• No results found

Ficarystraat 2 - Hogewaldstraat ong Beuningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ficarystraat 2 - Hogewaldstraat ong Beuningen"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 6

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8

2.1 Bestaande situatie 8

2.2 Toekomstige situatie 13

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 17

3.1 Algemeen 17

3.2 Bestemmingsplan 20

Hoofdstuk 4 Beleidskader 21

4.1 Nationaal beleid 21

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 22

4.3 Gemeentelijk beleid 25

4.4 Conclusie 29

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 30

5.1 Bodem 30

5.2 Geluid 31

5.3 Bedrijven en Milieuzonering 31

5.4 Luchtkwaliteit 32

5.5 Geur 33

5.6 Externe veiligheid 34

5.7 Waterhuishouding 37

5.8 Ecologie 40

5.9 Archeologie & cultuurhistorie 42

5.10 Leidingen 43

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 44

6.1 Economische uitvoerbaarheid 44

6.2 Overleg 44

6.3 Inspraak 44

6.4 Zienswijzen 44

Bijlagen toelichting

Bijlage 1 Ruimtelijke visie Hogewaldstraat - Verbindingsweg Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Onderzoek geurhinder Ficarystraat

Bijlage 5 Onderzoek geurhinder Hogewaldstraat-Verbindingsweg Bijlage 6 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 7 Ecologisch onderzoek

(3)

Regels 45

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 46

Artikel 1 Begrippen 46

Artikel 2 Wijze van meten 51

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 52

Artikel 3 Groen - Landelijk groen 52

Artikel 4 Wonen 53

Artikel 5 Wonen - 1 57

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1 61

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2 63

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3 65

Hoofdstuk 3 Algemene regels 67

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling 67

Artikel 10 Algemene bouwregels 67

Artikel 11 Algemene gebruiksregels 68

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 69

Artikel 12 Overgangsrecht 69

Artikel 13 Slotregel 70

Bijlagen regels

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Te slopen bedrijfsbebouwing (voorwaardelijke verplichting)

Bijlage 3 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)

(4)
(5)

Toelichting

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Beuningen is het verzoek binnengekomen voor de realisatie van 2 nieuwe woningen op de locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg, ter compensatie van de sloop van de

bedrijfsgebouwen (excl. de huidige bedrijfswoning) op de locatie Ficarystraat 2 in Beuningen. Deze laatste deellocatie zal daarbij ook de bestemming 'Wonen' krijgen. De locatie

Hogewaldstraat-Verbindingsweg is gekozen na een zorgvuldige belangenafweging voor ruimtelijke kwaliteit. De locatie is een evident planologische betere keuze voor de bouw van 2 woningen dan de locatie aan de Ficarystraat 2.

Aangezien het initiatief passend is binnen het beleid voor functieverandering in het buitengebied, wil de gemeente hier medewerking aan verlenen. Het initiatief past niet in het geldende

bestemmingsplan. Het is dan ook noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft zowel het perceel aan de Ficarystraat 2 als een onbebouwd perceel op de hoek Hogewaldstraat-Verbindingsweg. Onderstaande afbeeldingen tonen globaal de ligging van het plangebied in de omgeving. De locatie Ficarystraat 2 is gelegen in het buitengebied, de locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg is gelegen aan de kernrand van Beuningen. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

Globale ligging plangebied Ficaystraat 2 (links) en Hogewaldstraat-Verbindingsweg (rechts)

1.3 Geldende plannen

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals op 14 juni 2011 is vastgesteld

door de gemeenteraad. Ter plaatse van de deellocatie Ficarystraat 2 geldt de bestemming 'Agrarisch'

met een bouwvlak, alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor de deellocatie op

de hoek Hogewaldstraat-Verbindingsweg geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden', alsmede de

dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 en 2'.

(7)

Uitsnede geldend bestemmingsplan Ficaystraat 2 (links) en Hogewaldstraat-Verbindingsweg (rechts)

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.

Inleiding en gebiedsvisie

In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.

Juridische planbeschrijving

In hoofdstuk 3 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden

gehanteerd.

Verantwoording

Hoofdstukken 4 en 5 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.

Uitvoerbaarheid

Het laatste deel (hoofdstuk 6) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke

uitvoerbaarheid van het plan.

(8)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Ficarystraat 2

Aan de Ficarystraat 2 was tot 2001 een agrarisch bedrijf gevestigd. De bedrijfsvoering richtte zich op akkerbouw. Op het perceel was een bestaande loods aanwezig, welke gebruikt werd voor de opslag van aardappels en het stallen van machines. In 1998 is deze loods uitgebreid tot een totaal oppervlak van 2.250 m

2

. Het agrarisch bedrijf is gestopt, waarna de laatste jaren de bestaande loods voor opslag is gebruikt.

Het (voormalige) agrarische perceel aan de Ficarystraat 2 ligt in een open agrarisch gebied ten zuiden van de kern Beuningen. De Ficarystraat had tot in 2012 een ontsluitende functie tussen Beuningen en Wijchen. Deze functie is met de aanleg van de randweg langs de Elsenpas komen te vervallen.

De straat is herkenbaar in het landschap vanwege de dubbele bomenrij. Langs de Ficarystraat komt

verspreide bebouwing voor met hoofdzakelijk een agrarische functie. Direct naast het bedrijf ligt een

gemengd agrarisch bedrijf (melkvee) met diverse schuren en opstallen.

(9)

Huidige situatie deelgebied Ficarystraat 2

Aan de voorzijde van het perceel en rondom de bestaande loodsen is veel verharding van betonnen klinkers en Stelcon-platen aanwezig. De noord- en oostzijde van het perceel zijn beplant met een smalle houtsingel. Hierdoor heeft een perceel een landschappelijke inpassing in de omgeving verkregen. Aan de voorzijde bestaat de beplanting uit een tuininrichting rondom de bestaande bedrijfswoning. De bedrijfswoning is in de zuidoosthoek van het perceel gesitueerd.

