• No results found

Plangebied uitbreiding café Pompier, Groenendaal 17

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Plangebied uitbreiding café Pompier, Groenendaal 17"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

150 na Chr.

150 na Chr.

700 voor Chr.

700 voor Chr.

320 na Chr.

320 na Chr.

250 na Chr.

250 na Chr.

2200 voor Chr.

2200 voor Chr.

3750 voor Chr.

3750 voor Chr.

RAPPOR T

A d v i e s b u r e a u A r c h e o l o g i s c h

RAAP-RAPPORT 2470

Plangebied uitbreiding café Pompier, Groenendaal 17

Gemeente Woerden

Archeologisch onderzoek: een begeleiding

(2)

Gemeente Woerden

Archeologisch onderzoek: een begeleiding

drs. I.R.P.M. Briels

(3)
(4)

Status: eindversie Datum: 14 mei 2012 Auteur: drs. I.R.P.M. Briels Projectcode: WOGL

Bestandsnaam: RA2470_WOGL.indd Projectleider: drs. I.R.P.M. Briels Projectmedewerker: drs. H. Molthof Vrijwilligers: M. Scheer & H. Kooiman ARCHIS-vondstmeldingsnummers: 419484 ARCHIS-waarnemingsnummers: nog niet verleend ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 49014 Autorisatie: drs. M. Jordanov

Bevoegd gezag: drs. H. van den Ende & drs. M. Verschuur

ISSN: 0925-6229

RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.

Leeuwenveldseweg 5b 1382 LV Weesp Postbus 5069 1380 GB Weesp

telefoon: 0294-491 500 telefax: 0294-491 519 E-mail: raap@raap.nl

(5)

Samenvatting

In opdracht van Jan Kruijs Architectenbureau heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 31 oktober 2011 een archeologische begeleiding uitgevoerd in verband met de uitbreiding van café Pompier in Woerden. Doel van dit onderzoek was om binnen de grenzen van de verstoring de tijdens de grondwerkzaamheden waargenomen vondsten en grondsporen te documenteren en te bergen. Tijdens de archeologische begeleiding werd toezicht gehouden op een juiste uitvoering van de civiele werkzaamheden conform de vergunningsvoorwaarden om schade door onjuiste uitvoering te voorkomen.

Voor aanvang van het onderzoek heeft geen inventariserend archeologische vooronderzoek plaats gevonden. Omdat het plangebied gedeeltelijk binnen een beschermd archeologisch monu- ment ligt, was reeds vooraf bekend dat voor het terrein een zeer hoge archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen (archeologische resten) vanaf de Romeinse tijd.

Tijdens civiele werkzaamheden is de bodem tot circa 50 cm -Mv ontgraven. Direct onder de bouw- voor zijn in het vlak diverse muurresten aangetroffen uit de Nieuwe tijd die in verband gebracht kun nen worden met de buitenmuren van de Oude Stadsschool, de onderwijzerswoning en het aangrenzende erf. Er zijn geen (intacte) resten uit de Romeinse tijd of Middeleeuwen aangetrof fen.

Aangenomen wordt dat deze op een dieper niveau wel nog aanwezig kunnen zijn.

Met deze archeologische begeleiding is het onderzoek in het onderzoeksgebied en daarmee ook in het plangebied afgesloten. De resultaten van het veldonderzoek wijzen er op dat in het aangren- zende gebied binnen 0,5 m -Mv rekening gehouden moet worden met behoudenswaardige resten uit de Nieuwe tijd. Op basis van het bureauonderzoek dient bij eventuele diepere ingrepen even- eens rekening gehouden te worden met behoudenswaardige resten uit de Romeinse tijd.

Hoewel tijdens het onderzoek niet is aange toond dat zich Romeinse resten in de diepere ondergrond bevinden, mag dit wel worden aangeno men gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het castellum Laurium. Daarom dient bij bodemingrepen die dieper reiken dan de fundering van de huidige aanbouw rekening gehouden te houden met de aanwezigheid van archeologische resten uit de Romeinse tijd.

Er wordt dan ook aanbevolen archeologisch onderzoek uit te voeren indien ontwikke lingsplannen voor aangrenzende gebieden worden voorgenomen. Voor ingrepen binnen het archeologische monument is altijd een monumentenvergunning nodig.

