• No results found

Natuur- en milieueducatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Natuur- en milieueducatie"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)



 Verschillende beleidsniveaus en het middenveld engageren zich in natuur- en milieueducatie. Meer coördinatie, uitwisseling van ervaringen en taakverdeling kunnen de efficiëntie verhogen.



 Een belangrijke uitdaging vormt de aandacht voor natuur- en milieueducatie in andere sectoren. Zo staat in het landbouwonderwijs productie-efficiëntie nog steeds centraal, terwijl van overheidswege de verbreding van de bedrijfsvoering steeds nadrukkelijker wordt gestimuleerd.



 De groeiende beleidsbehoefte aan betrouwbaar monitorings- en verspreidingsonderzoek kan mee wor-den ingevuld door vrijwilligers. Een goede opleiding en begeleiding zijn hiervoor noodzakelijk.



 Voor de evaluatie van het beleid rond natuur- en milieueducatie zijn nog geen indicatoren beschikbaar.

#42

Natuur- en Milieueducatie

Jurgen Tack1

Voor een maatschappij met verantwoordelijke burgers zijn vorming, kennisoverdracht en informatievoorziening essentieel. Het verwaarlozen van die taak leidt tot aantasting van het maatschappelijke draagvlak of tot onnodige weerstand.

De opdracht van natuur- en milieueducatie (NME) is tweeledig. Via onderwijs, permanente vorming en het ouderlij-ke opvoedingsmilieu draagt NME als pedagogisch (te verstaan als pedagogisch-emancipatorisch) instrument bij tot een beter begrip voor het belang van een gezond leefmilieu en daardoor tot een algemeen maatschappelijk draag-vlak voor het natuur- en milieubeleid. In die hoedanigheid hoort NME tot de beleidsdomeinen cultuur en onderwijs. Maar NME is ook een beleidsinstrument, inzetbaar voor specifieke informatievoorziening over het beleid, maatrege-len, projecten en relevante alternatieven. NME behoort dan tot het brede gamma communicatieve instrumenten voor het beleidsdomein milieu [224].

Binnen het NARA kwam NME een eerste keer uitgebreid aan bod in 2001. In die brede situering van het werkveld lag de klemtoon op het aspect ‘educatie’ en minder op communicatie en sensibilisatie. Als belangrijkste knelpunt vermeldde NARA 2001 het gebrek aan een evenwichtig educatief beleid, met onvoldoende taakverdeling en com-plementariteit.

Op basis van de studie ‘Ontwikkeling en implementatie van het NME-beleid in Vlaanderen: een doelgroepgerichte benadering’ [34]onderbouwde het hoofdstuk ‘Leren voor natuur’ in NARA 2003 de eerder gesignaleerde tekortko-mingen: te weinig overleg en uitwisseling, begripsverwarring, ondermaatse betrokkenheid van belangrijke doelgroe-pen, en onvoldoende terugkoppeling tussen de resultaten en de gebruikte methodologie.

(2)

vol-ledige veld houdt in dat men ook het werk van derden evalueert. Dat ligt uiteraard zeer gevoelig. Het is dan ook sterk aan te bevelen een externe evaluator aan te zoeken.

In afwachting van een dergelijke ex-postevaluatie en de daaruit resulterende NME-beleidsindicatoren, beperkt dit hoofdstuk zich tot de beschrijving van recente ontwikkelingen die relevant zijn voor het Vlaamse NME-beleid.

0

01

1 T

To

oe

es

stta

an

nd

d

Het NME-werkveld in Vlaanderen is zeer divers. Naast de zuivere overheidsinitiatieven op gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau en de initiatieven genomen door niet-gouvernementele organisaties kent het Vlaamse NME-landschap een rijk aanbod van ‘gemengde’ initiatieven en al dan niet structurele samenwerkingsverbanden. Voor-beelden hiervan zijn intergemeentelijke initiatieven zoals afvalintercommunales, maar ook de regionale landschappen.

