• No results found

Verantwoording Sociaal Domein gemeente Beuningen 2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verantwoording Sociaal Domein gemeente Beuningen 2015 "

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verantwoording Sociaal Domein 2015 gemeente Beuningen

Jeugd en nieuwe Wmo taken

Juni 2016, gemeente Beuningen

(2)

Verantwoording Sociaal Domein gemeente Beuningen 2015

1. Inleiding

Met de regionale Jaarrapportage geeft het Regionaal Ondersteuningsbureau (ROB) inzicht in de geleverde zorg en ondersteuning in 2015 in de regio Nijmegen. Zoals regionaal

afgesproken gaat die rapportage over ‘betaalbaarheid’, één van de drie kernthema’s uit de beleidsnota “Kracht door verbinding”. De rapportage gaat niet over de andere twee

kernthema’s; toegankelijkheid en kwaliteit. De gepresenteerde productie-gegevens hebben betrekking op de contracten die de zeven gemeenten in de regio hebben afgesloten voor de (nieuwe) Wmo 2015, de jeugdhulp en Beschermd wonen (Wmo). Dit is een verantwoor- delijkheid van Nijmegen als centrumgemeente. Vanuit de regionale verantwoording zijn een aantal tendensen en ontwikkelingen te zien als het gaat om toegang en kwaliteit. Aan de hand van die ontwikkelingen is deze lokale verantwoording Sociaal Domein gemeente Beuningen 2015 opgesteld. Hierbij blikken we terug op de ontwikkelingen in 2015 (H1) en de vorderingen van het Sociaal team (H2). In het laatste hoofdstuk (H3) proberen we

verklaringen te zoeken voor de vragen die we hebben gesteld bij de jaarrapportage over inhoudelijke zaken, voor zover we dit vanuit onze lokale optiek kunnen beantwoorden en uit kunnen leggen. Dit hoofdstuk kan gezien worden als aanvulling op de Jaarrapportage 2015, In deze verantwoording komen de financiën niet aan de orde.

Participatiewet niet in beeld in dit jaarverslag

Op 1 januari 2015 is het Werkbedrijf, de verbindende schakel tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de regio Rijk van Nijmegen, van start gegaan. Dit betekent dat re-

integratieactiviteiten voor de gemeente Beuningen worden uitgevoerd door het Werkbedrijf.

De gemeente heeft in verband hiermee het participatiebudget aan het Werkbedrijf

overgedragen. In deze verantwoording zal de participatiewet niet worden aangehaald. De verantwoording hierover vindt plaats via de verantwoordingscyclus van het Werkbedrijf.

1.1 Terugblik 2015

Sinds 1 januari 2015 is de decentralisatie een feit. Aan de start van de decentralisatie moest fors bezuinigd worden. Volgens de prognoses zouden we uitkomen met een tekort van ca.

€ 2 miljoen. Aanbieders en brancheorganisaties hebben van begin af aan meegedacht over het proces, maar waren ook kritisch. Nu terugblikkend blijkt dat we de decentralisatie goed hebben opgepakt. Er klinken positieve geluiden over de laagdrempeligheid en het organiseren van zorg en ondersteuning. In Beuningen hebben we veel energie gestopt in de opzet van het sociaal team dat functioneert als netwerk. Het sociaal team heeft alle

herindicaties uitgevoerd en ongeveer 800 keukentafelgesprekken gevoerd en er zijn maar enkele klachten en bezwaarschriften. Tot nu toe kunnen we daar tevreden over zijn.

De decentralisatie hebben we vorm gegeven gezamenlijk met de regio Nijmegen. Inkoop en subsidieprocessen en regionale standaarden zijn ontwikkeld. Dit vereist veel afstemming, om de zaken regionaal te doen waar dat moet, maar toch de lokale eigenheid te kunnen bewaren van het Beuningse. Ook op transformatie vlak is er veel regionaal ontwikkeld (huisartsen, positie jeugdartsen, samenwerking met de Combinatie, aansluiting passend onderwijs etc.). Er is gewerkt aan het opstellen van kwaliteitsstandaarden, het vormgeven van het Wmo toezicht, het inregelen van vertrouwenspersoon Wmo en Jeugd en het trainen van de sociale teams (WIZ-portaal, Sociale NetwerkStrategie).

(3)

Het hele proces van frontoffice tot backoffice hebben we in 1 keten georganiseerd. Hierdoor hebben we fouten en dubbelingen snel kunnen tackelen. In algemene zin voorkomen we hierdoor dat er onterechte zorg is verleend. Ook zijn we in deze keten heel alert geweest op het woonplaatsbeginsel. Hierdoor zijn een aantal (grote) zaken doorgestuurd naar andere gemeenten.

We hebben fors moeten investeren in de backoffice en de registratie om alle bestanden op orde te krijgen. Deze klus is ook voor 2016 nog niet klaar. Er is aandacht besteed aan de PGB regelingen om ervoor te zorgen dat cliënten zich konden blijven redden met zo min mogelijk uitvoeringsproblemen van de sociale verzekeringsbank (SVB). Ook uitvoeringskwesties als inning van Eigen bijdrage waren onder de aandacht. Veel activiteiten zijn gericht geweest op het leveren van zorgcontinuïteit aan cliënten.

Gezien de jaarcijfers is er op onderdelen sprake van onderbesteding. Ondanks de zware bezuinigingen en de prognose van een tekort blijft er geld over. Dit beeld is landelijk aan de orde. Eén jaar ervaring geeft echter aan dat we ook voorzichtig moeten zijn om hier

overhaaste conclusies aan te verbinden. Ook al omdat we zien dat met name bij jeugdhulp vanaf eind 2015 de aantallen cliënten in de zware zorg neigen naar het niveau van eind 2014. Daarbij weten we dat met onze vergrijzende samenleving en de roep om langer thuis te blijven wonen, enkele dure woningaanpassingen voor hoge onvoorziene kosten kunnen zorgen.

1.3 Wmo

In Beuningen hebben we in 2015 voortgebouwd wat we in de jaren ervoor al vanuit de oude Wmo–prestatievelden hadden opgebouwd. Dit verantwoorden we jaarlijks in de huidige 6 doelen in het sociale domein jaarlijks via een beleidsplan en jaarlijks uitvoeringsprogramma.

Hierin staat ook vermeld dat we vooral preventieve voorliggende en laagdrempelige voorzieningen aan de voorkant van de hulpketen willen organiseren. Wij voeren de nieuwe taken zo dichtbij mogelijk uit , in het dorp en in de wijk. In 2015 is er extra geïnvesteerd in algemene voorzieningen in de wijk (eetpunten in de wijk, aangenaam kennis maken, wandelgroepen, inloopfuncties, dementieprojecten, leef-stijlprojecten etc). Ook is er geïnvesteerd in de samenwerking met Beuningse partners (huisartsen, gecontracteerde hulpverleners, GGZ/partners en organisaties in Beuningen, onderwijs etc.). Daarnaast is de Wmo uitgebreid met ambulante (woon)begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en beschermd wonen GGZ (Wmo). We zien in Beuningen veel bereidheid van externe partners tot samenwerking en doorontwikkeling. De echte brede Kanteling van burgers, meer

zelfregie, sociale netwerken en directe omgeving is er echter een van de lange adem.

Duidelijk is dat we hierop blijvend moeten investeren.

