• No results found

VOOR ECONOMIE EN SOCIOLOGIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VOOR ECONOMIE EN SOCIOLOGIE"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VIERDE JAARGANG — AFL. i

APRIL 1938

TIJDSCHRIFT

VOOR ECONOMIE E N S O C I O L O G I E

DRIEMAANDELIJKSCH ORGAAN V A N

D E f VEREENIGING VOOR ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN »

INHOUD

Prof. Dr. W. Cracco. De natuurlijke of potentieele

^ huwelijksvruchtbaarheid.

Prof. R. J. Lemoine. Openbare financiën, munt en

„ ^ sociale régimes.

Dr. P. Lambrechts. Gallië en de Middellandsche zee.

Prof. A. De Ridder. Financieele kroniek.

Prof. Dr. G. Van der Kerken. Koloniale Kroniek, Boekbesprekingen. — Overzicht der tijdschriften.

(2)

SOCIALE REGIMES

DOOR

P r o f . R O B E R T J . L E M O I N E

Summary. — Public finances, money and social regimens. — The classical théories about money and public finances do no longer agrée with the con- temporary facts. This disagreement can be expiained by the fact that those théories are arisen from the expérience of the XIX**^ century, which was an exceptional one.

To understand the contemporary facts, it is necessary to go back into history and, namely, to study the great pre-revolutionary and revolutionary periods. Only they permit us to explain the fatal and natural character of the chronic lack of equilibrium of public finances, of inflation and of dépréciation of money. Those periods enable us to judge the one through which we are now living and to understand the necessity of some transitions.

Over-i^jcht over de méthode.

J . e n h u i d i g e n dage, kan m e n zekere kronische en sociale ver- schijnselen w a a r n e m e n die zich k e n m e r k e n d o o r hun r u i m e en snelle evolutie, e n o o k , d o o r h u n a f w i j k i n g van de doktrines en o o r d e e l e n die zich in d e n l o o p v a n vorige perioden g e v o r m d h e b b e n , v o o r n a m e l i j k in de X I X ^ e e u w en in het b e g i n d e r X X ^ e e u w .

D i t gevoel v a n o n e v e n w i c h t i g h e i d is kenschetsend v o o r het einde v a n een regeeringsstelsel dat, v o o r andere klassen, het b e g i n aanwijst v a n nieuwe tijden. W a n t , als een régime eindigt, v a n g t een a n d e r aan, wat m a a r al te dikwijls vergeten w o r d t .

H e t e k o n o m i s c h leven onzer d a g e n b e a n t w o o r d t niet m e e r aan de schema's die h e m d o o r de libérale leer voorgeteekend w o r d e n , en n o c h t a n s , blijft deze leer het evangelie dat gelezen

(3)

26

w o r d t in het meerendeel der universitaire leerstoelen, vooral in de Franschtalige landen.

Het sociale leven w o r d t vandaag gekenmerkt door hevige klassenopposities ; daar, waar geen dwang heerscht, is de wanorde aanhoudend en zichtbaar : want, indien sociale wanorde het positieve bewijs is v a n onevenwichtigheid, dan is d w a n g er het

negatieve bewijs van. In deze buitengewone opeenhooping van feiten, zullen we er enkele uitkiezen die voor zooveel het resultaat zijn der andere : de monétaire wanorde en de wanorde o p gebied van openbare financiën.

In schijn, zijn deze onderwerpen technisch, moeilijk te behandelen en den specialist voorbehouden.

I n schijn o o k , gaat het hier slechts om cijfers, problemen die kunnen opgelost w o r d e n door welgekende, bijna wiskundig gewaarborgde regels, die onafhankelijkheid zijn van de « men- schen ».

Feitelijk is het niet zoo : munt en openbare financiën zijn de meest konkrete en de nauwkeurigste uiting van de ekonomi- sche en de sociale evolutie. T e n slotte, staan de openbare finan- ciën en de m u n t in nauwe, bijna onscheidbare betrekking tôt elkander.

M u n t en openbare financiën drukken, in cijfers, de klasse- verhoudingen en de ekonomische evolutie uit : de openbare uitgaven, de b r o n n e n van inkomsten en hun organisch verband, d. w. z. het budget, hebben wel een technisch uitzicht, maar voor diegenen die k u n n e n kijken, hebben ze vooral een sociaal en een ekonomisch uitzicht.

M u n t en openbare financiën verklaren door cijferbewegingen, d o o r komptabele gegevens, de onderlinge betrekkingen der menschen en der sociale klassen. E n indien w e willen klaar zien in de komptabiliteit, dan moeten we voornamelijk trachten klaar te zien in de machtsverhoudingen die tôt deze komptabiliteit aanleiding geven.

D e munt en de openbare financiën moeten gezamenlijk

bestudeerd w o r d e n : de m u n t staat, in groote mate, onder toezicht van den souvereinen Staat ; ze w o r d t beïnvloed door de openbare financiën en ze beïnvloedt deze op haar beurt; in tijden van

(4)

financieele moeilijkheden, die de barometer zijn van sociale wan- orde, blijft het manipuleeren van de munt het ultima ratio van den Staat.

H o e komt het dat men het zoo moeiUjk cens w o r d t over dit punt ? Het is een strijd van ervaringen, dus, van generaties.

D e geheele morcelé, burgerlijkc en doktrinaire v o r m i n g van v 6 6 r den wereldoorlog berustte o p feiten en leerstelscls, die volledig met elkaar in overeenstemming waren : de gezonde munt ging vanzclf naar W e s t - E u r o p a , en men bekwam er gewoonlijk cen bevredigd budgetair evenwicht.

Het goud cirkuleerde, en het was niet moeilijk de uitmun- tendheid aan te t o o n e n van de vrije aanmunting en van de onbe- pcrkte omzetbaarheid der munten. D e leerstelscls laakten de vorsten die de m u n t wijzigden, laakten Law en de Regent die de zoogenaamde rampen « de la rue Quincampois » veroorzaakt hadden, en de leden der Conventie die, zoogezegd het assignaat gelanceerd hadden en de « tiers consolidé » opgedrongen hadden.

Sinds 1914 echter, hebben de feiten deze ontwikkcling voort- durend gelogenstraft.

