• No results found

Eindredactie: journalistiek proces in een veranderende context

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eindredactie: journalistiek proces in een veranderende context"

Copied!
137
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindredactie: journalistiek

proces in een veranderende

context

Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen,

studiepad dagbladjournalistiek

Foto: Tsjomme Dijkstra

Tsjomme Dijkstra, s1794922

Begeleider: dr. Frank Harbers

(2)

1

Samenvatting

Deze scriptie geeft antwoord op de onderzoekvraag of ontwikkelingen op digitaal gebied in de journalistiek invloed hebben op eindredactievormen bij mediaorganisaties. In de vorm van interviews met (eind)redacteuren van de krant en de website van Het Parool en van het onlinenieuwsmedium NU.nl is in het project onderzocht of er verschil bestaat in de functie en in kenmerken van eindredactie tussen printmedia en onlinemedia. Hierbij is onderzocht of de mogelijke verschillen en veranderingen bij en tussen de media ontstaan zijn als gevolg van digitalisering. De uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat de eindredacties van de krant en websites van het onderzoek onderling verschil kennen, in de organisatie en bezetting van de eindredactie, in de fase in het productieproces waarin eindredactie wordt uitgevoerd en ook in de wijze waarop ze eindredactie uitvoeren – waarbij de eindproducten ook kwaliteitsverschil kennen. De verschillen tussen de media hebben te maken met verschillende mogelijkheden van digitale media en printmedia en ook met de hoeveelheid inkomsten die de

(3)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding: de eindredacteur en het digitale tijdperk ... 3

(4)

3

1. Inleiding: de eindredacteur en het digitale tijdperk

1.1 Eindredactie: controlefunctie voor journalistieke productie

“The first duty of a newspaper is to be accurate. If it be accurate, it follows that it is fair.”

Herbert Bayard Swope (Ingelhart, 1987, p. 285)

Met bovenstaande woorden sprak New York World-redacteur Herbert Bayard Swope (1882-1958) in de twintigste eeuw over de rol van de krant en daarmee over de rol van journalistiek in de maatschappij. Journalistiek informeert de burger over wat er speelt in de samenleving. Dat doet het volgens een specifieke werkwijze waarbij nauwkeurige en betrouwbare

verslaggeving centraal staat in het proces. Marcel Broersma (2010) schrijft dat kranten al eeuwenlang hun autoriteit in de maatschappij ontlenen aan de aanspraak die ze maken op het publiceren van de waarheid en verstrekken van betrouwbare informatie:

“Since their advent around 1610, newspapers have been claiming to tell the truth about the world (…). To distinguish themselves from gossip, pamphlets, newsletters and other early modern news products, newspapers promised to supply reliable information instead of opinions or fiction” (p. 24).

Wat deze rolbeschrijving van kranten ook laat zien is dat het in de processen van kranten waarin kopij geproduceerd wordt, om meer gaat dan het maken van een mooi verhaal. Om zijn plaats in de maatschappij te bewaren moet een krantenredactie ook in de gaten houden dat die op een begrijpelijke, betrouwbare en juiste wijze het publiek informeert. Er is een

zorgvuldige aanpak voor nodig om dat vol te houden. In de loop van de geschiedenis is een aanpak van journalisten om betrouwbaarheid na te streven een belangrijk aspect van het journalistieke productieproces geworden. In de ontwikkeling van journalistieke processen van kranten, waarin zij nieuws garen, nieuwsberichten en –artikelen schrijven en die daarop publiceren, hebben kranten veel aandacht aan nauwkeurigheid en betrouwbaarheid besteed.

Een specifiek proces in de journalistiek dat toeziet op een nauwkeurige berichtgeving, is eindredactie, ofwel copy editing, zoals de Engelse term luidt. Dit dient volgens onderzoeker Bruce Westley de nieuwsproductie met drie doelen: eindredactie zorgt voor creatieve input in de productie van verhalen, het zorgt voor een goed verloop van het productieproces en het dient ten slotte de zorgvuldigheid van het verloop van het proces te bewaken. Westley omschreef die rollen als de ‘creative’, ‘managerial’ en ‘policing’ functies van de

eindredacteur (1953, p. 2-3). Westley achtte vooral de laatste van deze functies van groot belang: door de zorgvuldigheid van het verloop van het proces in de gaten te houden,

verbetert de eindredacteur de leesbaarheid en de correctheid van de taal van kopij, zodat hij of zij (ten behoeve van de leesbaarheid van de tekst verwijs ik het vervolg naar de eindredacteur met ‘hij’) de strekking van kopij kan verhelderen of de betekenis ervan nog duidelijker naar voren kan brengen. Zo voorkomt hij fouten in kopij op het gebied van spelling, grammatica en feitelijkheden en beschermt hij kopij bovendien tegen, onder meer, opiniërende elementen, fouten die over het hoofd gezien zijn, het per abuis overnemen van ‘oud nieuws’ en ten slotte tegen bedrog of onwaarheden die een item binnen zouden kunnen sluipen (1953, p. 3-4).

(5)

4

Niet alleen hebben maar weinig andere onderzoekers geprobeerd het proces te definiëren, een definitie van eindredactie is afhankelijk van de ontwikkeling van de journalistiek door de tijd heen, waardoor misschien ook de definitie van Westley, van ver voor het digitale journalistiek tijdperk, intussen te gedateerd is om de functie er vandaag de dag nog adequaat mee te kunnen omschrijven. De inhoud van de functie hangt ook af van de journalistieke culturen waarin de functie voorkomt. En daarin bestaan meer gangbare termen voor ongeveer hetzelfde proces, zoals ik in het theoretisch kader zal toelichten.

In deze scriptie onderzoek ik welke impact digitale ontwikkelingen in de wereld de laatste decennia hebben gehad op de wijze waarop journalisten, in het bijzonder eindredacteuren, hun werk uitvoeren. Er zijn indicaties dat door digitale ontwikkelingen in de journalistiek ook het eindredactieproces, dat de zorgvuldigheid van het journalistieke werk bewaakt, de afgelopen jaren is veranderd ten opzichte van voorheen. Gericht onderzoek naar een dergelijke

ontwikkeling is tot op heden niet gedaan. Ik wil daarom de veranderingen in de Nederlandse dagbladsector met betrekking tot het eindredactieproces onderzoeken. In het theoretisch kader van de scriptie zal ik op het eindredactieproces in de Nederlandse journalistiek verder ingaan. In paragraaf 2.1 daarvan komen een uitvoeriger analyse van de begrippen eindredactie en functie van eindredacteur aan de orde.

Het begrip eindredactie hoeft niet beslist aan de journalistiek te worden verbonden. Ook in de totstandkoming van bijvoorbeeld boeken of documentaires is het een bekend begrip binnen het productieproces, maar die vorm valt buiten het onderzoeksobject van deze scriptie.

1.2 Digitalisering in de journalistiek

Het begrip journalistiek, als een proces of activiteit, krijgt inhoudelijke betekenis op het moment dat men het in verband brengt met de functie die het in de samenleving en wereld vervult. Andersom staat journalistiek niet los van veranderingen in de samenleving. De laatste decennia heeft zich een aantal ontwikkelingen in de wereld voorgedaan die een grote weerslag op de journalistiek gehad hebben: door de komst van het internet en het ontstaan van een digitale omgeving als gevolg daarvan, bestaat er een heel nieuw platform waarop mensen met elkaar communiceren. Ook de journalistiek is daardoor beïnvloed. Onderzoeker Andrew Currah stelde dat zo: ‘(t)he financial lifeblood of professional journalism is being constrained by the societal and technological dimensions of the digital revolution’ (2009, p.13).

De technologische ontwikkelingen omtrent internet hebben de ontwikkeling van een platform mogelijk gemaakt waar iedereen met een internetverbinding informatie kan

publiceren en verspreiden, of dit nu tekst-, video- of audiomateriaal is (Pleijter & Dasselaar, 2010, 41-42). Voor een ieder die van de nieuwe technieken gebruik kan maken is het de afgelopen decennia eenvoudiger geworden om informatie te verzamelen, vast te leggen, over te nemen en in weinig tijd met anderen te delen. In feite heeft daarmee iedere burger met toegang tot de digitale omgeving ook de mogelijkheid gekregen zelf als journalist te fungeren. Of zoals Scott Gant het zegt: “(a)lthough we are not all engaged in the practice of journalism, any one of us can be it if we want to. In that respect, we’re all journalists now.” (2007, p. 6).

Door deze digitale mogelijkheden zijn er veel verspreiders van informatie, zoals blogs en andere onlineplatforms, bij gekomen. Die ontwikkeling heeft gevolgen voor de manier waarop journalistiek bedreven wordt en journalistiek werk gefinancierd wordt. In de afgelopen jaren is de financiële basis van traditionele media met de komst van de nieuwe, digitale marktspelers namelijk wankel geworden (Phillips & Witschge, 2012, p. 8).

(6)

5

hebben tegenwoordig keuze uit meer platforms om op te adverteren en kunnen hun klanten door nieuwe technische mogelijkheden bovendien op directere manieren benaderen dan door middel van een advertentie in de krant (Phillips & Witschge, 2012, p. 3-4).

