• No results found

spectaculaire verliezen had geleden vanwe- ge de paragraaf in het nationale verkiezingsprogramma over bevri e- zing van d e

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "spectaculaire verliezen had geleden vanwe- ge de paragraaf in het nationale verkiezingsprogramma over bevri e- zing van d e "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s &.o 4 '994

De gem eenteraadsverkiezingen zijn uit democratisch oogpunt een groot succes geworden . Niet aileen was de opkomst hager dan ve r- wacht, ook bleek uit de uitslagen dat er geen sprake van is dat landelij - ke trends de plaatselijke politiek geheel domineren. Even kregen plaatselijke politici zelfs landelijk invloed. H et verzet in Brabantse gemeenten, waar het

CDA

spectaculaire verliezen had geleden vanwe- ge de paragraaf in het nationale verkiezingsprogramma over bevri e- zing van d e

A

o w , was zo fors dat partijvoorzitter Van Velzen zich ge- dwongen zag af te treden. Het wijst allemaal op de vitaliteit van de I a- kale politiek . Men zou bijna vergeten dat er juist v66r de verkiezingen enorm geklaagd was over de grate kloof tussen politiek en burger die zou blijken uit d e voorspelde !age opkomst. Meermalen kon m en het geluid vernem en dat, in de woorden van de politi coloog Van Deth, 'de lokale politiek kan worden opgeheven, al is dat tragisch voor de tienduizenden hardwerkende gem eenteraadsleden ' . Op plaatselijk ni- veau kunnen toch geen beslissingen van enige importantie worden genomen, zo luidde de redenering. Gemeenten kunnen zich beter omvorm en tot dienstenverlenende instellingen. Door af en toe ee n r efer endum te houden, komen de burgers genoeg aan hun trekken.

Deze redenering heeft na de gem eenteraadsverkiezingen iets van haar aantrekkelijkheid ve rloren, maar verdient tach bestrijding. AI was het maar omdat over de Europese verkiezingen ook kan worden beweerd dat deze niets om het lijf hebben, omdat het Europese parlem ent zo weinig te vertellen zou hebben. En is niet eigenlijk de macht van het nationale parlem ent ook beperkt? De oplossing ligt zo voor de hand : dienstverlenende instellingen die de normale zaken afhand elen met een riferendumpje voor de s jeu, kortom , bestuur als bedrijf en politiek als spektakel. De problem en met een dergelijke technocratische visie in een postmodern jasje liggen echter voor het oprapen. Dienstverlening kan geen substituut zijn voor invloed. Het aanwijzen van vertegen- woordigers die de ambtenaren instructies geven en controleren is zelfs een - niet de enige - voorwaarde voor een goed functionerende overheidsorganisatie. De invloed die de kiezers o p hun gem eentelijke overheden wordt ontnomen, wordt niet goedgemaakt m et de stelling dat de wezenlijke beslissingen nu eenmaal elders vallen. Hoe heeft de burger daar dan invloed op? Een r efer endum kan aileen over een of twee kwesties gehouden worden en dat dan niet vaker dan eens per paar jaar, will en de kiezer s niet m et referenda worden over voerd.

Referenda zijn geen alternatief voor represe ntatie, maar kom en juist als aanvulling en correctie op de vertegenwoordigende democratie het best tot hun recht. Za nder 'tienduizenden ijverige gemeente- raadsleden' hebben politieke partijen op landelijk niv eau geen Nachwuchs m eer .

De uitslag van d e gem eenteraadsverki ezingen duidt op vee] onvr e- de bij d e kiezers over het functioner en van hun vertegenwoordiger s.

De remedie is dat functioner en te verbeteren, niet de raden af te schaffen . Bestaande controlemogelijkheden kunnen vaak beter b enut worden . Zo is deze stelling bij een recent proefschrift (door J . Bon - nes), wat Europa betreft, inter essant: 'Het dem ocratisch deficit van de Europese Unie is minder een kwestie van gebrek aan bevoegdhe- den van het Europees Parlem ent, dan van gebrek aan belangstelling van nationale parl em enten voor voorgenomen Europese regels.'

