• No results found

Van Teylingenweg 100 in Kamerik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Van Teylingenweg 100 in Kamerik "

Copied!
586
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bestemmingsplan

Van Teylingenweg 100 in Kamerik

Gemeente Woerden

(2)

Planstatus: vastgesteld

Plan identificatie: NL.IMRO.0632.BPvTeylingenweg100-bVA1

Datum: 2019-07-11

Contactpersoon Buro SRO: H.J.M. van Arendonk Kenmerk Buro SRO: SR160282

Opdrachtgever: Architecten- en ingenieursbureau H.W. van der Laan

Buro SRO 't Goylaan 11 3525 AA Utrecht 030-2679198 www.buro-sro.nl

BTW nummer: NL8187.16.071.B01

KvK nummer: 30232281

Rabobank rekeningnummer: NL44.RABO.0142.1540.24

t.n.v. Buro SRO B.V. te Utrecht

(3)

Bijlage(n)

Toelichting

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Bijlage 1. Archeologisch onderzoek (BO IVO) eindversie 2 AN Bijlage 2. Akoestisch onderzoek AN

Bijlage 3. Verkennend en nader bodemonderzoek AN Bijlage 4. Aanvullend nader bodemonderzoek AN Bijlage 5. Saneringsplan AN

Bijlage 6. Oriënterend onderzoek flora en fauna AN Bijlage 7. Aanmeldnotitie AN

(6)
(7)

Bijlage 1. Archeologisch onderzoek (BO IVO) eindversie 2 AN

(8)
(9)

Transect-rapport 1307

Kamerik, Van Teylingenweg 100

Gemeente Woerden (UT)

Een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en

Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende

fase

(10)
(11)

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht

T: 030-7620705 F: 030-7620706 E: informatie@transect.nl

Colofon

Titel

Rapportnummer Auteur

Versie Datum Projectnummer Onderzoeksmelding Opdrachtgever

Uitvoerder

Bevoegde overheid Beheer documentatie Omslagafbeelding

Kamerik, Van Teylingenweg 100. Gemeente Woerden (UT). Een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase.

Transect-rapport 1307

Eindversie 01-04-2019 17050027 4551547100 Buro SRO

’t Goylaan 11 3526 AA Utrecht Transect b.v.

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht Gemeente Woerden Transect b.v., Utrecht Foto van het plangebied

Autorisatie

Naam Datum Paraaf

01-04-2019

(12)

Samenvatting

In opdracht van Buro SRO heeft Transect b.v. in september 2017 een archeologische vooronderzoek uitgevoerd aan de Van Teylingenweg 100 in Kamerik (gemeente Woerden). De aanleiding voor dit onderzoek vormt de geplande herontwikkeling van het terrein. Een deel van de bestaande bebouwing zal bij deze herontwikkeling gesloopt worden, waarna drie woningen zullen worden geplaatst.

Rondom deze gebouwen zal een stratenplan worden aangelegd. Hiervoor dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Bij de voorgenomen ingrepen zal grondverzet plaatvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied zullen worden verstoord. Om de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen laten plaatsvinden is op grond van de gemeentelijke beleidskaart een archeologisch vooronderzoek vereist. Dit rapport beschrijft de resultaten van het archeologisch vooronderzoek in het plangebied en voorziet in die plicht.

Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied hoogstwaarschijnlijk een laatmiddeleeuwse woonheuvel aanwezig. De contouren van deze woonheuvel zijn weergegeven in bijlage 9. De archeologische verwachting voor de woonheuvel is hoog voor archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen. In het plangebied zijn echter melkveestallen met een mestkelder aanwezig. Hier zullen de archeologische waarden verloren zijn gegaan. In de overige delen van het plangebied geldt een lage tot zeer lage archeologische verwachting.

Advies

In het plangebied geldt een tweeledige archeologische verwachting. Deze is weergegeven in bijlage 9.

Binnen de contour van de woonheuvel, exclusief de mestkelder, is de archeologische verwachting hoog. Daaromheen is sprake van een lage archeologische verwachting.

Het plan omvat het slopen van de stallen en het terugplaatsen van drie woningen met een centraal bijgebouw. Ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan wordt aanbevolen om de hoge archeologische verwachting als dubbelbestemming in het bestemmingsplan op te nemen. Het is vooralsnog niet mogelijk om hieraan planregels te verbinden, aangezien de daadwerkelijke verwachting (waarde) van de woonheuvel nog niet met behulp van waarderend archeologisch onderzoek kon worden vastgesteld. Mochten er dus bouwwerkzaamheden binnen de in bijlage 9 aangeduide zone plaatsvinden, zal dus een vervolgonderzoek noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke aanwezigheid en kwaliteit van de verwachte archeologische resten vast te stellen. De wijze van onderzoek hangt al naar gelang af van de geplande bodemingrepen in het gebied.

Op basis van de huidige planvorming wordt een deel van het gemeenschappelijk bijgebouw binnen de hoge verwachtingszone geplaatst. Dit betekent dat hier in principe aanvullend onderzoek noodzakelijk zal zijn ter onderbouwing van de realisatie ervan. Dit kan in de vorm van een booronderzoek ter aanvulling van dit onderzoek, maar dan met behulp van mechanische boormiddelen (betonboringen, ramgutsen) om de aanwezigheid van terplagen en de intactheid ervan op deze plek te bepalen. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd in het omgevingsvergunningstraject. Als resultaat van dit onderzoek kunnen dan ook uitspraken gedaan worden vanaf welke diepte eventuele resten aanwezig zijn en hoe deze behouden kunnen worden in het toekomstig ontwerp van het bijgebouw. Het onderzoek zou eventueel kunnen worden uitgebreid met een waardestellend booronderzoek van de woonheuvel aan de voorzijde van de bebouwing om zodoende in zijn geheel een uitspraak te kunnen doen over de algehele kwaliteit (behoudenswaardigheid) van de woonheuvel.

E: informatie@transect.nl

(13)

Voor de gebieden met een lage archeologische verwachting adviseren wij geen aanvullende maatregelen. Op het moment dat er tijdens graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische waarden worden aangetroffen, geldt een wettelijke meldingsplicht deze vondsten aan te geven bij de bevoegde overheid, de gemeente Woerden.

Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Woerden, om op basis van de resultaten van dit rapport een selectiebesluit te nemen.

(14)

1. Aanleiding ... 5

2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek ... 6

3. Afbakening van het plan- en onderzoeksgebied ... 7

4. Planvorming en consequenties toekomstig gebruik ... 9

5. Beleidskader ... 10

6. Landschap, geomorfologie en bodem ... 11

7. Archeologische waarden en onderzoeken ... 13

8. Historische situatie, huidig gebruik en bodemverstoringen ... 14

9. Gespecificeerde archeologische verwachting ... 19

10. Resultaten veldonderzoek ... 20

11. Conclusies en advies ... 23

12. Geraadpleegde bronnen ... 24

Archeologische periode-indeling voor Nederland ... 25

Archeologische verwachtingskaart ... 26

Geomorfologie ... 27

Maaiveldhoogte ... 28

Maaiveldhoogte detail ... 29

Bodem ... 30

Archeologische waarden en onderzoeken ... 31

Boorpuntenkaart ... 32

Advieskaart ... 33

Foto’s van boorkernen ... 34

Boorbeschrijvingen ... 39

(15)

1. Aanleiding

In opdracht van Buro SRO heeft Transect b.v. in september 2017 een archeologische vooronderzoek uitgevoerd aan de Van Teylingenweg 100 in Kamerik (gemeente Woerden). De aanleiding voor dit onderzoek vormt de geplande herontwikkeling van het terrein. Een deel van de bestaande bebouwing zal bij deze herontwikkeling gesloopt worden, waarna drie woningen zullen worden teruggeplaatst.