Veel structurele inkomsten voor kranten zijn zo in de afgelopen jaren weggevallen. De traditionele media hebben met de komst van nieuwe nieuwsverspreiders (bijvoorbeeld msn.com of Google News, en in Nederland NU.nl of dichtbij.nl) te maken met meer

concurrentie op het gebied van nieuwsverspreiding, moeten het vaak afleggen tegen nieuwe spelers en toezien hoe die spelers het nieuws dat zij vergaard hebben gratis in ruime kring verspreiden. De nieuwe nieuwsverspreiders bieden toegankelijke informatie aan die ze vaak niet zelf hebben verzameld, maar waarvoor ze op hun eigen site wel advertentie-inkomsten opstrijken (Phillips & Witschge, 2012, p. 8-9). Meer dan de nieuwe nieuwsverspreiders maken traditionele media ook kosten om hun journalistieke product te kunnen maken en verspreiden en om hun personeel te betalen. De media staan daarom voor een groot probleem nu de inkomsten van abonnees en adverteerders teruglopen.

Ook in Nederland is het zo dat al jaren achtereen het aantal abonnementen op kranten en tijdschriften daalt. Volgens onderzoeker Huub Wijfjes is er sprake van een wereldwijde krantencrisis. Het gegeven dat tussen 1995 en 2008 de krantenoplages in Nederland met 21,4% zijn gedaald, laat zien dat die crisissituatie ook in Nederland bestaat (2010, p. 46-47).

De overtuiging van George Brock, professor in de journalistiek aan de universiteit van Londen, is dat de digitale ontwikkeling de samenleving onomkeerbaar zal veranderen. Nieuwe technologie verandert de leefwereld op veel verschillende niveaus en het schept daarmee volgens hem nieuwe voorwaarden aan de manier van leven. Om die reden moet er volgens Brock ook vanuit de journalistiek een reactie op de digitalisering komen, een omslag in het denken, over hoe journalisten in de toekomst moeten werken. Journalisten moeten opnieuw vaststellen welk doel de journalistiek in de wereld dient. Dat houdt Brock hen als opdracht voor:

“The changes wrought by digital technology are transformative and not adaptive: they require journalism to be rethought. In different societies these changes will work through in different ways and at varying speeds. But the overall direction is plain: old habits of thought and behaviour have to be remade for new conditions” (Brock, 2013, p. 1).

Uit onderzoek blijkt dat de invloed van digitalisering op de journalistieke praktijk de afgelopen jaren in de vorm van veranderingen al merkbaar geweest is. De

dagbladjournalistiek experimenteert met de redactionele werkwijzen en met de vorm van zijn producten (Tameling & Broersma, 2012, p. 2). Kranten lanceren soms een nieuwe stijl, om te proberen meer mensen over de streep te halen de krant te kopen en experimenteren meer en meer met online verschijningsvormen en met digitale uitgaven van de krant.1

Hoewel journalistieke platforms online proberen de nieuwe mogelijkheden van de digitale wereld te benutten, is de constatering van onderzoekers als Jack Rosenberry en, recenter, Thomas Quandt echter dat zij daar op dit moment vaak nog niet goed in slagen (Rosenberry, 2005, p. 61-71; Quandt, 2008, p. 735). Toch is de manier waarop journalistieke kopij

geproduceerd wordt in beweging door de veranderingen die de digitalisering teweegbrengt en

1 In 2013 is bijvoorbeeld het contentplatform Blendle van start gegaan, waar artikelen van diverse kranten en

(7)

6

de manier waarop media in ieder geval proberen op digitalisering in te spelen. En ook werkpatronen van de journalist veranderen daarbij mee.

Emeritus hoogleraar in de journalistiek David Weaver, van de School van Journalistiek in Bloomington, deed van 1996 tot 2011 met collega’s onderzoek naar het belang van bepaalde journalistieke vaardigheden in een veranderende journalistieke werkelijkheid. De

onderzoekers enquêteerden meer dan twintigduizend journalisten uit eenendertig landen. Ze vroegen de journalisten in verschillende jaren wat volgens hen verandert in hun werk en welke vaardigheden volgens hen voor een journalist het belangrijkst zijn om te beheersen.

Onderzoekers Willnat, Weaver en Choi stellen vast dat de journalisten denken dat vaardigheden om verschillende typen journalistieke inhoud te kunnen creëren, zoals tekst, video en geluid, en om die inhoud in een journalistiek verslag te verwerken, toenemend belangrijk worden in het journalistieke werk. Volgens de journalisten is dat het gevolg van de invloed van digitalisering (digitale technieken maken het makkelijker verschillende soorten inhoud bij elkaar te brengen) en ook van convergentie; het samenbrengen van verschillende mediavormen op internet. Behalve vaardigheden om verschillende soorten kopij bij elkaar te brengen, vinden journalisten ook dat ‘online onderzoekvaardigheden’ en ‘technische

vaardigheden’ belangrijker geworden zijn, stellen de onderzoekers (2013, p. 175).

“For example, 60 percent of British journalists noted as early as 2001 that new or additional skills were needed to improve their work in areas that deal with information technologies and new media. Seven years later, more than three-fourths of journalists in Belgium responded that online research skills (90 percent), multimedia skills (80 percent), and technological skills (77 percent) are very important for their reporting” (Willnat, Weaver & Choi, 2013, p. 176).

De onderzoekers beschrijven daarnaast hoe belangrijk journalisten van verschillende landen een aantal opvattingen over verslaggeving van het nieuws vinden voor de

professionaliteit van hun beroep. Een van de opvattingen die ze hen voorleggen is dat

journalisten op een snelle manier het nieuws moeten verspreiden. Dit is een interessant aspect in het licht van een opkomende digitale vorm van journalistiek, waarvan snelheid, of meer specifiek het ‘snel kunnen delen en uitwisselen van informatie’ (meer dan in de traditionele mediavormen) een onderscheidend element lijkt te zijn. Willnat, Weaver en Choi stellen vast dat journalisten het snel verslag doen van nieuwswaardige gebeurtenissen na de opkomst van digitale media aanvankelijk hoog, maar dat daarna ook weer minder waardeerden.

De onderzoekers signaleren in hun analyse van de opvattingen verder een toenemende waardering onder journalisten voor het interpreteren van informatie in de journalistiek, doordat de digitale wereld, door zijn toegankelijkheid, veel ongefilterde informatie aanbiedt (2013, p. 173-174, 179). Ze merken ook op dat de veranderingen in het werk van de

journalisten gepaard gaan met bezorgdheid onder journalisten over de grotere hoeveelheid werk die ze krijgen en de druk die ze opgelegd krijgen als om de nieuwe vaardigheden te moeten aanleren (2013, p. 176). Dit laatste aspect lijkt verband te houden met extra druk die de crisissfeer in de dagbladsector meebrengt, maar het zou voor een werkelijk goed begrip van deze ontwikkelingen van belang zijn eens te onderzoeken hoe journalisten van

verschillende journalistieke redacties op het gebied van digitalisering, bijvoorbeeld een internetredactie en een krantenredactie, deze ontwikkelingen herkennen en ervaren.

(8)

7

eindredactie misschien minder belangrijk dan het snel kunnen aanbieden van het nieuws? Is er, wat journalisten betreft, een verschil tussen digitale journalistiek en dagbladjournalistiek wat betreft de vraag hoe omgegaan moet worden met aspecten als snelheid en

betrouwbaarheid? En bestaat er voor deze beide soorten journalistiek een verschil in het type informatie dat journalisten moeten aanbieden? Anders gesteld, moet dagbladjournalistiek zich op het gebied van betrouwbare informatie bijvoorbeeld proberen te onderscheiden van

(journalistieke) informatiebronnen op het internet? Door de opkomst van digitale journalistiek en de crisis van de dagbladen lijken zowel tijd die beschikbaar is om kopij na te kijken voor publicatie als de tijd en capaciteit die beschikbaar zijn voor eindredactie onder druk te staan. Maar het is tot op heden nog niet onderzocht of dat in de praktijk ook echt zo blijkt te zijn.

1.3 Eindredactie in een veranderend medialandschap

Uit een aantal ontwikkelingen blijkt de mogelijke invloed van digitalisering op het proces van de eindredactie. Een journalist die heeft opgemerkt dat er ook op het gebied van eindredactie in de afgelopen jaren verandering is geweest, is onderzoeksjournalist Henk Blanken, tot voor kort de adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Blanken schreef in 2010 een reactie op een blog over de rol van eindredacteuren in het tijdperk van onlinemedia, waarin gesteld werd dat de toegevoegde waarde van eindredactie voor kranten door de neergang van de markt niet groot genoeg meer was en daarom financieel onrendabel was, waarbij Blanken een korte omschrijving van de tegenwoordige taken van de eindredacteur bij zijn krant gaf. Hij onderscheidt daarin de functie van een eindredacteur als een persoon die tot voor kort bekendstond om het controleren van de tekstuele inhoud van het product. De

eindredacteur was de corrector van de kopij voor de krant en moest het eindproduct nog beter maken. Zijn werk is volgens Blanken echter veranderd:

“Bij Dagblad van het Noorden – en andere regionale kranten – doen eindredacteuren veel meer dan tekst corrigeren. Ze hebben een deel van de taken van opmakers overgenomen, wier werk ook door automatisering is veranderd of weggevallen. Ze stellen pagina’s samen uit aanbod van persbureaus of verslaggevers. Ze zijn met andere woorden een onmisbare schakel in het proces, en dan heb ik het niet alleen over de bijlagenredactie.”2

Henk Blanken stelt dat er de afgelopen jaren opmaaktaken bijgekomen zijn in het

takenpakket van de eindredacteur op regionale kranten. Dat omvangrijker takenpakket is het gevolg van meer automatisering in het werk van – in ieder geval – opmakers. Volgens de redacteur hebben personen die eindredactiewerk doen in zijn organisatie de afgelopen jaren door de nieuwe taken een grotere rol in het journalistieke proces gekregen. Blanken licht in deze reactie niet toe welke specifieke impact bepaalde technologische ontwikkelingen hierbij op het werk gehad hebben en hij gaat zelf niet in op de vraag of en in welke mate de

uitbreiding van de eindredactiewerkzaamheden te maken heeft met de financiële problemen in de dagbladsector die met de digitalisering verband houden. Maar hij relateert de verandering die hij opmerkt wel aan technologische ontwikkelingen.