Het is waar, dat men is voortgegaan met aan de jongere generaties dezelfdc d o g m a ' s aan te leeren o p gebied van munt en burgerlijkhcid. Maar h o e is men er in gelukt deze leeringen te integreeren, ze levend te maken, toen dat de feiten er nict aan beantwoorden ?

D e mceste der jongere generaties hebben nooit aangemunt g o u d gezien of gcbruikt.

Z e h e b b e n h o n d e r d e n inlichtingcn over wissclkontrôle, gedwongen koers, inflatie, devaluatie, geleide m u n t , min of mcer aandachtig o p g c n o m c n , terwijl de onbekwamen, die de m u n t ondermijnden en de openbare financiën ruineerden, gelaakt werden.

H o e zuUen we handelen c m dit konflikt o p te lossen ? Ons vooreerst a k k o o r d stellen over enkcle fundamenteele gegc- vens in verband met de méthode, o m daarna over te gaan tôt de studie der openbare financiën.

1° Men zal nooit uit het 0 0 g verliezen dat openbare financiën, wetenschappelijk bestudeerd, niets te maken hebben met de

(5)

28

moraal : noch met de politieke moraal, noch met de financieele moraal. Dit wil zeggen, dat feitelijk vôôr ailes de hoofdzaak is, de objektieve kennis van de munt en van de openbare financiën en niet de finalistische en didaktische bepaling van « gezonde munt » en van « gezonde openbare financiën ».

E n m e n m a g zeker zijn dat men er dit uit zal leeren, dat

« gezonde » openbare financiën, of een « gezonde » munt deze eigenschap bereiken, warmeer ze door h u n vastiieid en hun wel- stand aanduiden dat in het beschouwde land een sociaal en eko- nomisch evenwicht ingetreden is.

A d a m Smith stelde aan de staathuishoudkunde ten doel :

« de v e r h o o g i n g van den welstand der volkeren en de toeneming der staatsinkomsten ». D e hedendaagsche wetenschap beoogt niets van dien aard. Maar, wel te verstaan, indien hare werken als overmaat eenig middel geven o m het geluk der menschheid te verzekeren, dan zuUen we ons daarover verheugen, zonder ons doel uit het o o g te verliezen, namelijk : de kennis.

2^ Men zal vooral de aandacht wenden aan de verschijnselen die d o o r h u n standvastigheid of d o o r h u n menigvuldige herhaling toelaten konstanten af te scheiden. Maar, daar men de alomtegen- woordigheid der evolutie waargenomen en aangenomen heeft, zal m e n zien dat het opzoeken van konstanten, van wetten vooral een verklarend doel heeft, en niet een normatief doel : men moet de kausaliteit der verschijnselen opzoeken.

3° D a a r financiën en munt het konkrete e n meetbare resul- taat zijn van talrijke ekonomische, sociale e n politieke verschijn- selen, zijn de o n t d e k k i n g en ce ontleding dezer verschijnselen dan o o k v a n g r o o t belang.

4° D e werkelijkheid zal aangevat w o r d e n in een geest van vrij onderzoek, zonder gebruik te maken van illusies of overeen- komsten. Maar vrij onderzoek beteekent niet slordigheid of fantasie. D o o r vrij onderzoek verstaat men : nauwkeurigheid, méthode, tucht.

H e t vrije onderzoek brengt met zich den last der bewijs- voering, het is een stelling die veel moeilijker is dan deze van het dogmatische, het doktrinaire of het konformistische. .

(6)

Ge-:iichtshoek van de XIX^ eeuw.

W e kunnen onmiddellijk zeggen, dat de XIX® eeuw be- schouwd w o r d t als de grondslag van een munt- en een openbare financietheorie : het is een eeuw die spéciale, buitengewone

kenmerken vertoont. D e « konservatieven », de « klassieken » zouden willen doen gelooven dat deze eeuw, namelijk op gebied van openbare financiën, het begin der wijsheid, en dan ook het begin van den gulden tijd is geweest, dat liet voldoende is de door hare theoretici en practici bepaalde principes te ontwikkelen en na te leven o m geluk te verwezenlijken en evenwicht te bren- gen tusschen Staat en belastingbetalers, tusschen Staat en beleg- gers.

Het is waar dat het financieele werk der XIX® eeuw groot is.

Het staat aan den t o p van deze buitengewone eeuw die, in West- E uro pa, de eeuw was van de ware ontplooiing van den weten- schappelijken geest.

Maar, ongelukkig voor onze auteurs, is de geschiedenis niet gekristalliseerd, en ailes laat voorzien dat de evolutie niet zal zijn zooals verwacht w o r d t d o o r de auteurs die hunne leerstelsels g e b o u w d hebben o p de hypothèse van een voortdurende ont- wikkeling van een burgerlijke, demokratische en parlementaire maatschappij. H o e zullen we aan den invloed, aan de afhan- kelijkheid van de XIX® eeuw ontsnappen ;

Het is zij die het parlementair régime in Frankrijk en België heeft zien ontstaan, het in Engeland zien verstevigen en het in de andere landen van E u r o p a zien ontwerpen.

Het is zij die de hinderpalen voor de vrijheid van pers heeft zien wegvallen, en men m a g gerust zeggen dat het in de XIX®

eeuw is dat, in de groote westelijke landen, zich de meest ken- schetsende vermindering v a n analphabeten voorgedaan heeft.

D e XIX® eeuw heeft, zelfs buiten Frankrijk, de Fransche Revolutie en de Industrieele Revolutie moeten dragen. Zij is het die de uitbreiding van d e n gouden standaard en de wonder- lijke ontwikkeling der verkeerswegen bijgewoond heeft.

O p politiek gebied, was het een eeuw die sterk doorwoeld w e r d ; noch de burgeroorlogen en volksrevoluties, noch de

(7)

nationale bewegingen hebben haar gespaard. Maar nochtans, wanneer w e én hare algemeene politieke strekking, én hare monétaire, ekonomische en sociale evolutie beschouwen, komen we tôt een vast besluit : de XIX^ eeuw was een eeuw van voort- durende kwantitatieve ontwikkeling. Neem al de gegevens van produktie en verhandelingen : h u n kurve is, zonder uitzondering, een stijgende kurve en, zeer dikwijls, een buitengewoon snel stijgende kurve.

D e revoluties, de oorlogen, de krises, moeilijkheden van allen aard, hebben de richting van deze beweging niet gewijzigd.