(6)

Inhoud

Samenvatting ... 4

1 Inleiding ... 6

1.1 Kader ... 6

1.2 Administratieve gegevens ... 6

1.3 Toekomstige situatie ... 8

1.4 Voorgaand onderzoek ... 8

2 Doel van het onderzoek ... 10

3 Methoden ... 12

4 Resultaten ... 14

4.1 Bodemopbouw ... 14

4.2 Grondsporen en structuren (zie figuur 3 en bijlage 1) ... 14

4.3 Vondsten (bijlage 2) ... 17

5 Conclusies en aanbevelingen ... 19

5.1 Conclusies ... 19

5.2 Aanbevelingen ... 20

Literatuur ... 21

Gebruikte afkortingen ... 21

Verklarende woordenlijst ... 21

Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen ... 22

Bijlage 1: Sporenlijst ... 23

Bijlage 2: Vondstenlijst ... 24

(7)

1 Inleiding

1.1 Kader

In opdracht van Jan Kruijs Architectenbureau heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 31 oktober 2011 een archeologische begeleiding uitgevoerd in verband met de uitbreiding van café Pompier in Woerden. Doel van dit onderzoek was om binnen de grenzen van de verstoring de tijdens de grondwerkzaamheden waargenomen vondsten en grondsporen te documenteren en te bergen. Tijdens de archeologische begeleiding werd toezicht gehouden op een juiste uitvoering van de civiele werkzaamheden conform de vergunningsvoorwaarden om schade door onjuiste uitvoering te voorkomen.

Omdat bij het aanleggen van de fundering ten behoeve van de serre niet geheel kan worden uit- gesloten dat bij het opschonen en egaliseren van het plangebied de archeologische laag geraakt wordt, heeft het bevoegd gezag, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, besloten dat bij de werkzaamheden een archeologische begeleiding noodzakelijk is. Gezien de beperkte verstoring kon volstaan worden met een Archeologische Begeleiding bij beperkte verstoring (AB-bv). De gemeente Woerden sluit zich hierbij aan voor het beperkte deel van het plangebied dat zich buiten het beschermde monument bevindt, waarvoor de gemeente bevoegd gezag is (Besuijen, 2011).

Het veldwerk is uitgevoerd op 31 oktober 2011. De uitwerking vond plaats in november 2011 en februari 2012. Tijdens het onderzoek is op een prettige wijze samengewerkt met de contact per- soon van de gemeente Woerden (drs. H. van den Ende), de contactpersoon van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (drs. M. Verschuur), de opdrachtgever en de vrijwilligers M. Scheer en H. Kooiman. Onderzoeks docu men tatie en vondstmateriaal zullen worden overgedragen aan het depot van de provincie Utrecht.

De begeleiding is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB;

www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtlijn. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden.

1.2 Administratieve gegevens

Het plangebied (53 m²) ligt ter hoogte van Groenendaal 17 te Woerden (figuur 1). Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 31G van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000).

Gemeente: Woerden Plaats: Woerden

Plangebied: Groenendaal 17

(8)

Centrumcoördinaten:

Oost: 120.461 / 455.427 Zuid: 120.459 / 455.423 West: 120.451 / 455.428 Noord: 120.453 / 455.432

ARCHIS-vondstmeldingsnummers: 419484 ARCHIS-waarnemingsnummers: nog niet verleend ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 49014

  



 

 

 





Figuur 1. De ligging van het onderzoeksgebied (gearceerd) met ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).

(9)

1.3 Toekomstige situatie

Aan de zuidzijde van café Pompier zal het huidige terras worden overdekt met een nieuwe serre.

Hiervoor is de volgende werkwijze gevolgd (Besuijen, 2011): de uitbreiding is gefundeerd op een funderingsplaat met een dikte van 250 mm, die op maximaal 0,5 m onder het straatniveau is aan- ge legd (op circa 1,4 m +NAP). De werkzaamheden bestonden uit het verwijderen van de bestra ting gevolgd door het verwijderen van het vulzand en de bouwvoor tot maximaal 0,5 m -Mv, waarna de funderingsplaat over de gehele oppervlakte van het plangebied is gelegd. Tenslotte is vulzand en isolatie aangebracht en de bestrating als voorheen teruggelegd.

1.4 Voorgaand onderzoek

In het plangebied heeft niet eerder archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het archeologisch monument van castellum Laurium, dat een beschermde status heeft (ARCHIS-monumentnummer 16916, CMA-code 31G-042). Op basis van voorgaand onderzoek in de directe omgeving van het plangebied is bekend dat de intacte archeologische laag met sporen uit de Romeinse tijd zich op circa 0,7 tot 0,8 m +NAP bevindt (Besuijen, 2011). Naast archeologische resten uit de Romeinse tijd kunnen in het plangebied direct aan het maai veld ook resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn die mogelijk in verband staan met de Petruskerk en bijbehorend kerkhof.