H et b elang van lokale

politiek

WILLEM WITTEVEEN

Redacteur

s &_o

177

(2)

Bij het oprichtingscongres van de PvdA, in

1946,

stelde een scherpzinnig waarnemer een in- dringende diagnose van het Ne- derlandse partijstelsel zoals dat na de constitutionele hervormin- gen van

1 9 1 8

gestalte had gekre- gen . AI v66r

1940,

zo consta- teerde hij, waren de grote con- traversen in de Nederlandse poli- tiek beslecht of hadden zij elke betekenis verloren. Tot de eerste categorie rekende hij de school- strijd, de acht-urendag en het algemeen kiesrecht; tot de twee- de de tegenstelling protectie/

vrijhandel. Het in

1 9 I 8

inge- voerde kiesstelsel had tegelijker- tijd meerderheidsvorming moei- lijk, zoniet onmogelijk gemaakt.

'Verkiezingsprogramma's wer- den opgesteld, volkomen ernstig doordacht en eerlijk bedoeld, maar waarbij ieder toch wist dat het na de verkiezingen geen en- kele partij gegeven zou zijn om haar program te verwezenlijken.

Er kon geen parlementaire meer- derheid worden gevormd. Een regeringsvorm, die inderdaad op een volksuitspraak berustte, was daardoor niet mogelijk. '

2

Het is een beschouwing die men niet zo gauw uit de mond van de altijd zo nuchtere en voor- zichtige Drees zou verwachten, en dat maakt deze des te opmer- kelijker. Klaarblijkelijk hoopte Drees zelfs dat met de oprichting van de PvdA de noodzaak van coalitiepolitiek in de Nederland- se verhoudingen zou komen te vervallen, dat een regering be- rustend op een volksuitspraak voortaan mogelijk zou zijn.

Want zijn verwachting in deze rede was dat de PvdA niet aileen 'de leidende kracht in onze staat- kunde' zou worden, maar ook 'de meerderheid van het Ne- derlandse volk' zou omvatten.

Deze verwachting werd al bij de

s&..o41994

COALITIEVORMING IN NEDERLAND

T e r

introductie

I

BART TROMP

Voorzitter WBS-werkgroep Partijpolitieke processen;

redacteur

s &.P

eerste naoorlogse verkiezingen gelogenstraft, en daaruit heeft Drees- eerder dan anderen in de nieuwe partij - de consequenties getrokken. V oor de PvdA was regeren aileen weggelegd in 'kabi- netten van gemengde samen- stelling' - een term die Drees introduceerde om het woord 'coalitie' te vermijden. Dit ver- wees zijns inziens niet aileen te- zeer naar de vooroorlogse coali- tie van confessionele partijen, maar het suggereerde ook een overeenstemming in politieke ge- zindheid en doelstellingen die hij in de naoorlogse rooms-rode ka- binetten niet aanwezig achtte.

Pas in de jaren zestig werd de onvermijdelijkheid van coalitie- vorming in de PvdA opnieuw ter discussie gesteld. De polarisatie- tactiek, nog voor Nieuw Links tot ontplooiing kwam, gecon- cipieerd door Ed. van Thijn, zou, in combinatie met staatkundige veranderingen als de invoering van een districtenstelsel, moeten leiden tot een grootscheepse par- tijpolitieke herverkaveling. De daaruit resulterende tweedeling tussen een links en een rechts blok van partijen zou dan een eind maken aan de noodzaak van coalitievorming.