1.4 Jeugd

De gehele verantwoordelijkheid voor de elementen van Jeugdhulp ligt vanaf 2015 bij de gemeente. Dit wordt ook lokaal en regionaal opgepakt. Waar het licht en dichtbij kan worden opgelost doen we dat. Met name voor de verbinding van het sociale team en het zorgaanbod dat nodig is, zijn de (casus)netwerken belangrijk bij het doorzetten van

casuïstiek. De schakel naar veiligheid en het voorkomen van risico’s krijgen extra aandacht, mede via o.a. de portefeuille veiligheid en het Lokale ZorgNetwerk. De verschillende

casusnetwerken worden verbonden en de methodiek één gezin, één plan wordt zoveel mogelijk nagestreefd met de inzet van eigenkracht en mogelijkheden van het gezin. In de praktijk blijkt dit echter meer weerbarstig dan gedacht. Het gaat hierbij vaak om meerdere (gezins)systemen en meerdere (en soms tegengestelde) belangen.

(4)

Een continu aandachtspunt is dat afspraken worden gemaakt wie verantwoordelijk is voor het plan samen met de opvoeders/ ouders. Deze werkwijze sluit geheel aan bij de Kantelings- gedachte om zo preventief mogelijk te werken en uit te gaan van eigen kracht van ouders en opvoeders. Met het primair onderwijs zijn afspraken gemaakt over samenwerking binnen de zorgstructuur, waarbij vanuit het Passend onderwijs via het “handelingsgericht werken”

toegewerkt wordt van “wat heeft een kind” naar “wat heeft een kind nodig”. Ook bij deze aanpak worden de ouders in een vroeg stadium betrokken als participerende ouders en opvoeders. De relatie met het Passend Onderwijs kan op verschillende niveau’s nog versterkt worden. In Beuningen zitten we wekelijks met het Primair Onderwijs om tafel. Hierdoor zijn we goed op weg om elkaar in de gemeente Beuningen te versterken. Aangezien al onze

jongeren voor het Voortgezet Onderwijs de regio in gaan, is het de uitdaging voor de scholen en de zorgpartijen binnen het Voortgezet Onderwijs de kunst om ons als verwijzers binnen de gemeente te vinden. De verbinding met de scholen in het Voortgezet Onderwijs moeten vooral worden gemaakt met de daar aanwezige partners (zowel interne als externe partners). De zwaardere Jeugdzorg wordt regionaal belegd o.a. via de partners binnen de Combinatie. Bij de regionale pilot De School Als Vindplaats, waarbij de grote zorgpartijen van de Combinatie en de zorgpartijen binnen de school elkaar beter en sneller moeten vinden, wordt er gewerkt aan een sterkere zorgstructuur om jongeren op de goede plek te krijgen met de juiste zorg. Per jaar kunnen de risico’s op zware zorg aanzienlijk fluctueren. We beseffen ons dat dit niet altijd stuurbaar is.

1.5 Kernboodschap regionaal en lokaal

Doel van de transitie is om de zorg en ondersteuning dichter bij de inwoners te regelen waardoor deze lichter, integraler en korter kan worden geleverd. Mensen worden op deze manier beter geholpen en de zorg wordt efficiënter en goedkoper. Dat is ook noodzakelijk om de forse bezuinigingen van het Rijk op te vangen.

Met al die veranderingen was de belangrijkste opdracht voor 2015 de zorgcontinuïteit aan de inwoners te garanderen en te waarborgen dat aanbieders de zorg en ondersteuning ook konden (blijven) bieden. We denken dat de regio en de gemeente Beuningen daarin

geslaagd is. Het feit dat er heel weinig klachten zijn binnen gekomen onderstreept dit. Maar we zijn er nog lang niet!

We hebben samen met onze partners, de zorgaanbieders en toeleiders (wijkteams, maar ook artsen en andere verwijzers), nog een weg te gaan. Op basis van de resultaten in 2015 kunnen we nog weinig stevige conclusies trekken.

De jaarrapportage laat zien dat er sprake is van een onderbesteding op de Wmo en beschermd wonen, ofwel dat er geld overblijft ondanks de bezuiniging. Dit beeld is landelijk zichtbaar en heeft de laatste weken veel media aandacht gekregen. Dit beeld is lastig te duiden en we zijn voorzichtig om hier conclusies aan te verbinden. Zo blijft er op

persoonsgebonden budgetten (pgb’s) geld over terwijl de inkomsten uit de Eigen Bijdrage achter blijven.

De regio is in 2015 binnen het budget voor jeugdhulp gebleven, ondanks de bezuinigingen.

Tijdens de voorbereiding op de decentralisatie hebben de regiogemeenten een Regionaal Transitie Arrangement (RTA) afgesproken met het Rijk. Hierin zijn budgetgaranties

(5)

afgesproken. Deze zijnbedoeld om een ‘zachte landing’ mogelijk te maken voor de cliënten die op 1 januari 2015 in zorg waren (zorgcontinuïteit). De budgetten zijn hierop gebaseerd.

De realisatie van de jeugdhulp laat een diffuus beeld zien. Op de lichte vormen van zorg, met name begeleiding en behandeling, is er sprake van een onderbesteding. De oorzaak ligt grotendeels in de trage opstart na 1 januari. Op de jeugdhulp met verblijf is er in de regio sprake van een overbesteding . In deze vormen van zorg zitten jeugdigen doorgaans lang en zijn dus minder flexibel om de forse bezuiniging te kunnen opvangen. Desondanks heeft de regio toch per saldo bezuinigd op jeugdhulp met verblijf. De inzet van pgb’s blijft ver achter op budget en de inzet van de landelijk gecontracteerde specialistische jeugdhulp laat een kleine overbesteding zien. Kortom, er wordt volop ingezet op het bieden van passende hulp voor jeugdigen, zo veel mogelijk in een gezinscontext, en het tijdig inzetten van de hulp.

In het derde en vierde kwartaal van 2015 is de zorginzet weer ‘op peil’ en is er dus een einde gekomen aan de trage start. Dit werkt door op de zorginzet en daarmee de budgetten voor 2016. Voor de komende jaren blijft het de uitdaging om kwalitatief verantwoorde zorg en ondersteuning binnen de beschikbare budgetten te bieden.

2. Ontwikkeling Sociaal Team Beuningen

2.1 Doelstellingen en uitgangspunten

We zijn gaan werken vanuit de visie die is neergelegd in de verschillende nota’s (regionaal en lokaal) en we zijn regionaal gaan organiseren en lokaal gaan uitvoeren. Hierbij gaan wij voor de mensgerichte aanpak met inzet van eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners.

Voorop staat dat onze inwoners de zorg krijgen die nodig is.

2015 was vooral het jaar van inregelen van werkprocessen, samenwerking opbouwen tussen de verschillende organisaties, scholing en daarnaast ook nog het uitvoeren van de

keukentafelgesprekken binnen de wettelijke gestelde termijnen. In 2015 is er veel energie en aandacht besteed aan de ketensamenwerking van frontoffice tot backoffice , waarbij met het draaien van de “productie”, de cliënt altijd voorop heeft gestaan in onze prioriteiten- stelling. Daarom is er bewust voor gekozen om alle keukentafelgesprekken met nieuwe klanten en alle herindicaties zelf te doen. Hierdoor krijgen we lokaal ook alle gezinnen in beeld en weten we wie onze klanten zijn. In 2015 zijn alle overgangsklanten gezien en geherindiceerd. Nieuwe meldingen hebben tijdig een keukentafelgesprek gehad. Er zijn geen wachtlijsten. In deze gesprekken zijn afspraken gemaakt over de doelen van

begeleiding. Ook is kritisch gekeken naar gebruikelijk zorg. Dit heeft in veel gevallen geleid tot afschalen van zorg.