In het Programma van Eisen (PvE) wordt uitgebreid ingegaan op het onderzoek naar en de ontwikke ling van het castellum en de Petruskerk (Besuijen, 2011).

(10)

Archeologische perioden

Prehistorie

Tijdperk Datering

tabel1_standaard_Archeologisch_RAAP_2010

Paleolithicum

(Oude Steentijd)

Mesolithicum

(Midden Steentijd)

Neolithicum

(Nieuwe Steentijd)

Middeleeuwen Nieuwe tijd

Nieuwste tijd (=Nieuwe tijd C)

Romeinse tijd

IJzertijd

Bronstijd

Laat Midden Vroeg

Vroeg

Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Vol A B

Karolingisch Merovingisch laat Merovingisch vroeg Ottoons

- 1795

- 1500 - 1250 - 1050 - 900 - 725 - 525 - 450 - 1650

- 270 - 70 na Chr.

- 15 voor Chr.

- 250 - 500 - 800 - 1100 - 1800 - 2000 - 2850 - 4200 - 4900/5300 - 6450 - 8640 - 9700

- 35.000 - 12.500

- 250.000 - 16.000 Midden

Jong A Jong B

Oud Laat

Tabel 1. Archeologische tijdschaal.

(11)

2 Doel van het onderzoek

Doel van onderhavig onderzoek was om binnen de grenzen van de verstoring de tijdens de grondwerkzaamheden waargenomen vondsten en grondsporen te documenteren en te bergen.

Tijdens de archeologische begeleiding werd toezicht gehouden op een juiste uitvoering van de civiele werkzaamheden conform de vergunningsvoorwaarden om schade door onjuiste uitvoering te voorkomen (Besuijen, 2011). Indien archeologische resten werden aangetroffen, diende de weten schap pelijke informatie hiervan te worden veiliggesteld (behoud ex situ).

Ten behoeve van het onderzoek zijn in het PvE (Besuijen, 2011) onder zoeksvragen gefor mu leerd die in hoofdstuk 5 worden beantwoord.

Algemene vragen die bij het aantreffen van sporen beantwoord dienen te worden

1. Is er een verband waarneembaar tussen de samenstelling van de puinlaag en het daaronder liggende sporenniveau? Zo ja: wat is de aard van het verband?

2. Kan op grond van de samenstelling van het puinpakket en van ruimtelijke patronen van vondst- of bouwmateriaal informatie worden verkregen over:

de locatie en aard van de bebouwing en activiteitenzones binnen het

- castellum?

de omvang/dikte/stratigrafie/samenstelling van de egalisatie- of puinlaag?

-

activiteiten op het

- castellumterrein na het wegtrekken uit Romeins Woerden?

zijn er aanwijzingen voor het gebruik van het

- castellum in post-Romeinse perioden?

methode van afbraak van het stenen

- castellum?

3. Is al het materiaal uit de Romeinse tijd verspoeld of zijn de vondsten en sporen in situ (bijvoor- beeld verstevigingsmateriaal of stortlagen)?

4. Zijn er sporen herkenbaar en, zo ja, wat is de aard en datering van de sporen?

5. Is het mogelijk om de sporen aan een bepaalde structuur of activiteitenzone binnen/buiten het castellum te koppelen?

6. In het geval van grachten en/of restanten van wallen: tot welke fase van de fortenreeks behoren deze?

7. Wat is de conservering van grondsporen en mobilia, mede in relatie tot de lokale grondwater- stand, -kwaliteit en -huishouding?

8. Zijn er aanwijzingen voor bewoning in de Vroege Middeleeuwen?

9. Zijn sporen uit de Middeleeuwen of Nieuwe tijd te relateren aan het kerkhof van de Petruskerk?

Specifieke of aanvullende vragen

10. Wat is de aard, datering en functie van de materiële cultuur?

11. Welke soorten bouwmateriaal (natuursteen en keramisch bouwmateriaal) zijn gebruikt? Wat zijn de productie- of winningslocaties van dit bouwmateriaal? Wat zegt dit materiaal over het karakter en uiterlijk van het bouwwerk (muur) waartoe dit behoorde?

(12)

3. Bevestigt de datering van de materiële cultuur de veronderstelde gebruiksperiode van Romeins Woerden en in het bijzonder de steenbouwfase?