2.1.2 Hogewaldstraat-Verbindingsweg 2.1.2.1 Historische achtergrond

Het deelgebied bevindt zich aan de zuidoostelijke rand van de kern Beuningen op de hoek van de Verbindingsweg- Hogewaldstraat en is gelegen op de zuidelijke oeverwal van de rivier De Waal. Dit zijn de hoger gelegen zandige afzettingen van de rivier en vormden hierdoor een ideale

vestigingsplaats. Het landschap kenmerkt zich hier door kleinschaligheid door de aanwezigheid van

singels en boomgaarden en variatie in bebouwing. Onderstaand wordt via enkele historische kaarten

de ontwikkeling van de omgeving weergegeven.

(10)

De Hogewaldstraat (toen Hoge Waldsche straat) heeft in het verleden een andere tracering gekend.

Hierbij was het perceel dat nu aan de zuidwestzijde van de Verbindingsweg ligt (Verbindingsweg 2) eveneens ontsloten via de Hogewaldstraat. Aan de parcellering van de agrarische gronden en de aanwezigheid van bebouwing aan de Verbindingsweg is dit tracé nog goed af te lezen.

De Verbindingsweg vormt de verbinding tussen de Reekstraat en de Hogewaldstraat. Beide wegen (Hogewaldstraat en Reekstraat) hebben een grillig verloop en lopen vrijwel evenwijdig aan elkaar. De bebouwing in deze linten bestaat met name uit woonbebouwing en (voormalige) agrarische

bebouwing welke zich dicht op de straat bevindt, waardoor er sprake is van lintbebouwing. De zone

tussen deze linten kan worden beschouwd als waardevolle landschappelijke zone.

(11)

Het huidige beeld in het lint van de Hogewaldstraat wordt aan de noordzijde bepaald door de dorpse bebouwing van de wijk De Haaghe, Kapershof en Notenhof, alsmede het buurtschap Hogewald. Ook de zuidzijde van de Hogewaldstraat wordt gekenmerkt door relatief compacte (lint)bebouwing. De bebouwing aan de Verbindingsweg kent een landelijker karakter en is zowel gelegen op enige afstand van de weg op ruime percelen als dicht op de weg. Het bestaande karakter van de omgeving van het plangebied en de aanwezige bebouwde percelen met opgaande beplanting, maakt dat het plangebied ruimtelijk deel uitmaakt van de randzone van de kern Beuningen.

2.1.2.2 Huidige situatie deellocatie

Het plangebied wordt naast de Verbindingsweg en de Hogewaldstraat (met de hier aanwezige

woonpercelen) begrensd door een A-watergang aan de zuidkant en het langgerekt perceel van de

Hogewaldstraat 33 aan de noordoostzijde. Ter hoogte van de Verbindingsweg bevindt zich een

regelwerk in de A-watergang.

(12)

Huidige situatie deelgebied Hogewaldstraat-Verbindingsweg

Het plangebied wordt aan begrensd door de Hogewaldstraat en Verbindingsweg met de hieraan gelegen percelen. Aan de zuidzijde vormt de aanwezige A-watergang de plangrens. Ten

(noord)westen en oosten van het plangebied zijn bestaande woonpercelen met bijbehorende erven aanwezig. Door de aanwezige ruimtelijke elementen en heldere begrenzingen vormt het plangebied een herkenbaar onderdeel van de randzone van de kern Beuningen.

De bebouwde percelen (Verbindingsweg 1-3 en Hogewaldstraat 31-33) hebben een robuuste groene

inrichting en erfscheidingen, bestaande uit struweel en boomvormers. Ook aan de overzijde van de

Verbindingsweg zijn beplante erven aanwezig, waarbij de woning aan de Verbindingsweg 4 (en ook

nr. 5) vrijwel aan de straat is gesitueerd. Het aanwezige beeld draagt bij aan de vanuit de historie

aanwezige karakteristiek van de oeverwal (beslotener ten opzichte van het komgebied).

(13)

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Algemeen

Met dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan het beleid ten aanzien van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. De “Gemeentelijke uitwerking Notitie functieverandering Buitengebied”

van 26 januari 2010 geeft de randvoorwaarden voor medewerking aan functieverandering.

Functieverandering naar wonen van voormalige bedrijfsgebouwen is mogelijk, waarbij 2 woningen gerealiseerd kunnen worden (totale bouwmassa niet meer dan 2.000 m

3

) bij een gesloopte

oppervlakte bedrijfsgebouwen van meer dan 1.500 m

2

. Daarbij is in eerste instantie onderzocht of de te realiseren woningen op hetzelfde perceel, als waar de bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,

realiseerbaar zijn. Het perceel Ficarystraat 2 ligt in een open agrarisch gebied, naast een agrarisch bedrijf. Hoewel nu aan afstandsnormen voldaan kan worden tot het naastgelegen bedrijf, kan de aanwezigheid van de extra woningen eventueel belemmerend werken in de toekomst. Vandaar dat enkele andere (beschikbare) locaties zijn onderzocht, die een vergelijkbare (landelijke) uitstraling hebben. Het gaat om locaties aan de Waardhuizenstraat (Kerkenriet), Bijsterhuizenstraat en Hogewaldstraat-Verbindingsweg. De locaties Waardhuizenstraat en Bijsterhuizenstraat blijken om landschappelijke en/of milieukundige redenen (mogelijke bodemvervuiling, aanwezigheid agrarische bedrijven) niet haalbaar te zijn. Op de locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg zijn deze

belemmeringen niet aanwezig. De realisatie van woningen is passend binnen het cultuurhistorische occupatiepatroon van de aanwezige lintstructuur aan de rand van de kern Beuningen, waarbij tevens de mogelijkheid bestaat om ook ter plaatse het landschappelijk beeld te herstellen.

2.2.2 Ficarystraat 2

Op de locatie Ficarystraat 2 zal de bestaande bedrijfsbebouwing (verplicht) worden gesloopt. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden. Het perceel zal de bestemming 'Wonen' verkrijgen en worden heringericht, waardoor het meer een erf/tuin-uitstraling zal verkrijgen.

2.2.3 Hogewaldstraat-Verbindingsweg

Om te komen tot een goede landschappelijke inpassing, is voor deze locatie een ruimtelijke visie

opgesteld (Bruisten AEC i.s.m. buro Waalbrug, mei 2014). Deze visie gaat in op de omvang en

situering van bebouwing, de inrichting van de percelen, alsmede de architectonische uitstraling van

de gebouwen.