In 2016 zetten we voort wat we in 2015 hebben ingezet en willen we meer aan de slag met de doelstellingen die staan in het teken van het borgen van de beleidsmatige uitgangs- punten van de transitie. Het gaat hierbij onder andere om de volgende punten :

- Ontkokering van de zorg: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur;

- Zelfredzaamheid: burger stelt zelf een plan op tenzij het niet anders kan

- Zorg opschalen en afschalen waar het past bij de zorgvraag, niet automatisch verlengen van zorgarrangementen;

- Nabijheid van zorg: zorg dicht bij de bewoner;

- Nadruk op preventie en voorkomen van maatwerkvoorzieningen tenzij het niet anders kan.

(6)

- Inschakelen van de omgeving bij de zorg.

- Beleggen van casusregie.

Het uitgangspunt is nog steeds dat we kijken naar wat nodig is voor onze kinderen,

volwassenen, ouderen en gezinnen. Hierop zijn al onze keukentafelgesprekken gebaseerd. In de praktijk zien we dan ook dat in sommige gevallen juist meer zorg nodig is om tot duurzame oplossingen te komen en waarbij gezinssystemen hun eigen gewone leven weer kunnen normaliseren en het allemaal zelf aan kunnen. Met de transformatie zullen we daarom duurzaam moeten investeren op zorginzet en zelfoplossend vermogen van onze inwoners.

2.2 Werkwijze Sociaal Team Beuningen

Het sociaal team Beuningen werkt als netwerkorganisatie. Hierdoor hebben we vooral gebruik kunnen maken van de structuur die we hiervoor al deels kenden. Ook de landelijke rekenkamer onderschrijft dat we door deze keuze gekeken hebben wat goed was en versterkt hebben wat nodig was. Dit betekent dat er verschillende partners deelnemen aan het team die naast hun eigen werkzaamheden vanuit hun moederorganisatie ook

keukentafelgesprekken voeren in het kader van een Wmo- of Jeugdhulpaanvraag. Het sociaal team heeft een gemeentelijke coördinator. Via de netwerkorganisatie werken wij ketengericht: van binnenkomst vragen bij de balie of partijen tot keukentafelgesprek en toewijzing/afwijzing aanvraag. De volgende partners zijn in het team vertegenwoordigd:

Maatschappelijk werkers van Nim, medewerkers van Mee, Wijkverpleegkundigen Zorggroep Zuid Gelderland, Wijkverpleegkundigen Zorggroep Maas en Waal, Wijkverpleegkundigen Buurtzorg, Klantmanagers gemeente, Onderwijsondersteuningsplatform, Stichting Perspectief, Leerplichtambtenaar, GGD (sociaal verpleegkundigen en jeugdarts).

De partijen binnen het sociaal team hebben zowel ‘een pet op’ vanuit de moederorga- nisatie als ‘een pet op’ vanuit het sociaal team. Met alle partijen wordt veelvuldig overlegd , zowel op casusniveau als op managementniveau om de samenwerking continu te

verbeteren.

In Beuningen is er nadrukkelijk voor gekozen om het sociaal team dicht tegen de gemeente aan te organiseren. In de praktijk merken we dat we hierdoor de keten van frontoffice

(sociaal team, wiz portaal) naar backoffice (backoffice medewerkers en GWS) goed kunnen vormgeven. Dit is vooral deze eerste maanden een groot voordeel geweest. Medewerkers van het sociaal team geven aan dat zij het als bijzonder prettig ervaren dat zij snel kunnen schakelen met de backoffice, maar ook met beleidsmedewerkers om te overleggen over complexe of onduidelijke zaken. De processen worden hierdoor in een doorlopende keten georganiseerd, wat de snelheid van handelen ten goede komt.

2.3 Coördinator en kwaliteitsmedewerker

Alle aanvragen voor een maatwerkvoorziening worden (nu nog) gezien door de coördinator en de kwaliteitsmedewerker. Hiermee zien we alle casuïstiek en controleren we de recht- matigheid. Hierop worden wij tenslotte nadrukkelijk op afgerekend door de accountants.

Tegelijkertijd borgen we dat er een gelijke werkwijze gaat ontstaan tussen de verschillende leden van het sociaal team. Ook wordt er nagekeken of er voldoende is gekeken naar de mogelijkheid van afschaling van zorg, inzetten van voorliggende voorziening en of de casusregie goed is belegd. Daarentegen zijn we ook situaties tegengekomen waarin juist meer zorg is ingezet, omdat dit nodig was. Wellicht dat op termijn de inzet van

(7)

maatwerkvoorzieningen steeksproefgewijs kan, maar vooralsnog is ervoor gekozen om de inzet van maatwerkvoorzieningen zeer nauwkeurig te volgen.

Als enige gemeente in de regio hebben we ervoor gekozen om te toetsen in de lijn en de beslissingsbevoegdheid bij de coördinator en de kwaliteitsmedewerker neer te leggen.

Hierdoor hebben we ervoor gezorgd dat we snel kennis kregen van de ingezette producten en hierdoor alleen juiste producten zijn ingezet bij gecontracteerde aanbieders. Tevens hebben we toegezien op het houden van goede keukentafelgesprekken. We hebben kunnen coachen op gekanteld denken in het sociaal team als bij de aanbieders, inzetten van algemene voorzieningen, eigen kracht/netwerk. Door het coachen op de kwaliteit van het keukentafelgesprek zijn er weinig klachten en bezwaren geweest.

We hebben gebouwd op het netwerk wat we al hadden. Dit hebben we versterkt waardoor we elkaar nog sneller hebben kunnen vinden. Dit voldoet aan de doelstelling normaliseren van het dagelijks leven. Omdat we vanuit het netwerk werken o.a. ook via

wiijkverpleegkundigen, Stichting Perspectief, GGD en het Primair Onderwijs die aangesloten zijn op ons sociale team, hebben wij het idee dat wij alle mensen beter in beeld hebben en dus geen mensen hebben gemist. Doordat we in gesprek zijn met gezinnen, dus alle

gezinnen in beeld hebben, is er minder ingezet in het gedwongen kader (en Onder Toezicht Stellingen ). Dit hebben we in de lijn kunnen oplossen middels vrijwillige (drang)trajecten. Ook wij zien echter zoals ook in de regio eind 2015 een stijging van zware casussen. Het is

vooralsnog niet duidelijk wat hiervan de oorzaak is.

2.4 Processen

De medewerkers van het sociaal team waren met name in de beginperiode veel tijd kwijt aan uitzoekwerk. Lang niet altijd was helder welke bouwstenen/zorgproducten kunnen worden ingezet bij welke aanbieder. Ook hadden we in 2015 zo’n 150 gecontracteerde aanbieders, waartussen een keus moet worden gemaakt (door cliënt of sociaal team). In 2016 zelfs nog meer (180). In Beuningen hebben we hiervoor een overzicht gemaakt met voorliggende voorzieningen en een overzicht met produkten voor toewijzing.