4. Geven de vondsten informatie over welke troepen er in Woerden gelegerd zijn geweest?

5. Wat is de fysieke kwaliteit van het (on)verkoolde organische vondstmateriaal en de mobilia?

Wat is de fragmentatiegraad van de aardewerk- en metaalvondsten?

Na het uitvoeren van de archeologische begeleiding dienen geen verdere aanbevelin gen meer te worden gedaan met betrekking tot de omgang met onderhavig plangebied in relatie tot de voor ge- nomen bodemingrepen. Het onderzoek dient te resulteren in een advies over het toekomstig beleid in aangrenzende gebie den of dieper gelegen archeologische niveaus binnen het plangebied.

(13)

3 Methoden

Voorafgaand aan de begeleiding is een PvE opgesteld en goedgekeurd (Besuijen, 2011). De begeleiding is uitgevoerd conform Protocol Opgraven uit de KNA versie 3.2.

Opgravingsvlak

Na het verwijderen van de bestrating is vanaf het maaiveld laagsgewijs verdiept tot de maximale ontgravingsdiepte van circa 0,5 m -Mv. Op deze diepte is conform het PvE het vlak aangelegd.

De totale oppervlak van het ontgraven terrein is circa 66 m². Het vlak is laagsgewijs verdiept, waarbij elk niveau is geïnspecteerd op intacte archeologische resten. Tevens is het vlak en de vrijgekomen grond onderzocht met een metaaldetector. De sporen en bodemlagen zijn beschre- ven, gefotografeerd en in een reeks genummerd. Alle vlakken zijn getekend met behulp van een GPS. De hoogte van de aangelegde vlakken is met de GPS ingemeten ten opzichte van NAP.

Profiel

Indien onverstoorde bodemprofielen aanwezig zouden zijn, diende het bodemprofiel conform het PvE binnen de ontgravingsdiepte in kaart gebracht te worden. Aangezien het opgravingsvlak slechts 20 cm onder het bouwzand lag, is het profiel niet getekend. De bodemlagen zijn wel beschreven.

Afwerking en behandeling van sporen en vondsten

De sporen, bodemlagen en vondsten zijn in een reeks genummerd. Bij het registreren en beschrij- ven van de grondsporen en vondsten is gebruik gemaakt van de RAAP computerprogramma Odile en het Archeologisch Basisregister. Vondsten uit sporen zijn per spoor en zo mogelijk per vulling/

laag verzameld. De grondsporen zijn gefotografeerd, beschreven en ingetekend met behulp van de GPS. De antropogene sporen bestonden op één na uit muurresten. Van elke muur/uitbraaksleuf zijn enkele bakstenen opgemeten (lengte, breedte en dikte). Verder is een cirkelvormig spoor gecoupeerd, maar dit bleek niet antropogeen te zijn. Om die reden is de coupe niet getekend.

De aangetroffen beerput met betonnen koepel kon behouden blijven.

Bemonstering

Er is één monster genomen ter determinatie van mortel.

Uitwerking

Na beëindiging van het veldwerk is gestart met de basale uitwerking conform de eisen in het PvE.

Op basis van de resultaten is een evaluatie- en selectierapport opgesteld waarin de specialistische uitwerking en de (de)selectie van vondsten en monsters uiteengezet is. Dit evaluatie- en selectie- rapport is door de bevoegde overheden en de depothouder goedgekeurd (d.d. 5 maart 2012).

(14)

Het aardewerk is gedetermineerd per periode en indien mogelijk op type. Conform de richtlijnen van de gemeente Woerden is het aardewerk uit de Middeleeuwen-Nieuwe tijd gedetermineerd volgens het Deventer systeem. Het keramisch bouwmateriaal, bot, de metalen objecten en overige vondsten (mortel, slingerkogel, glas) zijn beschreven, maar niet nader geanalyseerd. Met het depot en de bevoegde overheden is afgesproken dat de metalen niet worden gedeponeerd. Het kogeltje zal voor publieksdoeleinden aan het depot worden geleverd.

Afwijkingen en aanpassingen van de onderzoeksstrategie

Tijdens het veldonderzoek is niet afgeweken van de onderzoeksstrategie zoals in het PvE is omschreven.

(15)

4 Resultaten

4.1 Bodemopbouw

Op basis van het onderzoek kunnen geen uitspraken gedaan worden met betrekking tot de geologische opbouw van de bodem in het plangebied.

