• No results found

Spelt in Nederland, een 'vergeten' graansoort?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Spelt in Nederland, een 'vergeten' graansoort?"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Paleo-Palfenier

met Rita van Egypte tot Ezinge

PALEO-PALFENIER

met Rita van Egypte tot Ezinge

(2)
(3)

met Rita van Egypte tot Ezinge

Paleo-Palfenier

Rijksuniversiteit Groningen / Groninger Instituut voor Archeologie (GIA) University of Groningen / Groningen Institute of Archaeology

& Barkhuis Groningen, 2017

geredigeerd door Gerard Aalbersberg

Siebe Boersma

Mans Schepers

(4)

Redactiecoördinatie: Gerard Aalbersberg & Mans Schepers Vormgeving: Siebe Boersma

Afbeelding omslag: Klaprozen (2016) door Fionna Bottema ISBN 978 9 49244 411 0

Adres van de redactie Rijksuniversiteit Groningen Groninger Instituut voor Archeologie (GIA)

Poststraat 6 9712 ER Groningen Tel. 050 363 6712 fax 050 363 6992

gia@rug.nl Adres van de uitgever Barkhuis Publishing Kooiweg 38 9761 GL Eelde Tel. 050 3080936 fax 050 3080934 info@barkhuis.nl www.barkhuis.nl

© 2017 Valentina Acierno, Stijn Arnoldussen, Corrie Bakels, Marco Bakker, Fionna Bottema, Nicolien Bottema-Mac Gillavry, René Cappers, Piet Cleveringa, Yotti van Deun, Sonja Filatova, Frits Heinrich, Merit Hondelink, Esther Jansma, Piet Kooi, Jelte van der Laan, Arnoud Maurer, Annet Nieuwhof, Gert van Oortmerssen, Welmoed Out, Paul van Pelt, Kirsten van der Ploeg, Diederik Pomstra, Yftinus van Popta, Wietske Prummel, Morvenna van Rijn, Linda Smit, Theun Varwijk & Henk Woldring

rijksuniversiteit groninger instituut voor archeologie

groningen

(5)

Voorwoord ...VII Fragmentatie van gerst en tarwe tussen oogst en voedselbereiding ...1 René Cappers

Hekelingen III: de ruimtelijke verspreiding van cultuurgewassen en

enkele gebruiksplanten ...11 Welmoed Out

Ramessidische graantransporten, landerijen en landbelastingen

botanisch gekwantificeerd: Het verso van Papyrus Amiens+Baldwin ...23 Frits Heinrich & Paul van Pelt

Van Smerige Vent en Bonne Louise d’Avranches ...35 Piet Kooi & Kirsten van der Ploeg

De bewerking van dorsresten uit de kleitichels van Karanis: een studie

uit de ‘kleitichelgeneraties’ ...43 Sonja Filatova & Linda Smit

Zat er nog wat in? Archeobotanisch onderzoek aan een Westeinder

raatakker ...53 Stijn Arnoldussen & Linda Smit

De theorie en praktijk van botanisch bemonsteren in het hedendaagse

universitaire terpenonderzoek ...65 Marco Bakker & Theun Varwijk

Daar zit nog een luchtje aan: beerputten en hun vluchtige stoffen ...79 Merit Hondelink & Valentina Acierno

Dilemma’s rond het lemma? Actieve conservering van waterverzadigde

archeobotanische macroresten ...89 Gert van Oortmerssen

Spelt in Nederland, een ‘vergeten’ graansoort? ...115 Corrie Bakels

Vlas in Ezinge - de herkenbaarheid van linnenproductie

in het terpengebied ...121 Annet Nieuwhof

Inhoud

V

(6)

Een mandje van bosrank, of hoe enkele takjes de fantasie kunnen

prikkelen ...133 Nicolien Bottema-Mac Gillavry, Diederik Pomstra & Jelte van der Laan

Swifterbant, paradijs voor bever en mens ...141 Wietske Prummel

Wat eten we vandaag? Een archeologisch overzicht van voedselgebruik

aan boord van binnenvaartschepen op de Zuiderzee ...149 Yftinus van Popta & Morvenna van Rijn

(On)voltooid verleden tijd? Fossiel hout uit het vroeg-Atlanticum ...159 Henk Woldring, Piet Cleveringa & Esther Jansma