Een deel van de processen zijn lokaal, maar ook een deel van de processen zijn regionaal geregeld. Deze processen waren lang niet allemaal scherp per 1 januari 2015 en worden ook dit jaar nog steeds verder uitgewerkt. Dit kost sociaal teamleden veel tijd. Ook blijkt elke casus weer net even anders te zijn, waardoor elke casus weer eigen uitzoek werk vergt.

Teamleden geven aan veel administratie te moeten uitvoeren. Ook hierin moeten we nog een weg vinden tussen een goede vorm van registratie zonder bureaucratische overbe- lasting. We ondervonden hinder van het feit dat ook landelijke processen nog niet

voldoende op orde waren zoals de uitvoering van de PGB of dat het inzicht ontbrak aan een heldere afbakening tussen Wmo, Jeugdwet enerzijds en Wet landurige zorg en

zorgverzekeringswet anderzijds.

Het sociaal team is volop in ontwikkeling. We kunnen stellen dat er hard en met veel

enthousiasme wordt gewerkt aan het vormgeven van de decentralisatie. We moeten elkaar tijd geven om van en met elkaar te leren, door met elkaar en met diverse instellingen en vooral met inwoners te werken. Dit is voorlopig een blijvend proces waarbij we met iedereen in gesprek blijven gaan.

Overgangscliënten

Voor de overgangscliënten WMO zijn overgangsbestanden van CAK/Vektis door ons hand- matig ingevoerd na grondige controlechecks. Wij hebben niet zoals veel andere gemeentes

(8)

“alles” met een script ingelezen in gws. Hierdoor hebben we door extra inspanning medio 1e kwartaal 2015 veel ruis en vervuiling voorkomen ; onze bestanden waren direct beter op orde. Daarna hebben we met alle aanbieders nogmaals alle overgangscliënten afgestemd.

Voor overgangscliënten jeugd hebben we via VBO-module begin 2015 beveiligde jeugd- bestanden ontvangen van jeugdaanbieders. Omdat op basis van deze informatie cliënten niet ingevoerd konden worden is via R.O.B. Nijmegen aanvullende informatie opgevraagd aan de zorgaanbieders. Op basis hiervan zijn de jeugdcliënten ingevoerd, waarbij het woon- plaatsbeginsel natuurlijk eerst is toegepast. Daarna hebben we ook bij jeugd met alle

aanbieders nogmaals alle overgangscliënten afgestemd.

Inzet Sociaal Team – inzet wettelijke verwijzers

Vanuit sociaal team wordt ongeveer 2/3e verwezen naar combinatie-aanbieders (en dus 1/3e naar kleine aanbieders)

Vanuit wettelijke toeleiding jeugd (rechter, jeugdarts, huisarts) wordt 1/3e verwezen naar combinatie-aanbieders (en dus 2/3e naar kleine aanbieders).

Bij jeugd komt 3/4e van alle indicaties van wettelijke toeleiding (en dus 1/4e van sociaal team).

Figuur: Inzet aantal maatwerkvoorzieningen voor Jeugd door Sociaal Team en Wettelijk toeleider bij Combinatie en Kleine aanbieder

Figuur: Inzet aantal maatwerkvoorzieningen Wmo door Sociaal Team en Wettelijk toeleider bij Combinatie en Kleine aanbieder

Inzet maatwerkvoorziening Jeugd

Sociaal Team - Combinatie Sociaal Team - Kleine aanbieder Wettelijk toeleider - Combinatie Wettelijke toeleider - Kleine aanbieder

Inzet maatwerkvoorziening WMO

Sociaal Team - Combinatie Sociaal Team - Kleine aanbieder

275 121

72 30

132 63

(9)

2.5 Effectmeting Wmo

In 2015 is er een Benchmark Wmo uitgezet. Deze is op dit moment nog niet gereed. Dat heeft een relatie dat veel instellingen in 2015 nog niet aangesloten waren op de juiste systemen, waardoor ook de Benchmark pas later gereed is.

Wel is er een effectmeting Wmo gehouden onder cliënten. De Effectmeting Wmo is een onderdeel van de Benchmark Wmo 2015. Het rapport Effectmeting Wmo wordt samen met de Benchmark opgeleverd als de Benchmark Wmo 2015 definitief gereed is.

In de zomer van 2015 hebben in totaal 292 inwoners in onze gemeente deelgenomen aan dit onderzoek door een (online) vragenlijst in te vullen. Respondenten die daar behoefte aan hadden, konden bij de gemeente een papieren vragenlijst opvragen.

De resultaten van onze gemeente zijn op basis van deze respons indicatief. Deelnemers hebben – op aanwijzing van BMC – een steekproef getrokken uit de Basis Registratie Personen van inwoners van 18 jaar en ouder in de gemeente en van mensen die een melding hebben gedaan. Het gaat hier om burgers met een ondersteuningsvraag die mogelijk in aanmerking komen voor een zogeheten (keukentafel)gesprek. Vaak worden deze klanten door middel van bijvoorbeeld meldingsformulieren

geregistreerd. In onze gemeente zijn 443 ‘melders’ en 1357 willekeurig geselecteerde inwoners van 18 jaar en ouder aangeschreven.

Het keukentafelgesprek vinden we een belangrijk onderdeel van onze werkprocessen.

Hierbij een vergelijking tussen onze gemeente en de referentiegroep. We kunnen zien dat we op de goede weg zijn, maar dat verbetering ook nog steeds mogelijk is.

(10)

2.6 Sociaal team in de totale context.

Het functioneren van het sociaal team is geen op zichzelf staand geheel. Hierbij daarom een overzicht van acties die nu zijn uitgezet binnen een bredere context. Een ontwikkeling die voor de toekomst hierin belangrijk is, dat we afgezet tegen de landelijke ontwikkeling de vergrijzing doorzet alsmede de ontgroening. Aan de ene kant verwachten we meer zorgvragen op het gebied van ouderen en een afname van jeugdvragen. Hoe zich dit verhoudt tot de werkelijke zorgvragen is echter niet geheel te voorspellen, maar wel iets om rekening me te houden.

De Combinatie

Na de aanstelling van de derde kwartiermaker vanuit De Combinatie is er begin 2016 gestart met het ambulante team en zijn er afspraken gemaakt om elkaar “snel” te kunnen vinden.

De communicatie tussen het Ambulant Team (AT) en het Sociaal Team was in 2015 minimaal.

Er was onderling nauwelijks contact, mede omdat bij de casussen die speelden in Beuningen, andere ambulant professionals betrokken waren, dan diegene die in het Ambulant Team zitten. Hierdoor is er in 2015 weinig gebruik werd gemaakt van de consultatie- en advies functie van het Ambulant Team. Door (complexe) casuïstiek in te brengen tijdens een overleg van het Ambulant Team kunnen we breed kijken naar welke hulp ingezet kan worden. Op die manier kan je vernieuwend werken. In 2016 gaan we door met verbinden van alle medewerkers van het Sociaal Team met het Ambulant Team om met elkaar in contact te komen en te blijven bijv. via netwerkbijeenkomsten of themabijeenkomsten

(11)

(participatiewet, respijtzorg, praktijkondersteuner huisartsenzorg). De afzonderlijke leden van het Sociaal Team hebben al veel contacten met de ambulant werkers in Beuningen, omdat Beuningen alle herindicaties zelf heeft gedaan, waardoor zij veel werkers al zijn

tegengekomen die verbonden waren aan de casussen waarbij de indicatie opnieuw bekeken werd.