(14)

2.2.3.1 Richtlijnen en randvoorwaarden

Voor de herinrichting van het perceel is een aantal voorschriften en richtlijnen geformuleerd waaraan voldaan moet worden:

 het plan dient een toegevoegde waarde te hebben voor het buitengebied (sanering opstallen en landschappelijke inpassing nieuw te bouwen woningen);

 er dient een beschrijving te komen voor de beeldkwaliteit die een afstemming vraagt met de bebouwde omgeving

In het landschapsontwikkelingsplan ”landschap in beweging” (december 2006) voor de gemeente Beuningen, Druten en Wijchen wordt voor het deelgebied “Waaloeverwal” een uitvoerige lijst richtlijnen voor beeldkwaliteit gegeven. Hieronder de relevante selectie van deze richtlijnen:

 Streven naar een erf met een landelijk karakter.

 Kleinschaligheid behouden en versterken.

 Kleinschalige bebouwing toestaan

 Creëren van samenhang tussen bebouwing en beplanting op het erf.

 Gebruik maken van streekeigen, inheemse beplantingen op het erf en terrein.

 Groene zones versterken en handhaven.

Kenmerkend voor de Waaloeverwal zijn de bebouwingslinten. De linten bestaan uit kavels met een hoofdgebouw en een of meerder ondergeschikte bijgebouwen. Het hoofdgebouw staat op een variabele afstand van de weg. De achtergelegen bijgebouwen staan aan een erf en liggen veelal versprongen van het hoofdgebouw. De kavels hebben een groene uitstraling door boomgaarden, erfbeplanting en erfafscheidingen. Het principe van de lintbebouwing en het boeren erf vormen het uitgangspunt voor de verdere beeldkwaliteit en inrichting.

2.2.3.2 Conceptvorming

Voor het inpassen van de 2 nieuw te bouwen woningen op de betreffende locatie wordt er één perceel aan de bestaande lintbebouwing langs de Hogewaldstraat en één perceel aan de

Verbindingsweg gesitueerd. Beide percelen vragen door deze verschillende ligging om een andere benadering.

Het perceel aan de Hogewaldstraat schikt zicht in de compactere opzet van de lintbebouwing en zal zich hier duidelijk naar de weg presenteren. De bebouwing op het perceel aan de Verbindingsweg zal zich daarentegen bescheidener opstellen en een terugliggende positie ten opzichte van de weg krijgen om lintvorming hier juist te voorkomen. Door de bebouwing vervolgens ook in een erfachtige opzet te plaatsen, verkrijgt het zijn landelijke karakter. Vanwege de archeologische waarden van de locatie wordt de bebouwing eventueel op een verhoogd maaiveld gerealiseerd. Deze pollen zijn landschappelijke elementen die veelvuldig in de omgeving voorkomen, zie ook 5.9.

Om aan te sluiten bij de ruimtelijke structuur van het gebied zal uitsluitend direct rond de woningen

een siertuin worden gesitueerd. De daarachterliggende ruimte zal een open en landschappelijke

inrichting krijgen met daarin plek voor bijvoorbeeld een hooimijt en een dierenweide.

(15)

Ruimtelijk concept

2.2.3.3 Inrichtingsvoorstel Woning Hogewaldstraat

Deze woning voegt zich in de lintbebouwing aan de Hogewaldstraat waarbij het hoofdgebouw zich duidelijk presenteert naar de weg. Bij voorkeur heeft de voorruimte van het perceel dan ook een open inrichting. Karakteristiek voor een dergelijk lint is de verspringende rooilijn. Meer specifiek voor deze locatie betekent dit dat (mede door de situering van Hogewaldstraat nr 14, locatie overzijde) er gekozen is de woning ten opzichte van de naastgelegen woningen naar achteren en op de westelijke helft van het perceel te plaatsen. De woning is zo gepositioneerd op de kavel dat er een doorzicht blijft naar de zuidelijk gelegen open ruimte en deze waarneembaar blijft vanaf de Hogewaldstraat. Op deze manier blijft het landelijke karakter van de Hogewaldstraat behouden.

Het bijgebouw is uitgevoerd met kap en qua vorm en positionering ondergeschikt aan het hoofdgebouw en gelegen achter de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van het hoofdgebouw. De afstand tussen beide gebouwen dient een onderlinge samenhang tussen de gebouwen te waarborgen en dus niet meer dan 5 meter te bedragen.

Gezien de nabijgelegen T-splitsingen en tegenoverliggende bebouwing, ligt het voor de hand om de inrit aan de westzijde van het perceel te situeren.

Het perceel wordt omzoomd door een haag (bijvoorbeeld een Beuk of Meidoorn) die aan de voorzijde maximaal 1.00 m hoog is. Het heeft de voorkeur om ook aan de zij- en achterzijden geen hoge erfafscheiding te maken maar het zicht met het achterliggende weiland te behouden. Vandaar dat in het plan hiervoor een maximale hoogtemaat van 1,50 m is opgenomen.

Een bakenboom ter hoogte van de woning markeert het hoofdgebouw. Hierbij kan gedacht worden

aan bijvoorbeeld een Eik, Linde of Walnoot.

(16)

Inrichtingsvoorstel

Woning Verbindingsweg

De woning aan de Verbindingsweg kent een ruimere opzet en vormt hiermee de overgang naar het landschap aan de zuidzijde van de locatie. De erfachtige opzet van de bebouwing ligt op enige afstand van de weg (los ensemble) waardoor deze als beëindiging van de lintbebouwing langs de Verbindingsweg kan worden gezien.

Op het voorterrein is ruimte voor een hoogstamfruitboomgaard en eventueel een zogenaamde bleekweide, moestuin of hobbymatige dierenweide (gansen, kippen, geiten). De inrit die aansluit op de Verbindingsweg is excentrisch gelegen om niet te refereren naar een landgoedachtige opzet. De inrit biedt tevens zicht op (een deel van) het hoofdgebouw, de bijgebouwen en het achtererf. De woning en bijgebouwen dienen in een erfachtige opzet te worden gesitueerd waardoor onderlinge samenhang is gewaarborgd. De hooimijt op het achtererf kan als een meer opzichzelfstaand element worden gesitueerd en als blikvanger vanaf de Verbindingsweg en de Hogewaldstraat fungeren.