Recente technologische ontwikkeling heeft niet alleen tot mogelijke verandering in de manier van werken van redacties geleid. In de vorm van het internet hebben de

2 Blanken, H. (2010, 25 april). Reactie aangetroffen op:

(9)

8

ontwikkelingen zogezegd ook geleid tot het ontstaan van een nieuwe journalistiek omgeving, ofwel het ontstaan van de digitale wereld. Het ontstaan van de digitale wereld heeft gevolgen voor de mogelijkheden die er op diverse vlakken in het proces zijn. Wat de gevolgen hiervan zijn voor de werkzaamheden van een redacteur of eindredacteur, beschrijft onderzoeker Robert Craig. Hij stelt:

“For editors, the basics of style, spelling, fact checking and headlines haven’t changed too much. However, the lack of space concerns and the availability of multimedia and links can add new dimensions to online stories” (Craig, 2005, p. 141).

Blanken concludeert dat er in de afgelopen jaren nieuwe taken voor de eindredacteur bij gekomen zijn. Craig zegt in zijn artikel dat technologische ontwikkelingen nieuwe

mogelijkheden hebben gebracht voor redacteuren die online hun werk uitvoeren, zoals het toevoegen van multimediale kopij of links aan of in tekstfragmenten. Beiden signaleren dat er door technologische ontwikkelingen verandering plaatsvindt ofwel zal gaan plaatsvinden in de wijze waarop de functie redacteur en eindredacteur wordt uitgevoerd. Het gaat in dat verband om meer dan kleine innovaties op technologisch gebied: technologische verandering leidt ook tot veranderingen in het werk van de redacteur. Zoals Andrew Currah de impact van de digitalisering al beschrijft; digitalisering brengt in de journalistiek in zijn gehele omvang ingrijpende veranderingen van zowel economische als technologische als sociale aard teweeg.

Aangezien eindredactie een proces is dat niet bij ieder medium op dezelfde wijze uitgevoerd wordt, is niet uit te sluiten dat digitalisering, afgezien van de aard van veranderingen die als gevolg van digitalisering kunnen optreden, ook tot verschillende veranderingen leidt op verschillende redacties. Het landelijke dagblad NRC Handelsblad bijvoorbeeld heeft volgens NRC-ombudsman Sjoerd de Jong nooit een heel grote centrale eindredactie gehad in vergelijking met andere dagbladen. Maar ook bij NRC is de

eindredactie recent veranderd. De Jong schrijft erover:

“De controlerende (en onzichtbare) functie van eindredacteur was niet erg in trek in een liberale redactiecultuur, die een premie zette op schrijvend initiatief en deelredacties grote autonomie gaf. In plaats ervan groeide het gebruik dat redacteuren bij een deelredactie (Binnenland, Buitenland, et cetera) schrijfwerk afwisselden met redigeertaken aan het bureau. Dat heeft een groot voordeel: schrijvende redacteuren blijven zo betrokken bij het werk van hun collega's en bij hun rubriek. Het nadeel is dat een sterke algemene eindredactie, die de hele krant overziet, lang onderontwikkeld bleef. Pas onder hoofdredacteuren Folkert Jensma (1996-2007) en Birgit Donker (2007-2010) - toen de redactie er een site én nrc. next bij had gekregen - werd de centrale eindredactie verzwaard” (De Jong, 2005).

In recente jaren is de eindredactie vergroot bij NRC omdat eindredactie er op meer

(10)

9

krant zijn en dus is het werk van redacteuren voor een krant niet hetzelfde als dat het werk voor een website is. De komst van digitale platforms voor kopij lijkt daarom tot een verandering van taken en werkzaamheden van redacteuren te leiden.

1.4 Vraagstelling voor het onderzoek

Volgens de onderzoekers Willnat, Weaver en Choi zijn de uitkomsten die hun onderzoek opleverden sterk gerelateerd aan de media die ze in het onderzoek ondervraagd hebben; ze stellen dat er nog meer onderzoek naar opvattingen van journalisten over de functie van journalistiek in de samenleving verricht moet worden om een goed beeld te krijgen van de veranderingen waar media mee te maken hebben.

Wat de uitkomsten van hun onderzoek wel laten zien is dat digitalisering van de

journalistiek niet beslist begrepen hoeft te worden als een ontwikkeling die van oude tradities richting nieuwe tradities opschuift, maar dat de ontwikkeling onderweg soms ook andere wendingen kan nemen, zoals het geval in hun onderzoek het geval is bij de opvatting dat redacties ‘snel’ verslag moeten doen van nieuws, een ontwikkeling waar ik in het vervolg ook nog op terug zal komen. Ook tonen zij dat de opkomst van het internet en het ontstaan van een digitaal platform de werkzaamheden van de journalist al behoorlijk beïnvloed hebben.

Ontwikkelingen die door digitalisering plaatsvinden en ook de opvattingen van

journalistieke organisaties over die ontwikkelingen zijn belangrijk voor de veranderingen die in de journalistieke werkzaamheden optreden. De ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor hoe de organisatie te werk moet gaan, zoals op het gebied van planning, bezetting of taakverdeling. Door onderzoek te doen naar de werkzaamheden kan andersom juist de impact van digitalisering beter begrepen worden. Om deze redenen is het belangrijk onderzoek te doen naar veranderingen bij mediaorganisaties, zoals op het niveau van de eindredacteur, een belangrijke functie binnen de journalistiek, waar bovendien vooralsnog weinig onderzoek naar verricht is. Zo kunnen we de manier waarop de journalistiek te werk gaat beter begrijpen.

Dit onderzoek heeft tot doel nieuwe inzichten te verwerven in wat de digitalisering voor veranderingen veroorzaakt in de dagelijkse productieprocessen van nieuwsredacties. Ik zal aan de hand van semigestructureerde interviews onderzoeken waaruit het eindredactieproces aan het begin van de digitalisering bestond en welke kenmerken het proces in een nieuwe journalistieke werkelijkheid heeft. Daarbij neem ik ook verschillen tussen printjournalistiek en onlinejournalistiek in acht. In het theoretisch kader zal ik het eindredactieproces nog verder beschrijven. Ook de grotere omwentelingen die de journalistiek momenteel doormaakt

worden in het theoretisch kader verder beschreven.

Het doel van het onderzoek is om meer inzicht te verwerven in de gevolgen van

digitalisering op de redactionele processen binnen de journalistiek. Dit gaat om inzichten die bijdragen aan een betere begripsvorming van de veranderingen die de digitalisering

teweegbrengt op het gebied van de dagelijkse productieprocessen van nieuwsredacties. Het specifieke doel van deze scriptie is daarbij om in een Nederlandse context te onderzoeken welke veranderingen het eindredactieproces heeft ondergaan sinds de digitalisering de

journalistiek beïnvloedt. Ik zal bestuderen waaruit het eindredactieproces aan het begin van de digitalisering bestond en ook welke kenmerken het proces in een nieuwe journalistieke

(11)

10

in zowel de printjournalistiek als onlinejournalistiek. Behalve de verschillen tussen printjournalistiek en onlinejournalistiek binnen dagbladen zal ik tussen dagbladen en pure onlinemedia naar verschillen in het proces zoeken.

De hoofdvraag voor het onderzoek luidt: In hoeverre hebben veranderingen in de

geschreven journalistiek door digitalisering gevolgen voor eindredactie binnen media? Om

tot een antwoord op die vraag te komen heb ik twee deelvragen opgesteld die richting en sturing geven aan de uitvoering van het onderzoek:

1) a. Welke functie heeft eindredactie in de productie van kopij voor geschreven journalistiek van kranten en welke in de productie van kopij voor geschreven journalistiek online?

b. Is de functie in de afgelopen decennia door de digitalisering veranderd?

2) 2) a. Welke kenmerken heeft het eindredactieproces in de geschreven journalistiek van kranten en welke in de geschreven journalistiek online?

b. Zijn deze kenmerken de afgelopen decennia door digitalisering veranderd?

De deelvragen helpen om gepaard met de hoofdvraag van het onderzoek gericht te kunnen onderzoeken of digitalisering volgens journalisten invloed heeft op de waarde die het

toepassen van eindredactie op kopij heeft en of door de digitalisering veranderingen zijn opgetreden of kunnen optreden in de wijze waarop eindredactie uitgevoerd wordt, waardoor dit in een nieuwe tijd eenvoudiger, beter of misschien wel moeizamer toegepast kan worden.