Alleen al binnen het beleidsdomein Leefmilieu vindt die diversiteit zijn weerslag in een wijdverspreid netwerk van een 120-tal NME-centra, die vallen onder de voogdij van verschillende instanties. Die centra zijn ondergebracht in pro-vinciale netwerken. De cel Natuur- en Milieueducatie en –Informatie (NME&I) van de afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid (Aminabel) heeft een vaste vertegenwoordiging in die provinciale netwerken. In de meeste provincies geldt dat ook voor de buitendiensten en/of Vlaamse Bezoekerscentra van de afdeling Natuur.

Ook het beleidsdomein cultuur is actief op NME-gebied. Op basis van het Decreet sociaal-cultureel volwassenen-werk ontvangen drie vormingsinstellingen subsidies voor een thematische volwassenen-werking die uitdrukkelijk aansluit bij NME. Het Centrum voor Natuur- en Milieueducatie is actief rond het thema natuur- en milieueducatie, Natuurpunt Edu-catie werkt rond het thema ‘Leren voor Natuur, Milieu en Landschap’ en InVerde (het vroegere EduEdu-catief Bosbouw-centrum Groenendaal) rond het thema ‘Multifunctioneel en duurzaam beheer van bos, groen en natuur’.

Voor een efficiënte inzet van middelen en menskracht is in dat brede veld een duidelijke nood aan goede coördina-tie, een gestructureerde uitwisseling van ervaringen en een duidelijke taakverdeling.

Binnen de overheid bood het kerntakendebat voor het beleidsveld NME de mogelijkheid om duidelijke afspraken vast te leggen tussen het gemeentelijke, provinciale en gewestelijke beleidsniveau. Het is de vraag of die afspraken ver genoeg gaan.

Tot de gewestelijke taken horen onder andere:



 de professionalisering en vorming in hogescholen en universiteiten;



 de invoering van NME in de verschillende curricula;



 de vorming van intermediairen uit diverse doelgroepen;



 het uitbaten, beheren en inhoud geven aan een innoverend kennis- en vormingscentrum van en voor Vlaan-deren, met een actiever beleid naar andere doelgroepen;



 het mee inhoud geven aan het doelgroepenbeleid;



 het uitwerken van samenwerkingsovereenkomsten voor gewestelijke centra, en dat met betrekking tot de NME-uitvoering met provincies, gemeenten en natuurverenigingen.

Het provinciale beleidsniveau staat in voor de concrete uitvoering van NME, onder andere de eerstelijns-NME voor klassen en groepen, professionalisering van leerkrachten bij nascholing, faciliteren van overleg en samenwerking tussen NME-actoren onderling en tussen NME-actoren en onderwijs.

#42

01 Toestand 02 Beleid

(3)

De gemeentelijke overheid, tot slot, verzorgt de concrete uitvoering van NME, zoals de eerstelijns-NME voor klassen en groepen.

De praktische vertaling van de afspraken blijkt evenwel een hele opgave, zelfs binnen eenzelfde entiteit van hetzelf-de beleidsniveau. Zo ressorteren onhetzelf-der het Vlaamse hetzelf-departement Leefmilieu een 15-tal NME-centra. Die centra han-gen af van de afdelinhan-gen Bos & Groen, Natuur en Aminabel van AMINAL. Tussen een aantal van die centra is momenteel geen overleg, bij gebrek aan een hecht netwerk op niveau Vlaanderen. De beschikbare infrastructuur in sommige van die centra blijft nu ondermaats benut[12].