Een Post-Middeleeuwse vrucht van de Piassave (Attalea funifera)

nabij Nijmegen ...169 Yotti van Deun & Arnoud Maurer

Laten zaden dijken zien? Een onderzoek naar de flora van Anjum

ten tijde van de bedijking ...175 Arnoud Maurer

VI

(7)

VII

Voorwoord

De Paleo-Palfenier: met Rita van Egypte tot Ezinge

De academische wereld kent veel gebruiken en tradities, zoals het academisch kwartiertje, de pedel met zijn of haar staf en professoren in toga’s en baretten. Een andere, minder bekende gewoonte is dat hoogleraren bij hun emeritaat (op zich ook een traditie om dat zo te noemen) vaak een symposium aangeboden krijgen. Op zo’n symposium kunnen collega’s, vrienden en vakgenoten dan nog één keer publiekelijk de loftrompet steken, en op passende en gepaste wijze

“afscheid nemen”. Met een beetje geluk, en vaak na lang aandringen, verschijnen de lezingen dan een jaar of wat later als een feestbundel of Festschrift voor de kersverse emeritus.

Hoewel een afscheidssymposium en feestbundel niet voorbehouden is aan professoren, is het voor andere staf wel wat ongebruikelijker. En omdat het maar helemaal de vraag is of Rita het op prijs zou stellen om een hele dag met lezingen en dankzeggingen gefêteerd te worden, heb- ben we daarom maar besloten om het bij een Festschrift te laten. Dat heeft ook als voordeel dat we de bundel artikelen op tijd klaar konden hebben en op het moment van haar pensionering uit kunnen reiken.

Waar we van tevoren de insteek hadden om de toon van de artikelen niet al te zwaar te hou- den, blijkt nu dat alle auteurs hun taak uiterst serieus hebben genomen. En ergens is dat ook wel goed, want het geeft aan dat Rita niet zo maar iemand is. Uit de kwaliteit van de artikelen spreekt dankbaarheid en respect voor wat Rita in de vele jaren aan BAI en GIA gedaan heeft.

We prijzen alle auteurs voor de energie die ze erin hebben gestoken en willen graag Fionna Bottema nog bedanken voor haar bijdrage aan de prachtige omslag. Wie een goede indruk daar- van wil krijgen moet de dankwoorden van de auteurs maar lezen. Ook de ondertitel van deze

(8)

bundel, “van Egypte tot Ezinge” geeft de breedte van de onderzoeken aan waarbij Rita betrok- ken is geweest. Het is ondoenlijk om na te gaan aan welke projecten Rita heeft meegewerkt, laat staan te berekenen hoeveel monsters ze in haar loopbaan onder ogen heeft gehad. Het volstaat om te constateren dat veel projecten zonder haar bijdrage niet het niveau zouden hebben dat ze nu bereikt hebben.

Op een meer persoonlijke noot willen we hier toch wel opmerken dat Rita tot aan haar pensio- nering gemotiveerd en nieuwsgierig is gebleven. Slechte monsters of goede monsters, het maakte niet uit (hoewel soortenrijke monsters natuurlijk wel de voorkeur genoten); verder had ze ook nog steeds plezier in het ontdekken van iets dat ze niet vaak of helemaal niet eerder gezien had.

Daarnaast had ze ook geen moeite zich aan te passen aan andere werkmethoden of veranderde inzichten, waardoor het ook voor nieuwe onderzoekers altijd prettig samenwerken was.

Rita was zeker niet gekluisterd aan de Broerstraat, maar ook aan ‘de Poststraat’ een graag geziene en betrokken collega. Meerdere jaren hebben Rita, Miriam en Siebe de organisatie van personeelsuitjes verzorgd voor de collega's van het GIA. De voorbereidingen zelf waren vaak net zo leuk als de uitjes. Zij kwam met de meest goede en ook wilde ideeën op de proppen, waarvan we de whiskeyproeverijen, het parachutespringen en bungeejumpen toch maar op de lange baan hebben geschoven.