3

Deze tactiek heeft in de jaren zestig en zeventig averechts ge- werkt, niet het minst dankzij de vele tovenaarsleerlingen die Van Thijn in de PvdA opwekte, en die een doe! en zelfs een cultuur maakten van iets wat niet meer was beoogd te zijn als een poli- tiek instrument; en zij deden dit des te ijveriger naarmate de voorwaarden voor een succesvol handelen langs deze lijn - zoals de vereiste staatkundige hervor- mingen - verder achter de hori- zon verdwenen.4

V ergeten moet dan echter niet worden dat ook Van Thijn

et A ht

tio

le ze

OJ

te to

Sll

ka ge ka

pa te

CJ

le· tit ui pa

ne pa va ke ci te co rie tie ne be

Wil

aaJ aaJ spo

I.

de. tiel de van 2. ( het Da; Dre 3· I

ste1

in E

(3)

s&.o41994

een tovenaarsleerling was (is?), en wei van de Amsterdamse politicoloog Hans Daudt, en meer in het algemeen van de economische theorie der poli - tiek. Bij Daudt kristalliseerde de laatste zich in het leerstuk van de uiterste noodzaak. Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden - bij voorbeeld omdat er anders geen parlementaire meerderheid te verkrijgen was - zou volgens deze these de PvdA tot de regering worden toegelaten.

5

Dit leerstuk mag echter geecarteerd worden sinds de formatie van

I989,

waar een CDA-PvdA- kabinet tot stand kwam in weerwil van het feit dat getalsmatig - anders dan in

I 9 8 I -

een co A- v v o- kabinet mogelijk was geweest.

6

In

overeenstemming met de economische theo- rie van de politiek was wei weer het feit dat D66 bij deze formatie werd buitengesloten. Deze partij was immers overbodig om aan een meerderheid in het parlement te komen, en opname in het kabinet zou ten koste gaan van het aantal ministerszetels van CDA zowel als PvdA. Dit kabinet voldeed aldus vol- ledig aan de theorie van de

minimum winninB

coali- tie, die voorspelt dat een kabinet wordt gevormd uit het kleinst mogelijke aantal partijen dat over een parlementaire meerderheid beschikt.

De voorspellende waarde van deze theorie is, net als die van verwante theorieen die binnen het paradigma van economische theorie van de politiek vallen, niet groter dan die van een volstrekt wille- keurige gissing. Dat is geen aanbeveling voor politi-

ci

om deze theorie normatief op te vatten, en ernaar te handelen. De theorie van de

minimum winninB

coalitie is bovendien in strijd met een andere theo- rie, die niet alleen het machtsstreven in kwantita- tieve zin als factor bij het tot stand komen van kabi- netten hanteert, maar ook de ideologieen van de betrokken partijen. Volgens deze

minimum connected winninB

theorie zullen de partijen die een coalitie aangaan in termen van hun ideologieen op elkaar aansluiten. Deze theorie blijkt wei een zekere voor- spellende waarde te hebben.

7

Maar dus niet ten aanzien van het huidige kabi-

net . Want als partijen ideologisch worden gerang- schikt op een links-rechts continuum, dan ligt o 66 zonder twijfel tussen PvdA en CDA in, en o66 zit, zoals bekend, niet in het kabinet. Dit lijkt een van de belangrijkste factoren te zijn die van de 'mini- mum winning' coalitie van CDA en PvdA bij de ko- m ende verkiezingen een maximaal verliezende zul- len maken.

Dat is niet de enige reden, waarom het vraag- stuk van de coalitiepolitiek in Nederland in de PvdA opnieuw, en ten principale, aan de orde moet wor- den gesteld. Het is langzamerhand namelijk duide- lijk geworden dat siinpele rekenarij over wie met wie zou kunnen, wetenschappelijk noch politiek tot bevredigende uitkomsten leidt, en dat de vanzelf- sprekendheid van een eendimensionale ordening van politieke partijen op een links-rechts conti- nuum er niet meer is.

Bij de druk bezochte studiebijeenkomst die de werkgroep partijpolitieke processen van de Wiardi Beckman Stichting op

2 I

januari belegde, is het thema daarom van twee andere zijden benaderd dan lang in de PvdA gebruikelijk is geweest. Aan de ene kant een historische benadering, waarin ge'infor- meerd werd naar de ervaringen uit het Nederlandse verleden, metals vraag of daaruit niet een patroon naar voren komt waarin sommige uitkomsten meer waarschijnlijk en meer wenselijk zijn dan andere.