Door casuïstiek in te brengen in bijvoorbeeld het Ambulant Team, waar meerdere

organisaties tegelijkertijd vertegenwoordigd zijn, kun je samen kijken hoe het wellicht slimmer, goedkoper of sneller kan. Er kan daardoor ‘breed’ worden gekeken en ‘out of the box’

gedacht worden met elkaar. Zo wordt er ook gezamenlijk gewerkt aan een pilot over de ZelfRedzaamheidsMatrix (ZRM) om te kijken of de ZRM ook als monitor of meetinstrument gebruikt kan worden zodat onze inwoners zich beter zelf kunnen redden. Er is nog veel winst te boeken in de samenwerking en afstemming tussen sociaal team, andere verwijzers en de zorgaanbieders, waaronder de partijen van de Combinatie in het bijzonder, gezien het grote aandeel van de zorg die in totaliteit wordt verleend. De samenwerking ontwikkelt zich

gestaag gezien de veelvuldige communicatie die op dit moment plaatsvindt.

Met de GGZ-partners (o.a. psychologen, huisartsen, jeugdartsen, Pro Persona, Karakter) zijn werkafspraken gemaakt om elkaar snel te kunnen vinden ook in geval van complexe problematiek. Juist omdat we via een netwerk werken betekent dit dat we veel energie stoppen in communicatie met partijen en korte lijnen. Een aandachtspunt hierbij is het leggen van de juiste verbindingen daar waar het specifiek om een kindsituatie gaat danwel in combinatie met problemen van de ouders. De zorgpartijen zijn zich nu gericht aan het oriënteren op een goede overdracht met verschillende zorgcombinaties (o.a. Karakter en Entrea) , waardoor meer recht wordt gedaan aan één gezin , één plan. Vanuit het overleg met de GGZ partners kwam naar voren dat er juist voor GGZ cliënten en ouders nog niet zoveel preventie-activiteiten waren in Beuningen. Dit is nu opgepakt en wordt nu opgezet onder het noemer De Plu – praatlokaal voor ouders.

Voor de ouderen in Blok A heeft Beuningen een subsidieovereenkomst met 3 aanbieders.

Perspectief (Proathuys), Personnebos (zorgboerderij) en Swon. Nieuwe cliënten kunnen niet instromen bij Swon, maar bestaande klanten behouden dit jaar nog wel de zorg. Vanaf 1 juli is de voorziening overgegaan van een maatwerkvoorziening naar een algemene

voorziening. Hierover zijn afspraken gemaakt de betrokken partijen. De zorg continuïteit was goed gewaarborgd. We hadden verwacht dat er een toeloop van zorgvragen zou komen.

Dit heeft vooralsnog niet plaatsgevonden.

Voor mensen met beperking/gespecialiseerde dagbesteding ouderen blok B is deze zorg regionaal ingekocht. In Beuningen zijn de Driestroom, Pluryn, RIBW en Perspectief gestart met het buurtwerkteam in Ewijk. Dit is een pilot waarin cliënten aan de slag gaan op basis van (arbeidsmatige) dagbesteding. De afbakening tussen de belevingsgerichte dagbesteding en de arbeidsmatige dagbesteding (vanuit werkbedrijf) is niet altijd scherp. Dit zal zich uitkristalliseren door alle ervaringen die worden opgedaan.

In Beuningen hebben we een inloopvoorziening De Stek voor mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking. Ook hebben we de Molensoos, dit is een open inloop voor alle inwoners van Beuningen met een ondersteuningsvraag. Met RIBW en Ixtao Noa is er een subsidieovereenkomst afgesloten voor de inloopfunctie. De opdracht aan RIBW en Ixtao Noa is om de regionale dienstverlening meer lokaal in te gaan zetten en aansluiten bij De Stek en de Molensoos. Ook Perspectief heeft in de kernen Beuningen, Weurt, Wijk en Winssen

eetpunten opgestart en inloop gekoppeld aan eetpunten. Dit wordt verder in samenhang ontwikkeld.

(12)

De GGD is verantwoordelijk voor de indicatiestelling beschermd wonen GGZ. De uitvoering van beschermd wonen is verantwoordelijkheid van centrum gemeente Nijmegen. Tot nu toe zijn er nog niet veel meldingen geweest.

Met Veilig Thuis en Jeugdbescherming zijn aparte informatiesessies gepland om meer kennis en informatie over te brengen naar het sociaal team. Voor het Sociaal Team blijft het een aandachtspunt dat casuïstiek die bekend is bij Veilig Thuis snel wordt doorgeschakeld naar het Sociaal team. In de praktijk blijkt dat de meeste gevallen al in beeld zijn het Sociaal Team. De betrokken partijen bij Veilig Thuis zaken in Beuningen zijn vaak al betrokken bij de verschillende casusoverleggen, Sociaal team of Lokaal Zorgnetwerk.

Met Jeugdbescherming vindt regulier overleg plaats en wordt er met vaste contactpersonen gewerkt. Een continu aandachtspunt is hoe we in een vroegtijdig stadium onder toezicht stellingen (ots) kunnen voorkomen, dan wel via tijdelijke drangtrajecten of door tijdig. De deskundigheid op het gebied van Veiligheid en de deskundigheid van complexe

jeugdzaken hebben we ook gericht ingezet om het Sociaal team te versterken.

Met de huisartsen vindt regulier overleg plaats en zijn bijeenkomsten met het sociaal team belegd zodat de afstemming van zorg voor de cliënten nog betere wordt georganiseerd.

Door de onderlinge contacten en elkaar vaker ontmoeten , zien we een steeds betere samenwerking ontstaan tussen de gemedicaliseerde zorg en de zorg waar we als

gemeenten verantwoordelijk voor zijn. Gekeken wordt of de collega’s van het Sociaal team aan kunnen sluiten bij zogeheten Multi disciplinaire Overleggen. In 2015 zijn we gestart met de inzet van een Praktijkondersteuner Huisartsen GGZ die actief de verbinding legt tussen In de keukentafelgesprekken wordt aandacht besteed aan de mantelzorgers. Het sociaal team is extra voorgelicht vanuit het steunpunt mantelzorg. Flyers en nieuwsbrieven worden veelvuldig verspreid. De mantelzorgersactivitieiten zijn uitgebreid en de maand oktober is de maand van de mantelzorg onder het noemer “Hoe gaat het met U”.

Vanuit het ondersteuningsplatform van het Onderwijs wordt nauwkeurig de toestroom voor dyslexie gevolgd. Dyslexiezorg was voor de gemeenten een nieuwe en onbekende zorgsoort.

Het onderwijs is hierin de poortwachter en de zorgaanbieders zijn hierin de deskundigen. In 2015 is de stroom van cliënten vooralsnog niet gestopt. We hadden nog te maken met de doorloop van overgangscliënten vanuit 2014, gezien de trajecten van anderhalf jaar. In 2015 is een pilot uitgezet bij 2 grote dyslexie-aanbieders om in gesprek te gaan met de scholen in Nijmegen om tot verbeterde doorstroom te komen, het leesonderwijs te bevorderen en de dyslexie-trajecten te verkorten waar mogelijk.

