men moot bier onderscheiden. De oppervlakkige en alle- daagsche opvatting verachilt van eene erntige beschouwing en erkenning van zijn kolossale macho als denkend, dichtend, kunte- naar. In den kuntenaar zoomin als in zijn werk wil ik vorm en inhoud scheiden. Multatuli strijdt voor begina3len, mast hij doet het niet ala advokaat, als staatkundige, als koopman ; hij doet het als denkend kunstenaar, dat is in de hoogste vormen die de menschelijke geest kan aannemen . Alleen eon groot kuntenaar kan z66 over alle vormen beschikken, dat hij zijne gedachten in al haar omvang, samenhang, kontrast, rijkdom uitdrukt . Daarom heeft zoodanige beschouwing haar recht die het denken en dichten in zijn geschriften niet scheidt .

Dit om to voorkomen dat 1k, hot kunstwerk bewonderende, ge.

acht words de dead en de gedachte van Multatuli voorbij to zien . In zijn kuntwerk zijn daad, gedachte, poiizie eon .

(16)

Als een geschiedschrijver van de nieuwe Nederlandsche lit- teratuur opstaat, die haar ale een deel der geschiedenissen van den geest beschouwt, die de verschijnselen niet indeelt in gereed- gemaakte kategorieen, maar het wezen der litteraire kunst wil doorgronden in den mensch en zijne werken, dan zal hij bij het jaar 1860 en bij het verrijzen van den naam van Multatuli op- houden.

Hi heeft dan zekere periode achter zich . Van de mannen der nieuwe herleving sedert het jaar 1830 zijn er velen heengegaan, en de overblijvenden, die noch krachtig zijn, verkeeren niet meer in den tijd der bloesems en bloemen, maar in dien der vruchten en ros geworden blaadren. Geel, van Limburg Brouwer, da Costa, Oltmans vielen weg . Van Lennep, Heye, Potgieter, Bakhuizen van den Brink, Kneppelbout, Beets en hun genooten volgden hen op in de hegemonie . Een paar achtereenvolgende jongere reeksen sloten zich allengs bij hen aan . De oude strijd tusschen klassiciame en romantiek was thans verdwenen, of versmolten tot enkel persoonlijke sympathieen . Natuur en werkelijkheid, kennis ale wetenschap van de wereld buiten den individu, en subjekti- viteit ala uitdrukking van het leven in den mensch, waren thane de kenmerkende eigenschappen . Alles eigenlijk eene ontwikkeling van de op historie, natuur en leven gegronde richting, die begon eenige jaren na 1830, na Geel's 0 n d e r z o e k en P h a n t a- zie, naLimburgBrouwer's Diophanes en Leesgezel- schap to Diepenbeek, na de Studententypen van Klikspaan en Hildebrands C a m e r a O b s o u r a, na den Gids van Potgieter, Heye, Bakhuizen van den Brink .

Ben nieuwe vlucht, nieuwe gezichtshunten waren er in de last- ate jaren van 1860 echter niet of althans niet van veelomvat . tenden card ; een groot deel van de jongeren zou zijne bests krachten pas later ten toon spreiden.

Wij kenden elkander allen, ouden en jongeren ; wij moisten wat ieder op hot oogenblik kon geven . Geen groote verschijn.

selen deden ons opschrikken en wij verwachtten er geene ; al waren de Genestet's L e e k e d i c h t j e s, al was Alberdingk's Claegh ende Vraeghliedt, da Costa's Slagybij N i e u w poor t, een schaarsch gedicht van Potgieter, of eene vonkelende ondeugendheid van Bakhuizen in den ondergaanden

(17)

6

B=AN OVER MULTATVra's WERREN .

Letterbode of den verrijzenden Spectator, nu en dan eon schitterender lichtpunt.

Toen viel, in 1860, als eon bliksemstraal dat book nit Insulinde en sloeg in on zette in vlam . Dat book heette H a a M a v e 1 a a r ofile koffijveilingen der Nederlandsohe Han- delmaatsohappij .

Men zat toen tot over de enkels in de moderne theologie, en de meubelen leden onder het spiritisme ; to midden daarvan ont- wikkelde zich de Indische politiek. De oppositie, met van Hoevell can't hoofd, op het oogenblik strijdend tegen den minister Roehus- sen, had India al lang tot eon onderwerp van debat gemaakt . Geschriften van Veth, van Rees, Weitzel, Robid6 van der As, po- pulariseerden Indische toestanden . Vrije arbeid en kultuurstelsel, en de levendige belangstelling in het lot van den Javaan waren zelf doorgedrongen tot tusschen de commercekaarten der Besogne- Kamer, en dagelijks werden er op de Witte offers voor gebraoht van alkohol en nicotinedamp.

In Februari 1860 eindelijk sloeg de Indische Luther zijng vijf stellingen aan de deur van Felix Meritis en werd er de vrije arbeid het onderwerp van eon colloquium van Indische speciali- teiten.

Zoo waren rinds eenigen tijd de velden bebouwd en groeide het gewas, toen de geweldige Samson de vossen met de brandende fakkels Ran hun staarten door de akkers en gaarden heenjoeg .

Als de geschiedschrijver waarvan ik sprak dan zoover geko- men is, zal hij ophouden . Want hij zal voelen dat hij dat book van Havelaar niet to midden van de voorgaande kan plaatsen.

Hij zal eon nieuwe afdeeling aanvangen . Hij zal adem scheppen voor een nieuwen gang, eon nieuw blaadje papier nemen, mis- schien een nieuwe pen. Hij zal de pen indoopen, en den inlet weer laten opdrogen, en weer indoopen en aanvangen en uit- schrappen en weer aanvangen . Want het zal hem niet gemakke- lijk vallen dit book to karakteriseeren.

Geel zou het hybridiesch genoemd hebben . De voorstander van de klassieke bepaaldheid, zuiverheid en gematigdheid zou er mis- sohien het romantiache en het verhevene met de beenen in do lucht in gevonden hebben .

Althans de Geel van den Drachenfels, van 1835 en 40. Maar wij schreven twintig jaren later : het alternatief lag niet meer tusschen klassiek en romantiek ; klaasiek daarenboven wilds niet meer zeggen : kalm, regelmatig, hartstochteloos . Aischulos is harts- tochtelijk. Aristofanes even vrij en wild in zijn fantazie als Heine.

Theokritos kan even los en anedig vertellen ale eon Fransoh- man. Ware de geestige Geel in 1860 nooh gezond geweest, zijn

(18)

sTIIDtilx OVER, MtLTATULI'S wMMmx.