Voor deze herontwikkeling dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Bij de voorgenomen ingrepen zal grondverzet plaatvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied zullen worden verstoord. Om de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen laten plaatsvinden is op grond van het gemeentelijke beleid een archeologisch vooronderzoek vereist. Dit rapport beschrijft de resultaten van het archeologisch vooronderzoek in het plangebied en voorziet in die plicht.

Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.0.

(16)

6 Het archeologisch vooronderzoek bestaat uit een gecombineerd onderzoek, te weten een

archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase.

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Aan de hand van beschikbare informatie over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en grondgebruik binnen en rondom het plangebied, wordt de kans bepaald dat binnen het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen. Hiertoe is onder andere het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis3) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin de Archeologische MonumentenKaart (AMK) en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) zijn opgenomen. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit divers voorhanden historisch kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en beschikbaar geologisch-

geomorfologisch kaartmateriaal geraadpleegd. Deze informatie is aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur.

Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting. De verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek richt zich voornamelijk op de bodemopbouw en de mate van verstoring binnen het plangebied. Op basis van deze gegevens kan het bevoegd gezag kansrijke zones selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones te vrijwaren voor aanvullend onderzoek.

Het resultaat van het archeologisch vooronderzoek is dit rapport met een conclusie omtrent het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen plannen. Op basis van dit rapport neemt het bevoegd gezag een beslissing in het kader van de vergunningverlening of planprocedure. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de – verwachte – aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden.

Het onderzoek is uitgevoerd conform protocollen 4002 (bureauonderzoek) en 4003 (inventariserend veldonderzoek) van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 4.0 (KNA 4.0).

(17)

3. Afbakening van het plan- en onderzoeksgebied

Plaats Kamerik

Toponiem Van Teylingenweg 100

Gemeente Woerden

Provincie Utrecht

Kaartblad 31G

Perceelnummer(s) Woerden KMR00 L891 Centrumcoördinaat 121.291 / 458.753

Oppervlakte Ongeveer 6.500 m2

Binnen het archeologisch onderzoek is onderscheid gemaakt tussen het plangebied en het

onderzoeksgebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen de bodemingrepen worden uitgevoerd.

Het onderzoeksgebied omvat het plangebied en een deel van het direct omringende gebied, in een straal van circa 500 m, dat bij het onderzoek wordt betrokken om tot een beter inzicht te komen in de landschappelijke, archeologische en (cultuur)historische situatie in het plangebied.

Het plangebied bevindt zich aan de Van Teylingenweg 100 in Kamerik (gemeente Woerden), gelegen net ten noorden van de bebouwde kom van het dorp (gemeente Woerden). Het plangebied beslaat de noordelijke helft van een perceel langs de Kamerikse Wetering, namelijk perceel Woerden KMR00 L891. In het westen wordt het plangebied begrensd door de Van Teylingenweg, de overige begrenzingen worden gevormd door de grenzen met aanliggende kavels. Alleen de zuidelijke begrenzing bestaat uit de inrichting van het toekomstig plan. De totale omvang van het plangebied bedraagt 6.500 m2, waarvan momenteel ongeveer 1.600 m2 bebouwd is met agrarische

bedrijfsgebouwen en een woonhuis. Het overige deel van het plangebied is in gebruik als oprit en als geitenweide/tuin. De exacte ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

(18)

8 Figuur 1. Ligging van het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart. Bron topografische

kaart: PDOK.

(19)

4. Planvorming en consequenties toekomstig gebruik

Planvorming Sloop bestaande bebouwing, nieuwbouw, aanleg stratenplan Aard bodemverstoringen Graafwerkzaamheden

Verstoringsoppervlakte 925 m2 Verstoringsdiepte Onbekend

Het voornemen bestaat om de bestaande bedrijfsbebouwing in het plangebied te slopen en hiervoor drie woningen (2, 4, 5) voor terug te plaatsen met een klein bijgebouw (2) achter de noordelijke woning en een centraal, gemeenschappelijk bijgebouw (6, zie figuur 2). Een schetstekening van de toekomstige situatie binnen het plangebied is weergegeven in figuur 2. Het bestaande woonhuis zal in de toekomstige planvorming behouden blijven( 1). De totale omvang van de geplande ingrepen in het plangebied beslaat ongeveer 550 m² voor de nieuw te bouwen woningen en 550 m² voor de sloop van de stallen. Hoe diep er ten behoeve van de herontwikkeling gegraven gaat worden, is vooralsnog niet bekend.

Figuur 2. Plattegrond van de toekomstige situatie in en om het plangebied. Bron: Buro SRO

(20)

10 Onderzoekskader Omgevingsvergunning

Beleidskader Gemeentelijke beleidskaart archeologie Onderzoeksgrens > 100 m2, dieper dan 30 cm –mv.

In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moeten houden met het behoud van archeologische waarden. Met ingang van juli 2016 is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die in 2021 in werking zal treden.

De gemeente Woerden heeft het archeologiebeleid verankerd in een Erfgoedverordening, bestaande uit een beleidsadvieskaart en een toelichtende rapportage. Op de beleidskaart ligt het plangebied in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde vanwege de ligging van het plangebied in een ontginningslint. Aan deze verwachtingsgebieden zijn in het gemeentelijk beleid aanvullend planregels geformuleerd. Voor het gebied met de hoge archeologische verwachting geldt dat initiatieven die kleiner zijn dan 100 m2 en waarbij bodemingrepen niet dieper reiken dan 30 cm –Mv worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Omdat de voorgenomen ingreep de

vrijstellingscriteria voor dit gebied overschrijdt, geldt een archeologische onderzoeksplicht voor het gehele plangebied.

(21)

6. Landschap, geomorfologie en bodem

Geologie Hollandveen Laagpakket

Geomorfologie Ontgonnen veenvlakte (kaartcode 1M46) Maaiveldhoogte 1.8 – 0.4 m -NAP

Bodem Koopveengronden op bosveen (kaartcode ohVb)

Grondwatertrap II

Landschap

Het plangebied maakt deel uit van het Utrechts-Hollands veengebied (Berendsen, 2005). Het ontstaan van dit landschap voert terug tot het einde van de laatste IJstijd, circa 10.000 jaar geleden. Het landschap bestond toen uit een reliëfrijk dekzandlandschap bestaande uit zandruggen,-koppen en - vlaktes. Dit reliëf is ontstaan als gevolg van grootschalige zandverstuivingen gedurende de laatste ijstijd, met name tussen 55.000 tot 15.000 jaar geleden. Door de verstuivingen werd over grote gebieden dekzand afgezet, dat geologisch gezien wordt gerekend tot de Formatie van Boxtel (de Mulder e.a., 2003). Aan het begin van het huidige geologische tijdvak, het Holoceen (10.000 jaar geleden tot heden) trad een sterke verbetering in het klimaat op, waardoor de gemiddelde jaartemperaturen begonnen te stijgen. Dit leidde tot een grootschalige afsmelting van het landijs, waarbij de vrijgekomen hoeveelheid smeltwater wereldwijd zorgde voor een sterke zeespiegelstijging.

Met de stijging van de zeespiegel steeg in Nederland ook het grondwater, dat als het ware landinwaarts werd “opgestuwd”. Hierdoor kon het dekzandlandschap geleidelijk verdrinken. Er ontstonden zoetwatermeren en moerassen, waarin op grote schaal veenvorming optrad (Basisveen Laagpakket, de Mulder e.a., 2003).