Daarnaast wordt door het onderwijs in Beuningen geconstateerd dat vechtscheidingen veel impact hebben en hiervoor veel zorg nodig is. Vanuit het Sociaal Team wordt hier in 2016 extra op ingezet.

2.6 Doorontwikkeling Sociaal Team

Begin 2016 heeft het Sociaal Team terug gekeken op 2015 en wat meegenomen kon worden terverbetering in 2016.

De volgende ontwikkelpunten voor 2015 en 2016 zijn hierbij geformuleerd :

Doorontwikkeling van de samenwerking en vertrouwen in elkaar

Doorontwikkeling van de transformatie en inzet van preventie

Betere afspraken rondom casusregie

Meer zicht en samenwerking met de huis/jeugdarts in het kader van één gezin, één plan

Processen lean inrichten en onnodige bureaucratie vermijden

Opzetten van monitoring, waarbij we ook kwaliteit goed kunnen meten Goede en heldere afspraken rondom privacy

(13)

Verbeteren werkprocessen samenwerking sociaal team en zorgaanbieders

Versterken verbinding met het voortgezet onderwijs Gekeken is wat men als zeer positief beschouwde in 2015 :

Als cliënten eenmaal zijn aangemeld in het systeem, dan is het vervolg vaak snel geregeld.

De Balie (frontoffice) is steeds beter gaan doorvragen. Hierdoor wordt er sneller teruggekoppeld. Daarnaast vindt beter triage plaats.

Alle herindicaties zijn gedaan en iedereen is gezien.

We hebben met de goede informatie gewerkt ( sociale kaart en productengids, kwaliteitscontrole aan de achterkant).

Het gevoel dat we het proces samen doen (met elkaar), en er niet alleen voor staan.

We komen uit met het budget.

Vanuit 2015 is gekeken wat we meenemen naar 2016 en wat we als resultaten zien.

Hierbij komt het er op neer dat het Sociaal team meer wil inzetten op zelfregie van de burger en de Kantelingsgedachte bij het gesprek wil bevorderen. Hierin komt dan ook naar voren dat Clientondersteuning van de inwoner en de inzet van hun informele netwerk dan meer aan bod komt. Dit moet ook leiden tot één gezin, één plan met een duidelijke rol voor de cliënt zelf.

Voor de jeugd hebben we nog meer te winnen daar waar het gaat om opvoedingsonder- steuning, beter jeugd in beeld moeten krijgen met name vanuit het Voortgezet Onderwijs en de relatie met het schoolmaatschappelijk werk en de versterking van het jongerenwerk.

Verder willen we meer innovatief werken. Zo zetten we eigen pilots uit (vechtscheidingen, vereenvoudiging en integralere inzet sociaal medische indicatie, inzet van social brokers, aansluiting GGD-spreekuur peuterspeelzaalwerk, ggz-preventie-inzet, thuisbegeleiding als algemene voorziening, meer groepswerk).

Verder kunnen we de processen (o.a. wiz-portaal, privacy-systemen, minder bureaucratie, eenvoudige procedures) nog meer finetunen.

(14)

Diversen Landelijk TA € 96

Blok B Combinatie -/- € 40 Werkbedrijf

Reïntegratie

Blok B KA € 97

Diversen

Werkbedrijf AMD

Breed WSW Blok A Blok C

(€ 389 -/- € 178)

Blok B Combinatie € 173

Blok B KA -/- € 138

PGB PGB

€ 57 € 49

Diversen

PARTICIPATIEWET WMO nieuw Jeugdwet

3. Regionale Jaarrapportage 2015 : vraagpunten en verklaringen

Vanuit de regionale rapportage 2015 Wmo Jeugdhulp en Beschermd Wonen komen verschillende vraagpunten naar voren waarop wij vanuit onze lokale bevindingen een

antwoord proberen te geven. In algemene zin kunnen we stellen dat we voor de start van de decentralisatie de verwachting hadden op een tekort van ca. € 2 miljoen in 2015. Nu blijkt dat we over houden. Voor een aantal items proberen we een verklaring te zoeken dan wel te beredeneren waar we rekening mee moeten houden in de komende jaren.

Dit hoofdstuk is aanvullend op het regionale gedeelte van de regionale Jaarrapportage 2015.

In bovenstaand schema staat per decentralisatie grafisch weergegeven welke kosten de gemeente Beuningen maakt. In het gekleurde kader staan de onderdelen die in de jaarrapportage zijn uitgewerkt.

(15)

3.1 De belangrijkste bevindingen uit de jaarrapportage van 2015 zijn:

Voorzichtigheid uitgaven

Met de wetenschap van de waarschuwing van een fiks tekort zijn we gestart om met alle inwoners die zorg hebben, in gesprek te gaan om duidelijk te krijgen wat de zorgvragen waren. Dit was ook een reden om alle herindicaties te gaan doen. Vandaar dat we zorgvuldig (iedereen krijgt wat nodig is) , maar kritisch aan de slag zijn gegaan met de uitgaven.

Wmo

Onderbesteding Combinatie: zowel op blok B1 (dagbesteding, kortdurend verblijf en vervoer) als B2 (ambulante begeleiding) blijft de realisatie in 2015 achter op de vastgestelde productie (nulmeting);

Overbesteding Kleine Aanbieders: de overbesteding bij deze groep aanbieders wordt grotendeels verklaard omdat ze per 2015 een Zorg In Natura (ZIN) contract met de regio hebben en niet langer op pgb-basis werken. We zien dit ook terug in de onderbesteding bij de pgb’s;

Inkomsten uit de eigen bijdrage blijven achter. Oorzaak wordt met aanbieders en CAK onderzocht;

Geen conclusies, wél gespreksonderwerpen;

Cijfermatig is het beeld duidelijk. De inhoudelijke verklaringen die daarbij horen, niet; we hebben wel een aantal mogelijke verklaringen en suggesties voor het beeld dat we zien maar dat zijn nog geen harde conclusies. Eerder onderwerpen die nader onderzoek vragen of nader besproken kunnen worden in de perceelgesprekken met de Combinatie.

Jeugdhulp

Onderbesteding blok B: deze manifesteert zich met name op de behandeling (bij specifieke partijen) en minder op begeleiding en dagbesteding. Uit gesprekken met aanbieders en wijkteams wordt aangegeven dat dit te maken heeft met de transitie, de ‘trage’ start in de eerste helft van het jaar;

Onderbesteding pgb’s: onder andere vanwege het feit dat er een aantal Kleine Aanbieders nu zorg in natura leveren, waar zij voorheen pgb hulp leverden.