Hiervoor zei ik, dat m u n t en openbare financiën de kompta- bele uiting zijn van een gansche evolutie.

I n de X I X ^ eeuw, geven de munt en de openbare financiën deze kwantitatieve ontwikkeling zeer nauwkeurig weer. Wanneer we de eeuw beschouwen die gaat van 1815 tôt 1914, dan kunnen w e vaststellen dat het aantal landen met een « gezonde » munt en « gezonde » openbare financiën voortdurend toeneemt.

D e hoeveelheden edel metaal groeien aan en de internationale verhandelingen verbeteren aanzienlijk. D e budgetten zwellen v o o r t d u r e n d aan, maar h u n evenwicht wordt vaster en vaster;

0 0 k de belastingen vermeerderen, maar ze slaan o p een verhoog- den rijkdom.

W a t de openbare schuld betreft, deze verhoogt in de gansche wereld. D a a r d o o r maakt ze eenerzijds, de uitvoering mogelijk van een belangrijk aantal openbare werken; anderzijds verzekert ze het bestaan van een massa kleine renteniers.

Is men dan niet geneigd o m te zeggen :

« Z o n d e r de volmaaktheid bereikt te hebben, weten we noch- tans dat we, d o o r het gezag der Parlementen te verhoogen, aan de openbare financiën een gezonde politieke basis hebben gegeven, en dat we, d o o r een aantal regels en praktijken o p te teekenen die d o o r de theoretici onderwezen en door de groote financiers toegepast w o r d e n , aan de openbare financiën een gezonde tech- nische basis hebben gegeven. Dat men de politieke gebruiken en de technische regels eerbiedige : de openbare financiën en de munt zuUen standvastig w o r d e n , we zuUen ons losrukken uit de eeuwen

(8)

v a n wanorde, uit de dynastiën der valschmunters en uit de terro- ristische samenheulingen v a n valsche munt uitgevers ».

Deze geestestoestand heeft waarlijk een enormen praktischen weerklank gehad : ze heeft aangeduid hoe de politieke houding der leidende klassen zijn m o e t ; ze heeft de aktie van de aan- moedigers der klassen die strijden v o o r h u n socialen vooruitgang, beïnvloed; ze h e e f t h e t o n d e r w i j s en bijna de gansche technische en ekonomischc literatuur bezield.

Vandaag, zijn de v o o r w a a r d e n die in den loop der XIX® eeuw d o o r de evolutie ingesteld werden, bijna totaal verdwenen.

N o c h t a n s zijn de ideologische vorming en de subconsciente reakties, welke deze v o o r w a a r d e n meegebracht hadden, blijven bestaan.

E n in de praktijk redeneert de groote meerderheid der men- schen, en namelijk der politici, n o g juist zooals de schrijvers uit de XIX® eeuw redeneerden.

Maar de eersten gingen a k k o o r d met het waargenomene ; de laatsten gaan met de feiten niet meer akkoord.

E n dan dringt een v o o r n a m e vraag zich op :

Is het mogelijk voort te gaan met de verschijnselen van openbare financiën e n van d e m u n t te beoordeelen naar de kri- teria der XIX® e e u w ?

H e b b e n deze kriteria e e n blijvende waarde ? Zijn de ver- schijnselen die we w a a r n e m e n wel normaal ?

De verwarring van de XX^ eeuw.

Warmeer we de munt en de openbare financiën van 1914 t ô t 1957 bekijken, dan is er waarlijk reden o m versteldte staan.

Ik zal bij deze verschijnselen, die reeds een uitgebreide literatuur uitgelokt hebben, niet blijven stilstaan. Alleen de specialist kan er zich aan interesseeren en zich terugvinden in deze ver- bazende massa wettelijke en administratieve beschikkingen die, bijna in aile staten, de m u n t leiden of de openbare financiën manipuleeren.

Maar ik zal trachten de fundamenteele verschijnselen dezer evolutie af te scheiden. D e z e zijn :

(9)

3^

1° de universeele onregelmatigheid der niunten, welke ook de v o r m e n zijn die ze d o o r h u n wijziging aangenomen hebben, v o r m e n die, in schijn, talrijk en soms tegenovergesteld zijn.

2° de schaarschheid van evenwichtige openbare financiën, en vooral van organisch en bestendig evenwichtige openbare financiën.

3° de toenemende last der belastingen en der openbare schuld die samenvalt met een groot verlies aan elasticiteit, ge- deeltelijk van ekonomischen, en gedeeltelijk van politieken en socialen aard.

4° de zich uitbreidende roi die den Staat speelt in de natio- nale ekonomie, roi die van z66 'n groot belang wordt, meestal ten overstaan der privaatbelangen en niet o p aandrijving van de bureaukratie.

5° de wankelbaarheid van het krediet, en meer in het bi- zonder, van het openbaar krediet.

T e n slotte, meen ik dat w e allen akkoord gaan o m een ge- g r o n d belang te hechten aan de terugwerkende kracht van al deze verschijnselen en aan h u n , v o o r zekere sociale klassen, dikwijls doodend karakter. W a n t het is merkwaardig dat de verantwoordelijke politici en de bureaukratie met verwoedheid w e r k e n , om datgene wat periodisch door een vernielende s t r o o m i n g w o r d t meegeslingerd h e r o p te richten. Maar laten w e ons keeren naar de templa serena der gedachte ; Vinden we er een verklaring voor de monétaire en financieele wanorde van het tweede kwart der X X ^ eeuw ?

N e e n ;

O f laten we liever zeggen dat we een massa verklaringen v i n d e n die hierop neerkomen : « de openbare financiën en de m u n t zijn onstandvastig en onregelmatig omdat slechte techni- sche regels toegepast w o r d e n , o m d a t den invloed der socialis- tische ideeën, zooniet de rechtstreeksche socialistische aktie zelf, tôt w a n o r d e , verkwisting en verval leidt.

Uit deze verklaring stip ik twee argumenten aan : lO het misprijzen van technische regels

2° het socialisme « de vernieler van munt en openbare finan- ciën ».

(10)

Het is waar : de technische regels die door de X I X ^ eeuw uit eigen ervaring ontstaan waren, worden maar al te dikwijls verwaarloosd.

Maar merkwaardig is het feit dat die regels verwaarloosd of prijsgegeven w o r d e n d o o r personen die ze buitengewoon goed kennen, die er met aile kracht aan gelooven, en die ze niet in diskussie brengen.