In die afgelopen jaren hebben we gelukkig wel veel andere ervaringen kunnen opdoen. We hebben gewandeld met geiten, op Solexen en met Russische buggy's gereden, koeien geschil- derd, gestrandzeild inclusief slijkdouche, gevliegerd, gewandeld over boomkruinen, zelf ma- yonaise gemaakt, ge(voet/boeren)golfd, Turks gegeten inclusief voorbereidingstijd en erg veel spelletjes gespeeld. Rita zelf was een expert in klaverjassen, ze heeft de afgelopen jaren maar liefst twee keer de beker gewonnen. Zij kon zich wel eens zorgen maken of alles wel goed kwam, dan zag ze vele beren op het pad, maar gelukkig bleken het altijd teddyberen te zijn zodat ze, zoals altijd, haar gulle lach kon laten zien. Haar gulle lach en goede humeur nam Rita sowieso altijd mee. Het was daardoor een plezier om met haar samen te werken! Mede dankzij Rita was het voor de ‘Poststraters’ altijd aangenaam om op de Broerstraat een écht bakkie te halen. We willen jou veel geluk wensen!

Gerard Aalbersberg, Siebe Boersma, Miriam Los-Weijns & Mans Schepers

VIII

(9)

115

Spelt in Nederland, een ‘vergeten’ graansoort?

Corrie Bakels

1

Sedert enige tijd staat de tarwesoort spelt hoog op de lijstjes van mensen die zeer be- wust met hun voeding bezig zijn. Het zou een oude graansoort zijn, niet beïnvloed door ver- edelingstechnieken en daardoor beter voor de gezondheid. Op enkele websites valt te lezen dat “reeds de Oude Egyptenaren” spelt aten (o.a. Wikipedia). En de claims betreffen- de gezondheid gaan terug tot Hildegard van Bingen, een abdis die leefde van 1098 tot 1179. Zij schrijft: “spelt maakt gezond bloed, geeft een rein gemoed en de gave van blij- heid” (Reed-Jones 1965: 30).

Een royale hoeveelheid spelt zou dus een passend cadeau zijn voor een afzwaaiende Rita Palfenier-Vegter, ware het niet dat zij een gerenommeerde vakvrouw is op het ge- bied van de archeobotanie en een wat meer wetenschappelijke bijdrage op zijn plaats is. In het volgende wordt dan ook gekeken naar wat er bekend is over spelt, met name in Nederland, en worden gezondheidsaspecten achterwege gelaten.

Wat is spelt

Spelt (Triticum spelta L.) is nauw verwant aan broodtarwe (Triticum aestivum L.). De officië- le naam is dan ook eigenlijk Triticum aestivum subsp. spelta (L.) Thell. (Zohary & Hopf 2000:

52). Het grootste verschil is dat bij spelt het kaf na één keer dorsen nog vast om de korrel zit terwijl bij broodtarwe de korrels meteen vrijkomen (fig. 1). Spelt heet ‘niet-vrijdor- send’ te zijn en spelt is niet de enige tar- wesoort met deze eigenschap. Emmertarwe en eenkoorntarwe hebben bijvoorbeeld óók

vastzittend kaf. In Duitsland heten zulke tar- wesoorten Spelzweizen (Spelz = kaf) (Körber- Grohne 1987: 32-39). In Frankrijk heet spelt épeautre en eenkoorn petit épeautre. Dit veroorzaakt naamsverwarring. De door de Egyptenaren geconsumeerde tarwe was geen spelt maar emmertarwe.

Spelt is een hexaploïde plant (drie sets van chromosomen) en komt niet in het wild voor (McFadden & Sears 1946; Zohary & Hopf 2000: 52). Het gewas moet ooit ontstaan zijn door hybridisatie, maar die hoeft niet door de mens bedacht te zijn. Het proces heeft hoogstwaarschijnlijk in een natuurlijke situ- atie plaatsgevonden. De vraag is nog steeds hoe, waar en wanneer. De oudste en meest verbreide hypothese is dat spelt een sponta- ne hybride is van emmertarwe en een wilde grassoort, geitenoog (Aegilops squarrosa L. = Aegilops tauschii Coss.) (McFadden & Sears 1946; Zohary & Hopf 2000: 31). Het wilde gras zou als akkeronkruid in emmertarwe- velden hebben gestaan. Geitenoog komt voor in de lage bergen rond het zuiden van de Kaspische Zee en in de streken ten oosten daarvan. Dat zou dan tevens het antwoord geven op de vraag ‘waar’. Archeologische vondsten in dat gebied gaan terug tot het vijfde millennium v.Chr. en geven daarmee antwoord op de vraag ‘wanneer’ (Zohary &

Hopf 2000). Een probleem is echter dat em- mertarwe en geitenoog helemaal niet goed kruisen. Bij proeven was steeds laboratorium- hulp nodig (McFadden & Sears 1946; Blatter et al. 2004).