Een bakenboom markeert het erf en het hoofdgebouw en de haag (max. 1.00m hoog, bijvoorbeeld

Beuk of Meidoorn) om het erf markeert de erfafscheiding en de overgang van siertuin naar een meer

landschappelijke inrichting. Aan de zuidzijde van het erf zal een natuurvriendelijke oever (plasberm)

met natuurlijke vegetatie de afscheiding vorm gaan geven. Deze natuurlijke afscheiding vormt een

fraaie overgang naar het daarnaast gelegen eslandschap. Voor de herprofilering van het talud van de

A-watergang dient wel rekening te worden gehouden met de eisen die het waterschap hieraan stelt

m.b.t. de doorstroming.

(17)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de

overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en het bestemmingsplan Buitengebied. Voor het bouwen is verder het Besluit

omgevingsrecht (Bor) van belang. In de Bor zijn onder andere regels voor bouwvergunningvrije bouwwerken opgenomen.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

3.1.1 Inleidende regels Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen.

Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.

(18)

3.1.2 Opbouw bestemmingen Bestemmingsomschrijving

Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend.

Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.

Afwijken van de gebruiksregels

Een omgevingsvergunning om af te wijken van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat afwijken wel kan worden toegestaan ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via de omgevingsvergunning kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de regeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.

Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen dienen geregeld te worden via een

wijzigingsbevoegdheid.

(19)

3.1.3 Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels

Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een

omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de

afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen.

Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene procedureregels

In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een afwijkingsbevoegdheid en/of een wijzigingsbevoegdheid en het verlenen van een

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden.

3.1.4 Overgangs- en slotregels Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

(20)

3.2 Bestemmingsplan

Dit hoofdstuk wordt verder ingevuld zodra de regels akkoord zijn.

Het bestemmingsplan kent 3 bestemmingen en 3 dubbelbestemmingen. Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de bestemmingen.

Wonen en Wonen-1

Deze bestemming betreft de bestaande woning aan de Ficarystraat (Wonen) en de nieuwe woonpercelen aan de Hogewaldstraat en Verbindingsweg (Wonen-1). Door de ligging in het buitengebied (Ficarystraat) en in de randzone van de kern Beuningen

(Hogewaldstraat-Verbindingsweg) is er gekozen om de bestemmingsregeling aan de te laten sluiten bij de betreffende ruimtelijke eenheden. De regeling voor de locatie Ficarystraat is derhalve gelijk aan de standaardregeling in het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De regeling voor de locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg is, gelijk aan de percelen langs de zuidzijde van de Hogewaldstraat ten westen en oosten van het plangebied, gelijk aan de standaardregeling voor de kernplannen in de gemeente. Op de verbeelding is het bouwvlak weergegeven, met daarin de maximale goot- en bouwhoogten. Verder geldt dat alleen vrijstaande woningen mogen worden gerealiseerd, waarbij per bouwvlak maximaal 1 woning is toegestaan. De bouwvlakken zijn zo gesitueerd dat, binnen de gewenste ruimtelijke inpassing, nog enige flexibiliteit bestaat ten opzichte van de exacte positionering van de woningen. De bouwvlakken mogen niet volledig worden volgebouwd. Conform het

gemeentelijke functieveranderingsbeleid geldt een maximale inhoudsmaat per woning (inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken) van 1.000 m

3

. Conform dit functieveranderingsbeleid mag het oppervlakte bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 120 m

2

. In de bestemming voor deze locatie is verder een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze regelt dat de te realiseren woningen niet eerder in gebruik mogen worden genomen voordat de bedrijfsbebouwing op de locatie Ficarystraat is gesloopt en de landschappelijke inpassing op de locatie

Hogewaldstraat-Verbindingsweg is aangelegd en in stand wordt gehouden.

Groen - Landelijk groen

Deze bestemming heeft betrekking op het groene achterterrein op de deellocatie

Hogewaldstraat-Verbindingsweg. Tevens is het opgenomen voor een deel van het perceel voor de nieuwe woning aan de Hogewaldstraat. Binnen de bestemming 'Groen - Landelijk groen' zijn grasvelden, weilanden, tuinen en groenvoorzieningen toegestaan. Het gebruik van deze gronden dient hobbymatig te zijn. Gebouwen zijn niet toegestaan, bouwerken, geen gebouwen zijnde wel.

Door het toekennen van deze bestemming met bijbehorende regeling wordt het beoogde groene beeld van het achtergelegen terreindeel geborgd. Teven wordt hiermee beoogd dat een erfinrichting ter plaatse van de nieuwe woning aan de Hogewaldstraat mogelijk is (tuinen en erven zijn

toegestaan), maar dat ten behoeve van de doorzichten wordt voorkomen dat hier bebouwing wordt gerealiseerd (ook niet vergunningvrij).

Waarde - Archeologie 1, 2 en 3 (dubbelbestemmingen)

In het plangebied zijn 3 dubbelbestemming opgenomen, te weten 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3'.

Deze dubbelbestemmingen hebben tot doel om de archeologisch te verwachten waarden in de bodem te beschermen. Bij (bouw)werkzaamheden met een in de dubbelbestemming weergegeven omvang dient de initiatiefnemer te onderzoeken of er bijzondere archeologische waarden voorkomen.

Daarbij is een regeling voor de omgevingsvergunning opgenomen: hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningsplichtig gesteld (inclusief enkele uitzonderingen). Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht, gelden enkele maatstaven. Werken en werkzaamheden die geen verband houden met de beoogde doeleinden, of die onevenredig afbreuk doen aan de beoogde waarden en

kwaliteiten zijn ontoelaatbaar. De aanvaardbaarheid van werken of werkzaamheden, die wel verband

houden met (één van) de beoogde doeleinden, is afhankelijk van de mate waarin deze werken en/of

werkzaamheden afbreuk doen aan de overige doeleinden binnen de desbetreffende bestemming.

(21)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In de SVIR schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland

concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komen te liggen. Het Rijk zal zich alleen bezig houden met de zaken die prioriteit hebben. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

De structuurvisie is juridisch vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), zie 4.1.2.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening

noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 deels in werking

getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als

procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en

overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):

(22)

1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.