7

oordeel en smaak zouden met den tijd zijn medegegaan . Bak- huizen, zijn vriend en vereerder, vertelde ons van het boek van Havelaar, verbaaad en bewonderd, ale van een verschijnseL Tooh zou Geel het boek to recht hybridiesch kunnen noe- men, maar niet in den zin waarin hij het Hildebrand's V o o r- uitgang deed .

Ja, er was hubris in, naar de oude beteekenis, dat is over- moed, maw de zich trotech van zijn overtuiging bewuste, geniale overmoed van een Prometheus .

Het was de overmoedige stoutheid van bet boek, in vorm en inhoud, die zoo aangreep .

De inhoud staat allen voor den geest, die het lazen bij zijn versohijnen of later in de herhaaldelijk herdrukte uitgaven . 1)

D e M a x H a v e l a a r was een prachtig pleidooi voor het recht van den Javaan op eene menschelijke behandeling .

Gegrond op des schrijvers zelfopoffering voor deze zaak, was het meer dan een boek, het werd eene dead . Geen dead voor eigen belang, want er lagen vier jaren, vier jaren vol kommer en onzekerheid, tusschen het genomen ontslag van den adsistent- residentto Lebak en de uitgave van M a x H a v e 1 a a r, en de man die dreigde aan Europa het lied to leeren van D a a r 1 i g t een roofstaat aan de zee, kon van then staat voor zichzelven nets verwachten .

Een beoefenaar van de Indische politiek moge nagaan wat de M a x H a v e l a a r, die „een rifling deed gaan door bet land", op dat gebied heeft uitgewerkt. Dat hij licht heeft verspreid, dat hij gevoelige snaren in 't gemoed heeft doen trillen, dat hij aan een humanistische beschouwing van Java's yolk ontzettende kracht heeft bijgezet, dit alles is niet to betwijfelen . Zeker is het, dat de in 1860 door Veth uitgesproken overtuiging, ,dat Havelaar volkomen gelijk had," voortdurend versterkt en uitge- breid is en niemand bet wagen zal dit tegen to spreken . Maar met then afkeer van kloekmoedig herstel van erkend onrecht, in zoovele voorbeelden zichtbaar, laat men bet gebeurde gebeurd . En hoe greep dat boek, door zijn kunst, dat is door zijne ge- dachten en vormen, aan! Vlijmender sarkasme dan in de schil- dering van Droopstoppel, die een type geworden is, heeft onze litteratuur niet ; maar liefelijker idylle en melancholieker elegie dan die geachiedenis van Saidjah zal men geruimen tijd zoeken kunnen. Scherp en onverwacht is de wending waar Droogstoppel wordt weggedoemd : ,verdwijn, stik in koffie", en waar de schrij- ver zelf optreedt ; en wilder en demonischer dan eenige andere z) Van den Havelaar, then van Lennep beeft willen smoren, zijn thans meer dan 40000 eaemplaren verkocht.

(19)

8

sTUDIEN OVER MULTATVu's WERKEN .

bladzij Nederlandsch is de verwoede kreet, de laatste toon die klinkt van dit veelsnarig instrument.

Dat book tastte Nederland aan in eon van zijn idioten, den koffiegod van 't batig slot, erger nog, in zijn eigenwaan van In- sulinde's gemoedelijkste ziel- en lichaamsherder to zijn ; hot tornde aan de ordineeringen van den Nederlandsch-Indisohen God en den Heiligen Geest der Kompagnie, zelfs in moderne wijziging . Het oordeel over dat book kon dus allicht voor of tegen bevooroor- deeld zijn. Hot is daarom belangrijk den indruk waar to nemen dies het in het buitenland maakte. Met eene aandoenlijke toe . wijding overwon de baron Alphonse Nahuys de bezwaren der vertaling in hot Engelsch, waarvan de Westminster R e . v i e w zeide, dat zij was gemaakt, ,with remarkable ability and command of a language foreign to him ."

Bij do erschillende organen der Engelsche pers waren de ver- bazing en de bewondering eenstemmig.

„It is difficult, zei de Westminster, to say whether M . HL is more interesting as a novel or powerful as a political pam . phlet. From either point of view it is of rare and first-rate ex- cellence." En van den schrijver : dat do naam van Douwes Dekker mocht worden gerekend tot ,the very first rank of European novelists and philantropists."

Van eon redeneering van Droogstoppel zegt de C o n temp o- r a r y R e v i e w van April 1878 : ,Thackeray himself could not have surpassed this scathing page. It is immortal."

Van hot dichterlijke stuk : „Ik weet niet waar ik sterven zal,"

enz. zegt dit blad, na er de vertaling van gegeven to hebben,

„It is a nineteenth-century miracle . Will not any gentlemen or ladies with volumes of poems ready, or preparing for publication, after reading the above, oblige their contemporaries and posterity by throwing their manuscripts into the fire?"

4 Zoo zou ik noch vele bladzijden kunnen aanhalen, waarin aan het book en aan de daad die hot vertegenwoordigt, de hoogste lof wordt gegeven.

Doch er zijn natuurlijk lieden die zeggen, dat ook hot oordeel in Engeland kon gekleurd worden door den lust om Neerlands bestuur in India of to keuren .

Dan keer 1k terug tot het vroeger gezegde : nooit is grieven.

der aanklacht door het uitblijven van antwoord en onderzoek tot eon feit verheven.

In den M a x H a v e 1 a a r leeft eon menschenziel met al haar lief en teed, ham hoop en wanhoop .

(20)

"En dat book was zoo mooi, zeiden me. En me lazen dat zoo gretig en zoo overal!

En toch . . . toch . . . toch is er geen recht gedaan! Toch ben ik even ver aloof m'n book niet mooi was geweest! Even ver aloof er niet zooveel tranen waren gevallen op dat handschrift . . .

Toen ben ik verdrietig en bitter geworden ."

Zoo sprak Multatuli twee jaar na den H a v e 1 a a r, in ziju geschrift Over vrijen arbeid in Nederlandach In die.

Daarin zette hij nosh eens de punten op de is en veracherpte de prikkels. Het was altijd noch de kwestie van den vrijen or.

beid, en hierin betoogde hij dat ja, vrije arbeid wenschelijk, maar die k w e a t i e geen kwestie was, en hij wees op den leugen, die invrat in den staat.

Diezelfde hand, die soma schrijft zoo fijn en gevoelig als do teederste vrouwenhand, zwaait hier vaster noch en met noch starker en gelijkmatiger macht over de taal den geesel van satire en sarkasme.