O m technische regels voortdurend te verwerpen nioeten er dus buitengewoon invioedrijke machten aan het werk zijn, die beschikken over het vertrouwen der uitvoerders en vooral over het blind geloof der burgers.

W a t v o o r ons belang heeft, is het ontdekken v a n de sociale en ekonomische machten die in het spel zijn.

E n dan k o m e n w e t ô t de beschuldigingen tegen een stroo- ming van politieke e n sociale leerstellingen, die we het «socia- lisme » mogen noemen.

Laat ons beginnen met te zeggen dat, indien het socialisme o p de openbare financiën en o p de munt de inwerkingen heeft die men er aan toeschrijft, dan is dit slechts een onrechtstreeksche uitwerking : de h o m o g è n e socialistische regeeringen, die sinds vijf en twintig jaar de macht in handen hebben, kunnen we o p onze vingers tellen; evenzoo is het voor de koalitie regeeringen waar de socialisten een andere roi dan een oppervlakkige roi hebben gespeeld.

Bijgevolg, zijn het niet de socialisten als individu's of zelfs als partij die men er van m a g beschuldigen de munt en de o p e n - bare financiën ten onder te brengen.

Wel integendeel : o o k de anti-socialistische regeeringen zijn niet in staat goede financies te hebben en een gezonde m u n t te behouden, terwijl ze nochtans de socialistische leiders het leven moeilijk m a k e n .

Maar, en hier raken w e de k n o o p van het probleem aan, indien de socialisten als individu's, en zelfs als partij, niets of bijna niets te maken hebben met de financieele en monétaire wanorde- lijkheden, dan is het onloochenbaar dat de socialisten, in h u n n e eischen, de aspiraties van talrijke klassen uitdrukken waarvan de onvermijdelijke verwezenlijking, zelfs door de meest verwoede

(11)

54

tegeniiangers van het socialisme, een invloed uitoefent o p de m u n t en o p de openbare financiën.

I n andere woorden, het socialisme treedt o p met de eischen v o o r een nieuwe ordening, die niet in overeenstemming te brengen is met de vroegere ordening en die deze laatste stilaan doet ver- zwakken.

W e zijn het probleem genaderd, maar we hebben het nog niet opgelost.

W e moeten n o g dit verklaren : h o e k o m t het dat een sociale s t r o o m i n g die n o g in de minderheid is, die n o g niet beschikt over de bestaande machten, noch over tradities, handelwijze, macht of geld, hoe komt het dat deze strooming, die zoo onmach- tig schijnt, kan handelen als een magnetische vloeistof en het richtsnoer der staatslieden en der meest ervarene partijen kan o p hol brengen ?

Ziedaar het probleem : alleen de geschiedenis kan er een oplossing aan geven.

Openbare financiën, mmten en sociale verwikÀelingen.

L a t e n we even herhalen, dat een maatschappij voortdurend evolueert.

D e evolutie leidt gedeeltelijk tôt een nieuwe orde en bekrach- tigt of verstevigt gedeeltelijk de vroegere orde. E r is hier, tus- schen de verschiUende deelen van het régime, een kontradiktie die v a n fundamenteel belang is.

Laten we als voorbeeld nemen de Fransche maatschappij zooals ze zich voordeed tien jaar v 6 6 r de groote Revolutie.

D e evolutie der geprivilegieerde standen reikte naar een

« restauratie » van de féodale onschendbaarheid dezer standen.

Deze tendenz tôt restauratie, waarvan de herziening der féodale rechten door kommissarissen van het léger en het koninklijk bevel w a a r d o o r de graden van het meerendeel der legerkorpsen aan officieren van den adelstand v o o r b e h o u d e n werden, deze tendenz, zeg ik, was in rechte volkomen te rechtvaardigen.

E n niet alleen was ze rechteUjk te rechtvaardigen, maar ze was het o o k van het subjektieve standpunt uit van deze klassen,

(12)

voor wie de fiskale onschendbaarheid, het innen der féodale rechten en de toelagen gestort door het H o f of den Staat, een levensbelang hadden.

Wat k o n d e n die menschen van den adel doen, en vooral dezen van den verarmden kleinen adel, die in h u n provincie kasteelen verkleumden en dikwijls moeilijker leefden dan velen hunner pachters ? W a t k o n den adel van het Hof doen, die ge- bonden was aan een leven van vertoon, die zijn gronden hypothe- keerde en bij gelegenheid zijn schulden betaalde met de staatskas ? Wat stond dezen stand te doen die zich niet k o n aanpassen aan de industrieele revolutie, aan het ontstaan van het moderne kre- diet, aan het geld dat in de plaats kwam van betalingen in natura, aan de vervanging van de domaniale ekonomie d o o r de kapita- listische ekonomie ?

Het waren g r o o t e utopisten, of personen die zich in een uitzonderlijken toestand bevonden, deze edellieden die overhelden naar een grondwettelijke monarchie, naar gelijkheid van belastin- gen, naar gelijkheid der klassen. Het waren zeer edelmoedige en zeer voorzienige menschen, maar geen klaarzienden; of nog, het waren edellieden die, door redenen die ik hier niet kan onderzoe- ken, zich aan de kapitalistische ekonornie hadden kunnen aanpas- sen, door de mijnen van h u n grondgebied te doen opbrengen, door in de kolonies plantages uit te baten of door deel te nemen aan den overzeeschen handel.

Maar de groote massa der edelen, die volgens Carré meer dan 400.000 bedroeg, k o n niet evolueeren. E n het verzet der Parlementen tegen elke sociale en elke financieele hervorming, was de uiting zoowel van een tragische noodzakelijkheid als van een kleingeestig niet begrijpen.

O p het einde van het O u d Régime bevestigden de Parle- menten, de adel en de geestelijkheid eens te meer deze konstante opmerking in de sociale geschiedenis, dat zekere klassen, o p een gegeven oogenblik, zich aan het wiel van de geschiedenis kunnen vastklampen en er in gelukken het gedurende enkelen tijd onbe- weeglijk te h o u d e n . Anderzijds, de opkomende bourgeoisie wenschte een nieuwe o r d e : een orde die haar een grondslag l o t handelen moest verzekeren, voordeelig v o o r de ontwikkeling

(13)

36

van hare ekonomische aktiviteit onder het klein, het gematigd en zelfs reeds het gekoncentreerd kapitalisme.