Gedurende het Atlanticum en het Vroeg Subboreaal (grofweg het Laat-Mesolithicum tot en met het Midden-Neolithicum), steeg de zee steeds verder en drong daarbij het achterland binnen. Er ontstond ten westen van het plangebied een soort lagune die in uiterlijk vergelijkbaar is aan de huidige

Waddenzee. De Oude Rijn, die rond 6000 jaar geleden ontstond, waterde af op deze lagune. Ter plaatse van het plangebied ging de veenvorming onverminderd door, maar doordat het gebied gelegen was in de randzone van deze lagune, ontstonden onder invloed van hoge tij kreken (Berendsen en Stouthamer, 2001). Langs deze kreken konden kleine, relatief hoger gelegen

oeverwallen tot ontwikkeling komen, die hoofdzakelijk bestonden uit zandige klei (Eilander e.a., 1970).

Deze oevers vormden vermoedelijk toen aantrekkelijke locaties voor bewoning, aangezien in het Utrechts-Hollandsveen onder meer langs de Oude Rijn sporen van nederzetting uit het Neolithicum op deze oeverafzettingen zijn teruggevonden (Diependaele en Drenth, 2010). Na het Subboreaal (grofweg vanaf het Midden-Neolithicum, circa 5000 jaar geleden) zwakte de stijging van de zeespiegel af, waardoor zich voor de kust strandwallen vormden. Deze strandwallen beschermden het achterland tegen overstromingen vanuit zee, waardoor een relatief rustig en vochtig milieu kon ontstaan. De aanhoudende stijging van het grondwater zorgde daarbij opnieuw voor uitgebreide vorming van veen, dat geologisch gezien tot het Hollandveen Laagpakket wordt gerekend (de Mulder e.a., 2003). Het

(22)

12 het maaiveld rondom de huidige woning het meest hoog gelegen is. Mogelijk is deze verhoging kunstmatig en aangebracht ten behoeve van de aanleg van een woonheuvel in het plangebied.

Bodem en grondwater

Volgens de bodemkaart ligt het plangebied in een zone met koopveengronden op bosveen.

Koopveengronden zijn veengronden met maximaal 50 cm aan veraarde bovengronden met klei. Deze bovenlaag bestaat uit venige klei of kleiig veen. Daaronder is een pakket veenafzettingen te vinden (De Bakker en Schelling, 1989, bijlage 6).

De grondwatertrap in het plangebied is II. Dit betekent over het algemeen dat er sprake is van relatief natte gronden, waarbij de gemiddeld hoogste grondwaterstand binnen 40 cm –Mv wordt

aangetroffen en de gemiddeld laagste grondwaterstand binnen 80 cm –Mv. Vanuit archeologisch oogpunt betekenen dergelijke grondwaterstanden, dat zowel organische (zaken als leer, hout) als anorganische resten goed in de bodem geconserveerd kunnen zijn gebleven, hoewel organische zaken door een wisselingen in de grondwaterstand wel enigszins kunnen zijn aangetast.

(23)

7. Archeologische waarden en onderzoeken

Wettelijk beschermde monumenten Nee AMK-terreinen (binnen 500 m) Ja Archeologische waarden (binnen 500 m) Ja

Archeologische verwachting

Het plangebied heeft volgens het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis3) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geen archeologisch wettelijk beschermde status (als beschermd terrein van zeer hoge waarde). Ook staat het niet opgenomen op de Archeologische Monumentenkaart (AMK). Op de gemeentelijke verwachtingskaart is aan het plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging van het

plangebied aan een laatmiddeleeuws ontginningslint, die in de loop van de 12e eeuw is gegraven. De verwachting hangt daarom met name samen met sporen van ontginning en bewoning langs dit lint vanaf de Late Middeleeuwen.

Bekende waarden.

In het plangebied is niet eerder een archeologische onderzoek uitgevoerd. Ook zijn geen archeologische vondsten of waarnemingen gemeld binnen het plangebied. Tenslotte ligt het

plangebied niet in een zone aangemerkt als een archeologisch waardevol terrein (AMK-terreinen). In de omgeving van het plangebied is wel informatie bekend. Deze informatie biedt immers houvast voor de specifiek te verwachten archeologische resten ter plaatse van het plangebied. Deze zullen

hieronder kort besproken worden aan de hand van gegevens bekend uit Archis3 en Dans Easy. De ruimtelijke ligging van deze zaken is weergegeven in bijlage 7.

Archeologische waardevolle terreinen

270 meter ten zuiden van het plangebied ligt AMK-terrein 11.941. Dit omvat de historische dorpskern van Kamerik, waarbinnen resten vanaf de stichting van het dorp in de Late Middeleeuwen te

verwachten zijn. Deze zullen daarbij met name in binnenstedelijke ophogingspakketten onder de huidige historische bebouwing in de dorpskern liggen. De oudste, nog staande, gebouwen in deze dorpskern dateren in 1800.

Archeologische onderzoeken

In een straal van 500 meter rond het plangebied zijn twee archeologische onderzoeken uitgevoerd.

Van slechts één daarvan is het rapport beschikbaar in Archis of DANS EASY.

170 meter ten zuidwesten van het plangebied, in de straten Hallehuis en Overzicht, is een archeologische begeleiding uitgevoerd tijdens de aanleg van riolering. Tijdens deze begeleiding werden twee tonputten zonder inhoud aangetroffen uit de 19de eeuw. Daarnaast werden enkele krengbegravingen aangetroffen van runderen. De skeletten waren compleet en zonder haksporen.

Waarschijnlijk waren deze dieren aan een besmettelijke veeziekte gestorven halverwege de 19de eeuw (Van Engeldorp Gastelaars, 2016; onderzoeksmelding 3985033100). Sporen van bebouwing zijn echter

(24)

14 Historisch gebruik Boomgaard, bos, weiland, bebouwd

Huidig gebruik Bebouwd, tuin

Bekende verstoringen Landbouw, bebouwing

Historische situatie

Het plangebied ligt oorspronkelijk in de laatmiddeleeuwse polder Kamerik Teylingens, die ingeklemd tussen de Kameriksewetering in het oosten en de Hollandse kade (Blijdenstijn, 2015). De

ontginningsbasis van de polder wordt gevormd door de Kameriksewetering, die direct ten westen aan het plangebied grenst. Vermoedelijk zijn de eerste ontginningen in het plangebied kleinschalig gestart zuidelijk langs de Oude Rijn, vermoedelijk in de 10e of 11e eeuw. Daarbij is een achtersloot gegraven, de zogenaamde Gravensloot. Later, in het begin van de 12e eeuw werd in noordelijke richting de Kamerikse Wetering aanglegd. Kamerik verwijst daarbij naar Cambrai, een plaats in Noord-Frankrijk.

De reden hiervoor was om kolonisten naar het veengebied te trekken met exotisch klinkende namen (hiervan zijn er meer, Portengen, Kockengen, e.d.). De polder, waarin het plangebied ligt, dateert vermoedelijk ook in deze periode. Tijdens de ontginningen van het gebied werd namelijk oostelijk de Zwarte Dijk aangelegd, waarbij de verkavelingen parallel aan de Spruitweg (zuidelijk van het

plangebied) in oostelijke richting opstrekten. Deze cope-verkavelingen waren van vaste maat en langwerpig (110 m breed en 1250 m lang). Deze werden door de Graaf van Holland verpacht middels een “cope-contract”, waarbij de “coper” of pachter van het land tegen een vergoeding het land kon ontginnen en gebruiken. Op de kopse kant van het kavel (op de ontginningsas) langs de

Kameriksewetering vond zodoende bewoning plaats, die mogelijk al terug gaat tot in de 12e eeuw.