Het kerntakendebat beperkt zich uitdrukkelijk tot de verschillende overheidsniveaus, terwijl een van de kenmerken van het NME-veld in Vlaanderen de verscheidenheid aan initiatieven en actoren is. Aangezien participatie een wezen-lijk element is van NME dienen zeker voor het NME-werkveld ook de private actoren mee opgenomen te worden in dat debat. Hierin spelen vrijwilligers, meestal georganiseerd via middenveldorganisaties, een belangrijke rol. Een ver-ruiming van het kerntakendebat naar het maatschappelijke middenveld, zoals bepleit door de MiNa-Raad [224], lijkt dan ook zinvol. De visie van sommige overheidsdiensten over wat de taken zijn van een overheid ten opzichte van het vrijwilligersveld (stimulerend en ondersteunend in plaats van sturend) is niet steeds even rechtlijnig en dient uitge-klaard te worden. Een belangrijk aandachtspunt is tevens de ontwikkeling van professionele structuren die een kwa-liteitsvolle inzet van vrijwilligers stimuleren en garanderen, zonder te vervallen in overdreven professionalisering.

In afwachting van die mogelijke diepgaande verkenning van de relatie tussen overheid en maatschappelijk midden-veld schuift de cel NME&I als antwoord op de bestaande verscheidenheid en complexiteit het concept ‘interactieve netwerking’ naar voor.

Dat concept vertaalt zich operationeel in een honingraatcoördinatiestructuur, met enerzijds een aantal overlegplatfor-men en anderzijds een aantal stuurgroepen. In die dynamisch en modulair opgebouwde coördinatiestructuur, die kan uitbreiden of inkrimpen al naargelang de noodzaak, vormt het Vlaams NME-overlegplatform (AMINAL, het departe-ment onderwijs, het departedeparte-ment welzijn, volksgezondheid en cultuur, de Vlaamse Openbare Instellingen, de provin-cies en gemeenten, de onderwijsnetten en de milieu- en natuurverenigingen) het overkoepelende overlegorgaan.

In afwachting van een gedegen beleidsevaluatie blijft het evenwel onduidelijk in hoeverre het concept met een veelheid aan overlegmomenten ook daadwerkelijk de gestelde doelen haalt, met name een betere samenwerking tussen de acto-ren, een betere spreiding van het NME-aanbod en een betere afstemming op de behoeften van de doelgroepen.

0

02

2 B

Be

elle

eiid

d

Centraal in het MINA-plan 3 (2003-2007) staat de uitbreiding van NME naar nieuwe doelgroepen. Naast de blijven-de en intense aandacht voor NME binnen het onblijven-derwijs wil het MINA-plan 3 in blijven-de planperioblijven-de ook het buiten-schoolse NME bij jongeren (jeugdwerk) en bij volwassenen en gezinnen (vormingsorganisaties) ontwikkelen en sti-muleren. Er is momenteel al een werking gericht op die nieuwe doelgroepen (bv. studiedag en onderzoeksrapport ‘Niet voor groentjes’), die in de komende jaren verder uitgediept zal worden.

(4)

Met name binnen de landbouw, waar verbreding van de bedrijfsvoering met natuurbeheer en landschapsonderhoud steeds nadrukkelijker van overheidswege gestimuleerd wordt (zie hoofdstuk 25 Landbouw), ligt voor NME een belangrijke

uitdaging. Op de eerste plaats leeft de nadruk op productie-efficiëntie in het secundair en hoger landbouwonderwijs nog steeds op gespannen voet met de aandacht voor duurzaamheid in het algemeen en een draagvlak voor natuur en milieu binnen de brede landbouwgemeenschap in het bijzonder [271]. Op de tweede plaats vragen doelmatig natuurbeheer en landschapsonderhoud de nodige kennis en inhoudelijke vorming. Zowel die kennis als de nodige vormingsmethodieken zijn aanwezig binnen het NME-netwerk.

In dat opzicht is de keuze van de Cel NME&I om zich tot 2009 te beperken tot de ‘zachte sector’ of de burger/con-sument, waarbij die enerzijds wordt aangesproken op zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid en anderzijds op zijn consumptiepatroon, opvallend [12].

De Cel NME&I motiveert die keuze met de stelling dat NME een sociaal instrument is dat vooral werkzaam is op basis van vrijwilligheid en motivatie. Hierdoor zou educatie zich spontaan beter lenen voor een werking naar de bur-ger dan naar sectoren zoals landbouw. Als tweede motivering wordt de beschikbaarheid van gedetacheerde leer-krachten vermeld, personeelsleden die de juiste vaardigheid hebben “om mensen via vrijwillige kennisverwerving, overleg en participatie te brengen tot een milieuvriendelijker gedrag”.