Voor hen die meenen, dat men dit doet voor zijn plezier, en dat meenen zeer velen, schrijf ik de volgende regels of :

,,O, gij wien 't inderdaad in deze zaak om waarheid to doen is, veroordeel de wijze niet waarop ik die waarheid trachtte to uiten

.

. En waar dit niet bast, blijft ook den meest ernstigen beschou- wer nets over dan de geesel van sarcasme.

Maar dikwijls ligt er droefheid in spot, en de vlijm der satire wondt niet naar buiten, v66r ze 't eigen hart griefde waarin do satire geboren word . Ja zelfs, waar dat hart g o e d is, most er veel geleden zijn, en ling gedragen, voor dit laatste, maar scherp- ste, wapen zich keert naar uitwendigen vijand.

Zulke smart heb ik bedoeld, toen ik sprak van den menschen- vriend die vurig belang stelt in het welzijn zijner medemenachen . Die beurtelings hoopt en vreest, bij 't gade-slaan van elke ver- andering. Die zich opwindt voor 'n schoon denkbeeld, en van verontwaardiging gloeit, als hij 't ziet wegdringen en vertrappen door wie- voor 'n oogenblik slecbts, naar we hopen - sterker zijn dan schoone denkbeelden."

$TUDIEN OVER MIILTATULI'S wERnEN .

9

(21)

,,O Phobus Apollo! . . . du weisst, warum ich mich . . . nicht mit Maass and Geichklang der Worter beschaftigen konnte . . . . . . Du weisst, warum die Flamme, die einst in brillanten Feuer . werkaspielen die Welt ergotzte, zu weit ernateren Branden ver- wendet werden musste . . . Du verstehst mich, grosser sohoner Gott, der du ebenfalls die goldene Leier zuweilen vertauschtest mit dem starken Bogen and den todlichen Pfeilen . . . Erinnerst du dich auch noch des Marsyas, den du lebendig gesehunden Y Es ist schon lange her, and ein iihnliches Beispiel that' wieder noth . . . "

lets' dergelijks, als in dit beeld van Heine geteekend is, be- paalt de verhouding van lier en wapen in de hand van Multa- tuli Voor of gelijktijdig met den V r ij e n a r b e i d zagen eenige geschriften van hem het licht waarin de zilveren boog gegrepen werd en de doodelijke pijlen snorden van de pees . Had men Mul- tatuli vroeger, als hij zegt, eer mogen prijzen over zijn zwijgen, daar hij bij de veertig was toen zijn eerste book versoheen, nu zou zijn pen, vruchtbaar omdat er een schat van kennis en leven, maar ook eon berg van smartelijke ervaring in zijne ziel was opgehoopt, eene macbt worden . Hij aanvaardde „den strijd voor de waarheid," de boog met de vreeselijke pijlen kreeg den voor- rang voor de lier ; zijn wapen werd het w o o r d .

In de later als V e r s p r e i d e s t u k k e n to zamen uitgege- ven geschriften zijn er die de jaartallen 1858, 1860,1861 dragon ; zij behooren, met de M i n n e b r i e v e n van 1861, tot de Havelaar- zaak .

Men houdt van gematigdheid . Een woordapeling . Welke mast?

Er is eon schraal scheutje, er is een gulle stroom, er is over- strooming . De juiste maat zal wel de eenige prijzenswaardige maat zijn . Doch voor den eon ligt de juiste maat in het karige scheutje, voor den ander in voller stroom . Maar ieder zal moeten erkennen,datde Brief aan den Gouverneur-Gene- r a a 1 i n r u ate, Brussel, Januari 1858 gedagteekend, zeer ge-

matigd is.

Zeker zouden de meesten then droger, regclmatiger, rapport- aehtiger geschreven hebben. Anderen wellicht driftiger en boozer . Maar hier is de juiste mast. Die brief is waardig, fier, al bloedde

(22)

sTUDIEN OVER MULT&TUU'S WERKNN .

1 1 het hart. En daarbij zoo rustig, zoo ernstig, zoo gestempeld door de waarheid, dot dit eerste en oudste dokument in do Havelaar- zaak zegevierend staat tegen ieder die overdrijving of bitterheid wil laken in latere geschriften .

Maar geen wonder dot later de toon bitterder, het woord scher- per wend! Van lieverlede moest wel het laatste geloof aan do goede trouw van regeering en yolk bij den schrijver verdwijnen . Dominus Wawelaar - volstrekt geen ,fictie of leugen", zoo . als Multatuli eon oogenblik gemeend heeft, - gaf sanleiding tot eon brief van den predikant Prancken aan den schrijver van M a a H a v e 1 a a r . Multatuli, met die fijngevoeligheid die geen onreoht wil doen en ale hij iets hards gezegd heeft er zoo licht toe komt to veal toe to geven om weer good to maken, antwoord- de in zijn Brief a a n do . F r a n o k e n, in Aug . 1860. Hij beleed ongelijk in hat schilderen van Wawelaar.

Inter zag hiij dot anders en beter in en schreef : „'t zal wel overbodig zijn, hier de opmerking to maken, dat ik berouw voel over de naive gemoedelijkheid, waarmee ik Francken's aanmerking heb opgenomen . Ala ik christen was . . ."

Intusschen, maar eon mensch, deed hij tech ook wat in Mei 1861 . Toen de heer Nijgh hem vroeg iets to schrijven voor de alachtoffers van den watersnood op Java, nam Multatuli de pen . Binnen weinig tijds kon de uitgever ruim f 1300 naar India zenden. Gevoelt gij daarbij niets iets, lezer ? Dertienhonderd gulden - er ware eon jaar long schraal eon gezin van to onderhouden - dertienhonderd gulden, voor hen vel druks, geschonken in

1861 door den man, die alle fortuin - let welalleniet Ws froze maar tot hat meest reeele uiterste - had opgeofferd voor eon edel beginsel . . .

Maar dot is Don-Quyoterij !

't Is mogelijk, maar sinds er geen andere keus is in de wereld dan tusschen dit of Sancho-Panzisme, is deze ridder mij liever dan zijn schildknaap, zelfs ale koning van Tobosa .