(10)

116

Paleo-Palfenier

Intensiever genetisch onderzoek leert dat spelt mogelijk op meerdere manieren is ont- staan en dat er naast de reeds genoemde spelt uit West-Azië ook een daarvan afwijkende Europese spelt bestaat (Blatter et al. 2004;

Dvorak et al. 2012). Die spelt zou ontstaan zijn uit een hybridisatie van emmertarwe en broodtarwe. Het voert hier te ver om alle de- tails toe te lichten, maar het mag duidelijk zijn dat het waar en wanneer van de spelt die wij in Nederland kennen waarschijnlijk af- wijkt van wat wij lang hebben gedacht en dat was: uit West-Azië, Kaspische regio, vanaf het vijfde millennium v.Chr.

Spelt in Nederland

De oudste vondst van spelt tot op heden is gedaan in Boxmeer (RADAR versie 2010). De datering is Late Bronstijd (1100-800 v.Chr.).

Hiermee is spelt de laatste tarwesoort die in Nederland haar intrede deed. Emmer, een- koorn, broodtarwe en harde tarwe (harde tarwe verdween later weer) gingen haar voor (Bakels et al. 2016: 280). De vondst sluit aan bij de waarnemingen in West- en Noordwest- Duitsland waar spelt omstreeks dezelfde tijd verscheen (Behre 2008: 245; Knörzer &

Gerlach 1999: 84). Het geringe aantal korrels leidde in Duitsland tot de conclusie dat spelt in de Late Bronstijd nog geen op zichzelf ver- bouwd graan was, en zeker geen hoofdgewas.

In het West-Duitse Rijnland wordt spelt pas in de IJzertijd als zelfstandig gewas in de archeo- botanische monsters aangetroffen (Knörzer &

Gerlach 1999: 84). In Nederland is dat ook zo. Volgens het databestand RADAR, ver- sie 2010, neemt het aantal sites vanaf 1 in de Late Bronstijd toe tot 28 in de IJzertijd (fig. 2). Opmerkelijk is dat de vondsten zich beperken tot zuidelijk en oostelijk Nederland met één uitzondering: Vlaardingen (fig. 3).

Elders sloeg het gewas kennelijk niet aan. Dat zou het gevolg kunnen zijn van te weinig on- derzoek, maar in aangrenzend Duitsland doet zich hetzelfde voor: nauwelijks spelt in het noorden (Behre 2008: 244-246).

Fig. 2 laat zien dat, afgaande op de archeo- botanische vondsten, spelt met 78 sites in de Romeinse Periode haar hoogtepunt be- leefde, zeker als in aanmerking wordt ge- nomen dat de tijdsduur van deze periode korter is dan de voorgaande (de staven van fig. 3 vertegenwoordigen geen gelijk aantal eeuwen!). Het kaartje in figuur 3 laat zien dat de meeste vondsten afkomstig zijn uit sites langs de limes of ten zuiden daarvan, dus met Romeinse aanwezigheid. De enige sites die ten noorden van de limes liggen zijn Castricum, Heeten en Jelsum. Jelsum is een recente, vroeg-Romeinse, vondst die niet in RADAR 2010 staat (Schepers 2016). De be- langrijkste bronnen zijn forten, langs de limes Fig. 1. Tarwe na één keer dorsen, links spelt, rechts

broodtarwe. Fig. 2. Het aantal sites met resten van spelt in

Nederland.

(11)

117

Spelt in Nederland, een ‘vergeten’ graansoort?

of elders, civiele centra en villae. Op de vil- lae, herenboerderijen, werd grootschalig spelt verbouwd, bijvoorbeeld op de villa van Voerendaal (Kooistra 1996). Kennelijk aten Romeinen en geromaniseerde personen graag spelt, althans in onze streken. Niet overal in Europa was spelt destijds zo populair, want in bijvoorbeeld Noord-Frankrijk produceerden de villae broodtarwe en geen spelt (Matterne 2001; Bakels 2009: 168).

