Vraag nr. 106 van 12 maart 2004
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Geestelijke gezo n d h e i d s zorg – Extra centrum Lim-burg
Op 4 maart 2004 ondervroeg ik in de Commissie voor We l z i j n , Volksgezondheid en Gelijke Kansen de minister over de zogenaamde extra engagemen-ten vanuit Welzijn voor Limburg in het kader van het Limburgplan.
Tijdens mijn vraagstelling wees ik erop dat Lim-burg recht heeft op een bijkomend centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), vermits er nu meer dan 800.000 inwoners zijn. Een nieuwe erken-ning hield in het verleden enkel middelen in voor een coördinerende managementfunctie. De verde-re invulling moest gebeuverde-ren door een (her)verde-ling van reeds toegewezen personeelsleden. H i e r o p werd nog niet accuraat geantwoord.
1. Klopt mijn berekening dat door het bereiken van de 800.000 inwoners, Limburg conform het decreet recht heeft op een bijkomend centrum voor geestelijke gezondheidszorg ?
2. Werden hiervoor vanuit de administratie reeds voorbereidende stappen gezet ? Welke ?
3. Werd met deze mogelijke bijkomende erken-ning reeds rekeerken-ning gehouden bij de begroting CGG's voor 2004 ?
4. Wat houdt een bijkomende erkenning in het kader van het decreet vandaag in aan extra on-dersteuning voor de provincie ?
Antwoord
1. Het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg stelt in artikel 27, § 1 dat "het werkgebied van een CGG wordt gevormd door een sociologisch geheel van a a n -e -e n s l u i t -e n d -e g-em-e-ent-en dat m i n i m u m 4 0 0 . 0 0 0 inwoners telt. Per werkgebied kunnen maxi-mum 2 CGG worden erkend."Aangezien in het decreet staat dat een werkgebied minstens 400.000 inwoners dient te tellen, kan een CGG meer dan 400.000 inwoners hebben en ontstaat er dus geen automatisch recht op een nieuw centrum bij een stijging van de bevolking. Essentieel voor de oprichting van een nieuw centrum voor geestelijke gezondheidszorg is dat er een officiële aanvraag ingediend wordt door een VZW die als CGG erkend kan worden. Bovendien zullen er vooraf onderhandelingen dienen te worden gevoerd met de reeds aanwe-zige centra in de provincie over een herschik-king van de door hen bediende gemeenten, want het nieuwe CGG zal ook minstens 400.000 inwoners als doelpubliek dienen te verantwoor-den binnen een aaneengesloten geheel van ge-meenten.
Hoe is het op dit ogenblik in Limburg ?
De provincie Limburg werd in 2000 opgesplitst over de drie fusiecentra (DAG G, LITP en VGG).
Provincie Limburg Bevolking op 1/1/2003 per gemeente volgens toewijzing per CGG
Gemeente CGG DAGG CGG VGG CGG LITP
Elke gemeente in de provincie Limburg is dus toegewezen aan het werkgebied van twee cen-tra voor geestelijke gezondheidszorg.
De provincie Limburg telt op 1 januari 2003 in totaal 802.528 inwoners. Het werkgebied van DAGG telt 418.714 inwoners (3 vestigingen). Het werkgebied van VGG telt 411.536 inwoners (4 vestigingen). Het werkgebied van LITP telt 774.806 inwoners (6 vestigingen) De oprichting van een vierde CGG impliceert eerst en vooral dat het CGG LITP de helft van zijn werkgebied zou afstaan aan het nieuwe CGG met de bijko-mende voorwaarde dat er een aaneengesloten geheel overblijft zowel voor het bestaande CGG als voor het nieuwe CGG.
Maar ook de twee andere CGG's zullen elk nog een aantal gemeenten dienen af te staan, wil het nieuwe CGG het minimum halen van 400.000 inwoners in zijn werkgebied.
Indien deze herverkaveling van de werkgebie-den zou worwerkgebie-den doorgevoerd dienen de be-staande CGG ook in het oog te houden dat al hun vestigingen binnen de nieuwe werkgebie-den gelokaliseerd zijn.
Kernvraag is of de nu erkende CGG's wel zul-len wilzul-len onderhandezul-len over nieuwe grenzen voor de werkgebieden, met alle consequenties. 2. De administratie dient zelf geen
voorbereiden-de stappen te zetten op het ogenblik dat er een stijging is van de bevolking in een bepaalde r e g i o. Zij kan enkel afwachten of er een erken-ningsaanvraag voor een nieuw CGG wordt in-gediend.
Het initiatief ligt hier dus niet bij de administra-tie.
3. Ook het indienen van een aanvraag voor erken-ning creëert nog niet automatisch een nieuwe e r k e n n i n g. De te volgen erkenningsprocedure is uitgeschreven in het uitvoeringsbesluit van 17 december 1999.
Door de administratie zal ook dienen te worden gekeken of er voldoende begrotingsmiddelen aanwezig zijn om een nieuw CGG te kunnen er-k e n n e n . Indien dit niet het geval is, dan er-kan dit bij de begrotingsbesprekingen aangekaart wor-d e n . Maar pas als wor-de nowor-dige begrotingskrewor-die- begrotingskredie-ten voorhanden zijn, kan de minister een goed-gekeurde erkenningsaanvraag honoreren.
Daar bij de administratie geen nieuwe aanvra-gen voor een CGG bekend zijn, is er in het be-grotingskrediet 2004 ook geen rekening gehou-den met een eventueel bijkomend centrum. D e begroting 2004 voor de CGG-sector is een be-groting zonder middelen voor nieuwe initiatie-ven.
4. Los van een concreet initiatief valt moeilijk te antwoorden op de vraag wat een bijkomende erkenning in het kader van het decreet vandaag inhoudt aan extra ondersteuning voor de pro-vincie.
De minimaal vereiste personeelsbezetting in een CGG is volgens het uitvoeringsbesluit be-paald op één VTE psychiater, één VTE psycho-loog en één VTE maatschappelijk assistent (VTE : voltijds equivalent – red.). Vraag is of deze beperkte equipe dan in staat zal zijn om aan alle verplichtingen van het decreet te vol-doen (beleidsplan, doelgroepen) en een kwalita-tief zorgaanbod voor een regio met 400.000 in-woners te garanderen.