2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.

3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”

Uit actuele juriprudentie blijkt dat de realisatie van 2 extra woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling. Toepassing van de ladder is niet noodzakelijk.

4.1.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de

bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd.

De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

 sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;

 een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief

inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en

een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

(23)

Als leidend principe hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan, zie ook 4.1.2. De provincie hanteert voor de bepaling van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro.

4.2.2 Omgevingsverordening

De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. van. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de

doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de

Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.

Waardevol open gebied

De locatie Ficarystraat 2 maakt onderdeel uit van een Waardevol open gebied “Beuningse Veld'. De waardevolle open gebieden zijn van waarde vanwege hun grootschalige openheid. Op sommige plekken heeft de ruimtelijke kernkwaliteit openheid ook een andere dimensie, bijvoorbeeld een cultuurhistorische dimensie (de open schootsvelden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie) of een ecologische dimensie (weidevogelgebieden en ganzen- foerageergebieden). Het ruimtelijk beleid is gericht op bescherming van de kernkwaliteiten in deze gebieden. Voor waardevolle open gebieden is de grootschalige openheid de belangrijkste kernkwaliteit. Daarom geldt als uitgangspunt dat

ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, niet zijn toegestaan.

In het Prioritair programma energietransitie 2012-2015 (PS2012-193, PS besluit 25-4) zijn de provinciale doelstellingen voor duurzame energie gevat. Windenergie is onderdeel van de strategie om tot voldoende voorraad duurzame energie te komen. Open gebieden zijn soms ook kansrijke plekken voor het opwekken van windenergie. Met het oog op de maatschappelijke opgave voor duurzame energie, is het daarom onder voorwaarden mogelijk om windturbinepark met meer dan drie windturbines op te richten in open gebieden. De voorwaarden die gesteld worden (artikel 2.8.1.1, tweede en derde lid) beogen dat de ingreep een kwalitatieve toevoeging is aan het landschap. Het oprichten van windturbines wordt niet mogelijk gemaakt in de verbijzonderingen van de waardevolle open gebieden, namelijk die gebieden die tevens deel uit maken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie of die weidevogelgebieden of ganzen foerageergebieden zijn (artikel 2.8.1.2).

Tevens wordt een uitzondering gemaakt voor de uitbreiding van agrarische bebouwing (artikel 2.7.4.1 derde lid). Als het gaat om een omvangrijke uitbreiding die aansluitend, maar wel buiten het

bestaande bouwblok plaatsvindt, dan is een ruimtelijk-landschappelijk ontwerp vereist. Bij een omvangrijke uitbreiding denkt de provincie aan bebouwing met een oppervlak van circa 500 m

2

of meer dan wel met een nokhoogte van circa 11 meter. De kernkwaliteiten van de waardevolle open gebieden worden beschreven in Bijlage 5 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.

De locatie Ficarystraat is onderdeel van het agrarisch kerngebied (verwevingsgebied). Een verwevingsgebied is een gebied waarbinnen meerdere functies in verweven vorm voorkomen en waarin uitbreiding en hervestiging van niet - grondgebonden veehouderijbedrijven onder voorwaarden is toegestaan maar nieuwvestiging van niet - grondgebonden veehouderijbedrijven is verboden.

Direct ten westen van de locatie is een agrarisch bedrijf gevestigd. De realisatie van extra woningen op de locatie Ficarystraat 2 kan in de toekomst belemmerend werken voor dit agrarisch bedrijf c.q. het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners kan in het geding komen. De huidige

bedrijfswoning op de locatie is op voldoende afstand gelegen van het agrarisch bedrijf. De realisatie

van woningen, gekoppeld aan de sloop van het agrarisch bedrijfsgebouw, vindt bij voorkeur dus

elders plaats. De locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg heeft geen specifieke aanduiding in de

verordening, hier kan gebruik worden gemaakt van het regionale functieveranderingsbeleid.

(24)

Wonen

In tegenstelling tot de hiervoor geldende RVG zijn in de Omgevingsverordening geen

(woningbouw)contouren en zoekzones opgenomen. Dit verstedelijkingsbeleid is vervangen door de toepassing van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. In lijn met de Omgevingsvisie is het derhalve mogelijk lokaal maatwerk te leveren. Ten aanzien van 'Wonen' is in artikel 2.2.1.1

opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen. Zoals in 4.2.3 is beschreven is de toevoeging van 2 extra woningen passend in de regionale afspraken.

Vooroverleg

De provincie heeft in haar reactie (4 december 2014) aangegeven dat er gelet op de vigerende Omgevingsvisie en ­verordening in het voorontwerp geen provinciale belangen in het geding zijn. Ook in het nieuwe provinciale beleid ligt de locatie aan de Ficarystraat binnen de aanduiding waardevol open gebied. Het voorstel om op deze locatie bedrijfsbebouwing te slopen en twee woningen op een andere locatie in bestaande linten daarvoor terug te bouwen past dan ook prima in het beleid van de provincie.

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke

beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel. De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. Het Regionaal Plan (alsmede de herijking hiervan: 'Van koers naar keuze: Integrale visie op de gebundelde kracht van stad en land', juni 2011) zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken. Met de inwerkingtreding van de RVG is het beleid uit het regionaal plan hierin

overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.

De oorspronkelijke taakstelling voor gemeente Beuningen (vastgelegd in het Regionaal Plan) betrof

de bouw van circa 2000 woningen tot 2020. In het licht van de afnemende bevolkingsgroei en de

veranderende economie is deze taakstelling opnieuw vastgesteld. In deze nieuwe taakstelling wordt

ingezet op woningbouw uitsluitend voor de eigen bevolking. Door de bouw van circa 70 woningen tot

2024 kan de huishoudenstoename in de gemeente worden opvangen. Deze herijking is in regionaal

verband afgestemd, Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben onlangs ingestemd

met deze regionale afspraken. De toevoeging van 2 nieuwe woningen is passend in deze afspraken.