D e eischen van politieken aard waren de uitdrukking v a n talrijke moeilijkheden. W e zouden de geschiedenis in een valsch daglicht stellen indien we deze moeilijkheden, in sentimenteel en in intellektueel opzicht over het h o o f d zagen : een o p k o m e n d e klasse kan zekere wettelijke ondergeschiktheden niet dulden.

Maar naast deze eischen van sentimenteelen en moreelen aard waren er anderen, die de uiting waren van ekonomische verschijn- selen. D e boer eischte de grond, de eigendom van den bodem, hij wilde de féodale rechten, die hem v o o r k w a m e n als een ver- d m k k e n d e fiskaliteit van minderwaardige machten, niet meer betalen.

W a t de o p k o m e n d e bourgeoisie wilde, was het politieke recht o m den Staat te organiseeren opdat hij zich aan de nieuwe nationale ekonomie zou aanpassen. In deze organisatie waren de financieele faktoren van groot belang. Het krediet was ontoerei- kend, en doorheen gansch de XVIII® eeuw, hadden de bourgeoisie en haar b o n d g e n o o t , de libérale adel, van de souvereine macht de stichting geëischt van een « cirkulatiebank », dit wil zeggen een emissiebank. In Frankrijk zooals in de Oostenrijksche N e d e r - landen hadden de geprivilegieerde standen er zich tegen verzet.

D e belasting scheen zwaar, ondraagbaar. Ik meen, dat men slechts zeer moeilijk kan vaststellen of, objektief genomen, een belasting zwaar is : het in v e r h o u d i n g staan m e t de inkomsten waarop ze slaat, is slechts een o n v o l d o e n d kriterium, want het i n k o m e n zelf verandert van waarde volgens het levenspeil en volgens de koopkracht. Maar het is zeer g o e d mogelijk vast te stellen of, subjektief genomen, een belasting ondraagbaar is.

Zooals er denkbeeldige zieken bestaan, bestaan er o o k denkbeel- dige fiskale slachtofFers : m e n moet rekening h o u d e n met de i n - beeldingen van de eenen en van de anderen.

Maar een feit is zeker : een belasting die niet o p gelijken voet verdeeld is doet aan als een zware belasting, als een ten onder brengende last. D e ongelijkheid tusschen de belastingbetalers i&

weinig zichtbaar, daar iedereen zijn i n k o m e n verzwijgt. M a a r

(14)

de fiskale ongelijkheid tusschen klassen is duidelijk waar te nemen.

Ze levert een klassiek thema aan elken socialen strijd.

W e r d de belasting moeilijk gedragen, de opinie der bour- geoisie ergerde zich n o g meer over de slechte financieele techniek van het O u d Régime : overvloed van rechten, de manier van inning, verschil van régime tusschen de provincies, de w e r k i n g der agenten van de «fermiers généraux», chronische déficits en niet bekendbaarmaking der budgetten.

T e n slotte, vertoonden de financiën van Frankrijk, in de o o g e n van de bourgeoisie, het vreeselijk gebrek te verzwakken d o o r o n o p h o u d e n d e verkwistingen. Hierdoor moeten we ver- staan, dat de belastingbetalers zekere uitgaven niet meer aanvaar- den die door de monarchie n o g altijd als onontbeerlijk beschouwd werden.

Men zou verscheidene volumes n o o d i g hebben om de ontel- bare twistschriften, spotschriften, pamfletten, brieven, enz. te resumeeren die, rond het einde van het O u d Régime, op gebied van financie merkwaardige voorstellen aangebracht hebben : de remédies bestonden en ze waren bijna allen goed.

H e t is dat wat de geschiedschrijvers van licht vooruitstre- vende konservatieve tendenz er toe brengt te beweren, dat de Fransche Revolutie nutteloos was, dat hervormingen, die met een weinig geduld door den tijd en het verstand der Fransche natie k o n d e n verwezenlijkt worden, voldoende waren. Ik geloof daar niets van : de meest scherpzinnigen der hervormers waren utopisten v o o r zoo ver ze zich steunden o p wijsheid en rede o m hervormingen te eischen, die voor geheele standen opofFeringen beteekenden die slechts d o o r bloedigen strijd te verwezenlijken waren. W a n t , men kan het noodige en het onvermijdelijke zien maar terzelfdertijd blind blijven v o o r het verloop van het rijp w o r d e n dezer noodzakelijkheden.

Van het standpunt uit van openbare financiën en m u n t vertoont het O u d Régime een konstante maar een min en min doelmatige aanpassing van de bestaande orde aan de nieuwe orde.

Daar de schulden zwaarder en zwaarder werden en de hulp- middelen zich vermenigvuldigden, moest het déficit chronisch zijn. T e n slotte, de koninklijke assignaten die de republikeinsche

(15)

assignaten voorafgegaan waren, moesten een regelmatig aangroei- ende inflatie te weeg brengen.

Ik herhaal het, de openbare financiën zijn de aanwijzers van den socialen strijd.

D e k o n i n g k o n de gepfivilegieerde standen aan geen belasting onderwerpen, daar h u n macht, die bevestigd werd door hun

weerstand aan de Revolutie en later aan de Republiek, elke her- v o r m i n g onmogeUjk maakte.

D e koning k o n de belastingen die o p den derden stand druk- ten niet verminderen omdat de oude koninkUjke organisatie zich aan de nieuwe e k o n o m i e niet kon aanpassen.

Maar men kon besparingen doen, zal men zeggen.

Deze zijn, o p gebied van openbare financiën, een der meest doeltreffende listen o m de opinie te bedriegen. O n d e r de benaming van besparingen, eischen de woordvoerders van een klasse feitehjk de afschaffing der uitgaven waarvan deze klasse niet geniet.

E e n klasse eischt o o k afschaffing der staatsagenten die zich aan verrichtingen wijden die haar schade berokkenen, die hare inkomsten of hare rechten verminderen.

H e t is zeker dat in elke administratieve organisatie besparin- gen mogelijk zijn. Maar m e n moet zich o p dat gebied geen iUusies maken : in vele gevallen, is de slechte bureaukratische inrichting zelf het resultaat v a n den socialen strijd : de oude bureaukratie die niet in staat was zich aan te passen aan de nieuwe orde bleef bestaan omdat ze v e r b o n d e n was met de statische elementen der maatschappij.