In de 14e eeuw is de Kameriksewetering als molengang en wetering gebruikt ter ontwatering van de polder. Als gevolg van de ontginning en het graven van sloten daalde door zetting en inklinking het maaiveld waardoor de podlers vernatten. Dit leidde echter tot het graven van meerdere sloten, maar als gevolg van de ontwatering vormde de inklinking een onomkeerbaar proces. Uiteindelijk is de Kamerik Teylingens bemalen door molens, maar door de maaivelddaling werden de woonplaatsen langs de wetering wel opgehoogd. Hierdoor ontstonden op verschillende plekken woonheuvels.

Op een historische kaart uit 1690 is reeds te zien dat in het plangebied bebouwing aanwezig is. Deze bevinden zich op een regelmatige afstand van elkaar in noordelijke richting. De verhoging die hiermee op het AHN is waargenomen ter plaatse van het woonhuis in het plangebied betreft vermoedelijk een eerder beschreven woonheuvel. De bebouwing ligt in het noordoosten van het plangebied. Deze bebouwing stond daar tot het huidige woonhuis in 1905 is gebouwd. De bijgebouwen, waaronder de stallen, zijn in 1967 gebouwd (edugis.nl). Het plangebied is enkel voor agrarische doeleinden in gebruik geweest. Tegen de weg aan lag een boomgaard. Het achterland was in gebruik als weiland. Ergens in de 19e eeuw is de boomgaard verwijderd. Vervolgens is er weinig veranderd aan het plangebied.

Huidig gebruik en bodemverstoringen

Het plangebied betreft een boerenerf, waarop betonplaten en diverse bedrijfsgebouwen staan. Er zijn echter geen gegevens van het terrein, waaruit blijkt dat er concreet bodemverstoringen hebben plaatsgevonden. Ook bouwtekeningen van de stallen ontbreken, maar op basis van een veldonderzoek is vastgesteld dat onder de stal direct achter de huidige woning een mestkelder aanwezig is. Deze is tot een diepte van circa 2,0 m –Mv. In het Bodemloket zijn ook geen gegevens bekend over

uitgevoerde milieuonderzoeken (www.bodemloket.nl). Er heeft niet eerder milieukundig onderzoek plaatsgevonden of er heeft een milieukundige sanering plaatsgevonden, waarbij archeologische resten in het verleden verdwenen zouden moeten zijn.

(25)

Het gebruik als boerenerf en de dichtheid aan bebouwing in het plangebied doet echter wel vermoeden dat er diverse verstoringen van de bodem hebben plaatsgevonden. Ondanks het ontbreken van bouwtekeningen en indicaties van kelders onder de andere bedrijfsgebouwen, zullen ook voor de aanleg van deze bouwwerken graafwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Ook zullen ze naar verwachting met een dicht palengrid onderheid zijn, maar met welke dichtheid, diepte en frequentie is niet bekend.

(26)

16 Figuur 4. Het plangebied (rood omlijnd) op de kadastrale minuutkaart uit

1811-1832. Bron: beeldbank.cultureelerfgoed.nl

Figuur 3. Het plangebied (rood omlijnd) op de topografische kaart van Frederick de Wit uit 1690. Bron: mapy.mzk.cz

(27)

Figuur 5. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1854. Bron: topotijdreis.nl

(28)

18 Figuur 7. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit

1910. Bron: topotijdreis.nl.

Figuur 8. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1969. Bron: topotijdreis.nl.

(29)

9. Gespecificeerde archeologische verwachting

Kans op archeologische waarden Hoog

Periode Vroege-Middeleeuwen – Nieuwe Tijd

Complextypen Nederzettingen, sporen van landgebruik, strooiing van vondsten

Stratigrafische positie Aan de oppervlakte

Diepteligging Vanaf maaiveld

Archeologische verwachting en periode

Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat het plangebied zich aan een laatmiddeleeuws ontginningslint bevindt, dat vermoedelijk is aangelegd in de 12e eeuw en waarlangs als gevolg van inklinking en vernatting in de 14e eeuw woonheuvels zijn aangelegd ten behoeve van het bewoonbaar houden van het gebied. Deze datering is gebaseerd op de andere genomen waterafvoerende

maatregelen in het gebied (molengang). Op historisch kaartmateriaal uit de 17e eeuw staat in het plangebied reeds een boerderij weergegeven en aan de hand van het AHN valt af te leiden dat er aan de Van Teylingenweg sprake is van een ronde verhoging onder het huidige woonhuis. Vermoedelijk betreft dit een zo’n woonheuvel, waarmee in het plangebied op dat deel sprake is van een hoge archeologische verwachting op nederzettingsresten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 12e eeuw).

Deze verwachting richt zich daarbij met name rondom de woonheuvel zelf. In het oostelijk deel van het terrein zijn naar verwachting uitsluitend sporen van landgebruik in het plangebied te verwachten.

Oudere resten zijn niet te verwachten in het plangebied.

Stratigrafische positie

Het archeologisch relevante niveau wordt gevormd door een pakket opgebracht materiaal (veenzoden en toemaak), dat zich direct onder het huidige maaiveld zal bevinden. In dit pakket kunnen

archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden aangetroffen. De verwachting is dat het ophoogpakket - indien aanwezig – in delen van het plangebied nog gaaf kan zijn, omdat naar verwachting geen diepe verstoring in het plangebied heeft plaatsgevonden. Uitzondering vormt echter de schuur achter de huidige woning, waarvan bekend is dat er een mestkelder gelegen is. Onder dit pakket kunnen gerijpte, al dan niet humeuze klei dan wel veraard veen aanwezig zijn. In het veen zijn in principe geen archeologische resten (meer) te verwachten aangezien er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid voor een prehistorische waterloop waarlangs bewoningsmogelijkheden bestonden.

Complextypen

Voor wat betreft de Middeleeuwen worden nederzettingsterreinen (verhoogde huisplaatsen langs een dijk) en sporen van landgebruik verwacht. Nederzettingsterreinen in het veengebied kenmerken zich door de aanwezigheid van een ophooglaag of cultuurlaag. De ophooglaag kan van aanzienlijke dikte zijn en is mede afhankelijk van de langdurigheid en/of intensiteit van eventuele bewoning op die plek.

Deze wordt met name rond het huidig woonhuis in het westen van het plangebied verwacht.

Bewoning uit de Late Middeleeuwen zal naar verwachting sporen van houtbouw in de bodem hebben achtergelaten. In de ophooglaag kan archeologisch vondstmateriaal aangetroffen worden, dat een

(30)

20 Onderzoekstrategie Verkennend booronderzoek

Aantal boringen 10

Type boor Edelmanboor, gutsboor

Boordiameter 7 cm, 3 cm

Maximale boordiepte 300 cm -Mv

Werkwijze

Het doel van het veldonderzoek is het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting in het plangebied, zoals deze is opgesteld in Hoofdstuk 9. Hiertoe is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De boringen zijn gebruikt om de mate van intactheid van de bodem te bepalen, inzicht te krijgen in de bodemopbouw en de exacte landschappelijke ligging van het plangebied. In totaal zijn in het plangebied 10 boringen gezet (boring 1-10).

De boringen zijn handmatig gezet met behulp van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm.

Beneden de grondwaterspiegel is gebruik gemaakt van een gutsboor met een diameter van 3 cm, tot een diepte van maximaal 300 cm –Mv, waarbij de aandacht met name uitging naar de aanwezigheid van ophooglagen op het perceel maar ook op de toekomstig te verstoren gebiedsdelen. De

opgeboorde monsters zijn handmatig verbrokkeld, versneden en doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals bot, aardewerk, baksteen, bewerkt vuursteen en houtskool). De boringen zijn gefotografeerd, waarna ze zijn beschreven volgens de NEN5104 en de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008). Deze foto’s en beschrijvingen zijn terug te vinden in bijlage 10 en 11. De boringen zijn zo gelijkmatig mogelijk verdeeld in het plangebied. De ligging van de boringen is opgenomen in bijlage 8. De hoogteligging ten opzichte van NAP van de boorpunten is afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN; bijlage 4).