Aan de andere kant een benadering waarin niet de machtsverdeling tussen, en het machtsstreven van, politieke partijen centraal staat, maar waarin veel- eer de aandacht uitgaat naar h un doelstellingen, de mate waarin die met elkaar sporen, en niet te ver- geten, de maatschappelijke omgeving waarin zij opereren . In dit nummer zijn de bijdragen opgeno- men die aan de historische analyse waren gewijd:

een prikkelende, 'speculatieve' beschouwing van Joop van den Berg, gevolgd door twee reacties daarop van J . Outshoorn en J . Bosmans. Rick van der Ploeg, coreferent op de bijeenkomst, sluit de serie af m et enkele tegendraadse gedachten over coalitiepolitiek.

1. Tekst gebaseerd op mijn inleiding op de studieconferentie over coalitiepoli- tiek in Nederland, georganiseerd door de werkgroep partijpolitieke processen van de wss, 21 januari 1994 te Utrecht.

2. Geciteerd uit B. Tromp, 'Drees en het democratisch socialisme', in H.

Daalder en N. Cramer (red.): Willem Drees, Houten: DeHaan, 1988, 53·

tocht. Commentaren en pleidooien 1966- 1991, Amsterdam: Van Gennep, 1991.

4· Cf. Bart Tromp: 'Party Strategies and

System Change in the Netherlands', in Peter Mair and Gordon Smith (eds.):

Nederland na 194>· Beschouwinaen over ontwikkelina en beleid, Deventer: Van Loghum Slaterus, 1980.

6. Cf. Bart Tromp. 'Politiek saai, politi- cologisch spannend', lntermediair, 2 6 (1990), 3 (•9januari).

3. Ed van Thijn: 'Van partijen naar stembusakkoorden' (1967), opgenomen in Ed. van Thijn: Democratie als harts-

Understandina Party System Chanae in Western Europe, London: Frank Cass, '990, 82-98.

H. Daudt: 'De ontwikkeling van de politieke machtsverhoudingen in Nederland sinds 1945', in G.A. Kooy, J.H. de Ru, H.J. Scheffer(red.),

7. Een toegankelijk overzicht van deze theorieen is te vinden in Bart Tromp:

De wetenschap der politiek. Verkenninaen, Leiden: oswo-Press, 1993, 109-••9.

179

(4)

18o

Waarom coalities en op arondslaa waarvan?

Misschien m et uitzondering van het derde kwart van de negen- tiende eeuw heeft de Neder- landse politiek nooit een zelf- standige m eerderheid voor een politieke stroming of partij opge- leverd . Meerderheden waren steeds samengestelde combina- ties van stromingen die na ver- kiezingen een houdbare m eer - derheid dienden te vormen . In tegengestelde politieke overtui- gingen moest naar voldoende verwantschap worden gezocht voor zakelijke samenw erking:

tussen polariteiten van conserva- tief naar veranderingsgezind, of van confessioneel naar niet-con- fessioneel, of van sociaal-econo- misch rechts naar links . In deze beschouwing zal ik wei niet meer behoeven aan te tonen, dat poli- ti eke tegenstellingen nooit te r educeren zijn geweest tot uit- sluitend een van deze polaritei- ten. Zo kon, bijvoorbeeld , de herziening van de zedelijkheids- wetgeving in het begin van deze eeuw niet slechts rekenen op een confessionele meerderheid maar via het opkomende feminisme ook op steun van vnJzmnig- democraten en van de sociaal- dem ocraten .

1

Toch kan tegelijkertijd wor- den vastgesteld dat steeds een polariteit de ander e min of m eer naar het tweede plan heeft weten te drukken en daardoor, zowel op het politieke toneel als in de maatschappij, tot d e dominante politieke tegenstelling heeft kun - · nen worden. Kennelijk behoort het tot d e werkzaarnheid van po- litieke stromingen - in elk geval tot hun behoefte - om de com- plexiteit van tegenstellingen te reduceren tot een over zichtelijk, zo mogelijk een-dimensionaal,

s &.o 4 '994

COALITJEVORMING IN NEDERLAND

Een spilpositie

voor de sociaal - democratie?