(25)

4.2.4 Notitie functieverandering buitengebied

De 'notitie functieverandering buitengebied' van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen stelt de

voorwaarden waaronder een functieverandering van een (agrarisch) bedrijf naar wonen, werken en woon-werkcombinaties mogelijk is. Functieverandering naar wonen is mogelijk bij volledige

beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten. Dit kan plaatsvinden door hergebruik van de bestaande woning of door nieuwbouw. Het regionaal beleid maakt het in aanvulling op de regeling uit het

streekplan mogelijk om bij sloop van tenminste 50 % van alle vrijkomende bedrijfsbebouwing maximaal 2 woongebouwen in plaats van 1 woongebouw te realiseren. Deze sloop vormt dan de noodzakelijke verevening. Er worden in het regionale beleid geen voorwaarden gesteld aan het aantal woningen dat per woongebouw wordt gerealiseerd. Bij sloop van alle vrijkomende bedrijfsbebouwing met een minimum van 750 m

2

bedrijfsbebouwing is het mogelijk 1 vrijstaande woning te realiseren in plaats van een woongebouw. Indien 1.500 m

2

of meer aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, kunnen 2 vrijstaande woningen worden gerealiseerd.

Op de locatie Ficarystraat 2 wordt een oppervlak van circa 2.250 m² aan bedrijfsgebouwen gesloopt, waarmee wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten. In de regels is via een voorwaardelijke verplichting een sloopplicht opgenomen van de bestaande loods. De bouwmogelijkheden worden ter plaatse middels de nieuwe bestemming fors teruggebracht. Voor de planontwikkeling is tevens een ruimtelijke visie opgesteld voor de locatie Hogewald-Verbindingsweg, waarmee de ruimtelijke inpassing en een verdere (landschappelijke) kwaliteitsverbetering van de 2 nieuwe

woningen/woonpercelen ter plaatse wordt geborgd.

4.2.5 Conclusie

Het bestemmingsplan is passend binnen de provinciale en regionale beleidskaders.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 is onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voortgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad 6 strategische hoofdlijnen bepaald:

1. De 4 verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;

2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;

3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;

4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;

5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;

6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.

De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2 drastisch wordt teruggebracht en dat de

inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de

opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat

(26)

leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en

toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Structuurvisie

De gemeentebrede Structuurvisie is op 8 mei 2012 vastgesteld. De structuurvisie is een

ontwikkelingsvisie met een richtinggevend en programmatisch karakter. Het bevat integrale keuzen voor de hoofdlijnen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid voor de komende jaren en wordt ingezet als onderdeel van een ruimtelijke onderbouwing voor bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen en voorbereidingsbesluiten. Kernambitie van de structuurvisie is dat de gemeente groen en dynamisch wil zijn. In essentie is het ruimtelijk beleid er op gericht om ruimte te geven aan dynamiek, waarbij de groene kwaliteiten van het gebied gerespecteerd en deze waar dat kan versterkt worden.

De gemeente Beuningen wil de komende jaren met een actief woonbeleid haar kwaliteiten als woongemeente versterken. De gemeente werkt aan aantrekkelijke woonmilieus en vitale kernen en wijken en zet in op wonen voor verschillende doelgroepen. Een gevarieerd woningaanbod wordt geboden, zodat iedereen (oud en jong) die in Beuningen in de eigen wijk of kern wil (blijven) wonen een passend huis kan vinden, zowel economisch als qua leefstijl en levensfase.

Het Beuningse Veld blijft primair behouden en bedoeld voor de agrarische functie. Het begeleiden van de verdere schaalvergroting is de opgave voor de toekomst. Een andere opgave is om hier invulling te geven aan recreatieve ambities die het agrarisch functioneren niet belemmeren, maar mogelijk zelfs kunnen versterken.

De opgave voor landschap is er één van behoud en versterking. De gemeente wil inzetten op behoud van de natuurlijke uitstraling en dynamiek van de rivier in de uiterwaarden én op behoud van het open kommenlandschap. Vooral in het oeverwalgebied en in een aantal overgangsgebieden van

bebouwing naar open gebied liggen kansen voor versterking van het landschap. Hier liggen ook kansen voor het verbinden van de verschillende landschapstypen. In het oeverwalgebied wil de gemeente het groen-blauwe raamwerk (landschaps- en waterstructuur) versterken en toegankelijker maken. Ook voor het gebied tussen Beuningen en Weurt worden kansen gezien om het typische kleinschalige landschap te versterken en meer te kunnen beleven. Ook ligt hier de uitdaging om de inrichtingen van de Beuningse Plas, het ARN-terrein en de overgangen naar het oeverwalgebied en het Beuningse Veld op elkaar af te stemmen.

De gemeente ligt in het rivierengebied. De daarbij behorende te onderscheiden landschapstypen omringen de kernen. Het onderscheid in die verschillende landschapstypen vormt het uitgangspunt voor de toekomstige ontwikkelingen in de groene en recreatieve zone tussen Weurt en Beuningen.

De grens tussen de oeverwal en de komgebieden is aan de westzijde van Weurt nog helder

aanwezig. Het verloop van watergangen, kavelrichtingen en een nog aanwezige steilrand markeren de rand tussen beiden. Het versterken en benutten van het contrast tussen de grootschalige, robuuste structuren van het komgebied en de kleinschalige, mozaïekachtige structuur van de oeverwal vormt het uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe initiatieven dienen bij te dragen aan de landschapsontwikkeling van deze zone.

Voor het deel oeverwal ten zuiden van de Van Heemstraweg wordt ingezet op conserveren en toegankelijk maken. Hier worden geen nieuwe rode ontwikkelingen voorzien. Wel zijn er

mogelijkheden voor transformatie van bestaande erven. Daarbij is echter geen verdere verstening of intensivering gewenst. Het verkleinen van de schaal van het landschap kan goed door het

ontwikkelen van boomgaardjes.

(27)

Dit bestemmingsplan betreft een gecombineerde opgave. Ter plaatse van de Ficarystraat 2 wordt een groot oppervlak vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Omdat het primaat in dit (open) gebied ligt op de agrarische sector, worden ter plaatse geen nieuwe (extra) woningen gerealiseerd.

De locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg is gelegen direct aan de kern Beuningen (onderdeel van kernrandzone), hier is reeds sprake van (verdichte) lintbebouwing met beplante erven. De toevoeging van een tweetal woningen zal hier het aanwezige ruimtelijke beeld niet aantasten. De realisatie van de woningen is bovendien passend binnen het cultuurhistorische occupatiepatroon (zie ook paragraaf 2.1.2.1). Er ontstaat juist ter plaatse een landschappelijke versterking, passend binnen de

beleidsuitgangspunten van de structuurvisie. Met de realisatie van de woningen wordt tevens een stevige (erf)beplanting toegevoegd, zie paragraaf 2.2.3.3). Dit zorgt voor een landschappelijk beeld dat passender is in het oeverwalgebied en daarmee een versterking van het onderscheid tussen de oeverwal en het open komgebied. De landschappelijke inpassing van deze locatie is via een voorwaardelijke verplichting geborgd in de bestemmingsregeling. Het initiatief is passend in de beleidsuitgangspunten van dit gemeentelijke beleid.

4.3.3 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Beuningen heeft in 2006 samen met de gemeente Wijchen en Druten een

Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie zet in op de versterking en ontwikkeling van de verschillende landschapstypen die het landschap in deze gemeenten karakteriseren. Het

plangebied is gelegen binnen het gebied 'Waaloeverwallen'. Dit deelgebied is landschappelijk fraai en recreatief zeer aantrekkelijk door de diversiteit, de kleinschaligheid en de groene uitstraling. De diversiteit en kleinschaligheid is terug te vinden in het samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen. Een rijke groene uitstraling is aanwezig in de vorm van rijk beplante erven, boomgaarden, wegbeplantingen, windsingels en opslag rond plassen.

De groene zones tussen de dorpen versterken het kleinschalige karakter van de Waaloeverwallen.

De herkenbaarheid van de overgang tussen de oeverwal en kom vormt een aandachtspunt bij het vormgeven van nieuwe ontwikkelingen. Het goed vormgeven van deze overgang is bij nieuwe ontwikkelingen een opgave.

Uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen in de Waaloeverwallen is het behouden van het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, boomgaarden, kleine landschapselementen en weiden in onregelmatige patronen. De belangrijkste doelstellingen voor dit deelgebied zijn:

 kleinschaligheid behouden en versterken;

 kleinschalige bebouwing toestaan;

 groene zones tussen dorpen handhaven;

 archeologische en cultuurhistorische waarden zichtbaar maken (wielen, kolken, zijkades), en;

 recreatief netwerk actief ontwikkelen, inclusief Koningstraat.

De ontwikkeling van nieuwe landgoederen, buitenplaatsen en landelijk wonen passen bij het beeld van een veelzijdig en toegankelijk landschap met een functie voor landelijk wonen. Er geldt een 'ja, mits' beleid indien deze ontwikkelingen gericht zijn op de versterking van de kleinschaligheid en de functies van de oeverwallen. De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplanting en solitaire bomen.

Voor de locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg is een ruimtelijke visie opgesteld, die past binnen de

kaders van het Landschapsontwikkelingsplan. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de

realisatie van de doelstellingen van deze landschapsvisie. Daarnaast wordt ook door sloop van de

voormalig agrarische opstallen een kwaliteitsimpuls gegeven aan het landschap.

(28)

4.3.4 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is

aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

 kwaliteit voor kwantiteit;

 betaalbaarheid van de woningen;

 duurzaamheid van de woningen;

 sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;

 aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;

 wensen van de woonconsument centraal.

De kracht van de gemeente is het eigen karakter en de vitaliteit van de vier kernen. De bewoners waarderen het groen en dorps wonen nabij de grote stad. De gemeente is van mening dat zij met de schakering van landelijke, dorpse en centrum-dorpse woonmilieus een belangrijke functie in regionaal verband heeft, onder meer in aanvulling op de grootstedelijker milieus. Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. De gemeente vindt het belangrijk dat er de komende jaren in iedere kern gebouwd wordt en dat daarbij sprake is van organische groei. Geen grootschalige uitbreidingen, maar kleinschaliger impulsen, passend bij de bestaande sfeer en identiteit van de kern. Waar mogelijk geeft de gemeente de voorkeur aan een inbreidingslocatie boven een uitbreidingslocatie, maar woonmilieu en doelgroep bepalen mede de keuze. Gemiddeld worden per jaar 80 woningen gerealiseerd, waarbij de nadruk op Beuningen en Ewijk wordt gelegd.

Het bestemmingsplan is passend binnen het gemeentelijke woonbeleid.

4.3.5 Gemeentelijke uitwerking ’Notitie functieverandering in het buitengebied’

De gemeentelijke notitie bevat een uitwerking van het provinciale en regionale beleid betreffende de

‘Functie verandering in het buitengebied’. De notitie is vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen op 26 januari 2010.

Functieverandering naar woningen is mogelijk door sloop van alle voormalige bedrijfsgebouwen en herbouw van een woongebouw of woning. Uitgangspunt hierbij is dat vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd ter grootte van maximaal 50 % van de gesloopte bebouwing. Dit komt dan ter plaatse van de gesloopte bebouwing. Sloop vormt in vele gevallen de noodzakelijke verevening. Maar in sommige gevallen is het gewenst in te spelen op de specifieke situatie om daardoor een hogere ruimtelijke kwaliteit te bereiken. De verevening kan dan op een andere wijze aangevuld worden mits wordt onderbouwd dat dit de beoogde verbetering in de ruimtelijke kwaliteit oplevert.

De mogelijkheden voor sloop en vervangende nieuwbouw zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Dit betreffen de maximale mogelijkheden:

Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen Functieverandering naar wonen

0 - 750 m

2

geen mogelijkheden (uitgezonderd

afwijkingsmogelijkheid)

750 - 1.500 m

2

1 woning of woongebouw van max. 1.000 m

3

> 1.500 m

2

2 woningen of 1 of 2 woongebouw(en) met een

maximum inhoud van 2.000 m

3

Indien een woongebouw wordt gerealiseerd, mogen hier maximaal 4 appartementen of 3

eengezinswoningen in worden gerealiseerd.