(31)

Veldwaarnemingen

Het plangebied betreft een boerenerf, dat tussen de Kameriksewetering en de weilanden in de polder gelegen is. Op basis van variaties aan het maaiveld valt af te leiden dat het huidig woonhuis relatief gezien hoog ligt op een cirkelvormige verhoging. Dit geldt tevens voor een deel van de erachter gelegen stallen. Het maaiveld loopt in oostelijke, noordelijke en zuidelijke richting sterk af. Onder de stal achter de woning is een mestkelder aanwezig. In de overige stallen is dit niet waar te nemen, maar lijken wel funderingen van circa 1,0 m aanwezig te zijn. Ook waren in het plangebied veel betonnen platen aanwezig. Dit maakte het niet mogelijk kom overal boringen uit te voeren.

Lithologie

Onder in de boringen is veen vanaf een diepte van 300 cm –Mv aangetroffen. Het veen is matig tot sterk amorf en bruin van kleur. Wel zijn er resten riet en hout nog te herkennen, maar veraarde trajecten zijn in het veen niet gevonden. Daarop bevinden zich ophoogpakketten, die ten behoeve van de inrichting van het terrein zijn aangelegd. Hierbinnen is een onderscheid te maken tussen een modern ophogingspakket en een ophogingspakket dat als onderdeel van een woonheuvel in het plangebied is aangelegd. Het laatste pakket is hiermee van archeologische waarde.

Figuur 9. Impressie van het plangebied. Linksboven is een blik op de achterkant van de stallen te zien. Dit gebied was in zijn geheel bestraat met betonplaten. Rechtsboven een blik op de binnenkant van de stallen, zichtbaar is de aanwezigheid van een mestkelder onder het geheel. Linksonder is een blik gegeven op boorpunt 3. Rechtsonder is een blik gegeven op boorpunt 4 en 6.

(32)

22 worden gedateerd op de Late-Middeleeuwen gezien de positie waar deze zijn aangetroffen.

Opgemerkt moet worden dat het opsporen van indicatoren niet het hoofddoel van dit onderzoek is geweest. Het opsporen van archeologische indicatoren vereist een meer intensieve en gebiedsgerichte onderzoeksstrategie.

Archeologische interpretatie

In het plangebied zijn op het veen twee opgeworpen pakketten aangetroffen. De bovenste opgeworpen laag is aangebracht voor de inrichting van het achtererf. Daaronder zit een laag opgeworpen sediment dat samenhangt met een woonheuvel uit de Late Middeleeuwen. In de onderste lagen van de woonheuvel is ook baksteen aangetroffen. De terp is dus waarschijnlijk niet ouder dan de Late-Middeleeuwen. De contouren van de woonheuvel zijn bepaald aan de hand van de AHN, omdat het ten tijde van het onderhavig onderzoek vanwege de terreininrichting niet mogelijk was de exacte omvang van de woonheuvel vast te stellen. De verwachte positie van de woonheuvel is te zien in bijlage 9, waarbij tevens met een buffer rondom de vermeende woonheuvel is opgenomen (van 5 m, om eventuele onnauwkeurigheden af te kunnen vangen). Voor dit gebied geldt een hoge verwachting op archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen. Buiten de woonheuvel is echter alleen veen en moderne ophoging aangetroffen. De archeologische verwachting voor deze gebieden is laag. In het plangebied zijn melkveestallen aanwezig. Deze hebben een mestkelder met een diepte van 2 meter. De archeologische waarden onder deze stallen zijn vergraven voor de aanleg van de

mestkelder. Voor deze gedeeltes van het plangebied is de archeologische verwachting zeer laag.

(33)

11. Conclusies en advies

Conclusie

Binnen het plangebied is hoogstwaarschijnlijk een laatmiddeleeuwse woonheuvel aanwezig. De contouren van deze woonheuvel zijn weergegeven in bijlage 9. De archeologische verwachting voor de woonheuvel is hoog voor archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen. In het plangebied zijn echter melkveestallen met een mestkelder aanwezig. Hier zullen de archeologische waarden verloren zijn gegaan. In de overige delen van het plangebied geldt een lage tot zeer lage archeologische verwachting.

Advies

In het plangebied geldt een tweeledige archeologische verwachting. Deze is weergegeven in bijlage 9.

Binnen de contour van de woonheuvel, exclusief de mestkelder, is de archeologische verwachting hoog. Daaromheen is sprake van een lage archeologische verwachting.

Het plan omvat het slopen van de stallen en het terugplaatsen van drie woningen met een centraal bijgebouw. Ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan wordt aanbevolen om de hoge archeologische verwachting als dubbelbestemming in het bestemmingsplan op te nemen. Het is vooralsnog niet mogelijk om hieraan planregels te verbinden, aangezien de daadwerkelijke verwachting (waarde) van de woonheuvel nog niet met behulp van waarderend archeologisch onderzoek kon worden vastgesteld. Mochten er dus bouwwerkzaamheden binnen de in bijlage 9 aangeduide zone plaatsvinden, zal dus een vervolgonderzoek noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke aanwezigheid en kwaliteit van de verwachte archeologische resten vast te stellen. De wijze van onderzoek hangt al naar gelang af van de geplande bodemingrepen in het gebied.

Op basis van de huidige planvorming wordt een deel van het gemeenschappelijk bijgebouw binnen de hoge verwachtingszone geplaatst. Dit betekent dat hier in principe aanvullend onderzoek noodzakelijk zal zijn ter onderbouwing van de realisatie ervan. Dit kan in de vorm van een booronderzoek ter aanvulling van dit onderzoek, maar dan met behulp van mechanische boormiddelen (betonboringen, ramgutsen) om de aanwezigheid van terplagen en de intactheid ervan op deze plek te bepalen. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd in het omgevingsvergunningstraject. Als resultaat van dit onderzoek kunnen dan ook uitspraken gedaan worden vanaf welke diepte eventuele resten aanwezig zijn en hoe deze behouden kunnen worden in het toekomstig ontwerp van het bijgebouw. Het onderzoek zou eventueel kunnen worden uitgebreid met een waardestellend booronderzoek van de woonheuvel aan de voorzijde van de bebouwing om zodoende in zijn geheel een uitspraak te kunnen doen over de algehele kwaliteit (behoudenswaardigheid) van de woonheuvel.

Voor de gebieden met een lage archeologische verwachting adviseren wij geen aanvullende maatregelen. Op het moment dat er tijdens graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische waarden worden aangetroffen, geldt een wettelijke meldingsplicht deze vondsten aan te geven bij de bevoegde overheid, de gemeente Woerden.

Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Woerden, om op basis van de resultaten van dit rapport een selectiebesluit te nemen.

(34)

24 Archeologische kaarten en databestanden

• Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.

• Archeologisch Informatie Systeem (Archis3), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2015.

• www.ahn.nl

• www.ruimtelijkeplannen.nl

• www.planviewer.nl

• www.topotijdreis.nl

• www.bodemloket.nl

• www.dinoloket.nl

• www.edugis.nl

• Beeldbank.cultureelerfgoed.nl

• www.ikme.nl

• www.rhcrijnstreek.nl Literatuur

Bakker, H., de, en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus, Wageningen.

Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland, Assen.

Blijdenstijn, R., 2015. Tastbare Tijd 2.0. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. Provincie Utrecht.

Cohen, K.M., E. Stouthamer, H.J. Pierik, en A.H. Geurts. Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn-Maas Delta. Utrecht, 2012.