In het onderzoek heb ik, in de vorm van semigestructureerde interviews, met vier

redacteuren van de krant Het Parool en drie redacteuren van de nieuwssite NU.nl gesproken over veranderingen in het eindredactieproces als gevolg van digitalisering. In de interviews heb ik met hen gesproken over thema’s die te maken hebben met de tijd en arbeid die media nodig hebben om kopij te produceren – zoals de werkzaamheden die bij eindredactie horen, de hoeveelheid werk die eindredacteuren hebben, de plaats van eindredactie in het

productieproces – en over thema’s die met de functie van eindredactie binnen het

veranderende journalistieke proces te maken hebben, zoals over de opvatting die redacteuren over journalistiek hebben en de kwaliteit die zij hoog willen houden. Opvattingen van redacteuren over verandering die ze met betrekking tot deze thema’s opmerken, en over verschil daarbij tussen dagblad- en onlinejournalistiek, leren ons beter te begrijpen hoe de journalistieke praktijk verandert en wat de impact van digitalisering op de journalistiek is.

Ik heb voor het onderzoek een interviewmethode gebruikt omdat ik wilde proberen gedurende het onderzoek te ontdekken wat de meest interessante veranderingen met betrekking tot de uitvoering van eindredactie zijn. Omdat er omtrent dit onderwerp weinig onderzoek verricht is, zouden de mogelijke uitkomsten vooraf teveel zijn om allemaal uit te kunnen lichten. Zo was bijvoorbeeld nog niet bekend of bij zowel traditionele media als bij online media mensen specifiek de functie van eindredacteur hebben en of die mensen alleen taken uitvoeren die passen bij de omschrijving van eindredactiewerk zoals die in het

theoretisch kader naar voren komen of dat zij misschien ook ander werk doen, of dat misschien andere redacteuren in het bedrijf ook eindredactie uitvoeren. Ik wilde daarom onderzoeken of eindredactie bij onlinejournalistiek misschien meer het werk is geworden van journalisten die ook andere werkzaamheden uitvoeren dan eindredactiewerkzaamheden, en ten slotte ook of er als gevolg van digitalisering en technologische ontwikkeling

(12)

11

2. Theoretisch kader

2.1 Context: de professionalisering van de journalistiek

De journalistiek heeft wat institutionalisering en professionalisering betreft een lange ontwikkeling doorgemaakt: in de hedendaagse journalistiek zijn professionele en getrainde journalisten in gereguleerde arbeidstijden met nieuwsvoorziening in de weer. Ze werken in een professionele omgeving, en volgens duidelijke afspraken. Op verschillende redacties selecteren redacteuren uit het aanbod van informatie en via hun mediakanalen verspreiden ze de informatie naar de abonnees, ofwel de mensen binnen hun netwerk. Twee eeuwen geleden waren journalistieke organisaties lang niet zo groot en nog lang niet zo georganiseerd als dat ze nu zijn. Kranten werden op een heel kleine schaal gedrukt en verspreid. In deze paragrafen beschrijf ik hoe de professionalisering van de journalistiek in de afgelopen eeuwen tot

scheiding van werkzaamheden en specialisering in redacties geleid heeft, waarbij ook aparte eindredactietaken ontstaan zijn in het proces.

Het informeren van de burger door media - zoals kranten doen - noemen onderzoekers Domingo, Quandt, Heinonen, Paulussen, Singer, & Vujnovic een vorm van publieke

communicatie. Onder die term verstaan zij de communicatie tussen mensen over onderwerpen

van publiek, ofwel algemeen, belang (2008, p. 328-329). In de context van een onderzoek dat de onderzoekers verrichtten (naar burgerparticipatie in de journalistiek), onderscheidden ze een aantal facetten die volgens hen in publieke communicatie altijd inbegrepen zijn geweest. Ze stellen, met andere woorden, dat er facetten zijn die in alle vormen van publieke

communicatie die door de tijd heen bestaan hebben. Tot die vaste facetten van

communicatieprocessen kunnen volgens de onderzoekers worden gerekend: toegang tot en observatie van informatie die gecommuniceerd kan worden, het selecteren uit die informatie, het bewerken van informatie, het distribueren en ten slotte het interpreteren van de informatie door de ontvangers ervan.

Communicatieprocessen zijn in de moderne tijd deel van allerlei professionele structuren. Zo zijn de communicatiefacetten door de tijd heen verankerd geraakt in onder meer

journalistieke (of communicatie-) processen van media. Het ontstaan van de structuren heeft te maken met het complexer en steeds groter worden van de samenleving in de loop van de geschiedenis en met de institutionalisering in de maatschappij (Domingo, Quandt, Heinonen, Paulussen, Singer, & Vujnovic, 2008, p. 329). Door de groei van de samenleving zijn

netwerken die mensen met elkaar verbinden door de tijd steeds groter geworden, wat het voor individuele leden moeilijker maakte een eigen taak uit te kunnen voeren. De ontwikkeling van sociale instituties – instellingen en organisatiestructuren in de maatschappij – hebben daar de afgelopen eeuwen, met technologische vooruitgang, een oplossing voor geboden. Door de ontwikkeling van goede arbeidsafspraken en professionele rollen in de maatschappij zijn de vele vertakte afdelingen binnen de samenleving beter met elkaar verbonden (2008, p. 329).

(13)

12

De institutionalisering op journalistiek gebied heeft als een gestaag ontwikkelingsproces meerdere fases in de tijd doorgemaakt. Aan het eind van de negentiende eeuw groeide het aantal lezers van kranten door hogere geletterdheid en sterke urbanisatie onder de bevolking in een rap tempo (Chapman, 2005, p. 72). De smalle bedrijven die kranten tot daarvoor waren, groeiden in korte tijd, gepaard gaande met (technische) innovatie bij het afdrukken van

kranten, bij het ‘zetten’ van letters op papier en adverteren, uit tot grote ondernemingen. De bedrijven werden bovendien door eigenaren geleid die er op uit waren hun lezersmarkt alsmaar verder te vergroten (Chapman, 2005, p. 92-93).

De krantenredactie richtte zich in deze fase van schaalvergroting meer op het zorgen voor eigen nieuwsproductie. Ook maakte ze steeds meer gebruik van journalistieke productie van het opkomende persbureau. Deze ontwikkelingen zorgden voor een sterke toename van het aantal journalisten. Hoe meer het productieproces van kranten daarin rationaliseerde, hoe meer en meer het journalistieke werk ook over verschillende, hiërarchische functies in het bedrijf werd verdeeld (Chapman, 2005, p. 92-93).

Ook aan het begin van de twintigste eeuw hadden andere grote veranderingen in de maatschappij een grote impact op het ontwikkelingsverloop dat de journalistiek kende. Voor burgers was tot kort voor die tijd de macht in de staat nog vanzelfsprekend in handen van traditionele autoriteiten. Hier kwam een verandering in in de loop van de negentiende eeuw, de tijd dat Amerika en Europese staten een democratische vorm van bestuur kregen. In de democratische en geürbaniseerde samenleving regeerden de burgers met elkaar, in plaats van dat de ‘beste’ mensen regeerden, zoals voorheen, schrijft Schudson (1978, p. 121).

In de gedemocratiseerde samenleving had niet iets of iemand vanzelfsprekend macht en waarde, waardebepaling van iets kwam in de democratie, in de vorm van

belangenafwegingen, bij het individu te liggen. Burgers kregen daardoor meer invloed, en bovendien, een veel grotere keuzevrijheid. Volgens Schudson werd realisme in deze periode ‘de gids’ voor de burger in diens leven. De samenleving vormde zich steeds meer om tot consumptiesamenleving, waarin voor burgers een continue situatie van vraag en aanbod bestond waarin ze zelf belangen konden afwegen als ze een keuze moesten maken. Ze lieten zich niet meer leiden door de relaties tot elkaar of opvattingen van invloedrijke personen om hen heen, maar gingen steeds meer af op onpersoonlijke processen, van instituties, of

bijvoorbeeld van de advertentiemarkt (1978, p. 121-122).

Een aspect dat een grote rol speelde in de professionalisering van het journalistieke beroep in deze tijd, met name in Amerika, is het objectiviteitsideaal. De opkomst van een

zogenoemde ‘claim’ van journalisten van objectiviteit in verslaggeving, ofwel een vorm van verslaggeving die op niets anders dan feiten gebaseerd heette te zijn, verklaart Schudson in de eerste plaats aan de hand van de ontwikkelingen van de democratie in de periode vlak na de Eerste Wereldoorlog. Na de turbulente oorlogsjaren ging het leven in de gedemocratiseerde staten verder, maar het vertrouwen van mensen in het democratische bestuursmodel had in de jaren, als gevolg van de manier waarom de opinie in de oorlogsjaren door middel van

propaganda gemanipuleerd was, een grote deuk opgelopen. Dat uitte zich bij de mensen in een sceptische kijk op de maatschappij. Ook vanuit de journalistiek kwam een reactie op de ervaringen uit de jaren daarvoor op gang.

(14)

13

na de oorlog, verandering in. Journalisten ervoeren meer en meer dat feiten, of wat ze daarvoor aannamen, helemaal niet zonder meer door hen vertrouwd konden worden.