(29)

In het plangebied wordt (verplicht) 2.250 m

2

gesloopt. Daarnaast worden, naast de bestaande bedrijfswoning (die een woonbestemming krijgt), 2 woningen gerealiseerd. Deze worden niet op de deellocatie Ficarystraat 2 gerealiseerd. De locatie Hogewaldstraat-Verbindingsweg vormt een planologische verbetering ten opzichte van de realisatie van woningen op de Ficarystraat 2. Deze locatie is gelegen in een agrarisch kerngebied, tevens is direct op het naastgelegen perceel een agrarisch bedrijf gevestigd.

De bouwmogelijkheden in het buitengebied worden middels dit bestemmingsplan significant teruggebracht. Voor de planontwikkeling is tevens een ruimtelijke visie opgesteld voor de locatie Hogewaldstraat-Verbindingsstraat, waarmee de ruimtelijke inpassing en een verdere

(landschappelijke) kwaliteitsverbetering ter plaatse wordt geborgd. Daarmee is de ontwikkeling passend binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten ten aanzien van functieverandering in het buitengebied.

4.3.6 Conclusie

Het initiatief is passend binnen de verschillende gemeentelijke beleidsuitgangspunten .

4.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is passend binnen de beleidsuitgangspunten van de diverse overheden.

(30)

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden

vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening dient voor elke individuele bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een bouwvergunning verleend kan worden.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen,

graven/ophogen). Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden of de bodemkwaliteit een belemmering op kan leveren voor de realisatie hiervan. Bijna altijd is het mogelijk om bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Het is echter mogelijk dat een plan financieel onuitvoerbaar wordt, bijvoorbeeld omdat de kosten van de sanering te hoog zijn. Bij een wijziging van de

bestemming of van de functie wordt een bodemonderzoek alleen noodzakelijk geacht wanneer deze wijziging tevens een gevoeligere bodemgebruiksvorm inhoudt (bijvoorbeeld van bedrijvigheid naar wonen).

5.1.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek verricht (Econsultancy, rapportnummer 14011052, 5 augustus 2014). Navolgend de conclusies uit dit onderzoek.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "grootschalig onverdacht" (ONV-GR). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

De bodem bestaat tot 2,0 m -mv voornamelijk uit zwak siltige klei, welke bovendien plaatselijk zwak tot sterk grindig, zwak tot sterk oerhoudend en/of sterk zandig is. Vanaf 2,0 m -mv bestaat de bodem uit zwak tot matig siltig, matig grof tot zeer grof zand, welke bovendien plaatselijk matig tot sterk grindig is. Zintuiglijk is de bodem tot maximaal zwak kolengruishoudend en/of zwak

baksteenhoudend.

Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

De bovengrond is (plaatselijk) licht verontreinigd met koper, kwik en/of DDE. De ondergrond is licht verontreinigd met nikkel. Geen van de aangetroffen gehalten overschrijden de

achtergrondgrenswaarde. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "grootschalig onverdacht" kan worden

beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en

mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met

betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de

bestemmingsplanwijziging van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

(31)

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.2 Geluid

5.2.1 Regelgeving

In de Wgh en het Bgh is de zonering van wegen en het daarbij horende normenstelsel geregeld. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient voor alle wegen waarvan de zone een overlap met het plangebied kent, een akoestisch onderzoek te worden verricht (art.76 lid 1 Wgh). De breedte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk). De definities van het buitenstedelijk en stedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 van de Wgh. Als buitenstedelijk gebied wordt aangemerkt het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg, die binnen de bebouwde kom ligt. Conform artikel 74 lid 2 bevindt zich geen zone langs wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Voor nieuwe woningen bedraagt de wettelijke

voorkeursgrenswaarde 48 dB.

Naast de Wet geluidhinder is in het Bouwbesluit 2012 aangegeven dat de karakteristieke

geluidswering van gevels zodanig moet zijn, dat bij nieuwe woningen de binnenwaarde (bij gesloten ramen) voor verblijfsgebieden niet hoger is dan 33 dB.

5.2.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek verricht (Econsultancy, rapportnummer 14011055, 18 september 2014). Navolgend de conclusies uit dit onderzoek.

De te onderzoeken wegen zijn de Verbindingsweg (wegvak buiten de bebouwde kom) en de Reekstraat. De Verbindingsweg en de Reekstraat zijn buitenstedelijk gelegen en hebben maximaal twee rijstroken. De onderzoekszone bedraagt 250 meter. Binnen de zone dient de hoogst toelaatbare geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de betreffende weg in acht te worden genomen (art.

76 Wgh).

De berekeningen zijn verricht aan de hand van Standaard reken- en meetvoorschrift, geluid, 2012 en met behulp van het programma Geomilieu, versie 2.40. Ten gevolge van de Verbindingsweg buiten de bebouwde kom en de Reekstraat wordt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB niet overschreden. Uit de cumulatieberekeningen van alle omliggende wegen, blijkt dat voor alle

geveldelen de standaard gevelreductie van 20 dB afdoende is.

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.3 Bedrijven en Milieuzonering

Met dit bestemmingsplan worden geen hindergevende activiteiten mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig, die vanuit dit aspect bezien hinder kunnen veroorzaken op de (nieuwe) woningen. De geuraspecten van de ARN en het agrarisch bedrijf op de Ficarystraat 4 worden behandeld in 5.5.

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit

bestemmingsplan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein

dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens

Burgemeester en wethouders van gemeente Gooise Meren hebben op 18 april 2019 van Comenius Ontwikkeling B.V. Custers) een aanvraag om omgevingsvergunning ontvangen voor het

Op 3 december 2013 (BW13.01428) hebben wij besloten in beginsel akkoord te gaan, onder voorwaarden, met de realisatie van twee woningen aan Hogewaldstraat/ Verbindingsweg, in ruil

Daarnaast stelde de heer Carpaij, bewoner van Verbindingsweg 1 te Beuningen, vragen over het bestemmingsplan "Ficarystraat 2 - Hogewaldstraat ong Beuningen"?. Deze zal ik

Gezien de ligging op een met oeverafzettingen afgedekt laatglaciaal rivierterras (Laagterras) moet in het plangebied rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van

Een vennootschap kan slechts opgericht worden in één welbepaalde staat, en wordt in andere staten beschouwd als een foreign corporation.. Om zaken te kunnen doen in een andere