Jongmans, A.G., M.W. van den Berg, M.P.W. Sonneveld, G.J. W.C. Peek, en R.M. van den Berg van Saparoea. Landschappen van Nederland. Wageningen, 2013.

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhof, en T.E. Wong. De ondergrond van Nederland. Houten, 2003.

Stouthamer, E., K.M. Cohen, en W.Z. Hoek. De vorming van het Land. Utrecht: Perspectief Uitgevers, 2015.

Vos, P.C., 2015. Compilation of the Holocene paleogeographical maps of the Netherlands, in P.C. Vos (ed.), The origin of the Dutch coastal landscape, Groningen, 50-81.

Vos, P.C./S. de Vries, 2015. 2e generatie paleogeografische kaarten van Nederland (versie 2.0). sd, www.archeologieinnederland.nl (11-30-2015).

(35)

Archeologische periode-indeling voor Nederland

Periode Deel-/subperiode Van Tot

Recent 1945 na Chr. 2050 na Chr.

Nieuwe Tijd Late-Nieuwe tijd 1850 na Chr. 1945 na Chr.

Midden-Nieuwe tijd 1650 na Chr. 1850 na Chr.

Vroege-Nieuwe tijd 1500 na Chr. 1650 na Chr.

Middeleeuwen Late-Middeleeuwen B 1250 na Chr. 1500 na Chr.

Late-Middeleeuwen A 1050 na Chr. 1250 na Chr.

Vroege-Middeleeuwen D 900 na Chr. 1050 na Chr.

Vroege-Middeleeuwen C 725 na Chr. 900 na Chr.

Vroege-Middeleeuwen B 525 na Chr. 725 na Chr.

Vroege-Middeleeuwen A 450 na Chr. 525 na Chr.

Romeinse Tijd Laat-Romeinse tijd B 350 na Chr. 450 na Chr.

Laat-Romeinse tijd A 270 na Chr. 350 na Chr.

Midden-Romeinse tijd B 150 na Chr. 270 na Chr.

Midden-Romeinse tijd A 70 na Chr. 150 na Chr.

Vroeg-Romeinse tijd B 25 na Chr. 70 na Chr.

Vroeg-Romeinse tijd A 12 voor Chr. 25 na Chr.

IJzertijd Late-IJzertijd 250 voor Chr. 12 voor Chr.

Midden-IJzertijd 500 voor Chr. 250 voor Chr.

Vroege-IJzertijd 800 voor Chr. 500 voor Chr.

Bronstijd Late-Bronstijd 1100 voor Chr. 800 voor Chr.

Midden-Bronstijd B 1500 voor Chr. 1100 voor Chr.

Midden-Bronstijd A 1800 voor Chr. 1500 voor Chr.

Vroege-Bronstijd 2000 voor Chr. 1800 voor Chr.

Neolithicum Laat-Neolithicum B 2450 voor Chr. 2000 voor Chr.

Laat-Neolithicum A 2850 voor Chr. 2450 voor Chr.

Midden-Neolithicum B 3400 voor Chr. 2850 voor Chr.

Midden-Neolithicum A 4200 voor Chr. 3400 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum B 4900 voor Chr. 4200 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum A 5300 voor Chr. 4900 voor Chr.

Mesolithicum Laat-Mesolithicum 6450 voor Chr. 4900 voor Chr.

Midden-Mesolithicum 7100 voor Chr. 6450 voor Chr.

Vroeg-Mesolithicum 8800 voor Chr. 7100 voor Chr.

(36)

26

(37)

Geomorfologie

(38)

28

(39)

Maaiveldhoogte detail

(40)

30

(41)

Archeologische waarden en onderzoeken

(42)

32

(43)

Advieskaart

(44)

34 Boringen zijn per 50 cm uitgelegd

Boring 1: 0 – 75 cm –Mv.

Boring 2: 0 – 40 cm –Mv.

(45)

Boring 3: 0 – 300 cm –Mv.

Boring 4: 0 – 80 cm –Mv.

(46)

36 Boring 6: 0 – 90 cm –Mv.

(47)

Boring 7: 0 – 200 cm –Mv.

(48)

38 Boring 10: 0 – 300 cm –Mv.

(49)

Boorbeschrijvingen

(50)

1 0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, sterk kleiig, donkerbruinzwart, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos Opmerking: en zand

25 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, donkergrijs, normaal (alleen zand en veen), zeer grof, kalkarm Opmerking: beneden gw

45 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, roodoranje, normaal (alleen zand en veen), zeer grof, kalkrijk Bodemkundig: veel Fe-vlekken

Opmerking: beneden gw

55 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, grijs, normaal (alleen zand en veen), zeer grof, kalkrijk Opmerking: gestaakt op harde laag, probeer opnieuw

Einde boring op 75 cm -Mv

boring: 050024-2

datum: 13-6-2017, provincie: Utrecht, gemeente: Woerden, opdrachtgever: Buro SRO, uitvoerder: FvP

0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruingrijs, zeer grof

15 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, zeer grof, kalkrijk

Opmerking: donkee gridlaag

35 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruinzwart, zeer grof, kalkrijk Opmerking: gestaakt op puin

Einde boring op 40 cm -Mv

(51)

boring: 050024-3

datum: 13-6-2017, provincie: Utrecht, gemeente: Woerden, opdrachtgever: Buro SRO, uitvoerder: FvP

0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak zandig, donkerbruin, veen (niet gedifferentieerd), slap, kalkloos Opmerking: baksteenfagmentjes

30 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, mineraalarm, zwart, veen (niet gedifferentieerd), slap, kalkloos

70 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, mineraalarm, roodbruin, veen (niet gedifferentieerd), slap, kalkloos

90 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: veen, zwak kleiig, roodbruin, veen (niet gedifferentieerd), slap, kalkloos

260 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, donkerroodbruin, veen (niet gedifferentieerd), slap, kalkloos

Einde boring op 300 cm -Mv

boring: 050024-4

datum: 13-6-2017, provincie: Utrecht, gemeente: Woerden, opdrachtgever: Buro SRO, uitvoerder: FvP

0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, zwak zandig, donkerbruin, amorf veen

20 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, grijs, zeer grof

Opmerking: onder gw, valt uit guts, slecht gesorteerd, stuk van 10 cntbreekt 80 cm

Einde boring op 80 cm -Mv

(52)

3 0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruinzwart, veen (niet gedifferentieerd), los (alleen zand en veen), kalkloos Opmerking: wordt naar beneden gedrukt

15 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, donkergrijsbruin, normaal (alleen zand en veen), kalkloos Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)

Opmerking: veel baksteen

45 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruinzwart, bosveen, weinig hout, kalkloos Opmerking: hout, borig driemaal gestaaktop hout

Einde boring op 180 cm -Mv

boring: 050024-6

datum: 13-6-2017, provincie: Utrecht, gemeente: Woerden, opdrachtgever: Buro SRO, uitvoerder: FvP

0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: veen, zwak zandig, donkerbruinzwart, amorf veen, kalkloos

60 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: klei, matig zandig, grijs, veel dunne veenlagen, slap, kalkloos Opmerking: stuke baksteen aa top, verde gee baksteen zandbokken

Einde boring op 90 cm -Mv

(53)

boring: 050024-7

datum: 13-6-2017, provincie: Utrecht, gemeente: Woerden, opdrachtgever: Buro SRO, uitvoerder: FvP, opmerking: erste gutstot 170, gestaakt op hard

0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, normaal (alleen zand en veen), matig fijn, kalkrijk

10 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, kleiig, donkerbruin, los (alleen zand en veen), matig fijn, kalkrijk Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald)