Begroting en realisatie Kleine Aanbieders ongeveer gelijk; wel een significante overbesteding op dyslexie. Deze was verwacht omdat de aantallen jeugdigen in dyslexie-zorg overeenkomen met de landelijke gemiddelden maar het meegekomen Rijksbudget hiervoor onvoldoende is;

Overbesteding blok C1; hier is een overbesteding van ongeveer 5%. Qua zorgsoort zien we dit vooral in de Jeugd-LVG bij de gezinshuizen en de driemilieuvoorzieningen. Dit komt door een hoge mate van afhankelijkheid van zorgcontinuïteit. De verblijfsduur van cliënten in de Jeugd- LVG is relatief lang. In de sector J&O zien we geen grote overbesteding. Ook hier geldt dat de trage start begin 2015 heeft gespeeld. Onderbesteding is in Blok C1 vooral aan de orde bij Jeugdzorg Plus, vanwege het woonplaatsbeginsel. Ook in het Beschermd wonen en klinische opnames is sprake van een lichte onderbesteding. Per saldo is er op zorg met verblijf bezuinigd ten opzichte van 2013 en er is een lichte verschuiving waarneembaar naar meer kinderen in een gezinssetting;

Onderbesteding blok C2; verschuiving tussen Gecertificeerde Instellingen, aanbieders van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft in 2015 al beperkt plaatsgevonden. De verwachting is dat dit in de komende jaren verder zichtbaar wordt. Wij zijn gehouden aan de betaling van de zorg die aan de hand van een rechterlijke maatregel, wordt ingezet. Waar mogelijk wordt afgestemd met de betrokken voogden.

(16)

Beschermd wonen

Onderbesteding onverwacht: de realisatie is lager dan het beschikbaar budget. Noch uit de monitoringsgegevens, noch uit de kwartaalgesprekken of uit andere bronnen,

hadden wij aanwijzingen dat de realisatie achter zou blijven bij de contractering en begroting. Waar mogelijk sprake is van een structureel effect gaan we in gesprek met de aanbieders. Meestal gaat het dan om aanbieders uit de ouderenzorg die een beperkt aantal overgangscliënten met een GGZ C-indicatie hebben;

De druk op beschermd wonen lijkt toe te nemen: beleidskeuzes op andere terreinen, zoals de afbouw van klinische behandelplaatsen en verkorting van de behandelduur in de forensische zorg, lijken bij te dragen aan een groter druk op het beschermd wonen GGZ;

Zorgverzwaring: de cliënten met de lichtere ZZP’s stromen uit en daarvoor in de plaats komen mensen die een zwaardere zorgbehoefte hebben. De kosten per persoon of per plaats nemen daardoor toe, bij gelijkblijvend budget;

Pgb en eigen bijdragen blijven voorlopig nog onzeker: Voor het pgb en de eigen bijdragen hebben we te maken met ingewikkelde processen die via landelijke

uitvoeringsorganisaties lopen en die nog niet goed ingeregeld zijn. We kunnen daarom nog geen conclusies verbinden aan de cijfers;

Budgetdiscussie eiste veel aandacht op: het budget beschermd wonen 2015 is door het Rijk in de loop van het jaar verlaagd. Bij de herverdeling van het budget werden wij ook geconfronteerd met een dreigende verlaging van ons budget voor 2016 e.v. Door intensief onderzoek en lobby om aan te tonen dat deze herziene budgetverdeling niet klopte hebben wij zware bezuinigingen kunnen afwenden. Dit is wel ten koste gegaan van aandacht voor de inhoud en de transformatie;

Sturen op transformatie: Het budget groeit niet meer mee met het beroep op beschermd wonen. Daardoor is de decentralisatie, die een decentralisatie zonder bezuiniging zou zijn, toch wel degelijk een omslag van groei naar begrenzing. Zonder verandering van de bestaande werkwijze in de hele sector is het niet mogelijk om de verzwaring en de

effecten van de afbouw GGZ behandelbedden e.d. op te vangen. Dus ook in het beschermd wonen is een transformatie nodig.

3.2. Verklaringen op onderdelen

Bij de verschillende items proberen we tot verklaringen te komen. De onderwerpen zijn willekeurig onder elkaar geplaatst.

Blok A (groeiverwachting)

De dagbesteding voor ouderen kopen we in bij Perspectief (Proathuys) en bij zorgboerderij Personnebos. Een aantal cliënten maakt nog gebruik van de dagbestedingsvoorziening van Swon in Nijmegen. Het gebruik van de dagbesteding bij Swon is in de loop van 2015 deels afgebouwd, omdat we zoveel mogelijk gebruik willen maken van onze eigen lokale Beuningse voorzieningen. Op de dagbesteding voor ouderen hebben we minder

uitgegeven dan op voorhand was begroot. Voor komende jaren verwachten we vanwege de vergrijzing juist een groei op dit product. We kunnen de onderbesteding voor 2015 niet volledig verklaren. Wel is duidelijk geworden dat een aantal cliënten onder Wlz vielen en daardoor niet op het Wmo-budget drukten. Ook is er meer toeloop bij de Molensoos

(inloopfunctie), wat de functie heeft van een voorliggende voorziening. Sinds 1 juli 2015 is de dagbesteding voor ouderen een algemene voorziening geworden.

(17)

WTCG (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)

In 2015 kreeg gemeente Beuningen € 275.113 in het kader van de door de gemeente te ontwikkelen regeling voor inwoners met hoge zorgkosten. Gezien het voor 2015 verwachte tekort op het sociaal domein en de onbekende omvang van bekende risico’s is terughou- dend omgegaan met de Wtcg- middelen. Wel is het Wtcg-budget in 2015 ruimer ingezet, bijvoorbeeld voor de regeling Meedoen en bijzondere bijstand in verband met dagbeste- ding ouderen. Het restant van het oorspronkelijke budget is bedoeld voor noodzakelijke uitgaven in het sociaal domein waarvoor binnen de begroting geen of onvoldoende dekking gevonden zou kunnen worden.

‘Hogere eigen bijdrage en voorkomen van zorgmijders’

De eigen bijdrage is voor bepaalde inkomensgroepen sinds 2015 hoger geworden. De verhoging van de eigen bijdrage is het gevolg van de invoering van een aantal maatre- gelen. Onder de AWBZ was de eigen bijdrage gemaximeerd tot een maximale kostprijs van 14 euro.

In de Wmo hanteren wij nu de werkelijke kostprijs van een product als maximum. Vooral voor hogere inkomens betekent dit een stijging in eigen bijdrage. Voor cliënten die gebruik maken van een algemene voorziening waar een eigen bijdrage voor geldt, is er een stapeling van eigen bijdrages. De eigen bijdrage voor een algemene voorziening is niet inkomensafhan- kelijk en wordt dus niet meegeteld bij de inkomensafhankelijke bijdrage die door het CAK wordt geïnd.

Tot nu toe hebben wij nog geen signalen van onze inwoners, die wijzen op zorgmijders. We proberen er voor te waken dat inwoners vanwege een te hoge eigen bijdrage afhaken en geen zorg krijgen.

Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM)

In 2015 hebben gemeenten budget gekregen om een regeling te ontwikkelen voor inwoners met hoge zorgkosten. Dit budget is in 2015 gebruikt om de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) uit te breiden en de kosten te dekken voor individuele bijzondere bijstand ten behoeve van medische kosten. Daarmee is een regeling gecreëerd waar inwoners met lage inkomens en hoge zorgkosten een beroep op kunnen doen, zodat ze daarmee in financieel opzicht gecompenseerd worden voor het wegvallen van diverse landelijke regelingen.

De CZM is uitgebreid en het aantal deelnemers steeg van 239 in 2014 naar 280 in 2015,

waarmee het bereik onder de potentiële doelgroep toenam van 27% in 2014 tot 35% in 2015.

De verwachting is dat in de toekomst een groter beroep op de CZM gedaan zal worden.