Naast deze traditioneele, o p haar manier bevoegde bureau- kratie ontstond, in het kader der verouderde instelUngen, stilaan een nieuwe bureaukratie, zonder traditie en in staat de administra- tieve taak die aan de hervormingen verbonden was uit te voeren.

Deze twee bureaukraties, naast elkander staande, moesten noodzakelijkerwijze veel geld kosten. Maar h u n bestaan zelf verklaart een machtsverhouding. Verhoudingen van dien aard k u n n e n noch door het verstand, noch door de logika, noch door de dialektiek uitgelegd worden.

Bijgevolg waren de sociale eischen op gebied van openbare

(16)

besparingen meer de u i t d r u k k i n g v a n antagonistische toestanden dan van konkrete en te venvezenlijken voorstellen.

D e munt zelf ondergaat in deze périodes, waar twee régimes elkander v o o r 't h o o f d stooten, de gevolgen van den socialen strijd en beïnvloedt o p haar beurt de openbare financiën.

O n d e r het O u d Régime was het een traditie dat de vorst, o m zich geldmiddelen te verschafFen of o m de ruilmiddelen tus- schen zijn onderdanen te vermenigvuldigen, de munt wijzigde.

D e X I X ^ eeuw, integendeel, bescliouwt deze muntwijzigin- gen als valschmunterij en als een echte afpersing.

H e t is zeker dat deze muntwijziging, die bijna altijd geschiedt in den zin van een vermindering der intrensieke muntwaarde, schade moet berokken aan de sociale klassen die o p gebied van krediet, van inkomsten of van rechten de positie innemen van schuldeischers.

Maar deze muntwijzigingen doen zich gewoonlijk juist v o o r onder den d r u k van een sociale of ekonomische noodzakelijkheid.

Het is te eenvoudig muntwijzigingen en devaluaties voor te stel- len als verschijnselen die het gevolg zijn v a n wanorde of van de oneerlijkheid van enkele individu's. E n men maakt er zich g o e d k o o p v a n af watmeer men d u r f t schrijven : « D e oorzaken der financieele troebelen in Duitschland verschilden niet van deze die in Frankrijk n o g altijd heerschen... Het is te wijten aan het feit dat Duitschland van 1919 tôt 1924 socialiseerende regeeringen gekend heeft waarvan de bevoegdheid en de oneerlijkheid in enkelen tijd de ekonomische uitrusting van het land vernield hebben... Het socialisme mislukt altijd, misschien minder omdat zijn p r o g r a m m a ' s niet te verwezenlijken zijn dan wel omdat de twee elementen ontbreken die het succès zouden kunnen verze- keren ; bevoegdheid en eerlijkheid. » ( i )

D a t de socialisten n o g grootendeels onbevoegd zijn en dat

« de bevoegdheid rechts ligt » zijn ongelukkig klaarblijkende waarheden : de oppositie brengt het technische meesterschap niet v o o r t en de o p k o m e n d e klassen zullen altijd ondergeschikt zijn

(i) Albert Rivaud — Le relèvement financier de l'Allemagne — Revue économique internationale, septembre 1937.

(17)

4 0

aan de bezittende klassen. Het is een sociologisch verschijnsel waarvan Vilfredo Pareto de verdienste gehad heeft het in het licht te stellen. Daarentegen, dat de socialisten weinig eerlijk zijn, is een zuiver verzinsel : het percentage onwaardigen in de ver- schillende partijen moet ongeveer hetzelfde zijn, maar de onwaar- digen, die h u n talenten uitoefenen ten nadeele der gemeenschap, zijn natuurlijk dezen die in den Staat diep ingeworteld zijn en die er al de bevoegde inrichtingen hebben leeren van kennen : de socialisten zijn weinig bevoegd ... ergo...

Laten we deze haakjes sluiten. Het heeft ons geholpen o m de absurditeit te bewijzen die hierin bestaat, quasi kosmische verschijnselen te wiUen herleiden tôt individueele oorzaken.

D e overgang v a n Duitschland van het d o o r Henri de Man gedefinieerde autoritair en quasi feodaal kapitalisme naar het staatskapitalisme v a n het nationaal socialisme, zou aldus het resultaat zijn van de onbevoegdheid en de oneerlijkheid van enkele ministers. Laten w e onze schouders ophalen en verder gaan!

Feitelijk hadden de monétaire wanordelijkheden diepgaande ekonomische en sociale oorzaken die zich tôt een enkele oorzaak herleiden : de v o o r t d u r e n d e evolutie van de nationale ekonomie naar een régime waar de familiale of domaniale produktie meer en meer vervangen w o r d t d o o r het produceeren v o o r de m a r k t ; in andere w o o r d e n , de vervanging van een ruilekonomie in natura door een ruileconomie in geld.

D e tweede helft der XVIII® eeuw heeft deze evolutie zien bespoedigen. Meer n o g , ze heeft in Frankrijk zooals in Engeland het bankbiljet de plaats zien innemen van het metaal.

H e t is zeker dat gedurende deze evolutie de fiskale ontvang- sten aangroeiden. Maar deze aangroei werd meer dan gekompen- seerd door de vermeerdering der uitgaven.

Inderdaad : terwijl de bestaansekonomie vervangen werd d o o r de geldekonomie, werd het O u d Régime vervangen door den m o d e r n e n Staat.

D e moderne Staat k w a m kostelijker omdat hij de vertegen- w o o r d i g e r was van een grooter aantal leidende klassen die min- der in staat waren d o o r zichzelf de meer ingewikkelde sociale

(18)

behoeften te bevredigen : daardoor moest hij in meer gevarieerde en zwaardere uitgaven voorzien.

D e financieele last was tijdens de overgangsperiode des te zwaarder doordat de nieuwe uitgaven, deze van den modernen Staat, zich stilaan k w a m e n voegen bij de traditioneele uitgaven, bij deze van den Staat van het O u d Régime, uitgaven die men, in politiek en in sociaal opzicht, n o g niet kon afschaflFen.

Gedurende deze pre-revolutionnaire perioden zou men den Staat hebben kurmen vergelijken met een mensch die o p zijn w e g een last gevonden hebbende, deze opneemt zonder zich te ontlasten van den last die hij gewoon was te dragen. Hij zal aan den last bezwijken tôt wanneer hij een deel van den eenen en een deel van den anderen zal k u n n e n opofFeren hebben.