Hot geschrift dot Multatuli schonk tot leniging van den waters- nood op Java, draagt den titel : „W ij s mij d e p l a a t s w a a r i k g e z a aid heb!" Men kan moeilijk eon analise geven van Multatuli's werken . Deels om de honderden details, deals omdat er zooveel in toon en stemming ligt, dot men wel voelen maar niet dissekeeren kan . Hot is weer hat hart voor den Javaan, dat zich hier in alle tonen uit . Nu eons leest ge van den schat van waarde en winst then hij ,afwerpt" voor Nederland . Een ander- maal de gulden woorden, waarin heel de Java-kwestie door M . wordt gesteld en opgelost, en die wij wel eons mogen herhalen, om met den droppel den steen uit to hollen :

(23)

1 2

sTUDIEN OVER MULTATULI'S WEAKEN.

„Ik houd veel vah vrijen arbeid, zooals van alles wat vrij is . Maar ik ontken dat de opgave wezen zoude : to kiezen tussehen de beide meeningen (kultuurstelsel of vrije arbeid) ; 1k ontken dat India zou verloren gaan of behouden blijven door een van die beide systemen . Ik beweer dat India voor Nederland moat behouden worden door menschlievendheid en rechtvaardigheid.

Men zoeke niet ver wat nabij is, niet diep wat voor de hand ligt!

Het is de vraag niet- nu althans niet, later zal 't missohien de vraag worden - of de Javaan behoort koffie to planten op last van een beambte (kultuurstelsel) of ten gevolge eener over- eenkomst tusachen particulieren en inlandsche hoofden ; noch zelfs, of hijdit doe rechtstreeka uit eigen wil (vrije arbeid) . De vraag is, of hij meet b3roofd worden van zijn eigendom . . . of hij be- hoorlijk meet worden betaald voor zijn arbeid .

.

. India heeft geen genie noodig . India heeft noodig een braaf man die waarheid zoekt, en c lie den moed heeft de waarheid in bescherming to nemen."

Multatuli verrast ons dikwijls door de verscheidenheid, de be- wegelijkheid van zijn geest. Hij vereenigt in wonderlijke mate de stiptheid en de poezie, zooals eene bevriende hand mij eons zoo juist over hem schreef.

En doze geheele passage, waar 1k een stukje uitlichtte, is een staaltje van zulke stipte, kalme, klare voorstelling van eene hoofdzaak.

En dan volgt er weer, - want de mathematicus metamorfo- seert zich telkens in een dichter - die schoone geachiedenis van Karadien, bij wien het feest is, ale hij de premie verdiend heeft op het dooden van een tijger gesteld ; van den vernielenden wa- tervloed en een oproeping om hulp.

En die hulp kwam ; / 1300 ale vrucht van een velletje druks met wat woorden van Multatuli . Een kleine som betrekkelijk, een groote, een enorme som, ale gij weet wie ze schiep en achonk en onder welke omatandigheden .

Doch zoo Multatuli had afgerekend met Java, niet alzoo met Nederland ; Nederland, dat een beweerde maatschappelijke en godsdienstige meerderheid wil opdringen aan Java . Nederland, dat er jaarlijks millioenen uit trekt, zond niet eens tien maal zooveel als de schrijver van dat gene vel druks . Het zond noch geen ,,negende gedeelte van wat eon Chinees to Samarang heeft bij . gedragen, die oogenblikkelijk do waarde van een ton gouda in rijst ter beschikking steldo van de regeering, om to voorzien in

(24)

sTIIDIAN OVER MIILTATULI's WEBKEN.

13 den nood van de arme lieden, die door den watersnood behoefte hadden aan voedseL

„Ik verneem dat de Boedhist van plan is en kinderen naar Nederland to zenden, om ze daar to doen onderwijzen in 't ware geloof (P. G.). Prosit!"

Wondervolle hand! Nu eens ijzersterk in het zwaaien van den doodelijken moker of de snerpende zweep - dan weer zoo zacht als de vrouwehand die de wilds bloempjes plukt en u verrast met hun schoon. Ziehier weer twee andere stukken die het be . wijzen : de G e l o o f s b e l ij d e n i a (1860), die lieve fijne para- bel, waarin de practische barmhartigheid van L ij s term a n- n e t j e, die den gebroken poot van den pogel verpleegde, zoo schoon uitkomt tegen de bekrompenheid der anderen ; en H e t gebed van den onwetende(1861) .

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

. Wanner we zijn gemaakt met opzet, met een duel,

En door onze onvolkomenheid dat niet bereiken . . . . Dan valt de blaam van al 't verkeerde op o n s niet, Op 't maaksel niet . . maar op den M a k e r! noem hem Zeus, Of Jupiter, Jehovah, Baal, Jao . . hoe ge wilt,

Hij is er niet, of hij moet g o e d zijn, en vergeven Dat wij hem niet begrijpen . 't Stond aan hem

Zich to openbaren, en dit deed hij n i e t! Had hij 't gedaan, Hij hadde 't z66 gedaan, dat niemand twijfelen kon ; Dat ieder zeide, ik voel hem en versta hem

. . . . Intussen -tot we wijzer zijn - is goed en kwaad dan 6t'n1 Ik zie niet in waartoe een God ons dient, in 't scheiden Van 't booze en 't goede . . . Integendeell Wie 't goede doet Opdat een God hem loonen zou, maakt juist daardoor Het goede tot Jets kwaads, tot handel . . . .

. . . . . . . . . . . . Ik ken u nfet, o" God! Ik riep U** aan, ik zocht,

Ik smeekte om antwoord, en gij zweegt! Ik wou zoo graag Uw wil doer . . .

Gij zweegt . . .

Zoo klaagt de onwetende, maar de wijze, die God kent, jubelt : Dank, o Heer, dat ik niet ben als hij! en

De wijze . . . sluipt ter beurze, en schachert fntegralen.

De Vader zwijgt . . . .

Dit is een afscheidakreet van bet geloof, waarin de smart noch niet heeft plaats gehad, v o o r n i e u wen v r e d e u i t h o o . g e r e w a a r h e i d . En voor ieder die ernstig de waarheid wil en de werkelijkheid in het aangezicht durft zien, komt die vrede .

(25)

IV

Een man, wiens verwanten in dringenden nood waren, en die door vorsten, millionaire en christenen was afgewezen, wendde zich in 1861 tot een menach die eenzaam en askeetiesoh leefde in eene kleine bovenkamer in de Kalverstraat to Amsterdam . Die een- zame was een poeet, een schepper, en hij bezielde eenige vellen pa- pier, zoo dat ze den hulpbehoevende met eenige honderden guldens redden. Op deze wija kwamen de M i n n e b r i e v e n in de wereld .