Schudson denkt dat voornamelijk de ervaring van propaganda van de Eerste Wereldoorlog en daarna van de opkomst van pr journalisten het besef bracht dat de wereld waar ze verslag van deden, een wereld waarin kapitalistische ondernemingen steeds meer macht naar zich toetrokken, voor een groot deel door belangengroepen gecreëerd werd (Schudson, 1978, p. 6-7). Om hun eigen werk in dezelfde wereld serieus te kunnen nemen, zochten journalisten naar legitimering om het journalistieke werk meer waarde te geven. In de jaren na de oorlog is, als een zekere reactie vanuit de journalistiek op de heersende sceptische blik op het

democratische model, de objectiviteitsnorm daardoor belangrijk geworden, stelt Schudson. Deze norm werd beschouwd als een manier om strikter onderscheid te kunnen maken in verslaggeving tussen feitelijke waarneming en persoonlijke beleving van de werkelijkheid. Objectiviteit ‘guides journalists to separate facts from values and to report only the facts’, schrijft Schudson (2001, p. 150). Het onderscheid tussen feiten en waarden werd belangrijk voor journalisten om beïnvloeding door de persoonlijke voorkeuren van mensen over hoe de wereld eruit moet zien mee buiten eigen bevindingen in verslagging te kunnen houden:

“Facts, in this view, are assertions about the world open to independent validation. They stand beyond the distorting influences of any individual’s personal preferences. Values, in this view, are an individual’s conscious or unconscious preferences for what the world should be; they are seen as ultimately subjective and so without legitimate claim on other people” (Schudson, 1978, p. 5-6).

Met het onderscheid wilden journalisten, in de vorm van een norm, de betrouwbaarheid van het waarnemen kunnen bepalen. Met de objectiviteitsnorm als leidraad gingen

journalisten in hun werk ook functies en regels scheppen die tot doel hadden deze objectieve verslaggeving mogelijk te maken. De norm moest functioneren als een ‘peculiar demand to make of editors and reporters who have none of the professional apparatus which, for doctors or lawyers or scientists, is supposed to guarantee objectivity’ (Schudson, 1978, p. 3). Toch was in werkelijkheid een zeker naïef empirisme (empirisme wil zeggen: het vanuit ervaring beschouwen van de werkelijkheid) volgens Schudson in deze tijd en ook in de tijd van zijn publicatie nog steeds in verslaggeving aanwezig (1978, p. 7).

Schudson denkt dat normen, zoals de objectiviteitsnorm, dienen als voorschriften – met een moreel oogmerk – voor het gedrag van mensen. Wanneer een groep mensen zo

zelfbewust is dat die zichzelf normen oplegt, maakt die volgens hem sociale ontwikkeling door: volgens hem volgt de articulatie van normen op een bewustwordingsproces waarin een groep eigen gedragspatronen waarneemt (2001, p.151). In ieder geval vier condities zorgen volgens Schudson voor deze bewustwording en de articulatie van normen binnen groepen, waarvan zogezegd sprake was in de journalistiek in de hier beschreven periode.

Er is sprake van rituele solidariteit; een groep of institutie roept op om de eigenheid van de groep te vieren; nieuwe leden worden bijvoorbeeld welkom geheten als lid van die groep en leden kunnen worden geëerd voor verdiensten voor de groep. Ook is er volgens Schudson op zo’n moment sprake van dat een groep juist door het contact met de buitenwereld zijn eigen plek in een cultuur definieert; een groep stelt formeel en informeel vast wat de groep kenmerkt en hoe de groep dingen anders dan andere groepen aanpakt.

(15)

14

Daarnaast heeft een groep volgens Schudson op dit moment te maken met ‘hiërarchische sociale controle’ in de organisatie, waarbij Schudson de theorie hierover van de socioloog Max Weber volgt. Deze sociale controle houdt in dat een institutie op een bepaald moment zo groot geworden is dat socialisatie in de groep niet meer op een informele wijze kan

geschieden, omdat informeel contact tussen alle leden daarvoor te complex is geworden. Daarbij kunnen normen uitkomst bieden. Daarnaast leidt ook een behoefte van zich als leidinggevend opwerpende mensen in organisaties om bedrijfslagen onder zich volgens heldere regels te laten werken in een dergelijk socialiserings- of professionaliseringsproces vaak tot de opstelling van normen (Schudson, 2001, p. 162).

De veranderende journalistiek tussen de jaren zeventig van de negentiende eeuw en de Eerste Wereldoorlog en de professionele discussie over ‘objectiviteit’ die na de oorlog losbarstte, vormden volgens Schudson samen de ‘sociale, organisatorische en intellectuele funderingen’ van een institutionaliseringsproces van een aantal journalistieke werkwijzen die objectiviteit mogelijk zouden moeten maken. Veel onderzoekers delen de theorie van

Schudson over de factoren die de opkomst van objectiviteit gefaciliteerd hebben (2001, p. 159-160). Met de objectiviteitsclaim ging de journalistiek op de weg verder die eigenlijk daarvoor reeds was ingeslagen, in de richting van een meer op neutraliteit gerichte

journalistiek in plaats van de (politiek)partijdige journalistiek van voorheen. Dit gebeurde binnen de lijnen van een meer professionele, zelfbewuste beroepscultuur met een eigen ethiek die in deze periode vorm kreeg (2001, p. 153-158).

De ontwikkeling van de journalistieke beroepscultuur hangt zoals beschreven samen met het steeds groter worden van de organisaties. De journalistieke bedrijven moesten steeds meer mensen in bedwang houden, waarvoor het opstellen van regels, het definiëren en splitsen van taken, werkzaamheden, hiërarchische functies en verschillende redactie-eenheden kon helpen om orde en overzicht binnen de organisaties terug te brengen. Deze veranderingen, zoals de adaptatie van de objectiviteitsnorm in de journalistieke werkethiek, moesten journalistieke bedrijven en hun producten ook meer professioneel aanzien in de buitenwereld opleveren.

Hoewel ook Europese journalisten sinds deze periode de claim zijn gaan maken dat ze ‘objectief’ zijn in de verslaggeving, is de objectiviteitsnorm in Europa nooit zo sterk als in de Amerikaanse journalistiek ontwikkeld. Schudson draagt daar een aantal mogelijke

verklaringen voor aan. Volgens hem bestond het verlangen van de journalist om zich te willen distantiëren van pr in Europa minder dan in Amerika: simpelweg omdat pr zich in Europa zo sterk niet heeft ontwikkeld als in Amerika. Ook ontwikkelde zich volgens Schudson in Europa niet zo’n sterke overheidstraditie, als gevolg van een politieke kentering, zoals in Amerika het geval was. Schudson schrijft: ‘in Europe, a degree of bureaucratic autonomy, legitimacy, and professionalism could be taken for granted’ (2001, p. 166).3

Expliciet bijzonder aan de Nederlandse situatie, waar journalistieke institutionalisering en deling van functies pas in een latere tijd op gang kwamen, is in dit verband bovendien de

3 Hallin en Mancini schrijven in hun werk Comparing Media Systems: Three Models of Media and Politics,

waarin ze voorstellen Westerse mediavormen in drie hoofdstromingen in te delen, dat de Nederlandse journalistiek zich als Noord-Europees land in grote lijnen ontwikkeld heeft volgens wat ze het ‘Democratisch Corporatistisch Mediamodel’ noemen. Het model wordt gekenmerkt door een hoge mate van politiek parallelisme; een neiging van media om partijpolitieke en maatschappelijke tegenstellingen uit te drukken (de Nederlandse journalistiek bovendien in een verzuild medialandschap). Ook is er een hoog niveau van

(16)

15

sterke ‘verzuiling’ van de journalistiek, die tot in de jaren zestig heeft geduurd: ‘[b]innen de pers kregen politiek redacteuren en commentatoren de overhand op verslaggevers. Dergelijke journalisten waren niet zelden politiek actief of waren via allerlei formele en informele banden aan partijen gebonden’, schrijft onderzoeker Huub Wijfjes daarover (2002, p. 22-23). Met de ontzuiling binnen de journalistiek verkregen journalisten in Nederland meer

mogelijkheid om zelf te bepalen hoe ze wilden schrijven, waarmee de reeds begonnen professionalisering van de journalistieke beroepsgroep, in Nederland later op gang gekomen dan in Amerika, ook hier veel nieuwe ruimte geboden werd.

De sterkste vorm van professionalisering en institutionalisering die de Nederlandse dagbladjournalistiek gekend heeft, vond volgens onderzoeker Frank van Vree plaats vanaf de jaren vijftig (na de Tweede Wereldoorlog) tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Dit is de periode waarin, door de grote groei van de redacties, in Nederland functies op de redacties het sterkst gespecialiseerd zijn. Het begin van een reeks significante ontwikkelingen op het gebied van professionalisering en institutionalisering lag in de ‘verzuilde’ tijd van de journalistiek, waarna veel van de in gang gezette processen later steeds meer in een stroomversnelling zouden geraken (Van Vree, 2002, p. 158-165).

Zelfs tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de redacties van Nederlandse dagbladen maar zeer klein en weinig gespecialiseerd in vergelijking met de situatie nu; dagbladredacties bestonden in 1940 gemiddeld nog altijd maar uit elf of twaalf redacteuren. Toch lag de kiem voor veel van de ontwikkelingen in de Nederlandse journalistiek die Van Vree benoemt ook al tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog in. De Tweede Wereldoorlog betekende echter een onderbreking van daarvoor al in gang gezette ontwikkelingen (2002, p. 158-159). In het Interbellum was er volgens Van Vree, behalve de voor de journalistiek belangrijke technische ontwikkeling van de telefoon en de mogelijkheid foto’s in de krant op te nemen, een groei in het aantal bronnen van informatie die de pers tot zijn beschikking heeft, onder andere door de groei van persbureaus. Ook was er sprake van meer specialisatie binnen de redactie door de komst van nieuwe rubrieken (Van Vree, 2002, p. 158-159).