Uit Vroeg-Middeleeuwse context zijn min- der waarnemingen bekend (fig. 2). Dit zou kunnen liggen aan het geringe aantal onder- zochte nederzettingen, maar aan de andere kant is spelt in het rurale Brabant, dat voor- heen toch binnen de Romeinse invloedssfeer lag, duidelijk afwezig (Bakels 2007: 330). Toch speelde deze graansoort kennelijk nog een rol,

want uit een geschreven bron, het capitulare van Nijmegen uit 806, blijkt dat spelt in de Karolingische tijd aldaar algemeen verhandeld werd. De prijs was gelijk aan die van gerst.

Rogge was iets duurder en broodtarwe kostte het dubbele (Devroey 1989). Hoewel die spelt al ontkaft was, en dus meteen te verwerken tot een eetbaar product, stond zij dus toch niet in heel hoog aanzien. Het kan zijn dat spelt niet meer direct voor menselijke consumptie werd gebruikt, maar diende als brouwgraan. Dat is in elk geval zo in historische tijd.

Vanuit Luik breidde zich de gewoonte uit om bier op basis van gemoute spelt te brou- wen, het zogenaamde Luiks bier. In een archief uit 1690 komt een naar Dordrecht ver- huisde persoon voor, Jean Lambinon, die het recept vanuit Luik had meegenomen (fig. 4)

Fig. 3. Plaatsen met vondsten van spelt; omdat verscheidene plaatsen meerdere sites omvatten zijn de aantallen lager dan het aantal vermeldingen in fig 2.

A: pre-Romeins, B: Romeinse Periode, C: Vroege Middeleeuwen, D: ná 1000 v.Chr.

(12)

118

Paleo-Palfenier

(mondelinge mededeling Leen Alberts). En in een ‘Notificatie van de minister van Financiën van Zijne Majesteit de Koning’ uit 1805 valt te lezen dat de brouwers van al de gemoute en ongemoute tarwe, spelt en rogge vrijdom zullen genieten van belasting, wel met enige restricties (Verzameling van Placaaten enz.

1807: 335). Waar al die spelt werd verbouwd is nog niet helemaal duidelijk. De meeste ar- cheobotanische bronnen komen uit stedelijke context. Wel zijn er toponiemen die met spelt in verband worden gebracht, zoals de heer- lijkheid Spaldrop bij Kekerdom (Gelderland).

In Zuid-Limburg en de Belgische Haspengouw, traditionele toeleveringsgebieden voor o.a.

Luiks bier, nam de teelt in het midden van de 18de eeuw snel af. Op de hoeve Ternaar bij Margraten, bijvoorbeeld, was in de periode 1706-1714 gemiddeld nog 23% van de akkers met spelt ingezaaid. Tussen 1733 en 1741 was dit percentage gedaald tot 13% (Ruwet 1964). In het begin van de 19de eeuw kwam er nog een opleving, maar die hield geen stand (Jansen 1965: 62). Spelt voor brouwerijen zal ook zeker wel geïmporteerd zijn uit het bui- tenland. In Zuidwest-Duitsland, maar ook in de Belgische Condroz, is de teelt nooit gestopt.

Eén toepassing van spelt is nog niet aan de orde gekomen, namelijk het gebruik van de halm. Het mooie gele stro is goed te vlechten.

Zo werden in de 19de eeuw lange strolinten gevlochten die verwerkt werden tot hoeden.

Een bekend product was de canotier (fig. 5).

Weliswaar niet direct in Nederland, maar toch vlakbij, in het gebied tussen Luik en

Maastricht, verschafte dit ambacht werk aan duizenden personen. Bijna alle inwoners rond het dal van de Jeker waren bij deze nijverheid betrokken (van Uden 1937). Het product was zeer gezocht in Parijs en New York en kon wedijveren met Italiaanse hoeden. De traditie verdween echter rond 1900 (Billen 1989).

Conclusie

Uit het voorgaande moge blijken dat spelt pas kort geleden uit het Nederlandse geheugen is verdwenen. Wel is de toepassing van deze graansoort in de loop van de tijd veranderd.