De Visie- en Beleidsnota [12] biedt evenmin antwoord op de nieuwe uitdagingen waarvoor de klassieke NME-doel-groep van natuurliefhebbers en natuurverenigingen staat. Net zoals Nederland staat ook Vlaanderen voor een groei-ende beleidsmatige behoefte aan betrouwbaar monitorings- en verspreidingsonderzoek van flora en fauna. Dat onderzoek kan, met eenmalige of jaarlijkse investeringen, plaatsvinden met de hulp van vrijwilligers. Het veldwerk door vrijwilligers is immers van goed niveau, de samenleving identificeert zich snel met werk dat door duizenden waarne-mers op vrijwillige basis wordt uitgevoerd en daarmee bijdraagt aan het draagvlak voor natuur. Burgers identificeren zich sneller met het werk van duizenden vrijwilligers dan met het werk dat door professionals wordt uitgevoerd [372].

Basisvoorwaarde hiervoor is dat die vrijwilligers goed opgeleid en begeleid worden, zodat de verzamelde gegevens aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen. Recente voorbeelden hiervoor in Vlaanderen zijn het eekhoornproject en de broedvogelatlas. In Nederland wordt tegen 2010 de behoefte aan competente vrijwilligers geschat op 1250 per mil-joen inwoners, met een aanbod van 810 per milmil-joen nu [372]. Op dit ogenblik zijn geen cijfers beschikbaar over het

aanbod aan competente vrijwilligers in Vlaanderen, maar dat ligt vermoedelijk aanzienlijk lager dan in Nederland.

Een ander aandachtspunt is het NME-personeelskader. De realisatie van het vooropgestelde NME-beleid vergt een gerichte investering in gekwalificeerd personeel, onder meer met vaardigheden inzake vormingswerk en manage-ment van groeps- en communicatieprocessen. Ook de (personeels-)ondersteuning van lokale besturen (gemeenten) voor de realisatie van hun NME-taken is een knelpunt.

#42

01 Toestand

(5)

0

03

3 K

Ke

en

nn

niis

s

In haar advies van 3 juni 2004 stelt de MiNa-Raad dat er op dit ogenblik onvoldoende zicht is op de effectiviteit van het NME-beleid [224]. Er is nood aan de ontwikkeling en opvolging van indicatoren inzake NME en aan een evalua-tie van de efficiënevalua-tie en de effectiviteit van het huidige NME-beleid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) beriep Benthem zich op schending van artikel 6 EVRM, dat voor zover hier van belang inhoudt dat bij het vaststellen van

https://www.amsterdamuas.com/library/contact/questions, or send a letter to: University Library (Library of the University of Amsterdam and Amsterdam University of Applied

Omdat deze leerlingen bij de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs vaker worden doorverwezen naar het vmbo – ook bij een prestatieniveau gelijk aan dat

Kortom, de geïnterviewde docenten weten voor het hoger onderwijs ook veel actiepunten te noemen die onder andere de aandacht voor schrijfvaardigheid, het

Hierdoor kan het zijn dat kinderen op een andere manier naar het nieuws gaan kijken: ze focussen zich niet alleen maar op de schokkende feiten van het ongeluk, maar zien ook in hoe

Dit westelijke deel van het kerkhof wordt verkocht voor f 700,- aan de gemeente om hier de lijken van bedeelden, minvermogenden en andere personen die niet tot het kerkgenootschap

Planner OG-Poeder - Heeres Meulenkamp Techniek OG-Poeder - Jord Brekveld Quality Assurance - Marijke Cramer Quality Assurance - Richard Boxebeld Medewerker MIS

Wanneer recente en historische gegevens specifiek voor een bepaalde vissoort worden opgevraagd om in de databank te kunnen inbrengen, kunnen andere fiches worden gebruikt waarop ook