De M i n n e b r i e v e n, in 1861 geschreven en in 1871 voor do vijfde meal gedrukt, zijn evenwel voor velen ale een nieuw of onbekend book. Ze behooren ook do Havelaar-zaak . Met hun weelderige fantazie, die in Fancy een persoonlijken vorm aan- neemt, bevatten zij de aandoenlijkste kreten nit hat gewonde hart, de liefelijkste bloemen en vlinders der verbeelding, de bit . terste of geestigste satire, de meest overtuigende feiten .

Vijfmaal gedrukt - duo dan toch verkocht. Maar ook gelezen?

Ik twijfel er aan om de weinige sporen die men van dat lezen, lent staan van genieten, aantreft .

- 1k begrijp er mete van, heb ik wel eons hooren zeggen . Ik wil het wel gelooven, want veel mensohen lezen zoo vreemd .

Zij beseffen zoo weinig, dat een book, als hat wet beduidt, een kort bijeen gevat samenstel is van zeer veel nit denken,

opmerken en voelen geboren stof ; dat or veal tusachen de regels to bespieden is, veel schalmen tusschen de grootere schakels aan to vullen zijn ; dat ieder lezer een schepper moat wezen, die

aan de stof der letter door de neusgaten loven inblaast.

Lezen is hat werken van verstand, verbeelding, gevoel ; een lezer moat niet lijdend beboekt, beletterd worden, maar zelf handelend do letters ondervragen ; lezen is inspanning . . . .

Meneer B u i d e l d i e r klopt me op den schouder .

- Mijn God, me goeie meneer, wat won je van ons i Inspan- ning 1 ]k zou je danken l Ala ik den geheelen dag op 't kantoor heb gezeten, en do laatate poet aan is, denk je dat ik dan lust heb me nog eons to gaan inspannen? 1k lees voor me pleizier, meneer, als ik lees. En maak me ook niet wijs, dat er zooveel in zit in jullie boeken. De onze, dat is wat anders ; dear wordt op gewerkt, want dat luistert nauw . Ale 't kopieboek niet klopt met den brief, of ale er een centje to veal is - wij zijn accu- raat meneer, - dan is de boel in de war. Zulke boeken to ma.

(26)

sTVntilx OVER MIILTATVLt's wEnxEn.

15 ken en to lezen, dat is inspanning, maar al je fantaziegoedje . . . inspanning . . . ha! ha! ik 1 a a t inspannen en rij naar do Fille de madame Angot ; dat ga ik nu voor de vijfde maal zien en noch spant het me niet in, . . . adieu. -

De M i n n e b r i e v e n zijn weinig begrepen . Du gleichst dam Geist den du begreifst, en omgekeerd . Maar de meesten gelijken den geest van Multatuli niet.

Goddank, zegt Kappelman. En do vind ook dat heel natuurlijk.

Ik bedoel echter eigenlijk niet het gelijken en dat zoo ver gnat al de twee droppelen water ; maar er dient eenige verwantechap to bestaan om to begrijpen, verwantachap nit card, sympathie of gelijke ondervinding. De schrijver, die de innigste bewegingen van zijn gemoedsleven openbaart, zal niet begrepen worden dan waar althans eenigermate de snaren sympathiek meetriilen.

Boeken van de soort der M i n n e b r i e v e n leze men ook niet als een brochuretje over Amerikaansche spoorwegacties, munt- standaard of schutterij ; niet, om to weten wat er in staat en wat eigenlijk de practische slotsom en uitkomst is. Men moat bij de lezing wat meebrengen ; noch wat moor dan eon vouwbeen, oogen en eon minimum van verstand . Er dient liefde bij, hart voor wat goads en hoogs, voor muziek en kleur, voor teekening en compositie, vooral stemming .

Er ligt een sohat in die M i n n e b r i e v e n . Vooreerst hat rijke spel der verbeelding. Niet dier verbeelding, wier spel maar een kaleidoskoop is, een bordpapieren rol met gekleurde stukjes glas er in . Maar die welke eene echte Fancy is, die vrouw is, liefde, tooveres, dichter . Hier is een deal van de schoonste poSzie die Multatuli geschreven heeft .

Met voile zeilen stevenen wij hat tooverland in :

,,Mijn lief kind," schrijft de diohter aan Fancy, aan zijn Muze,

"mijn lief kind, wie zijt gij eindelijk? Hoe heat gij ? Waar woont ge?

Moat ik u noemen met namen nit hat Hooglied, u de don . kerkleurige Sulamite?

Zijt gij de lelie van Saron, of de narcis in hat dal?

Moat ik uwen hale omvatten met den linkerarm, om u to streelen met mijne rechterhand?

Moat ik poezie acheppen uit uwen blik ; moat ik rijmen op de kleur uwer haren ?

Zal ik u heden zien of morgen . . . of wanneer? Zal ik u zien na mijnen dood voor het eerst?

Zijt gij de glorie of de deugd, of de wellust of 't genie? Zijt gij de onsterfelijkheid of de rust? De geschiedenis? De toekomst?

Ben engel, een deamon of een spook?

(27)

16

sTUDILN OVER MULTATVLI's WERB$N.

Prophetes, vestals, wichelaarster, sybiUe, Egeria of Rafaela' zuster, waar zijt ge, waar woont gij ?

Most 1k u zoeken in do wolken, of in de straten eener stad t Moot ik vragen aan de schildwachten die de poort bewaken : hebt gij gezien wat mijne ziel lief heeft?

Woont ge op een ster die stof is?

Bunt gij de zon zien, Fancy?

Of, Fancy, z ij t gij de zon Y

Zijt ge 't middelpunt van de aarde, dat ones aantrekt . . ."

Dan volgen de brieven tusschen Fancy, Tine en Max gewis- seld ; eerst tintelen in het zonlicht de opwellende waterstroomtjea ; allengs worden ze dieper en donker ; some ganseh troebel en zwart en wild . De van humor sprankelende acheppingsgeschiedenis leidt eene reeks kleine verhalen in, de g e a o h i e d e n i a a e n v a n G e z a g, fijne parabelen, die in onze litteratuur Seen wederga hebben.

Dan volgen weer eenige brieven ; een daarvan, van Fancy can Tine, is van de hoogst mogelijke schoonheid :

,,Nzzx! Dat zou ikNIZT! Ik zal u blijven steunen in uw moei- lijke task, edele, moedige, verhevene vrouw. . . trouwe, dap- pere echtgenoot . . . sterke moeder . . . heldin!

