t'!lIliu
ris
p
r u den tie
Or-lid krijgt bij ontslag het
voordeel van de twijfel
Voor ontbinding wegens onvoldoende functio-neren van werknemer moeten zwaarwegende ar-gumenten bestaan, te meer als de werknemer lid is van de or
(Kantongerecht Rotterdam 11 oktober 1994, ROR 1995/34, artikel 21 WOR, 7A:1639w BW)
De BV Raet Systems & Services te Veenendaal (hierna: Ract) moest een bedrijfsherstructurering doorvoeren teneinde haar organisatie weer winstgevend en flexibel te maken en de continuï-teit te waarborgen. Als gevolg van de herstructu-rering, waarover de ondernemingsraad positief adviseerde, kwamen 11 formatieplaatsen te ver-vallen bij de afdeling Office & Netwerk Solu-tions, waar werknemer Pieter Gladpootjes werkt, die ook lid is van de ondernemingsraad. Sinds 1987 werkte hij bij de werkgever en hij wasS2 jaar oud. Hij werd als één van de in aan-merking komende Adviseurs Persoonlijk Com-putergebruik voor beëindiging van de arbeids-overeenkomst in aanmerking gebracht.
Raet verzocht de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Gbdpootjes. Volgens Raer kwam de arbeidsplaats van Glad-pootjes te vervallen en was voor hem geen pas-sende arbeid binnen de organisatie voorhanden. Het verzoek hield volgens Raer geen verband met het lidmaatschap van Gladpootjes van de or. Raet was bovendien bereid om een vergoeding van bijna 50.000 te betalen.
Werknemer Gladpootjes voerde als verweer aan dat zijn arbeidsplaats niet was komen te verval-len. De gehanteerde selectiecriteria waren ondui-delijk en onvoldoende om zijn ontslag te motive-ren. Bovendien werd het anciënniteitsbeginsel geschonden, dat inhoudt dat bij ontslag op eco-nomische gronden de werknemer met het kortste dienstverband het eerst moet vertrekken. Men wilde volgens Gladpootjes oudere werknemers met voorrang ontslaan om op de loonsom te be-zuinigen. Gladpootjes achtte het ontbindingsver-zoek ook in strijd met zijn rechtsbescherming als or-lid, omdat onvoldoende aannemelijk was ge-worden dat de beëindiging geen relatie had met zijn lidmaatschap van or en cor.
De rechter stelde vast dat de bedrijfseconomi-sche resultaten van Raet zich in positieve zin ont-wikkelden en dat met name van het produkt waarmee Gladpootjes zich bezig hield, grote ver-wachtingen werden gekoesterd. De betrokken arbeidsplaats kwam niet te vervallen en er was zelfs uitbreiding van de capaciteit gewenst. In het algemeen mag een werkgever van de kanton-rechter ook reorganiseren als er nog geen verlies is als hij daarmee kosten wil besparen, bijvoor-beeld door afslanking van het personeelsbe-stand. Ook was niet gebleken dat het verzoek
OR Informatie. 20 december 1995
verband hield met het or-lidmaatschap van Cladpootjcs, Gelet op de economische situatie van Raet werd het besluit om het dienstverband van Gladpootjes te beëindigen echter uitsluitend gegrond op het geschiktheidscriterium. Bij een ontbindingsverzoek beoordeelt de kantonrechter of er sprake is van een zodanige verandering in omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Wanneer hiervoor ongeschiktheid als grond wordt opgegeven, dient Raet voldoen-de inzichtelijk en controleerbaar aan te geven waarin de wijzigingen in het functioneren van Gladpootjes gelegen zijn. De door Raer gegeven selectiecriteria waren daarvoor onvoldoende ge-motiveerd en afdoende weersproken door de werknemer. Deze bleek hoog gewaardeerd te worden door cursisten. Het moest er dan ook voor worden gehouden dat Raet op wellicht an-dere, subjectieve en niet-geëxpliciteerde gronden de beëindiging van het dienstverband met Glad-pootjes nastreefde. De omstandigheid dat Ract in strijd handelde met het anciënniteitsbeginsel en dat Gladpootjes lid was van de or, hadden voor Raet des te meer reden moeten zijn om aan de hand van duidelijke, objectieve en inzichtelij-ke argumenten aannemelijk te mainzichtelij-ken dat de ont-binding gerechtvaardigd was. Het verzoek werd afgewezen.
Commentaar
In deze zaak was niet duidelijk sprake van een benadeling van een werknemer als or-lid. De kantonrechter vermoedde echter kennelijk dat dit er mogelijk toch achter zat, omdat de wel geven grond voor ontslag onvoldoende was ge-motiveerd en niet waarschijnlijk voorkwam. Het or-lidmaatschap van de werknemer was hierbij een extra reden van de kantonrechter om hem in bescherming te nemen.
Op deze manier laat de kantonrechter zien dat een ontbindingsverzoek ten aanzien van de ar-beidsovereenkomst van een werknemer die lid is van de or extra kritisch wordt bezien. De werk-gever zal objectieve en controleerbare argumen-ten moeargumen-ten aanvoeren om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat het or-lidmaatschap een rol heeft gespeeld. Het or-lid krijgt het voordeel van de twijfel. De uitspraak past in de bedoeling van de wetgever om te voorkomen dat een or-lid zich te afhankelijk voelt van de werkgever om vrij zijn standpunt in de or te kunnen bepalen. Het is, kortom, niet voldoende als geen verband