Opmerking: slecht gesorteerd, kalkbrokjes, baksteen

20 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, sterk zandig, donkerbruin, veen (niet gedifferentieerd), kalkrijk Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald)

Opmerking: veel baksteenfragmenten. aan de onderkant is een stuk puin aangetroffen. is meegenomen. opgebrqcht

32 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, bruin, kalkrijk

Opmerking: baksteen, kalkbrokjes

65 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak siltig, bruin, kalkarm

Opmerking: venige klei, overgangslaag naar het veraarde veen

68 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm)

Lithologie: veen, zwak zandig, donkerbruinzwart, zand- en kleibrokken, veraard veen, compact (alleen zand en veen), kalkloos Opmerking: vraard veen mt klibrokjs en baksteen

180 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, roodbruin, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos Opmerking: komt ook og eraard over, geen baksteen meer. die was tot180 aanwezig

Einde boring op 200 cm -Mv

(54)

5 0 cm -Mv

Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, bruin, matig grof, kalkrijk

10 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, matig grof, kalkrijk Opmerking: baksteen

40 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, zwak kleiig, donkerroodbruin, zandbrokken, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos Opmerking: zandbokken met alk, geel en ood baksteen

87 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, donkerroodbruin, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos Opmerking: geen bakstee meer

Einde boring op 290 cm -Mv

(55)

boring: 050024-9

datum: 13-6-2017, provincie: Utrecht, gemeente: Woerden, opdrachtgever: Buro SRO, uitvoerder: FvP

0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, matig grof, kalkloos

10 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, matig grindig, donkerbruin, matig grof, kalkloos Opmerking: grnd tot 1 cm n diameter

25 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, zwak grindig, donkerbruin, kalkloos

Opmerking: rood en geel baksteen minder grind dan erboven

40 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, zwak grindig, donkerbruin, kalkloos

Opmerking: minder bakstee en vrijwel geen grid

75 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, matig siltig, donkerbruinzwart, kalkloos

Opmerking: veige klei komt rommelig over, kan worden ingedrukt

130 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, zwak kleiig, donkerroodbruin, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos

250 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, roodbruin, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos

Einde boring op 300 cm -Mv

(56)

7 0 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak zandig, zwart, veen (niet gedifferentieerd), los (alleen zand en veen), kalkloos

10 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, donkerbruin, zeer grof, schelpengruis, kalkrijk

50 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, zwak kleiig, zwart, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos Opmerking: eerste gutstot 60 cm

60 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: niet benoemd, niet benoemd Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: gee monster

80 cm -Mv

Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk zandig, zwak humeus, donkerbruin

Opmerking: de missende laag bestaatwaarschijnlijk ook uit ditspul, is eerder kleiig zand zg, slecht gesorteerd

90 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: veen, zwak zandig, zwart, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos Opmerking: eerste gutstot 60 cm

120 cm -Mv

Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, roodbruin, veen (niet gedifferentieerd), kalkloos Opmerking: tweede guts tot 150

Einde boring op 300 cm -Mv

(57)

Bijlage 2. Akoestisch onderzoek AN

(58)
(59)

Akoestisch onderzoek

Woningen aan de Van Teylingenweg te Kamerik

(60)

2 www.adviesburowindmill.com www.milieucoordinator.nl www.milieuadvies.nl www.milieuadviesbureau.nl

Opdrachtgever:

Contactpersoon:

Onderzoek:

Rapportnummer:

Datum:

Uitgevoerd door:

Contactpersoon:

SRO

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Woningen aan de Van Teylingenweg te Kamerik 17.245.01-01

16 juni 2017

WINDMILL

Milieu I Management I Advies Postbus 5

6267 ZG Cadier en Keer Tel. 043 407 09 71

www.adviesburowindmill.nl info@wmma.nl

(61)

17.245.01-01 / 16 juni 2017

I nhoudsopgave

1 Inleiding ... 4

2 Uitgangspunten ... 5

2.1 Situering ... 5 2.2 Verkeersgegevens ... 6 2.3 Rekenmethode ... 6

3 Toetsingskader ... 8

3.1 Algemeen ... 8 3.2 Toetsingskader wegverkeerslawaai ... 8 3.3 Cumulatie ... 10 3.3.1 Wet geluidhinder ... 10 3.3.2 Goede ruimtelijke ordening ... 10 3.4 Bouwbesluit... 10 3.5 Gemeentelijk geluidbeleid ... 11

4 Rekenresultaten en toetsing ... 12

4.1 Rekenresultaten ... 12 4.1.1 Van Teylingenweg ... 12 4.1.2 Mijzijde ... 12 4.1.3 Overstek ... 12 4.1.4 Beukenlaan ... 13 4.2 Cumulatie ... 13 4.2.1 Wet geluidhinder ... 13 4.2.2 Goede ruimtelijke ordening ... 13 4.3 Bouwbesluit... 14

5 Conclusie ... 15

Bijlagen

I Invoergegevens rekenmodel II Rekenresultaten

III Cumulatieve geluidbelasting

(62)

4 www.adviesburowindmill.com www.milieucoordinator.nl www.milieuadvies.nl www.milieuadviesbureau.nl

1 Inleiding

In opdracht van SRO is door Windmill Milieu Management en Advies een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer uitgevoerd voor de realisatie van drie woningen gelegen aan de Van Teylingenweg 100 te Kamerik (gemeente Woerden).

In verband met de realisatie van het plan wordt een ruimtelijke procedure doorlopen. In het kader van deze procedure is conform het gestelde in de Wet geluidhinder (Wgh) een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting ten gevolge van de zoneringsplichtige geluidbronnen waarvan de zone het plangebied overlapt. De planlocatie is gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van de Van Teylingenweg, de Mijzijde, de Overstek en de Beukenlaan. De geluidbelasting is getoetst aan het stelsel van voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden uit de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn tevens de geluidbelastingen ten gevolge van de relevante 30 km/uur-wegen in de directe nabijheid beschouwd.

Het onderzoek is uitgevoerd volgens de regels van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. In voorliggende rapportage zijn de uitgangspunten, rekenresultaten en conclusies van het onderzoek beschreven.

(63)

17.245.01-01 / 16 juni 2017

2 Uitgangspunten

2.1 Situering

Het plangebied is gelegen aan de Van Teylingenweg 100 te Kamerik in de gemeente Woerden. Het plan betreft de ontwikkeling van drie woningen op het perceel aan de Van Teylingenweg 100 te Kamerik. Figuur 2.1 geeft een geografisch overzicht van de ligging van het plan weer.

Figuur 2.1: Ligging van het plangebied (blauwe kader), komgrens (rode streep)

De planlocatie is gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van de Van Teylingenweg, de Mijzijde, de Overstek en de Beukenlaan. De locatie is niet gelegen binnen de zone van andere wegen, industrieterreinen of spoorwegen. Verder is de planlocatie gelegen binnen de invloedsfeer van de 30 km/uur-weg de Knotwilgenlaan.

Beukenlaan

Plangebied

Knotwilgenlaan

Overstek

Mijzijde Van Teylingenweg

(64)

6 www.adviesburowindmill.com www.milieucoordinator.nl www.milieuadvies.nl www.milieuadviesbureau.nl

Figuur 2.2: Indeling plangebied

2.2 Verkeersgegevens

De verkeersintensiteiten voor de wegen zijn gebaseerd op informatie verstrekt door de omgevingsdienst Utrecht. De gegevens zijn afkomstig uit het verkeersmodel van de omgevingsdienst. De intensiteiten hebben betrekking tot het jaar 2030 (worst case). In bijlage I zijn de aangereikte gegevens weergegeven. De in het akoestisch onderzoek gehanteerde gegevens zijn in tabel 2.1 samengevat.