Ik zal blijven bij u, naaat u, in u! 1k zal u begeleiden tot de lactate ure, en die ure zal ik zoet maken, door 't v66rhouden eener schilderij van uw rein leven, dat het u zij ale een spiegel van gelukkiger toekomst . . . want, ik zegge u hier, wat ik nooit wide tot hem, U zeg ik,dadgij onster/elijk zijt !

En kan ik v66r lien tijd niet al de tranen drogen, die ge weent in 't geheim, nit edele gierigheid op smart - menses die zoo lie/hebben moeten lijden, deed ik hem zeggen - o, toch zal ik beletten, dat uwe kinderen het zilt proeven in spijze met die tranen gedrenkt! T6ch zal ik hen blinden voor de weifeling die moeders hand onzeker maakt, wanneer me hun brood reikt, graag ale ze is om heden to geven, maar zoo begeerig ook om to bewaren tot morgen!

Toch zal ik neerzweven op de sponde, waar go slaapt, en u droomen geven van zachtheid en kalmte, dat ge wat sterkte zamelt voor den dag die komen zal, na de vermoeienis van den dag dien ge doorleedt .

T6ch zal ik kracht gieten in uw afgemat lichaam, dat het de ziel niet all6bn late, v66r den tijd . Ik zal de spieren van uwen mond za6mtrekken tot den glimlach, then hij noodig heeft om niet to bezwijken, hij die wil dat gij de pijn niet voelt, gij zegt niet to gevoelen.

(28)

STUDIfN oVEB MULTATULI'S WESKEN.

17 Hand moed, tnijn kind! Zie mij aan, woes wel to moede, zoo- alsawekinderen dat zijn, wanner ze staren op u . Ben ik u minder dan gij hun P Weten ze niot, datgij waakt? En weet oIJ Wet dat ix waak . . . ix, Fancy? . . .

Voelt ge op uw voorhoofd den kus, then ik u zegenend zend?

Wees met de kleinen gegroet . . ."

Bier, in haar troost en steun voor de strijdende en lijdende vrouw, is Fancy het verhevenste wat er is, de edelste werking van den geest, gedacht id den vorm eener actieve en tot bet hoogste inspireerende persoon .

Mocht men zich toch hens gaan schamen het innige en ver- hevene van zulk een overtuiging to miskennen, omdat er hat hoogste nu eenmaal met andere letters gespeld wordt dan een G en een o en een d.

Maar in dit geschrift, dramatisch ale een tooneelstuk, volgt dan weder de afwisselende platheid en grove werkelijkheid . Daar komen de Kappelmannen, de stiefn oeders, de ooms met hun brieven, een realistisch komisch intermezzo .

Maar gij zijt hier niet, om u alleen met een apel der verbeel ding to vermaken. Allengs verdwijnt de fantazie, verdwijnt Fancy, en doet eon toon zich hooren, een bekende toon. De gedachte om voor de rechten van den Javaan to strijden, of liever om aan de betrekking tusschen hem en Nederland recht en menschelijkheid ten grondslag to geven, wekt het voorstel om een derde partij to vormen in de vertegenwoordiging, die eenvoudig het ,excentrieke idee" zou voorstaan : ,dat men den Javaan niet moet mishandelen." De „brief aan de kiezers" is er het gevolg van . Doch blik en plan worden ruimer en bree- der ; do geheele beteekenis van India voor Europa komt ter sprake ; India, waarin „de strijd zal gevoerd worden om de we- reldheerschappij . "

En tusschen doze feiten en begrippen door gaan dan weer de fantazieen haar gang . Er komt een spanning, ale van een roman, een drama. Gij voelt hoe Max, overmand van onrecht en smart, vreemd wordt, moe, ziek ; hoe Tine's angst wart en zij Fancy to hulp roept ; hoe hij pijn heeft in 't hart .

De geprllckelde fantazie blijft toch doorwerken ; zij geeft nu sprookjes, waaronder dat prachtige van Chresos, burgemeester in

Beotie, en dat meesterlijke gedicht :

Komt meb, komt meA, daar wordt een man gekruist, Daar is wat schoons to zien op Golgothal

En dan wordt de brief aan de kiezers weer vervolgd en daar- STUDI=N OVER ILULTATULI'S WERKEN .

2

(29)

18

8TIIDIlbN OVER MIILTATULI'8 WEEHEN.

bjj nieuwe, zeer klemmende bewijzen gegeven voor het H a v e- 1 a A rthema : de Javaan wordt mishandeld.

W at hij in de aandoenlijke gesohiedenis van Saidjah en Adinda als beeld gegeven had, deelt hij thans mede in de ernstige ge- stalte van feiten. Hij geeft de namen van de bestolenen, het getal der geroofde buffels enz . Hij geeft een hoogat belangrijk stuk, de vraagpunten aan den controleur der afdeeling Lebak voorgelegd en door hem beantwoord. Het stuk is van 29 Maart 1856.

Indien men verbaasd is, hoe na den H a v e 1 a a r niet is ge- antwoord met uitdaging, om to bewijzen wat daar gesohreven stond ; indien men dat zachtjes aan alleen is gaan begrijpen door de overtuiging, dat de taktiek is geweest : smoren door niet tot bewijs toe to laten ; heeft men dan ook noch verklaring voor het feit, dat de openbhring van stukken als do brief aan den Gouv. Generaal, als de statistiek der gestolen buffels en do antwoorden van den controleur op de vragen van Max Havelaar, geen storm van bijval, geen gebiedenden eisch tot oploeeing heeft doen rijzen?

Toch is er iets gedaan in then tijd ; want niet ieder had een hoornen huid waarop de indruk afschampte . Maar dit behoort niet to dezer plants.

Dit was eigenlijk bet laatste omvangrijker gesohrift, aan deze zaak bizonder gewijd. Het was eene geweldige inspanning go . weest, een uitputtende krachtsontw:lcking.

Hij schijnt nog jong en heeft sets in zijn blik Dat taaiheid aanduidt . . . . zie, daar zijgt hij nebr Hij schijnt toch zwak to wezen . . . . 't Kruis is zwaar . . . .

is, hij was taai, *maar took, gU gevoelt dat de spanning to veel vergt, dat overspanning dat schoone organisme, zoo rijk en zoo sohoon of het als hart of als hoofd zich toont, zal doen barsten . . . .

En Tine's angskreet wordt de uwe „Fanny, om godswd, help, hij bezwijkt!"

En Fancy verschijnt.

,,Kleinmoedige, zegt ze, waarover bezwaart gij u? Zaagt ge ooit kiem schieten nit ongespleten korrel?"

En zij gaf eerat den w i 1, dan de k r a o h t, eigdnlijk de o v e r.

winning.

De M i n n e b r i e v a n zijn een vonkelend vaurwerk van ver- nuft en geest ; ze zijn de samenspreking van den diohter met zijn inspiratie, zijne verbeelding, zijne Muze ; do botsing van bet ideaal en do werkeljkheid ; de worsteling van het genie dat

(30)

sTIIDIft OVER M LTATUU's wsRKEN.

19 vorm wil geven aan do wolkengestalte der Fancy : de door Plato geschilderde eenheid van Eroos en Poezie ; de liefste streeling, de stoutste satire, do ruwste wanhoop, tot den grijns der nade- rende krankzinnigheid.

Voor mij is dit betooverende gedioht een van de schoonste van Multatuli. De macht van den kunstenaar over hat woord is er groot, maw grootecher nosh de vorinkracht en do reins, edele, schoone inhoud der ziel waarin deze gestalten en ideen ontvangen zijn.

(31)

V.

Multatuli kondigt in het tweeds gedeelte van zijn gesohrift Over V r ij e n a r b e i d zijn Ideen aan . Het was in 1882 Hij wil de ziekte aantasten, waaraan het yolk lijdt .

„Ik zal doen wat ik kan.

Ik verzoek u (zegt hij tot den hear d'Ablaing) de uitgaaf op n to nemen van 'n werk dat ik zoo-even bedacht heb . . .

Ik zal in dat schrijven trachten naar waarheid.

Dat is m'n eenig program .

Ik zal geven : verhalen, vertellingen, geschiedenissen, para . belen, opmerkingen, herinneringen, romans, voorspellingen, para- doxen . . . .

Ik hoop dat er 'n idee zal liggen in elk verhaal, in elke mede- deeling.

Noem due m'n werk : I d e e n. Anders niet.

En schrijf er boven : een zaaier ging uit om to zaaien." - Het was aanvankelijk zijn plan slechts teksten to leveren . ,,omdat het leven zoo kort is ." Maar teen de jongeren nalatig bleven in hat uitwerken daarvan, ging hij zelf „aan 't preeken ."

De eerste ideen zijn dan ook meest aforistiesch en beslaan maar weinig regels. Doch allengs krijgt de stof, onder toene- mend meesterechap over den vorm, dat is over de wijze out door de teal alle gevoelens en waarnemingen weder to geven, bij toenemende kracht, stiptheid en bewustzijn van wil, meer- der en meerder gestalte en uitbreiding . De stof gast leven en wart tot beelden, gelijkenis, gesprek, besohrijving, handeling, verhaal.

Het gaat als van zelf . De natuurlijke, vrije, smedige teal wordt tot alles bokwaam, tot ells tonen der schaal, tot de fijnste tin- ten, tot de moeielijkst onder woorden to brengen zaken. 1k zeg natuurlijk ; er zijn er die Multatuli gezochtheid verwijten.

Dan kent men hem niet. Hij is natuurlijk en naief. Wat men gezochtheid noemt, - in den H a v e 1 a a r o. a zijn stukken die het zouden kunnen schijnen - is alleen gevolg van noch onvolkomen beheersching van de taal en hat worstelen om vor- men voor de veelvuldige stof .

Zoo jets ligt in den aard der zaak . Hoe stark reeds hat woord van den H a v e 1 a a r is, zijn letters zijn maar kinder-hanepooten bij de ongehoorde stouts en vests karakters, bij het vlammen.

(32)

sTVDI N OVER Mvr.TATUU's WERKEN.

21 schrift van later . Reeds de M i n n e b r i e v e n zijn veel sterker ; de eerste I d e e n evenzeer ; de 3e en latere bundels, de M i I- l i o e n e n S t u d i e n, - daarin is de denker-dichter in zijn volle kracht. En daarin is hij volkomen natuurlijk . Do speeleche luim, de snijdende kontrasten der ironie, de teedere gevoeligheid, de mikroskopisohe analyse, de snelle wendingen en overgangen, dat alles i a de man zelf

- Maar eacentriek!

Dat zal wel waar zijn! Dacht gij sums dat hij in het g e w o n e kringetje omsoesde en daarbij toch zulke gedachten had?

- Maar die taal en die spelling?

Dank niet dat hij om een gril m e n a en z e i t-i schrijft Hot is alleen wat vreemd, omdat niet ieder het duet ; logiesch is het, zooveel dit in taal en schrift kan . Hot is voor hem alleen eon van de vele pogingen om bij benadering uit to drukken wat hij wil uitdrukken Als dit de menschen soms bevredigen kan, nieuw is het niet ; in de middeleeuwen schreef men ook alzoo. En het is veel gezochter en schoolschor MExscHErws to schrijven, als er noch van eon ch-benauwdheid noch van eon dood mensch sprake is

Maar iedere poging om eenvoudiger en natuurlijker to worden, wordt eerst bejegend met geschreeuw over gezochtheid De jonge moeder van onzen tijd, vooral tien, twintig jaren geleden, die haar kind wiesch met koud water en het hoofd niet prangde in mutsen, die het zooveel mogelijk de leden bloot en vrij liet, kreeg den roep van wreedheid en geaffektoerdheid ten dank voor die weldaden Zoo gnat hot, totdat gewoonte en eon be- trekkelijk aantal mede-misdadigers het oordeel doen veranderen En zoo gnat het met alien die iets willen verbeteren ; van de ch tot het godsbogrip toe En dat to erger, naarmate zij oprechter

zijn

Multatuli is niet gezocht, maar hij zoekt zelf ; hij is eon zoeker van de waarheid „De groote zaak," zegt hij, „is het naderen tot waarheid Dat zou niet zoo moeilijk aezen, als we minder lafhartig waren " Hij nu is moedig en oprecht tot het uiterste Hij is daarbij eenvoudig en natuurlijk tot hot naieve Men west dit niet - want men leest to vluchtig en to weinig tusschen do regels Hij die tijgerklauwen scherpen kan aan zijn woorden, heeft het grootate genoegen om de geschiedenis van het blaadje der gummi-plant in zijn kamer na to grin, dat zich ontwikkelt uit de hula die 't omsluit! Omdat hij natuurlijk is, is nets hem gering. Ik geloof net dat er iets rondom hem wordt, dat hem niet een voorwerp van onderzoek en doordenken is. Een plantje, eon kind, eon workman, zoo good als eon trigonome .