Ophogingspakket

Direct onder de bestrating wordt de bodemopbouw gekenmerkt door circa 20 cm bouwzand op een pakket donkerbruingrijs, uiterst siltig zand (spoor 1). In dit laatste pakket zijn archeologische resten aangetroffen. De basis van dit pakket is niet bereikt omdat het vlak niet dieper is aange legd dan de maximale ontgravingsdiepte van circa 50 cm -Mv. Het donkerbruingrijze zandpakket met archeolo- gische indicatoren kan worden geïnterpreteerd als een opghogingspakket uit de Nieuwe tijd.

4.2 Grondsporen en structuren (zie figuur 3 en bijlage 1)

Tijdens de begeleiding is het maaiveld tot circa 0,5 m -Mv ontgraven en archeologisch onderzocht.

In het plangebied zijn alleen sporen en structuren uit de Nieuwe tijd aangetroffen. Lokaal is de bodem in het plangebied verstoord door recente ingrepen. Deze zijn aangegeven met spoornummer 999. Eventuele sporen uit de Romeinse tijd werden niet binnen 0,5 m -Mv verwacht en zijn ook niet aangetroffen. In het kader van onderhavig onderzoek kon niet worden vastgesteld of Romeinse resten eventueel op een dieper niveau aanwezig zijn.

Muurresten

Tijdens de begeleiding zijn enkele muurresten aangetroffen die gedeeltelijk verstoord (sporen 2, 3, 8, 9, 10) of uitgebroken zijn (spoor 5). De muurresten zijn opgegraven en gedocumenteerd. De resten zijn niet verder blootgelegd dan de verstoringsdiepte van de voorgenomen bodem ingrepen (0,5 m -Mv).

In totaal zijn vijf muren aangetroffen. Ze zijn geprojecteerd op de kadastrale minuut uit 1811-1832 (fi guur 2). Hieruit komt naar voren dat de muurresten met de spoornummers 2, 8, 9 en 10 (fi guur 3) zeer waarschijnlijk overeenkomen met de op de kadastrale minuut weergegeven bebouwing. De afgebeelde gebouwen betreffen de oude stadsschool inclusief de onderwijzerswoning en naast gelegen erf. De locatie van de stadsschool aan het Groenendaal wordt voor het eerst in de geschriften vermeld in 1627 (Ende, 2011). In 1929 werd het gebouw aan het Groenendaal afgebroken. Sindsdien is het terrein onbebouwd gebleven (Ende, 2011).

Het muurrestant in het midden van de put (spoor 2) bevatte verschillende baksteentypen (tabel 2) waaronder een kloostermop. Op basis hiervan lijkt deze muur het oudst van alle aangetroffen muur tjes, maar het is meer waarschijnlijk dat oudere bakstenen bij de aanleg zijn hergebruikt. In het vlak waren twee baksteenlagen van de muur zichtbaar. Er is niet dieper ontgraven om de rest

(16)

van de muur/fundering in kaart te brengen, aangezien de locatie niet dieper verstoord zou worden.

Waarschijnlijk is de muur onderdeel geweest van de buitenmuur van de stadsschool of van een erfafscheiding. Op basis van de kadastrale minuut lijkt de muur te noordelijk van de stads school te liggen om als buitenmuur te fungeren. Daarentegen maakt de opbouw van de muur (twee stenen breed) het onwaarschijnlijk dat het om een erfafscheiding gaat (Ende, 2011).

Spoor 3 is een muur van slechts één steen breed; deze zou kunnen hebben aangesloten bij spoor 2. Waarschijnlijk betreft het een jongere muur (na 1830). Het baksteenformaat komt overeen met die van spoor 2 (tabel 2).

De sporen 8 (figuur 4), 9 en 10 zijn aangetroffen langs en deels in de wanden van de put en daar- door moeilijk in hun geheel te documenteren. De sporen 8 en 10 lopen gelijk aan de erf afscheiding zoals aangegeven op de kadastrale minuut (figuur 2).

  



 



KXLGLJHWRSRJUDILH VSRRU

JUHQVSODQJHELHG RXGHVWDGVVFKRRO

OHJHQGD













P



(17)





 





 

 









SXLQFRQFHQWUDWLHXLWEUDDNVOHXI EHHUSXW QDWXXUOLMNHYHUNOHXULQJ UHFHQWHYHUVWRULQJ

OHJHQGD JURQGVSRUHQ PXXU UHVWDQW RSKRJLQJJVSDNNHW JUHQVSODQJHELHG

KXLGLJHWRSRJUDILH

VSRRUQXPPHU RYHULJ 

 P

 

 +$ZRJOBILJBDOOVSRUHQ

Figuur 3. Alle-sporenkaart

(18)

Beerput

Er is een beerput aangetroffen met een betonnen koepel (spoor 6). De beerput kon gezien zijn diepe ligging behouden blijven en is om die reden dan ook niet vrijgelegd. De beerput is inge meten. Het was niet mogelijk om het baksteenformaat te noteren.