J,TH.J. VAN DEN BERG

Hooaleraar Nederlandse politiek en parlementaire aeschiedenis te Leiden; lid van de Eerste Kamer der

Staten-Generaal voor de PvdA

geheel. Zo drong de Anti- Revo- lutionaire Partij , m eer en m eer gesteund door de rooms-katho- lieken , aan de Nederlandse poli- tiek de cultuurpolitieke polari- teit op: de welbekende

Antithese.

De

A R P

deed dat m et onmisken- baar succes, tot verdri et van de oud geworden liberale partij . Oat verdriet is m ooi te zi en in de dagboekaantekeningen van W .H . de Beaufort, di e Kuyper aan het begin van deze eeuw zag als het onbeschaafde

bete noire

van de Nederlandse politiek, nadat

J. Th . Buys zich a! ernstig zorg had gemaakt over de confessio- nele opkom st in de jaren tach- tig.

2

Maar, de polariteit die op het politieke toneel domin eert hoeft niet per se te corresponderen met de dominante tegenstellin - gen in de sam enleving. In de maatschappij kunnen zich met toenem ende heftigheid polaritei- ten ontwikkelen die, minstens voorshands, op het politieke to- nee! zoal niet worden ontkend dan toch gekleineerd of onderge- schikt gehouden . Want gevestig- de polariteiten brengen geves - tigde machtsverhoudingen en gevestigde belangen met zich mee: frontlinies di e niet zomaar worden opgegeven. Politieke machtsverhoudingen neigen tot verzelfstandiging en derhalve tot historische traagheid. Nieuwe tegenstellingen kunnen imm er s leiden tot politieke hergroepe- ring, nieuwe verwantschappen en nieuw e coaliti es: op zijn minst vergt dat gewenning. Wie eerst de 'vijand ' was, blijkt opeens ee n potentiele bondgenoot; wie broeder in de strijd was, blijkt tegenstander geworden. Kort- om , het is ook een kwestie van psychologie .

-

0 tc

OJ

hi g( g(

r{

ie tc

To

Cl

he Z i K To sc da sc

h{ 0 pa sc b{ ni· ke 'h

Do

OV

ve lin ka do sci he

VO

fie

nie

Dit in I< jan• 'Cc

l.l

zak del wel scri 2. 1 tek· uit~

(5)

Deze stellingen zou ik eigenlijk in een uitvoerig his- torisch betoog moeten uitwerken, maar daarvoor ontbreekt de ruimte. Het zal dus moeten met enige historische illustratie en dus de bekende (maar ook gewaagde) reuzenschreden door de vaderlandse geschiedenis. Vervolgens zal ik van daar uit probe- ren nate gaan of zulke historische beschouwing ons iets kan leren omtrent coalitievorming nu en in de toekomst.

Een historische illustratie

Tot het begin van onze eeuw werkt, als gezegd, de cultuurpolitieke polariteit als de dominante door in het parlem ent en dus in de vorming van coalities.

Zij ber eikt in de totstandkoming van het kabin et- Kuyper in

I 90 I

waarschijnlijk haar hoogtepunt.

Tegenover de confessionele strijd voor de vrije school en de vrij e maatschappelijke associatie - daarmee ook voor een gedifferentieerde maat- schappij - staat de liberale voorkeur voor de een- heid van de natie en de vrijheid van het individu . Ook sociale tegenstellingen die niet zonder m eer passen in deze polariteit worden er aan onderge- schikt gemaakt. Dus gaat het debat over, bijvoor- beeld, de sociale zekerheid of de volkshuisvesting niet primair over het 'wat' daarvan (welke aanspra- ken t egenover welke verplichtingen) maar over het 'hoe', de organisatorische vormgeving.