Na de oorlog tekende zich een proces van verdere verzelfstandiging af in de Nederlandse journalistiek. Dit gaf de beroepsgroep meer onderlinge binding en meer erkenning. In de krant waren meer moderne aspecten in de vormgeving te zien en ook had de krant een meer

afwisselende inhoud en veranderde de manier waarop het nieuws werd behandeld, waarbij redacties zich veel meer op de lezers richten. Kranten oriënteerden zich in deze

ontwikkelingsperiode sterk op de Angelsaksische traditie, stelt Van Vree. Ten tijde van de ontwikkelingen werd de bemoeienis van buitenaf, zoals van de politiek, verder afgewezen en opereerden de redacties van Nederlandse dagbladen steeds zelfstandiger. Na de oorlog was er ook een grote groei van redacties, met in sommige gevallen een verdubbeling van het aantal werknemers van redacties in een tijdsbestek van maar tien jaar. Dit leidde tot vergaande specialisatie in functies, tot het streven naar meer aanzien voor de beroepsgroep en grote schaalvergroting van journalistieke organisaties (2002, p. 160-163).

Te midden van dit professionaliserend productieproces van kranten heeft eindredactie zich als een blijvend en vast onderdeel van dat proces ontwikkeld. Eindredactie is een proces dat in de eindfase van de productie op de geproduceerde kopij toegepast wordt. In de

(17)

16

Hoe eindredactie zich precies als een belangrijke controlefunctie in het proces heeft kunnen manifesteren, is tot op heden niet goed onderzocht. Zoveel is wel duidelijk dat het als onderscheidbare functie te midden van de vergaande werkdeling en professionalisering in de twintigste eeuw, zoals die in deze paragraaf belicht is, een vaste plek in de productie heeft verworven, waarbij het in de decennia daarna ook beschreven werd en kon worden, door onderzoekers zoals Bruce Westley. Ik zal het begrip verder proberen te definiëren. Om de plek en de functie van het eindredactieproces in het journalistieke productieproces van de kopij voor kranten te begrijpen, beschrijf ik hoe het proces door de jaren dat onderzoekers het beschreven hebben gedefinieerd is.

2.2 Wat is eindredactie en wie is erbij betrokken?

In het artikel ‘When the Editor Disappears, Does Editing Disappear?’ over onderzoek naar de rol van redacteuren in het digitale tijdperk, formuleert onderzoeker Susan Greenberg een definitie van het begrip (eind)redactie. Ze legt hierin gedetailleerd uit hoe ze tot deze definitie is gekomen. Hierdoor is haar definitie goed bruikbaar om die in deze scriptie als startpunt te nemen voor het definiëren van eindredactiewerk binnen de journalistiek.

Het is wel belangrijk op te merken dat Greenberg een brede definitie van het begrip redactie geeft die niet specifiek bedoeld is om redactioneel werk binnen de journalistiek mee te definiëren en om specifiek eindredactiewerk mee te definiëren. Het Engelse begrip editing, dat in meer onderzoek dat ik aanhaal wordt gebruikt, heeft namelijk een algemenere betekenis dan het Nederlandse begrip eindredactie. De beide woorden hebben wel met hetzelfde aspect van de productie van artikelen te maken en enkele aspecten die Greenberg rekent tot de betekenis van het begrip editing horen ook zeker bij het Nederlandse eindredactie. Dat is niet zo voor alle aspecten, het laatste betreft zogezegd een meer afgebakende functie.

Net als bij editing ligt bij het Nederlandse begrip eindredactie al een beetje in de naam besloten wat die betekent. De elementen van het woord impliceren dat het begrip iets betekent in de trant van ‘redactie in een eindfase van een proces’. De Engelse term editing betekent in het Nederlands grofweg ‘bewerken’, ofwel ‘redigeren’. Daarmee is dat een meer omvattend begrip dan eindredactie; het redigeren van kopij gebeurt immers op veel momenten in de productie. Ik zal in mijn toelichting op de definitie van Greenberg proberen aan te geven welke betekenissen van de term editor passen bij de journalistieke functie eindredacteur.

Behalve het onderscheiden van redactie als apart proces wordt ook vaak een specifieke functie onderscheiden van de persoon die redactie uitvoert, namelijk de functie van redacteur. Dat onderscheid tussen de activiteit (eind)redactie en de functie van (eind)redacteur wordt ook door Greenberg waargenomen. Zij merkt hier over op:

“I begin my analysis by making a distinction between the activity of editing, and the person doing it, the editor. I do this because over time, and within each new mode of production, editing is done by people with many different job titles. The term ‘editor’ itself covers a very varied range of roles. A focus on the activity, rather than the person, therefore gives us a more reliable basis for analysis” (Greenberg, 2010, p. 8).

(18)

17

begrippen redactie en redacteur zullen dus goed van elkaar onderscheiden moeten worden om volledigheid na te streven in het onderzoek naar de betekenis van de begrippen. Greenberg geeft in het onderzoek de volgende definitie van het redactieproces:

“(…) a decision-making process, usually within the framework of a professional practice, which aims to select, shape and link content. The whole point of the exercise is to help deliver the meaning and significance of the work to its audience” (Greenberg, 2010, p. 9).

Het eerste aspect dat Greenberg in haar definitie noemt is de belangrijke taak die iemand in het proces per definitie op zich neemt, het moeten nemen van beslissingen, ‘decision-making’. Dat gaat om beslissingen die worden genomen ten behoeve van kwaliteit van het eindproduct. Zoals uit de tweede zin van de definitie blijkt, vindt Greenberg dat het doel van redactie is om beschikbare kopij na vervaardiging nog duidelijker te maken voor het publiek.

Greenberg noemt een drietal manieren waarmee redactie kopij verbetert. Ten eerste wordt dat volgens haar bereikt met een vorm van selectie in redactiewerk. Draagt een auteur in principe ideeën voor een artikel of item aan, volgens Greenberg zijn er vaak meer redacteuren betrokken bij het uitdenken van het idee en het helpen creëren van een context waarbinnen een artikel uitgewerkt kan worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het uitdenken van thema’s en reeksen waarbinnen een bijdrage van belang kan zijn. Of door een eerste idee voor een onderwerp meer af te bakenen. In het selectieproces worden ideeën bedacht en vallen andere ideeën juist af om een helder, relevanter onderwerp te vinden.

Ten tweede is er volgens Greenberg sprake van een vormgevend aspect binnen het proces, dat omvat volgens haar alle handelingen die op het gebied van verandering van de kopij verricht worden. Die redactie heeft tot doel de structuur en stijl van de kopij te verbeteren. Een redacteur kan proberen de toon van het verhaal nog beter te laten doorklinken in de tekst. Maar bovendien willen kranten, tijdschriften en bladen, die onderling in tal van opzichten verschillend zijn, vanuit hun eigen gedachtes en opvattingen over wat een geschikte en goede presentatievorm is proberen lezers te informeren. Vanuit dat oogpunt kan een redacteur wanneer hij dat nodig acht nog scherpere keuzes in maken in de vervaardigde kopij.

Een derde en laatste taak binnen de redactie is linken of verbinden; een item is deel van een groter geheel en wordt op verschillende manieren geplaatst in een grotere context: het komt immers op een bepaalde pagina en plek in de krant en behoort misschien ook nog wel tot een serie stukken in de krant, zo bestaat de context waarin een stuk geplaatst wordt uit meerdere facetten. De redacteur moet er voor proberen te zorgen dat er logische verbindingen worden gelegd tussen nieuwe kopij en de context waarbinnen de kopij wordt geplaatst, stukken kunnen op elkaar aansluiten, maar moeten wel verschillende zaken belichten, het beeldmateriaal moet passen bij het onderwerp van artikelen en nieuws op een pagina moet niet nog eens op een andere pagina worden gepresenteerd (Greenberg, 2010, p. 9-10).

De vraag is nu in hoeverre de algemene definitie van redactie van Greenberg overeenkomt met de journalistieke betekenis van de (eind)redactie. Wanneer we met het mogelijke verschil in betekenis tussen editing en eindredactie in het achterhoofd (in het laatste geval gebeurt de redactie, het redigeren, dan in de laatste fase van het productieproces) kijken naar de

(19)

18

een selectie-aspect in de beginfase van het productieproces een rol speelt en daarom geen eindredactiewerk is.

De tweede en derde vorm van redactie (het vormgeven van het product en het leggen van verbindingen van de kopij met de context) lijken in dit licht taken te zijn die beter bij de aanduiding eindredactie passen, gezien ze in de slotfase van het productieproces plaatsvinden, dat wil zeggen, nadat de auteur van een artikel zijn werk gedaan heeft en de kopij beschikbaar is geworden om met andere ogen nog eens goed naar de vorm en plaatsing ervan te kunnen kijken. Ik wil in het onderzoek vergelijken of en in hoeverre deze vormen van eindredactie door journalisten inderdaad onder eindredactie geschaard worden.