Tabel 2.1 Verkeersgegevens (2030)

Wegvak Etmaalintensiteit

[mvt/etm] Type wegdek Rijsnelheid

[km/uur]

Van Teylingenweg 397 Referentiewegdek 50/60*

Mijzijde 37 – 1.829

Referentiewegdek / Elementenverharding in

keperverband

50/60*

Overstek 38 – 1.364 Referentiewegdek 30/50**

Beukenlaan 1.168 – 1.360 Stille elementenverharding 50 Knotwilgenlaan 148 - 209 Elementenverharding in

keperverband 30

*Afhankelijk van de ligging binnen of buiten de bebouwde kom

**Afhankelijk van het wegvak

2.3 Rekenmethode

De te verwachten geluidbelastingen vanwege het wegverkeer zijn bepaald conform Standaard Rekenmethode II zoals beschreven in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Hiertoe is gebruik gemaakt van het computerprogramma Geomilieu, versie 4.30.

(65)

17.245.01-01 / 16 juni 2017

De omgeving van het plan is gemodelleerd overeenkomstig de aangeleverde tekeningen en kadastrale ondergronden (www.pdok.nl). Buiten de gemodelleerde bodemgebieden (weilanden, bossen en tuinen) wordt gerekend met een bodemfactor 0 vanwege de aanwezige akoestisch harde bodemgebieden. In bijlage I is een overzicht opgenomen ten aanzien van de invoergegevens van de objecten, bodemgebieden en andere relevante parameters zoals deze in het rekenmodel zijn opgenomen. De geluidbelastingen zijn invallend bepaald op een rekenhoogte van 1,5 meter, 4,5 meter en 7,5 meter boven plaatselijk maaiveld voor respectievelijk de begane grond, de eerste en de tweede verdieping. In figuur 2.3 is de ligging van de rekenpunten weergegeven.

Figuur 2.2: ligging rekenpunten

Woning I

Woning II

Woning III

(66)

8 www.adviesburowindmill.com www.milieucoordinator.nl www.milieuadvies.nl www.milieuadviesbureau.nl

3 Toetsingskader

3.1 Algemeen

Conform de Wet geluidhinder dient overeenkomstig het gestelde in artikel 1 van deze Wet met betrekking tot de geluidbelasting van een weg de Europese dosismaat L day- evening- night (Lden) in dB te worden bepaald. De Wet geluidhinder geeft grenswaarden ten aanzien van de geluidbelasting op de gevels van woningen.

3.2 Toetsingskader wegverkeerslawaai

Geluidzones

Overeenkomstig artikel 74 van de Wet geluidhinder heeft een weg een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg. De breedte van de zone wordt, overeenkomstig artikel 75 van de Wet, aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. Binnen deze zones worden eisen gesteld aan de geluidbelasting.

Buiten de zones worden geen eisen gesteld. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone van de weg. Een weg is niet zoneplichtig indien deze is gelegen binnen een woonerf (artikel 74 lid 2a Wet geluidhinder) of als voor de weg een maximum snelheid van 30 km/uur geldt (artikel 74 lid 2b Wet geluidhinder).

De breedte van de geluidzone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de binnenstedelijke of buitenstedelijke ligging van de weg. In onderstaande tabel zijn de zonebreedtes uit artikel 74 lid 1 onder a en b van de Wet geluidhinder samengevat. De aangegeven breedte geldt aan weerszijden van de weg. De breedte van de geluidzones als functie van het aantal rijstroken van de weg en het soort gebied is weergegeven in tabel 3.1.

Gebieden binnen de bebouwde kom, met uitzondering van de gebieden binnen de bebouwde kom, gelegen binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, worden als stedelijk aangemerkt.

Als buitenstedelijke gebieden worden gebieden buiten de bebouwde kom, evenals het bovengenoemde uitgezonderd gebied binnen de bebouwde kom aangemerkt.

Tabel 3.1: Breedte geluidzones aan weerszijden van de weg in meters

Gebied Aantal rijstroken Breedte geluidzones in

meter (art. 74) Binnenstedelijk 1 of 2 rijstroken

3 of meer rijstroken

200 350 Buitenstedelijk 1 of 2 rijstroken

3 of 4 rijstroken 5 of meer rijstroken

250 400 600

De Van Teylingenweg en de Mijzijde zijn binnen- en buitenstedelijk gelegen en hebben twee rijstroken waardoor de zonebreedte respectievelijk 200 meter of 250 meter bedraagt. De Beukenlaan en de Overstek zijn binnenstedelijk gelegen en hebben twee rijstroken waardoor de zonebreedte 200 meter bedraagt.

(67)

17.245.01-01 / 16 juni 2017

Voorkeurswaarde en ontheffingswaarden

Normen met betrekking tot de geluidbelasting vanwege wegverkeer ter plaatse van geprojecteerde geluidgevoelige gebouwen (woningen) zijn vermeld in artikel 82 en 83 van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel van woningen bedraagt 48 dB. De maximaal toelaatbare geluidbelasting overeenkomstig artikel 83 is in navolgende tabel 3.2 samengevat.

Tabel 3.2: Maximale ontheffingswaarden

Situatie Maximale

ontheffingswaarde

Artikel

Stedelijk gebied - Nieuwe woningen

- Vervangende nieuwbouw*

63 dB 68 dB

(art. 83, lid 2 Wgh) (art. 83, lid 5 Wgh) Buitenstedelijk gebied

- Nieuwe woningen - Agrarische bedrijfswoning - Vervangende nieuwbouw*

- Vervangende nieuwbouw* binnen de zone van een autoweg of autosnelweg

53 dB 58 dB 58 dB 63 dB

(art. 83, lid 1 Wgh) (art. 83, lid 4 Wgh) (art. 83, lid 7 Wgh) (art. 83, lid 6 Wgh)

* Met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur en een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In onderhavige situatie is sprake van een nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied. De maximale ontheffingswaarde bedraagt derhalve 63 dB.

Indien het college van B&W een hogere waarde dan de voorkeursgrenswaarde wenst vast te stellen, dienen maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde, op overwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Indien niet aan de maximale ontheffingswaarde kan worden voldaan en maatregelen aan de bron en in de overdracht gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting tot de maximale ontheffingswaarde op overwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, is het mogelijk om woningen te realiseren door het toepassen van dove gevels of gevels van geluidwerende schermen te voorzien.

Wettelijke aftrek

Op grond van verdere ontwikkelingen in de techniek en het treffen van geluidreducerende maatregelen aan de motorvoertuigen is te verwachten dat het wegverkeer in de toekomst minder geluid zal produceren dan momenteel het geval is. Binnen de Wet geluidhinder is in artikel 110g juncto artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 de mogelijkheid geschapen om deze vermindering van de geluidproductie in de geluidbelasting door te voeren. Deze aftrek bedraagt:

- 3 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidbelasting vanwege de weg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” moet worden geweigerd, indien deze in strijd is met de bepalingen van het Bouwbesluit 2012, de bouwverordening,

Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied, waar de nieuwe woningen geprojecteerd zijn, is het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Woerden, Kamerik,

Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen

Met deze uitgangspunten is een concept ontwikkeld dat bestaat uit een nieuwe noor- delijke woning die onderdeel uitmaakt van het bestaande lint, de overige twee nieuwe woningen

Er is wel geschikt terrestrisch biotoop aanwezig zoals (teelt)akkers, zandafgravingen, kassen, muizen- of konijnenholen, pallets en tegels die kunnen dienen als

Vanwege de afstand van het plangebied tot de Kamerikse Wetering (70 m) worden in het plangebied geen resten van een boerderij(erf) uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd

Op basis van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld’ zijn er, be- halve eventuele geurhinder van het genoemde agrarische bedrijf geen bestemmingen in

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor