1
Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer
OPTA/EGM/2003/204119
Datum Onderwerp Bijlage(n)
12 december 2003 Gevolg rechterlijke uitspraak CBB inzake de concessierapportages 2000 en 2001
Geachte heer Brinkhorst,
Op 18 juli jl. heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) in hoger beroep uitspraak gedaan in het geding tussen TPG N.V. (hierna: TPG) en het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) over de voorschriften die door OPTA verbonden waren aan de goedkeuring van het toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten in 2000. Door de
uitspraak van het CBB zijn op één na alle voorschriften die aan de goedkeuring van het
toerekeningssysteem waren verbonden, komen te vervallen. Deze uitspraak heeft naar het oordeel van het college gevolgen voor zijn conclusies inzake de concessierapportages 2000 en 2001. Het college bericht u hierover het volgende.
Beoordeling concessierapportages 2000 en 2001
Bij brief van 18 juni 2001 heeft het college aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de toenmalige portefeuillehouder post, zijn beoordeling doen toekomen van de concessierapportage 2000.1
Deze beoordeling kwam op het volgende neer:
1. TPG wijkt in overzicht 11 van haar rapportage af van het in 1995 overeengekomen
informatieprofiel door het niet opnemen van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen en het rendement op de concessie-activiteiten;
2. TPG handelt, door het niet bepalen van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen en het hieraan gerelateerde rendementscijfer, niet overeenkomstig het toerekeningssysteem;
3. TPG past de bepaling van het renteresultaat, dat noodzakelijk is voor de financiële rapportage in overzicht 11, niet overeenkomstig het toerekeningssysteem toe.
1 Brief van het college met kenmerk OPTA/EGM/2001/201508.
Ministerie van Economische Zaken De heer mr. L. J. Brinkhorst Postbus 20101
2500 EC 'S-GRAVENHAGE
2 Bij brief van 20 november 2002 heeft het college aan de staatssecretaris van Economische Zaken, de latere portefeuillehouder, zijn beoordeling toegezonden van de concessierapportage 2001.2 Deze
beoordeling kwam op het volgende neer:
I. De financiële rapportage over 2001 is niet conform de interpretatie van het college van het Besluit algemene richtlijnen post (hierna: Barp). Immers, TPG geeft alleen de totaalposten weer van de bedrijfsopbrengsten, bedrijfslasten en renteresultaat en niet de onderliggende posten. Bovendien komt de financiële rapportage niet overeen met de rapportages in voorgaande jaren; II. TPG rekent de vermogenskosten voor zover het eigen vermogen betreft ten onrechte niet toe
aan de voorbehouden, overig opgedragen en vrije postactiviteiten;
III. TPG rekent de kosten van vreemd vermogen (rentekosten) op onjuiste wijze toe aan de voorbehouden, overig opgedragen en vrije postactiviteiten;
IV. TPG kwalificeert het voorbehouden en overig opgedragen deel van de financiële rapportage ten onrechte als vertrouwelijk;
V. Een aantal overzichten is niet volledig, te weten (1) TPG maakt bij postzendingen van en naar het buitenland geen onderscheid tussen brieven t/m 100 gram en brieven >100
gram/drukwerken/boeken, (2) TPG geeft geen compleet overzicht van de diverse soorten postvestigingen en (3) TPG rapporteert niet over het aantal postbussen.
Terzake van punt IV heeft TPG schriftelijk aan het college laten weten geen aanleiding te zien om rechtsmiddelen aan te wenden. Inzake punt V heeft TPG nieuwe overzichten en een nadere toelichting verstrekt. Hierop heeft het college geoordeeld dat de inhoud van deze overzichten, inclusief nadere toelichting, alsnog in voldoende mate beantwoordt aan de vereisten. Het college heeft op 20 mei 2003 de concessierapportage 2002 aan geïnteresseerden gezonden en de wijzigingen inzake de punten IV en V op dezelfde datum gepubliceerd op zijn website.
Gevolgen van de uitspraak van de rechter
Wat betreft de punten I, II en III kon het college pas definitieve conclusies formuleren na de uitspraak van de rechter in hoger beroep inzake het toerekeningssysteem. Gelet op de uitspraak van de rechter van 18 juli jl. is het college tot het oordeel gekomen dat de tekortkomingen inzake de financiële paragraaf geen aanpassing meer behoeven (punten I t/m III). De beoordeling van de
concessierapportage 2001 is daarmee definitief afgerond. In het licht van de uitspraak is het ook niet langer opportuun om aanpassingen in de concessierapportage 2000 te verlangen. Hiermee is de beoordeling van de concessierapportage 2000 eveneens definitief afgerond.
Omdat de rechter de wensen van het college inzake het toerekeningssysteem niet heeft gehonoreerd, is het college van mening dat het toerekeningssysteem onvoldoende waarborgen bevat om zeker te stellen dat ongeoorloofde kruissubsidiëring wordt voorkomen. Het college bepleit daarom opnieuw zijn verzoek tot aanpassing van het Barp, reeds gedaan bij brief van 1 mei 2002, aan de toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. 3 Hierop heeft het college nog geen schriftelijke reactie mogen ontvangen.
2 Brief van het college met kenmerk OPTA/EGM/2002/203500.
3 Tenslotte verzoekt het college u bovenstaande definitieve bevindingen inzake TPG’s
concessie-rapportages 2000 en 2001, evenals in voorgaande jaren, aan de Tweede Kamer te zenden. Hoogachtend,
HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,