Puinkuil/uitbraaksleuf

Ten oosten van spoor 2 bevatte het ophogingspakket (spoor 1) opvallend veel bouwpuin (mortel, baksteenfragmenten). Vermoedelijk gaat het om een uitbraaksleuf (spoor 5). Het is onbekend of de uitbraaksleuf een relatie heeft met de naastgelegen muur (spoor 2).

Natuurlijke verstoring

In het vlak is een grondverkleuring aangetroffen waarvan in eerste instantie werd vermoed dat het om een kuil ging (spoor 7). Het spoor bleek echter slechts enkele centimeters diept te zijn en leverde geen vondsten op. Het betreft een natuurlijke verkleuring binnen het ophogingspakket.

4.3 Vondsten (bijlage 2)

Tijdens de begeleiding zijn in het plangebied vondsten gedaan die hieronder beschreven worden.

Aardewerk

In totaal zijn 38 stuks aardewerk verzameld. Al het aardewerk is aangetroffen in het ophogings- pakket (spoor 1). Op basis van het aardewerk kan het pakket gedateerd worden in de Nieuwe tijd.

Vier scherven hebben een oudere datering. Het gaat om twee fragmenten roodgeglazuurd aarde- werk afkomstig van een kan uit de periode 1325-1400, een scherf handgevormd aardewerk en een scherf Terra Sigillata die waarschijnlijk door de aanleg van de (recente) beerput (spoor 6) vanuit het diepere Romeinse niveau in het ophogingspakket terechtgekomen is.

Keramisch bouwmateriaal

Van elk muurrestant is een representatieve baksteen meegenomen. In totaal betreft het acht bakstenen. In tabel 2 is het baksteenformaat per muur uiteengezet.

spoor lengte (cm) breedte (cm) dikte (cm)

1 21,5 10,5 5

2 ? 14,5 7,5

? 11 5,5

? 10 5

3 ? 10 5

8 22 10,5 4,5

Tabel 2. Baksteenformaten

(19)

Bot

In totaal zijn tien stuks bot aangetroffen. De resten zijn aangetroffen in het ophogingspakket (spoor 1) en in de mogelijke uitbraakssleuf (spoor 5). Waarschijnlijk betreft het afval van dierlijk materiaal en mogelijk enkele fragmenten van menselijke lange beenderen. Omdat het materiaal in het opghogingspakket is aangetroffen, kan geen relatie met het kerkhof van de Petruskerk worden aangetoond.

Metalen

Tijdens de aanleg van de proefsleuven zijn met behulp van een metaaldetector drie stuks metaal uit de Nieuwe tijd gevonden in het ophogingspakket. Het betreft een vingerhoedje, een kogeltje en een koperen plaatje. De objecten kunnen niet worden toegeschreven aan een eenduidig antropogeen spoor zoals een muurrestant of een paal.

Overige vondsten

Naast bouwpuin uit de Nieuwe tijd en mortel (kalkmortel vermengd met zand) is in het ophogings- pakket tevens vensterglas (circa 1 mm dik, waarschijnlijk eveneens uit de Nieuwe tijd) en een zandstenen slingerkogel aangetroffen. Verder zijn archeo logische indicatoren zoals leisteen en houtskool waargenomen, maar niet verzameld.

Figuur 4. Overzicht muurresten (spoor 8)

(20)

5 Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies

Op basis van de resultaten van de begeleiding kan geconcludeerd worden dat binnen de maxi male ontgravingsdiepte van circa 50 cm de funderingsresten van de stadsschool en naastgelegen erf, zoals zijn weergegeven op de kadastrale minuut uit 1832, nog deels intact aanwezig zijn. Tijdens het onderzoek zijn alleen sporen uit de Nieuwe tijd aangetroffen. Wel zijn drie oudere scherven gevonden die door opspit in het huidige niveau terechtgekomen zijn. Op basis van onderhavig onderzoek kan geen uitspraak worden gedaan over eventueel dieper gelegen niveaus.

Hieronder zullen de vragen uit het PvE (Besuijen, 2011) worden beantwoord voor zover dat moge- lijk is op basis van de basale uitwerking van het onderzoek. De onderzoeksvragen uit het PvE zijn voornamelijk toegespitst op het Romeinse niveau. Dit niveau is tijdens de archeologische begelei- ding niet bereikt. De onderzoeksvragen met betrekking tot het Romeinse niveau kunnen dan ook niet beantwoord worden. Om die reden zijn deze vragen uit dit hoofdstuk weggelaten. De overige onderzoeksvragen zullen hieronder worden beantwoord.

Algemene vragen

4. Zijn er sporen herkenbaar en, zo ja, wat is de aard en datering van de sporen?

In het plangebied zijn verschillende muurrestanten, een beerput en een ophogingslaag uit de Nieuwe tijd aangetroffen. Deze kunnen in verband gebracht worden met de bewoning langs de Groenendaal, waaronder de Oude Stadsschool.

8. Zijn er aanwijzingen voor bewoning in de Vroege Middeleeuwen?

Er zijn binnen de maximale ontgravingsdiepte geen aanwijzingen aangetroffen voor bewoning in de Vroege Middeleeuwen. Eventueel kunnen resten uit deze periode op een dieper niveau aanwezig zijn. In het ophogingspakket uit de Nieuwe tijd zijn bijvoorbeeld twee aardewerk frag- menten verzameld met een laat-middeleeuwse datering en één Romeinse scherf. Deze zijn waarschijnlijk afkomstig van een dieper archeologisch niveau en door de bodemingrepen in de Nieuwe tijd hoger in de stratigrafie terechtgekomen.

9. Zijn sporen uit de Middeleeuwen of Nieuwe tijd te relateren aan het kerkhof van de Petrus kerk?

Nee.

Specifieke of aanvullende vragen

10. Wat is de aard, datering en functie van de materiële cultuur?

(21)

deze vondsten zijn aangetroffen in hetzelfde ophogingspakket, wordt er van uitgegaan dat ze door opspit hierin terecht zijn gekomen.

11. Welke soorten bouwmateriaal (natuursteen en keramisch bouwmateriaal) zijn gebruikt? Wat zijn de productie- of winningslocaties van dit bouwmateriaal? Wat zegt dit materiaal over het karakter en uiterlijk van het bouwwerk (muur) waartoe dit behoorde?

Voor de muren zijn bakstenen van verschillend formaat gebruikt, variërend van 22x10,5x4,5 cm tot ?x14,5x7,5 cm. Er is tenminste één kloostermop aangetroffen. Gezien de overige bak- steenformaten wordt er van uitgegaan dat de kloostermop is hergebruikt. De productie locatie van de bakstenen kan niet worden achterhaald.

5.2 Aanbevelingen

Met deze archeologische begeleiding is het onderzoek in het onderzoeksgebied en daarmee ook in het plangebied afgesloten. De resultaten van het veldonderzoek wijzen er op dat in het aangren- zende gebied binnen 0,5 m -Mv rekening gehouden moet worden met behoudenswaardige resten uit de Nieuwe tijd. Op basis van het bureauonderzoek dient met eventuele diepere ingrepen even- eens rekening gehouden te worden met behoudenswaardige resten uit de Romeinse tijd.

Hoewel tijdens het onderzoek niet is aange toond dat zich Romeinse resten in de diepere ondergrond bevinden, mag dit wel worden aangeno men gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het castellum Laurium. Daarom dient bij bodemingrepen die dieper reiken dan de fundering van de huidige aanbouw rekening gehouden te houden met de aanwezigheid van archeologische resten uit de Romeinse tijd.

Er wordt dan ook aanbevolen archeologisch onderzoek uit te voeren indien ontwikke lingsplannen voor aangrenzende gebieden worden voorgenomen. Voor ingrepen binnen het archeologische monument is altijd een monumentenvergunning nodig.

(22)

Literatuur

Besuijen, G.P.A., 2011. Programma van Eisen archeologische begeleiding Groenendaal 17, Woerden. Uitbreiding Café Pompier. Hazenberg Archeologie, Leiden.

Ende, H., 2011. Waardevol Woerden. Nieuwsbrief over de cultuurhistorie van Harmelen, Kamerik, Woerden en Zegveld. Gemeente Woerden.