(33)

22

sTVDIft OVER MvurATVZI's WEaKEN.

triesch probleem of een sohaakzet, eon zaadje en de gansche wergild van Fancy! En op verwonderlijke wijze huwt hip mathesis san poSzie, en vereenigt hij de reflektie van den denker met de naieveteit van den kunatenaar .

Vandaar voor een deal, een groote mate van kennis, neon van w e t e n, meestal van zeer oorspronkelijken aard en in go- heel eigen vorm. Voeg daarbij een rijk en vol leven .

Zoo kon hij uitgaan om to zaaien, want hij was dat niet vroeg begonnen. Hot zaad lag in de voorraadkamers opgehoopt. De grond, waarvan het gewonnen %erd, was diep en veelvuldig doorploegd door het ijzer der gedachte, en de hoeven der paarden en ossen hadden er op getrapt. En over de voren hadden regen en hagel gejaagd, had zonnelicht en gloed geschenen. Maar de arbeidzame hand, die hot zaad verzamelde, onder leed en vreugde, had nooit geaarzeld. Want zij werkte en zamelde voor de waar- heid en den mensch. Z66 was dat zaad gewonnen en had hij nu maar to tasten met volle grepen .

Ik weet niet waarmee deze I d e g n to vergelijken ; wat ook niet noodig is, doch men zoekt dat soms om bij benadering hat wezen to teekenen. Hot is anders dan Sterne, dan Borne, dan Heine, dan Montaigne . Soma, door de lichtheid en snelheid der bewegingen, het overspringen op onderwerpen, heeft het iets van een Fransche causerie, maar het is een geharnaste causerie ; zij doet wel eons denken aan Heine, dan weer door de in fjjn- heden spelemeiende bigarures aan Tristram Shandy, dan weer is er Oostersche poezie als die van het Hooglied of toorn als van Jesajas. Ja, van Jesajas en andere Hebreeuwsche dichters ; heeft iemand Ivel ooit opgemerkt welke verwantschap er bestaat tusschen de kleur, den zinbouw, de beelden der schoonste stukken uit de bijbelsche litteratuur en die van Multatuli? Maar altijd is hij weer andere en eigen en geheel oorspronkelijk ; een eenig verschijnsel in onze litteratuur . De I d een omvatten alles, wat mensch en wereld betreft . Insulinde is onderdeel geworden ; slechts enkele malen gromt noch die donder van verre en ziet men het weerlicht ; maar Insulinde is de menschheid geworden ; de vrije arbeid, de emancipatie der menschen van alle banden, die hun ontwikkeling belemmeren .

Ik betreur hat alleen to kunnen aanstippen en niet genoeg to kunnen aanhalen . Noch ook soms to komen in wederkeerig toeteen van gedachten. Ik tracht alleen toe to lichten en to doen begrijpen .

De eerste bundel bevat puntige opmerkingen over waarheid, denken, hat zijn, god-noodzakelijkheid, geloof en ,buitenissig- heden" ; over het kwaad der godsdiensten ; een van de vele

(34)

STUDItN OVER MULTLTtTU'S WERHEN.

23 voorbeelden : de geschiedenis der Elberfeldsohe weezen, die stul.

pen krijgen van godsdolhoid ; toepassing : die weezen met geloof staan znij nader dan de knoeiers met half geloof . Hot was in 1862 noch de voile tijd van Dageraad en moderne theologie . Teretond was Multatuli der G a n z e die het schijnbare liberalisme en den halfrationeelen godsdienst bestreed . ,Geloof en buig u, of verwerp en sta rechtop."

Gij vindt er voortreffelijke zaken over de vrouw en het huwelijk (Id. 183), met eon kritiek en een aanvulling van Matheus XIX ; die aanvulling is een prachtige bladzijde die in de Evangelien vergeten is. Over onze dochters : ,Wat hebt gijvahonze dochters gemaakt : o zeden!" Over de verkrachting van de natuur onder den schijn van deugd ; over opvoeding, I d e e 211, 213 ; voorts over staatkunde ; de verkeerde wijze van vertegenwoordiging, de fouten der He Kamer (men leze Nvdie bladzijden van 1862 zij herwinnen eene nieuwe actualiteit), met het vonnis : or is verrotting in het parlement, toen door den liberalen Arnhemnier en den ,bezadigden" Amsterdammer overgenomen ; en eene sterke

veroordeeling van Thorbecke's regeerstelseL

Onder de hier en daar verspreide fantazieen en verhalen, komt ook dat uitnemend schoone fragment van de brik la Saints Vierge, den monnik, en het lachende Fransche vrouwtje ; eon episode die wel aan den Sentimental Journey doet denken, maar die toch reeds alleen de letterkundige reputatie van eon schrijver zou maken. Men vormt bloemlezingen ; waarom is aan deze reins, geurige bloom geen plaate gegeven t

En ook do beroemde Woutergeschiedenis wordt in den eersten bundel aangevangen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gegeven als feitelijk bestaande toestand, dat de Rijksarchitecten in de eerste plaats de hoofden zijn van uitgebreide bouwkundige bureaux, en gegeven de niet zoo groote beteekenis,

Toen alle jongens er waren, begon achter op de bovenkerkvloer, in de felste aflichting der waterklare hoog-vensters, tegen het groote altaar op, de mis van den direkteur, het

Gelijk de tijd op trotsveerende schreden het hooggeheven lijf door vuur omgloord als vorst gaat door het rijk der eeuwigheid, en nevels scheuren voor zijn gloedvol licht, en steeds

In het gezicht der moeder, met zoo als de lippen even werden ingetrokken satijnig tegen elkaâr aan en dan weêr langzaam uitkwamen, of alleen een klein verroeren er in flitste door

Goud in haar eigen afglans staat de maan, En gaat over in haar wijkenden gloed, En de nacht, diep blauw, rijst haar tegemoet, En doet zijn diep blauw in haar overgaan.. En 't

En toen zij opstond, stond ik ook naast haar - Nog fonkelde zij voor mij van heur haar En van haar oogen - lei ze nog haar hoofd Dicht aan het mijne en ik zag gedoofd Worden haar

Wanneer nu een kunstenaar, in de oude maatschappij geboren en opgevoed, door de een of andere oorzaak begint te bespeuren dat hij verzwakt - immers het kan zijn, en het is ook

En één verhief zich met een wit gelaat En eischte alles, en zijn oogen drongen Bij de vergad'ring in: zij konden niet Anders dan alles eischen, want zij waren Niets, niets, niets,