Enerzijds omdat diverse regelingen voor inwoners met hoge zorgkosten door het Rijk zijn afgeschaft (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de Regeling

Compensatie Eigen Risico en het mantelzorgcompliment) en gedecentraliseerd en anderzijds omdat zorgkosten toenemen en de premies voor de zorgverzekering in de toekomst verder zullen gaan stijgen.

Daarnaast is de bijdrage in de kosten van Wmo-voorzieningen (de zogenoemde ‘eigen bijdrage’ ) gestegen. Omdat het via de CZM ook mogelijk is om een vergoeding te krijgen voor de aan het CAK te betalen eigen bijdrages, is de verwachting dat meer inwoners een beroep op deze regeling zullen gaan doen. Via het Sociaal Team Beuningen wordt ook actief gewezen op de mogelijkheid van de CZM. Wel is het zo dat de CZM alleen voor inwoners met lage inkomens toegankelijk is, terwijl juist de mensen die net boven de

inkomensgrens voor de CZM vallen, ook geraakt kunnen worden door de toegenomen eigen bijdrage Wmo en daarvoor geen beroep kunnen doen op een gemeentelijke regeling.

(18)

PGB verschuiving naar Zorg In Natura (zin)

We zien een onderbesteding op het PGB budget. Dit is het gevolg van een tweetal zaken.

Allereerst hebben we regionaal veel aanbieders gecontracteerd. Alle aanbieders die voldeden aan de kwaliteitseisen zijn toegelaten. Veel aanbieders die voorheen alleen PGB- zorg leverden, hebben sinds 2015 ook een contract voor het leveren van Zorg in Natura.

Hierdoor kunnen cliënten bij deze aanbieders terecht voor Zorg in Natura. Verder heeft het sociaal team Beuningen in 2015 alle PGB-indicaties geherindiceerd. Hierbij is kritisch gekeken naar het gebruik van het PGB. Allereerst naar omvang van zorg: Voor gebruikelijke zorg wordt geen PGB ingezet, daar waar mogelijk is veel meer gebruik gemaakt van reguliere voorliggende voorzieningen. Daarnaast is kritisch gekeken of het PGB wel de juiste verstrekkingsvorm is . Het beheer van het PGB brengt veel administratieve en

beheerprocessen met zich mee. Niet voor iedereen is een PGB daarom een geschikte

verstrekkingsvorm. We zien dat nu vooral de mensen die een erg specifiek zorgaanbod nodig hebben, dat niet in Zorg in Natura verstrekt kan worden, gebruik maken van een PGB.

Verhouding Combinatie en kleine aanbieders.

Van te voren was er een verdeling gemaakt over de inzet van middelen door de

Combinatie en kleine aanbieders . De Raming was een inzet van 80 : 20 . De Realisatie was 70 : 30 en de nieuwe instroom neigt al naar 40 : 60. Vanuit de Combinatie wordt

aangegeven dat er een goede verhouding is tussen de grote partijen en de kleine

aanbieders. Er wordt met veel kleine aanbieders als onderaannemers gewerkt . Zij hebben juist zeer veel specialismen in hun pakket die aanvullend zijn op de grotere partijen. Gekeken moet worden naar continuïteit en duurzaamheid. Dit is een aandachtspunt voor verdere ontwikkeling en het inzetten van de Kantelingsgedachte om ook cliënten duurzaam hun zelfregie te laten voeren. Hoe om te gaan met deze ontwikkeling ?

Tendens Toename Jeugdhulp

Bij de Jeugdhulp is er sprake van onderbesteding en dat manifesteert zich met name op behandeling. Genoemde oorzaak is de transitie en de ‘trage’ start in de eerste helft van het jaar. Vanuit de Combinatie werd vanuit het perceelgesprek nogmaals bevestigd dat eind 2015 al een stijging te zien was van vragen. Op dit moment is al weer het niveau bereikt van dat in 2014.

Toename Kortdurend verblijf Jeugd.

Het gebruik van kortdurend verblijf bij Jeugd is toegenomen. Dit zou blijken uit de gesprekken met de aanbieders. Vanuit de Combinatie wordt aangegeven dat dit juist zodanig is

ingezet met het idee om weer de jongeren weer sneller naar de thuissetting te verwijzen.

Ook hier blijkt dat bij veel ouders nog het patroon aanwezig is dat de verwachting is dat jongeren langer ergens kunnen verblijven in plaats van verblijf in de thuissituatie met ondersteuning van de zorgaanbieders. In die zin moet de Kantelingsgedachte op alle niveau’s nog worden ingezet.

Overbesteding regionale behandelgroepen

De bovenregionale zorg (blok C1) heeft een overbesteding. Dit komt met name door de behandelgroepen van Pluryn. Vanuit de Combinatie wordt aangegeven dat vanuit 2014 nog veel overgangscliënten onder het zogenaamde “onderhanden jeugdwerk” vielen , die nog steeds in behandeling zijn en anderzijds dat er een toename te zien was van jongeren die in het zogeheten driemilieuszorg vallen.

(19)

3.3 Tot slot

In deze jaarrapportage zijn we uitgegaan van de cijfers die op dit moment bij de het ROB en de gemeente Beuningen bekend zijn. We hebben geprobeerd alle verantwoordingen over 2015 die worden aangeleverd door de zorgaanbieders, zo zorgvuldig mogelijk te verwerken.

We kunnen echter niet garanderen dat de cijfers 100% correct en volledig zijn. Voor het bepalen van het resultaat van de Combinatie, de vaststelling van de subsidies en de

daaraan gekoppelde regionale verrekening geldt dat we deze pas definitief kunnen maken als we alle controleverklaringen van de betreffende instellingen hebben ontvangen.

De verwachting is dat het berichtenverkeer in de zomer van 2016 operationeel zal zijn. Vanaf dat moment zal het berichtenverkeer de bron van de rapportages worden. Dat is ook het moment waarop de financiële informatie uitgebreid wordt met kwaliteitsinformatie. Op dit moment wordt er gewerkt aan het operationeel maken van de kwaliteitsindicatoren.

Op dat moment zal er ook sprake zijn van een monitor waarop veel meer dan nu gemonitord en bijgestuurd kan worden. Door een gedegen monitor zijn ook veel beter tendensen en golfbewegingen te volgen dan nu het geval is. We gaan er vanuit dat we dan duidelijke conclusies kunnen trekken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Programmarekening 2015 Gemeente Beuningen (Overzicht van baten en lasten) Pagina 161 Met ingang van begrotingsjaar 2016 zijn deze beide negatieve reserves

• economisch profiel gemeente Beuningen economisch profiel gemeente Beuningen economisch profiel gemeente Beuningen economisch profiel gemeente Beuningen (‘Ondernemer van het

WS-WK WR-A3.

Winssen met zijn kerktoren en dijkmagazijn volledig aangetast. 3) Er wordt voorbij gegaan aan het feit dat hoe dan ook de ecologische waarden van de aangrenzende en bij de

6640 AD Beuningen Postbus 16. Schoenaker 10 ele mail-info@burowaalbrug.nl

Gelet op bovenstaande moeten Burgemeester en Wethouders van Beuningen in het kader van het bestemmingsplan een hogere grenswaarden vaststellen voor beide woningen ten gevolge van

[r]

PLANNUMMER SCHAAL DATUM