In een overgangsregime heeft de Staat twee lasten te dragen : het was dus niet te v e r w o n d e r e n dat hij wankelde en dat hij ten slotte bezweek in een revolutie die de ondraaglijk geworden vracht overboord wierp :

D o o r de opheffing v a n de schuld en door de monétaire katastrofe zou de Staat zijn evenwicht terugvinden. W e l te verstaan, zou hij het slechts terugvinden tegen den prijs van den ondergang en de o n t b i n d i n g van zekere sociale klassen.

Openbare financier!, mimt en revolutie.

K o m t n u de révolutionnaire période.

H o e zullen de openbare financiën zich gedurende deze période gedragen ?

N o g slechter dan gedurende de pre-revolutionnaire période.

D e revolutie is immers een verschijnsel dat een aanzienlijk verbruik vergt van reserve en krachten en dat een voortdurende verkwisting eischt.

Het is een verschrikkelijke losbarsting. Ze eischt een ontzet- tende spanning van énergie, een verkwisting van reserven, van krachten en van ideeën. Z e verslijt de menschen zooals de instel- lingen. Het ergste van een revolutie is dat de tijd ontbreekt.

E n terwijl de nieuwe krachten de maatschappij vooruit t r o k k e n , werkten de krachten van het verleden als kleiachtige

(19)

4 2

aarde die den wagen tegenhielden. D e spannen moesten verdub- beld w o r d e n ; dikwijls konden ze niet al h u n krachten geven omdat de strengen versleten waren. Daarbij, waren de leiders n o g oner- varen en ze konden onderling h u n krachten niet ordenen.

E e n van de kenmerken der revoluties is dat de révolutionnaire leiders h u n n e parti] gangers voldoening moeten geven, zonder de bestaande klassen volledig te m o g e n uitroeien en zonder dat de voorwaarden van overvloed en evenwicht die noodzakelijk zijn v o o r het wellukken der nieuwe orde reeds geschapen zijn. D e desorganisatie van den Staat bracht deze van de openbare financiën met zich mee.

D a a r een revolutie zeer dikwijls volgt uit konflicten van financieelen aard, waren de revolutionnairen die tôt de macht verheven waren verplicht het oud fiskale systeem zoo vlug mogelijk te vervangen door een ander, dat in overeenstemming moest zijn met de eischen der nieuwe leidende klassen. Niet min- der dikwijls bleven de ontvangsten voortgebracht door het nieuw systeem dat slecht opgesteld was, o p een ongeregelde ekonomie d r u k t e en slecht toegepast werd door de bureaukraten van het O u d Régime, die ontvangsten bleven lager dan deze van de oude organisatie. IDit w o r d t uitvoerig bewezen door geheel de finan- cieele geschiedenis van Frankrijk van de hand van Mr. Marion, niettegenstaande hij al zijn krachten inspant o m het geschiedkun- dig belang der verschijnselen te verduiken en o m zijn finalistische opvatting over de openbare financiën te doen zegevieren.

Terzelfdertijd groeiden de uitgaven aan : de nieuwe leidende klassen vroegen e r ; daarentegen k o n men de vroegere uitgaven slechts moeilijk afschafFen, daar de klassen die er van genoten ver waren van hun invloed, h u n prestige en h u n politiek gewicht verloren te hebben.

W e moeten o o k in o o g e n s c h o u w nemen dat een groote revolutie gewoonlijk gepaard gaat met een buitenlandsche oorlog of m e t een militairen opstand, met een burgeroorlog. E n de o o r l o g is de meest kostende der openbare uitgaven.

Overvloedige uitgaven, t e k o r t aan inkomsten. Het budget was onevenwichtig en de Schatkist was leeg.

(20)

D e munt was reeds aan h e t wankelen. D e revolutie voltooide hare depreciatie door het krediet te dooden.

D e normale i n k o m s t b r o n n e n ontbraken : hoe kon men te midden van al deze wanordelijkheden o p de voorschotten der bankiers rekenen ? H o e k o n men rekenen o p het vertrouwen der beleggers, die bange en lichtgeloovige menschen zijn.

Slechts een enkel redmiddel lag voor de hand : de uitgifte van muntpapier. Het is kenschetsend dat elke sociale stoornis de prijzen doet stijgen : het verkeer was ontredderd, de provian- deering schaarsch, de goederen lagen in stocks. D e inflatie zou de prijzen n o g doen stijgen en de openbare financiën n o g meer in de war sturen; alzoo w e r d de helsche cirkel gesloten, die ten slotte de openbare schuld zou ten gronde brengen.

Slechts met de tijd zou de monétaire en financieele orde m o g e n herleven.

Maar de ontreddering was groot geweest en des te meer dat het ekonomisch régime meer zou gebonden zijn aan de m u n t .

D e gezichtshoek der anti-revolutionnairen als deze der revolutionnairen laat, noch aan de eenen, noch aan de anderen toe de juiste middenweg, het evenwichtspunt te vinden. O m een uitdrukking te gebruiken die in de mode is : de standpunten zijn « totalitaire » standpunten, en het is daarom dat geen enkele overeenkomst mogelijk is.

O m samen te vatten, een revolutie is een geweldige gebeur- tenis die uit onherleidbare konflikten geboren wordt. Van sociaal standpunt uit veroorzaakt ze talrijke ontredderingen. Van ekono- misch standpunt uit, en vooral v a n het standpunt der openbare financiën, vertoont ze een v o o r t d u r e n d e verkwisting.

D e likwidatie bevestigde in enkele maanden de déficitaire toestand van het régime dat ineenstorte, maar zich toch verdedigd had.

Het is dus totaal anti-historisch een revolutie en hare open- bare financiën te willen beoordeelen, zooals M. Marion gedaan heeft, volgens statistische kriteria die opgesteld werden naar wat m e n waargenomen heeft in kalme perioden.

D e groote Engelsche Revolutie leidde, o. a. tôt de stichting

(21)

44

van de « Bank of Engeland » in 1694, die de nieuwe orde bekrach- tigd heeft.

D e groote Fransche Revolutie heeft Napoléon toegelaten, in 1800 de « Banque de France » o p te richten, die o p haar beurt de nieuwe orde bekrachtigd heeft.