En wat is ‘oeroud’? Het is de jongste tarwe- soort verbouwd op Nederlands grondgebied, maar wel al sinds 800 v.Chr.

Dankwoord

Hierbij wil ik Mans Schepers hartelijk be- danken voor het toezenden van ongepubli- ceerd materiaal. Dat geldt ook voor Witte Klavervier BV en Leen Alberts die de tekst over Jean Lambinon uit Luik ter beschikking stelden. Sara Shek verzorgde de figuren.

Spelt in the Netherlands. A ‘forgotten cereal’ species?

In the Netherlands spelt wheat (Triticum spelta L.) is currently marketed as a ‘forgotten’ cereal.

This article presents the latest views on the origin of spelt and continues with the (pre-)history of this cereal in the Netherlands. The earliest oc- currence dates to the Late Bronze Age (1100- 800 BC). The cereal gained importance during the pre-Roman Iron Age, but only in the eastern Fig. 4. Deel van de archieftekst uit 1690 waarin

sprake is van de levering van gemoute spelt aan Louis

Lambinon (bron Leen Alberts). Fig. 5. Een canotier van gevlochten speltstro (Musée de la Chapellerie Eben-Emael, België).

(13)

119

Spelt in Nederland, een ‘vergeten’ graansoort?

and southern parts of the country (fig. 3A). Its heyday was during the Roman Period, when it appears almost bound to Roman presence along and south of the limes (fig. 3B). During the Early Middle Ages spelt lost importance, but the cereal did not disappear until the late 19th century. In historical times it was mainly used for brewing beer. The straw was sought after for making hats. The conclusion is that the designation as

‘forgotten cereal’ is of recent date.

Noten

1. Universiteit Leiden, Faculteit Archeologie, Postbus 9514, 2300 RA Leiden, c.c.bakels@arch.leidenuniv.nl.

Literatuur

Bakels, C., 2007. Producten van middel- eeuwse akkers en tuinen in het noord- oostelijke deel van Noord-Brabant. In: R.

Jansen & L.P. Louwe Kooijmans (red.), 10 jaar Archol, van contract tot wetenschap.

Leiden, Archol, 329-338.

Bakels, C.C., 2009. The Western European Loess Belt, agrarian history, 5300 BC – AD 1000. Dordrecht/Heidelberg/London/

New York, Springer.

Bakels, C., O. Brinkkemper & W. Out, 2016.

Archeobotanie. In: L. Amkreutz, F.

Brounen. J. Deeben, R. Machiels, M.F. van Oorsouw & B. Smit. (red.), Vuursteen ver- zameld (= Nederlandse Archeologische Rapporten 50). Amersfoort, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 277-283.

Behre, K.-E., 2008. Landschaftgeschichte Norddeutschlands; Umwelt und Siedlung von der Steinzeit bis zur Gegenwart.

Neumünster, Wachholtz.

Billen, C., 1989. L’épeautre en Wallonie du Bas Moyen-Age jusqu’à l’époque con- temporaine, une mise au point. In: J.-P Devroey & J.-J. Van Mol (red.), L’épeautre (Triticum spelta) histoire et ethnologie.

Treignes, Editions Dire, 177-190.

Blatter, R.H.E., S. Jacomet & A. Schlumbaum, 2004. About the origin of European spelt (Triticum spelta L.): allelic differentiation of the HMW Glutenin B1-1and A1-2 subu- nit genes. Theoretical and Applied Genetics 108, 360-367.

Devroey, J.-P., 1989. Entre Loire et Rhin: les fluctuations du terroir de l’épeautre au Moyen Age. In: J.-P Devroey & J.-J. Van Mol (red.), L’épeautre (Triticum spelta) his- toire et ethnologie. Treignes, Editions Dire, 89-105.

Dvorak, J., K.R. Deal, M.-C. Luo, K. von Borstel & H. Dehghani, 2012. The origin of spelt and free-threshing hexaploid wheat.

Journal of Heredity 103 (3), 426-441.

Jansen, J.C.G.M., 1965. Agrarische vernieu- wingen in een revolutionair tijdperk, 1750- 1815. In: J.F.R. Philips, J.C.G.M. Jansen

& Th.J.A.H. Claessens (red.), Geschiedenis van de landbouw in Limburg 1750 – 1914.