Op de Britse redacties staat de functie van eindredacteur meer specifiek bekend als de

copy editor. De copy editor wordt gezien als ‘”[t]he last line of defense” against errors’, zo

schrijft Susan Keith erover (2005, p. 930). In deze aanduiding staat het behoeden voor fouten centraal in de functie van eindredacteur, als mede de plek – aan het eind – in de productie, waar de feitencontrole plaatsvindt. Volgens de onderzoekers Burger, Dersjant & Pleijter is de functie van feiten controleren in de Nederlandse journalistiek geen geïnstitutionaliseerde routine, maar behoort het ook hier bij mediaorganisaties met een variërende mate van aandacht tot het takenpakket van eindredacties. De onderzoekers stellen:

“De Nederlandse journalistiek kent – in tegenstelling tot de Angelsaksische – geen traditie van fact-checken. Althans: geen geïnstitutionaliseerde traditie. (…) Maar het ontbreken van fact checkers in Nederland wil natuurlijk niet zeggen dat er hier geen feiten worden gecontroleerd. In Nederland is dat werk altijd het domein geweest van in eerste aanleg de auteur (die er in theorie zelf voor moet zorgen dat de feiten kloppen) en in tweede aanleg de eindredactie. Eindredacties kennen echter nogal verschillende culturen. De ene eindredactie (regionaal dagblad) zal bijna geen tijd steken in de vraag of het ook wáár is (de meest wezenlijke vraag die een journalist kan stellen) wat er in een artikel staat” (2009, p. 85).

Er zijn andere onderzoekers, uit verschillende landen, geweest die meer specifiek eindredactiewerk gedefinieerd hebben. Daarbij moet rekening worden gehouden met de gedateerdheid van de bronnen en de mogelijke ontwikkeling die de functie eindredactie sinds de publicatiemomenten van de bronnen doorgemaakt heeft; in het geval van Bruce Westley het jaar 1953 en in het geval van William Rivers 1965. De bronnen bieden daarmee echter wel een beschrijving van de functie zoals die te midden van andere functies werd ingevoerd.

Volgens onderzoeker Bruce Westley, die ik in de inleiding van het onderzoek al

geïntroduceerd heb, heeft eindredactie bij kranten, Westley spreekt hier over ‘the copy desk’ én ‘copy editor’, op zeker drie belangrijke doelen in de nieuwsproductie: het zorgt voor creatieve input in het productieproces, het moet dat productieproces begeleiden en dient de zorgvuldigheid van het verloop van het proces te bewaken. De ‘creative’, ‘managerial’ en de ‘policing’ functie van de eindredacteur noemde Westley de functies (1953, p. 2-3).

Tot het creatieve proces horen volgens Westley activiteiten als het beoordelen en doornemen van het nieuws van de dag en maken van beslissingen over hoe dat nieuws

gepresenteerd moet worden, het samenstellen van verhalen uit een groot aantal bronnen en het schrijven van koppen en redigeren van bijschriften. Het managen in het proces behelst

(20)

19

verantwoordelijkheid voor het moeten verwerken van eventueel aangeleverde kopij die dringend nog moet worden meegenomen in de krant (1953, p. 3).

Tot slot moet de redacteur de zorgvuldigheid van het verloop van het proces in de gaten houden, de functie die Westley ‘policing’ noemt. Dat doet de redacteur door kopij te controleren op fouten, de krant daarmee voor juridische processen te behoeden, daarnaast door ervoor te zorgen dat het publieke vertrouwen in de krant blijft bestaan, door objectiviteit, eerlijkheid en ‘goede smaak’ in de krant te garanderen en ten slotte door eventuele gebreken en onduidelijkheid uit de kopij weg te halen (1953, p. 3-4).

In de derde functie komt terug wat de functie van eindredactie ook volgens de oud New York World-redacteur Herbert Bayard Swope een essentieel deel van het proces maakt, het controleren of wat in de kopij geschreven staat overeenkomt met de feiten, aangezien dit volgens Swope is waar de legitimiteit van de journalistiek op berust in de maatschappij. Onderzoeker William Rivers schrijft over de copy editor die Westley definieert: “[t]he copy editor stands between the reporter and the reader” (1965/1975, p. 490). Uit die

beschrijving blijkt ook de parallel tussen de eindredacteur en copy editor. Dat brengt de copy editor op een positie in het proces waar de eindredacteur in het productieproces van

Nederlandse dagbladen ook lijkt te staan. De eindredacteur is in principe niet een journalist die zelf de straat op gaat om een verhaal op te zoeken; het is iemand die in plaats daarvan op de redactie artikelen nakijkt die geschreven zijn, voordat ze in de krant afgedrukt worden en door het publiek gelezen kunnen worden.

Volgens de beschrijving van Westley heeft de eindredacteur behalve het controleren van artikelen de taak om te communiceren met de zetter of drukker in de organisatie. Westley schreef zijn handboek over de nieuwsredactie echter in de jaren vijftig, zo’n veertig jaar voor de opkomst van het internet. Het is niet waarschijnlijk dat deze taak sinds de opkomst van het internet nog tot de taken van de bureauredacteur behoort en dat we die taak in de definities van redacteuren in dit onderzoek ook tegenkomen, aangezien het werk van de zetter door technologische ontwikkelingen al lang is verdwenen bij redacties.

Verschil in de rol van de eindredacteur is er ongetwijfeld gekomen, niet alleen in de tijd, het bestaat ook zeker tussen mediaorganisaties onderling en tussen journalistieke culturen in verschillende landen, wat William Rivers in zijn boek illustreert aan de hand van een korte analyse van redactiestructuren van verschillende media. Rivers vergelijkt in zijn boek een Amerikaanse middagkrant van de buitenwijken met een ochtendkrant uit de stad. Het valt hem op dat er verschillen zijn in de omvang van de staf bij de kranten, wat betreft

‘deadlinestress’ die redacteuren dagelijks ervaren, die groter lijkt te zijn bij de middagkrant dan een ochtendkrant, en ook in de stijl en indeling van de kranten, waardoor de redacteuren bij de verschillende kranten op verschillende aspecten moeten letten als ze kopij nakijken en op de pagina’s plaatsen (Rivers, 1975, p. 482-486). In de inleiding van deze scriptie zijn voorbeelden van de impact van digitalisering op de journalistiek genoemd bij het Dagblad

van het Noorden en het NRC Handelsblad, die in beide gevallen, zoals we zagen, mogelijk

ook verschillende veranderingen in gang gebracht heeft.

Ik zal nog dieper ingaan op wat de rol van eindredactie binnen de Nederlandse

(21)

20

(2014, p. 72), die op de site van de NVJ raad te plegen is, niet een specifieke omschrijving van de functie4. Het Nederlandse woordenboek Van Dale is ook kort in de definitie van het begrip. Van Dale geeft als omschrijving van het proces eindredactie: “laatste redactie, abstr. en concreet” is. De functie eindredacteur wordt erin omschreven als: “die belast is met de eindredactie” (1984, p. 710). De plaats van eindredactie in het productieproces wordt in Van Dale als het kenmerkende, ofwel, onderscheidende aspect van eindredactie beschreven.

Nederlandse kranten met eindredacteuren in dienst hebben de functie van eindredacteur soms in documenten een functieomschrijving vastgelegd, wat een nieuwe eindredacteur bij zijn aanstelling ondertekent. Dit geldt bijvoorbeeld voor het regionale dagblad Leeuwarder

Courant (Het Parool heeft niet een dergelijk document dat een eindredacteur bij

indiensttreding ondertekent). Het document van de Leeuwarder Courant omschrijft de functie eindredacteur als volgt: “De eindredacteur is de laatste schakel in het redactionele proces en bewaakt en controleert artikelen die passen binnen de aangegeven ruimte en voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot spelling, stijl, consistentie, opbouw en sfeer.” Het doel van de functie binnen de organisatie is ‘[h]et waarderen, beoordelen en redigeren van kopij en het samenstellen van pagina's volgens de formule van de krant.’ (Leeuwarder Courant, 2006)5.

De eindredacteur wordt door de krant beschreven als de laatste persoon in het proces van redactiewerkzaamheden die te maken heeft met het schrijven en bewerken van kopij. Ook geeft hij een waardering aan de kopij en bewerkt die indien nodig, zodat de formule van de krant zo goed mogelijk wordt nageleefd. Dat is een taak die aansluit bij het vormgevende aspect dat Greenberg benoemt, namelijk dat organisaties eigen afwegingen en eigen stijlkeuzes maken over de inhoud.

Het resultaat dat het werk van de eindredacteur op de kopij moet hebben, heeft volgens de functieomschrijving betrekking op het zorgen voor ‘bijdragen aan internet’, het verbeteren van de ‘leesbaarheid en toegankelijkheid’ van de tekst, ‘correcte, heldere koppen’ maken die ook ‘uitnodigen tot lezen’, daarnaast het ‘in overleg met opmaak het beeld van de pagina (inclusief beeldmateriaal)’ bepalen en het onderhouden van ‘contact met verslaggevers over interessante gebeurtenissen en ontwikkelingen en de kwaliteit van het geleverde werk’, waar de eindredacteur ten slotte ook bij ‘coacht’. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat: ‘[a]rtikelen zijn gecontroleerd, geredigeerd en verrijkt zodat ze passen bij de formule van de krant. Pagina's zijn tijdig en goed opgemaakt aangeleverd. Verslaggevers zijn voldoende begeleid, voldoende terugkoppeling.’ (2006, p. 1).

Ook in deze passages komt nog een aantal interessante aspecten met betrekking tot het werk van de eindredacteur naar voren. Hij heeft volgens de omschrijving een taak op het gebied van doorzenden van kopij naar de website van de krant, heeft ook een meewerkende rol op het gebied van opmaakaspecten bij de krant en hij heeft volgens de beschrijving in de mate waarin het nodig blijkt voor- en of na publicatie van kopij goed contact met de schrijvers van de kopij, over wat er wel en niet goed aan was aan de kopij.