Maar deze stichtingen, waarvan men vandaag de wijsheid r o e m t , konden slechts ontstaan na een lange période van wanorde en verkwisting. D e « Banque de France » werd gesticht na de toevloed der assignaten, die een aanzienlijke overdracht van r i j k d o m en van ekonomische mogelijkheden toegelaten had.

Ailes wijst aan dat, v6ôr 1789, de stichting van de « Banque de France » onmogelijk zou geweest zijn.

T e dien opzichte is het goed de volgende feiten, die van g r o o t belang zijn, in overweging te nemen :

Elke période van sociale gisting kent een sterken aangroei van de geschriften van hervormers, die heel dikwijls zeer juiste denkbeelden uitdrukken over de instellingen van de toekomst, over de noodzakelijkheid dezer instellingen en zelfs over h u n v o r m e n . Deze juiste denkbeelden zijn gemengd met sociale be- schouwingen die verward en soms mystiek zijn. Ik zal de namen vermelden van twee groote hervormers van dien aard : Fourier en Saint Simon.

Deze laatste had over krediet en financiën profetische ideeën.

Deze klaarziende menschen die, in den loop van een gegeven tijdvak, de instellingen van een later tijdstip afbeelden, zijn de utopisten. D e geschiedenis doet h e n soms recht aan door de nieuwe instellingen vast te k n o o p e n aan hun publicistische krachtinspanning. Dit recht k o m t hen toe.

Nochtans zijn de utopisten valsche geesten, die heelemaal v r e e m d staan tegenover de historische vooruitzichten : ze be- grijpen niet veel van het déterminisme der evolutie van de sociale klassen; ze denken dat het mogelijk is de onverzoenbaren te ver- zoenen, ze gelooven aan de mogelijkheid zekere belangen, zekere klassen er te kunnen toe brengen o m , o p g r o n d van verstand en goedhartigheid, h u n toestemming te geven voor maatregelen die h u n n e verdwijning zou bevestigen.

I k meen dat iedereen het fameuze w o o r d van Talleyrand

(22)

kent, die onder de Restauratie ongeveer het volgende zegde :

« Elkeen die niet in de X V I I I ^ eeuw geleefd heeft zal nooit het aangename van het leven k e n n e n ».

D e revolutie heeft « het aangename van het leven » der geprivilegieerden gedood, o m d a t het juist berustte o p privilèges die door de « Tiers » en de boerenstand niet meer geduld werden.

Indien in de XVIII^ eeuw het leven voor vele geprivilegieer- den zoo aangcnaam was, indien dit aangename funktie was van de sociale organisatie, dan is het klaarblijkend dat de vroegere leidende klassen geen h e r v o r m i n g e n konden aanvaarden die, vroeg of laat, tôt h u n verval moesten leiden.

Indien het voorbeeld der Fransche Revolutie geen voldoening m o c h t geven, dan zou ik den lezer verzoeken de Russische

Revolutie in overweging te nemen. O o k zij heeft het aangename leven van de Tchin, den Russischen adel, vernield.

Fataliteit, wanorde, verkwisting, ziedaar de wetten der revolutie : waarom dan de monétaire en financieele verschijnselen dezer tragische perioden w a a r de evolutie buitengewoon vlug ging, door détails blijven beoordeelen ?

En nu ?

W e hebben o p den toestand der openbare financiën in den loop der historische perioden, pre-revolutionnaire en révolu- tionnaire perioden, aangedrongen met het doel beter de aandacht te trekken o p verschijnselen die van buitengewoon belang zijn.

V o o r de kennis van de munt en van de openbare financiën hebben ze evenveel belang als de verschijnselen die men uls « normaal » betitelt.

Maar uit deze historische synthèse zijn onmiddellijke politieke lessen te trekken.

W e hebben allen het gevoel in een demokratie een pre- revolutionnaire période te beleven, en in een diktatuur een révo- lutionnaire période.

Alleen een farizeïsme dat algemeen geworden is verplicht ons n o g van deze w o o r d e n geen gebruik te maken : de mensch heeft zich niet losgemaakt v a n aile voorouderlijke bijgeloovig-

(23)

46

heden. Hij denkt dat, door zekere w o o r d e n niet uit te spreken, hij d e zaak zal kunnen afwenden. D e menschen van 1789 dachten er niet zoo over. Deze gemaakte woorden-wijsheid is immers nutteloos : de geschiedenis gaat haar eigen gang, verschrikkelijk snel tegenover den duur van een menschenleven. E n we hebben een plicht te vervullen : de financieele en monétaire wanordelijk- h e d e n begrijpen en verklaren, ze begrijpen zooals de geschiedenis het w i l ; ze begrijpen o m het onvermijdelijke dat ze in zich hebben beter te aanvaarden, ze begrijpen, ten slotte, o m bijtijds den zin der evolutie te vatten en o m met kennis van zaken de techniek van wederoprichting en de doktrines die haar zuUen bijstaan v o o r te bereiden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij heeft het kabinet gevraagd waar mogelijk te zorgen voor financiële compensatie voor met name het MKB. Inlichtingen Willibrord van Beek,

Tach moet het mogelijk zijn om ook daar meer krilisch begrip te wekken voor het inzicht, dat de waardigheid van de mens en het grondrecht van menings- uiting en

komsten; men kan ze ook gebruiken in grot.ere bijeenkomsten met een discus- sieleidster. Komt men tot een resultaat, dan ontvangen wij daarvan gaarne verslag. Het

en -voorwaarden, het maken van afspraken etc. Vaardigheid in het geven van leiding. De chef moet goed met zijn mensen kunnen om- gaan en een goede onderlinge

Een mogelijke verklaring voor deze puzzel is dat veel pensioenmi- gratiebewegingen niet op de radar van overheidsin- stellingen verschijnen omdat migratie een deeltijd- karakter

Dick schudt de kaarten en geeft als eerste Annet vier kaarten uit het volledige spel kaarten.. 3p 13 Bereken de kans dat Annet bij deze vier kaarten van elke soort één kaart

De derde brug, de brug tussen de binnen- en buitenpoort aan de Nieuwe Nieuwstadspoort te Zutphen, werd voorafgegaan door een ophaalbrug en kende in zijn stenen fase drie

2004: A pipeline punctured by thieves exploded and killed dozens of people in Lagos State.. 2006: An oil pipeline punctured by thieves exploded and killed 150 people at the