Assen, Van Gorcum & Comp.,1-109.

Knörzer, K.-H. & R. Gerlach, 1999. Geschichte der Nahrungs- und Nutzpflanzen im Rheinland. In: K.-H. Knörzer, R.

Gerlach, J. Meurers-Balke, A.J. Kalis, U.

Tegtmeier, W.D. Becker & A. Jürgens (red.), Pflanzenspuren, Archäobotanik im Rheinland: Agrarlandschaft und Nutzpflanzen im Wandel der Zeiten (= Materialien zur Bodendenkmalpflege im Rheinland 10).

Köln/Bonn, Rudolf Habelt, 67-127.

Körber-Grohne U., 1987. Nutzpflanzen in Deutschland. Stuttgart, Theiss.

Kooistra, L.I., 1996. Borderland farming, possibilities and limitations of farming in the Roman period and Early Middle Ages between the Rhine and the Meuse. Assen, Van Gorcum.

Matterne, V., 2001. Agriculture et alimenta- tion végétale durant l’âge du Fer et l’époque gallo-romaine en France septentrionale.

Montagna, Monique Mergoil.

(14)

120

Paleo-Palfenier

McFadden, E.S. & E.R. Sears, 1946. The origin of Triticum spelta and its free-threshing hexaploid relatives. Journal of Heredity 37, 81-89 en 107-116.

RADAR 2010. Relationele archeobotani- sche database onderhouden door O.

Brinkkemper, RCE, Amersfoort.

Reed-Jones, C., 1965. Hildegard of Bingen, woman of vision. Bellingham, Washington, Paper Crane Press.

Ruwet, J., 1964. Mesure de la production agricole sous l’Ancien Régime, le blé en pays mosan. Annales, Economies, Sociétés, Civilisations 19, 625-642.

Schepers, M., 2016. Gebruiksplanten in het terpen- en wierdengebied. In: A. Nieuwhof (red.), Honderd jaar archeologisch onder- zoek in terpen en wierden. Jaarverslagen van de Vereniging voor Terpenonderzoek 98, 141-152.

Uden, J.D.H van,1937. De stroovlechters in ’t Jekerdal. De Nedermaas 14 (8), 153-154.

Verzameling van Placaaten, Proclamatien.

Notificatien, enz., door hun hoog mo- gende vertegenwoordigde het Bat.

Gemeenebest; het departementaal be- stuur van Vriesland enz., negende deel, 1807. Franeker, D. Romar.

Zohary, D. & M. Hopf, 2000. Domestication of Plants in the Old World third edition.

Oxford, Oxford University Press.

(15)

rijksuniversiteit groninger instituut voor archeologie

groningen BARKHUIS

9 789492 444110

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als eerste basisoperatie kan je aan kinderen van de lagere school vra- gen om langere zinnen te maken, bepaalde werkwoorden te gebruiken, zelfstandige of bijvoeglijke naamwoorden

stens drie gevolgen gehad, die nog altijd bespeurbaar zijn: (1) een negatieve beeldvor- ming bij onderwijsgevenden over de talige en intellectuele capaciteiten van dialectspre-

Voor de oude leraar was het een voorrecht, die in 1891 de gemeente organiseerde met slechts 17 lidmaten der Hervormde Kerk, die nu was aan- gegroeid tot een 500-tal, dank zij het

Van Weeghel zoomt in zijn alomvattend en boeiende betoog vervolgens in op waar je rekening mee moet houden om het contact tussen groepen het beste te doen verlopen en

Ik onderzoek welke interventies ik als leerkracht kan hanteren bij jonge kinderen (4 tot 6 jaar) met faalangst omdat ik wil weten wat de juiste aanpak is als een leerling

Eén van de bedrijfsdoelstellingen van de Spelt bedrijven is om de veiligheid en gezondheid van onze medewerkers en verder bij het werk betrokken mensen zo goed mogelijk te

Het voorstel om geen wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen inzake de aankoop van die locaties, vonden wij voorbarig omdat de achtergrondinformatie ontbrak.. In

Zijn parkeerkosten of het niet krijgen van een parkeervergunning reden voor docenten om niet voor de betreffende school te kiezen.. Welke invloed heeft dit op het lerarentekort in