De definities van de woorden editing en copy editing die ik heb besproken, geven een beeld van wat redactiewerk bij media inhoudt en hoe er over het proces gedacht en

geschreven is: in de eerste plaats is eindredactie een functioneel proces dat helpt om kopij te verbeteren en verduidelijken, ook binnen de context waarin die geplaatst wordt, zoals

4 Nederlandse Vereniging van Journalisten. (2014). CAO Voor Dagbladjournalisten januari 2014 - december

2014. Geraadpleegd via: http://www.uitgeverijbedrijf.nl/Document/CAO-DJ%202014.pdf

(22)

21

Greenberg stelt. De eindredacteur beoordeelt die kopij nadat die door een schrijver

beschikbaar gesteld is. William Rivers stelt dat de eindredacteur zodoende tussen de schrijver en de lezer in staat, wat tegelijk de definitie van het woordenboek van eindredactie, als de ‘laatste redactie voor publicatie van kopij’ voordat de krant bij de lezer uitkomt, niet uitsluit. Deze definities geven notie van hoe de eindredactie in het productieproces ondergebracht is.

Volgens Westley moet de eindredacteur in zijn werk de stijl, toon en objectiviteit van de krant in het oog houden als hij de kopij leest en bewerkt en moet hij de krant behoeden voor fouten. De redacteur stuurt ook andere werknemers in het bedrijf aan om handelingen te verrichten en moet creatief kunnen zijn. Dat laatste lijkt dan niet om het uitdenken van ideeën voor artikelen te gaan, zoals Greenberg als werkzaamheid van redacteuren in het algemeen noemt, maar toch ook meer om werk dat in de ‘laatste fase’ van het proces gedaan wordt, aangezien Susan Keith en William Rivers copy editing toch in het eind van het proces

onderbrengen. Het kan betekenen dat de eindredacteur vlak voor een deadline zelf het laatste nieuws meeneemt, door dit uit een groter aanbod aan bronnen samen te stellen.

In de functieomschrijving van de Leeuwarder Courant valt erg op, naast de taken die genoemd worden en onder de noemer ‘redigeren’ begrepen kunnen worden, dat van de eindredacteur gevraagd wordt dat hij zich bij de beoordeling van kopij duidelijk in de lezer moet verplaatsen, zodat hij daardoor tekst nog duidelijker, aantrekkelijker en leesbaarder maakt. Behalve dat moet de eindredacteur volgens de omschrijving van de krant

tegenwoordig kopij voor de internetpagina’s selecteren, of mogelijk zelfs schrijven, en moet hij ook aanwijzingen op het gebied van de opmaak geven. Die eerste aspecten in het werk van de eindredacteur zouden nieuwe aspecten in de digitale tijd genoemd kunnen worden. Feiten controleren wordt door deze krant niet expliciet, of apart in de omschrijving genoemd als eindredactietaak. Het waarderen en beoordelen van kopij of tekst wordt evenwel wel als werkzaamheid genoemd. Voor Nederlandse media in het onderzoek moet worden vastgesteld tot op welke hoogte de beschreven taken bij hun eindredactie genoemd worden.

De beschrijving van het takenpakket zoals uit de beschreven bronnen naar voren is gekomen, kan als ijkpunt worden gebruikt in het onderzoek, maar ik wil hierin ook

onderzoeken welke taken volgens hen bij het eindredactieproces horen en onderzoeken of de ideale functieomschrijving overeenkomt met de journalistieke functie in de praktijk. Om verandering door de tijd heen te onderzoek kan als startpunt de opkomst van het internet in de journalistiek worden genomen, aan het begin van de jaren negentig, en het moment dat de interviews worden afgenomen dient als het eind van de onderzoekperiode.

2.3 Editor, Redakteur en eindredacteur

Ten slotte is het voor een beter begrip van de functie eindredacteur nog goed hier onderscheid te maken tussen twee belangrijke functies in de journalistiek, namelijk de editor en de

reporter. Vooral in de Angelsaksische journalistiek bestaat een opvallend onderscheid tussen

die functies. De functie van editor geldt ook daar als een veelomvattende functie, waar veel meer dan eindredactie onder valt, maar de functie heeft ook grenzen wat het takenpakket betreft, die duidelijk worden als ook het werk van de reporter belicht wordt.

(23)

22

kopij bewerkt om de kopij aan de eisen van de krant te laten voldoen (Williams, 2010, p. 125, 147). Williams (2010) schrijft over het onderscheid tussen deze twee journalistiek functies:

“Reporters were increasingly relegated to the role of gatherers of material, ‘news hounds’, while the masters of the news hunt were the sub-editors or ‘rewrite’ men and women who put the stories into shape as they organised the layout of the newspaper. Copy painstakingly put together by reporters could be completely changed, or ‘cut, sliced and slaughtered in the reporter’s view, to fit the requirement of that day newspaper” (p. 147).

Hoewel ook een editor, zoals we in de vorige paragraaf al gezien hebben, een rol heeft bij het bedenken en selecteren van ideeën voor kopij, is het grote verschil tussen de editor en de

reporter (en juist weer een overeenkomst tussen de editor en de meer afgebakende functie van eindredacteur) dat de editor vanaf de redactie van de organisatie bij dat proces betrokken is,

terwijl de reporter er op uittrekt om verhalen te verzamelen. De editors maken op de

Angelsaksische nieuwsredacties deel uit van een groot team van bureauredacteuren, dat vanaf de redactieplaats inkomende kopij beoordeelt, besluit welke kopij wel en niet in de krant komt en kopij (soms rigoureus) bewerkt en waar mogelijk of waar het nodig is, ook inkort.

Heel belangrijk voor een goed verloop van dat proces is de centrale rol die op Briste redacties weggelegd is voor de ‘middentafel’, de plek van waar redacteuren de planning van de krant van begin tot eind op zich nemen, en waarvandaan gedurende het hele proces met andere redactie-eenheden gecommuniceerd kan worden en waardoor ook de opmaakredactie bijvoorbeeld in een vroeg stadium met de indeling van pagina’s bezig kan zijn (Steinmetz, 1970, p. 107-111). De scheiding die er is tussen reporter en editor is dus ook een scheiding tussen binnen en buiten de redactieruimte werken en is ook een ‘werkscheiding’ tussen enerzijds het ‘garen’ en ‘schrijven’ van kopij en anderzijds alle andere werkzaamheden die gedaan moet worden om tekst goed op de pagina’s en goed in de krant te krijgen, zoals het samenstellen van berichten uit het binnenkomende nieuwsaanbod, het redigeren (of

‘herschrijven’) van kopij en het mee inplannen van de kopij op de pagina’s.

Door dit onderscheid in het redactiewerk tussen ‘binnen en buiten de redactie’ te belichten kan er nog eens op worden gewezen dat het werk van editors in algemene zin toch ook voor een deel aan het begin van het proces ligt; de editor, zoals ook door Greenberg gedefinieerd, doet wel mee in de planning, hij selecteert kopij en stuurt mensen in het bedrijf aan om bepaalde kopij te vergaren of kopij op een bepaalde plek in te plannen in de krant.

Vanuit dat perspectief staat toch ook het werk van de eindredacteur, hoewel dit aan het eind van het productieproces staat, minder ver dan tot nu toe het geval leek af van het selectie- en planwerk aan het begin van het productieproces; het deel van het proces waarin de kopij wordt bedacht. Het is daarom interessant in de gaten te houden of in redactiemodellen van de Nederlandse mediaorganisaties die bij het onderzoek betrokken zijn toch ook niet nog steeds zo’n onderscheidbare communicatieschakel tussen samenstellers (begin productieproces) en eindredacteuren (einde productieproces) bestaat, waarmee het overzicht van het

productieproces gewaarborgd is.

Onderzoeker Frank Esser schrijft dat de werkverdeling die onderscheiden is tussen editor en reporter typerend is voor Angelsaksische nieuwsredacties. De redacties verschillen wat betreft dit van, bijvoorbeeld, de Duitse nieuwsredacties, waar de gesplitste werkverdeling niet of minder ver doorgevoerd is. De rol van een Duitse Redakteur kan meer als een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4p 3 Bereken hoeveel soorten zeemonsters er na 2009 nog ontdekt zullen worden volgens het model van Groot.. Behalve de formules van Paxton en Groot zijn er nog meer formules denkbaar

Een vrouw die gedurende haar leven vijf kinderen heeft gekregen onderzoekt of de Chinese conceptietabel klopt voor haar vijf kinderen.. In een discussieforum op internet klaagt

De strategieën en technie- ken die ze daarbij hanteren hebben niet alleen tot gevolg dat de nadruk in het ondernemings- beleid veel te sterk op de korte termijn wordt gelegd, maar

The aim of this study is to develop a Christian liturgy for the worship services in the Reformed Churches in Synod Midlands, with special emphasis on the music, the funeral

[r]

Smallstonemediasongs.com printed & distributed by KoormuziekNL, Dordrecht - www.koormuziek.nl Vermenigvuldigen van deze bladmuziek zonder toestemming van de uitgever is

Uw Geest als hulp voor ons totdat Het werk op aarde is gedaan. Ja, de dag zal komen Dat ik

En als die aanname niet klopt — op de ene dag zijn meer jarigen dan op de andere — wat heeft dat dan voor ge- volgen voor de groepsgrootte die nodig is om minimaal 50 procent kans