Gebruikte afkortingen

ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem GPS Global Positioning System

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie -Mv beneden maaiveld

NAP Normaal Amsterdams Peil PvE Programma van Eisen

SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer

Verklarende woordenlijst

antropogeen

Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen ge maakt/ver oor zaakt).

castellum

Romeins legerkamp.

ex situ

Niet in of op zijn/haar oorspronkelijke positie.

in situ

Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebrui ker het heeft gedepo neerd, wegge- gooid of verloren.

silt

Gronddeeltjes ter grootte van 2 tot 50 μm.

(23)

Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen

Figuur 1. De ligging van het onderzoeksgebied (gearceerd) met ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).

Figuur 2. Projectie van de resultaten van de archeologische begeleiding op de kadastrale minuut uit de periode 1811-1832 (bron: http://www.watwaswaar.nl).

Figuur 3. Alle-sporenkaart.

Figuur 4. Overzicht muurresten (spoor 8).

Tabel 1. Archeologische tijdschaal.

Tabel 2. Baksteenformaten.

Bijlage 1. Sporenlijst.

Bijlage 2. Vondstenlijst.

(24)

Bijlage 1: Sporenlijst

spoor put vlak vorm gecoupeerd interpretatie datering

1 1 1 n.v.t. nee ophogingslaag Nieuwe tijd laat (C)

2 1 1 lineair nee muur Middeleeuwen - Nieuwe tijd

3 1 1 lineair nee muur Middeleeuwen - Nieuwe tijd

4 1 1 lineair nee muur Middeleeuwen - Nieuwe tijd

5 1 1 vier nee muur: uitbraaksleuf Middeleeuwen - Nieuwe tijd

6 1 1 rond nee beerput/beerkelder Nieuwe tijd

7 1 1 rond ja vervallen

8 1 1 lineair nee muur Middeleeuwen - Nieuwe tijd

9 1 1 lineair nee muur Middeleeuwen - Nieuwe tijd

10 1 1 lineair nee muur Middeleeuwen - Nieuwe tijd

(25)

Bijlage 2: Vondstenlijst

vondstnr. materiaal interpretatie I interpretatie II Deventer- systeem

gewicht datering (ARCHIS)

datering specifiek

1 bot, onbekend bot - - 150 -

1 keramiek dakpan - - 636 -

1 keramiek baksteen - - 2168 -

1 keramiek roodbakkend, kan - R-kan 54 MELB 1325-1400

1 keramiek pijp - - 1 NTV-NTL

1 keramiek tegel wandtegel: majolica - 16 NTV-NTM

1 keramiek roodbakkend - - 30 MELB-NTL

1 keramiek steengoed Westerwald S2-pot 6 NTM 1800-1900

1 keramiek steengoed - S2-fle 44 - 1800-1900

1 keramiek steengoed - S2-fle? 68 -

1 glas vensterglas - - 1 -

2 keramiek baksteen - - 4869 -

3 keramiek baksteen - - 1064 -

5 bot, onbekend bot - - 156 -

5 steen slingerkogel kogel: groot (> 8 cm), zandsteen?

- 574 -

5 keramiek roodbakkend plat - R-bak 60 -

5 keramiek steengoed fles - S2-fle 104 NTM 1800-1900

6 keramiek roodbakkend, kan - R-kan- 1134 MELB 1325-1400

6 keramiek roodbakkend, kan - R-kan 248 -

6 keramiek baksteen baksteen: volume ca.

1500-1000 cm3

- 1824 MELB-NTV

7 keramiek Terra Sigilata - - 1 ROMV-

MEVA

8 metaal vingerhoed - - 4 -

9 lood vuurwapen kogel/projectiel (rond of met punt)

- 6 -

10 keramiek aardewerk - IJZ? 18 -

11 koper - - - 4 -

(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanwege de afstand van het plangebied tot de Kamerikse Wetering (70 m) worden in het plangebied geen resten van een boerderij(erf) uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd

Voor resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd geldt in verband met de ligging van het plangebied buiten de historische kern van Woerden, in een zone die in gebruik was voor

In de bovengrond en ondiepe ondergrond van het plangebied kunnen daarom archeologische resten verwacht worden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd in de vorm van

Daarom geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.. Eventueel aanwezige resten

1) Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Romeinse

datering Het blauwe glas zal wellicht geen La Tène-glas zijn, omdat de andere vondsten een datering in de Romeinse tijd suggereren. Meloenkralen schijnen vanaf ca. De kuil

In het plaggendek kunnen archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn. Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het

Op grond van de ligging in de historische kern van Breugel moet in het plangebied rekening worden gehouden met archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.