De opkomst van de sociaal-democratie en haar, overigens ietwat late, succes na

I 9 I

o markeert de verandering in politieke verhoudingen en tegenstel- lingen. De dominante polariteit verandert van karakter . De soAP tracht daar zelf aan bij te dragen door, in de Groninger schoolmotie

(I9o2),

de schoolkwestie te 'neutraliseren' en niet de fout te herhalen van het AN w v, dat zich met de liberale voorkeur voor openbaar onderwijs had ge"identi- ficeerd.3 De soAP hoort, als het ware, 'in het rijtje niet thuis', maar zij wordt, zelfs in

I 9 I 8,

niet sterk

genoeg om een geheel nieuwe slagorde te forcer en, zoals dat de A

R

P eerder wei was gelukt. Daarin ligt het belang van de katholieke steun aan de A

R.

Dus blijft des o A P voorshands bij de coalitievorming aan de kant staan : er zijn altijd weer nieuw e alibi's, op oude angsten voor 'rood' gebaseerd, om de oude cultuurpolitieke polariteit in ere te houden: Troel - stra's 'vergissing ' van

I 9 I 8

of de muiterij op de 'Zeven Provincien', vijftien jaar later. Een kabinet over de grenzen van de Anti these heen wordt in die tijd, maar ook nog wel na

I 945,

o.a. door Drees, standaard betiteld als een 'kabinet van gemengde sam enstelling'.

De cultuurpolitieke polariteit kan m et een aantal vraagstukken redelijk uit de voeten, zoals de schoolkwestie en, met enig hangen en wurgen, ook de kwestie van het kiesrecht. Tot

I 9 I 7

weet de A

R

P weliswaar het vrouwenkiesrecht te blokker en, maar als haar minister s in

I 9 I 9

er even niet bij zijn, zegt de katholieke minister Ruys aan het parlem en- taire initiatief van Marchant het contraseign toe.

Kw esties echter als d e sociale zekerheid en de volkshuisvesting, laat staan de ziektekostenverzeke- ring, zijn nauwelijks oplosbaar. Daar is de verwant- schap van Anti-Revolutionairen en katholieken a!

niet erg op gebouwd, maar vooral: daar correspon - deren politieke en maatschappelijke coaliti es niet langer met elkaar. In de politiek moge de confessio - nel e coalitie overheersen, bij werkgevers en werk- nemers domineert de niet-confessionele organisa- tie .

4

N

a

I 9 I 7

is het zeker niet !anger de A

R

P die het sterkst vasthoudt aan de Antithese als dominante tegenstelling en dus als grondslag van kabin etsvor- ming. Puchinger heeft , in bij elkaar

26oo

bladzij - den, 5 Iaten zien dat Colijn op een andere politieke schaalverdeling zat, in feite de sociaal-politieke, en voorkeur had voor gemengde kabinetten. Waar- schijnlijk onder m eer omdat hij - en anders zijn

Dit artikel is de bewerking van een in Ieiding gehouden te Utrecht op 2 I

januari, tijdens de w B s-conferentie, 'Coalitiepolitiek in Nederland'.

M. van Faassen, Den Haag I993; heid, in: J.Th.J. van den Berg e. a.

(red.). De SVR 40 Jaar: einde van een tijd- perk, een nieuw beain?, Deventer I 99 2,

29-46.

I. A.B. Graveland, 'Weg met het nood- zakelijk kwaad', de prostitutiekwestie en de totstandkoming van de zedelijkheids- wetgeving van I 9 I I , Leidse doctoraal- scriptie, I 99 3.

2. W.H de Beaufort, Dagboeken en aan-

tekeningen, I 874-I 9 I 8, twee banden, uitgegeven door J.P. de Valk en

J.Th. Buys, Studien over staatkunde en staatsrecht, twee delen, Amhem I 895, (i.h.b. II, 234-263).

3· P. Korver, 'De Groninger schoolmo-

tie van de SDA p', in: Mamix Krop e.a.

(red.), Het achtste Jaarboek voor het demo- cratisch socialisme, Amsterdam I 98 7,

I5-54·

4· J.Th.J. van den Berg, 'Eengeschiede-

nis van grote vraagstukken, grote nod en en grote mannen en vrouwen', politick historische context van de sociale zeker-

5. G. Puchinger, Colijn en het einde van de Coalitie, drie de/en; I ' De aeschiedenis von de kabinetsjormaties, 1918-1924, Kampen

I 969; II, De aeschiedenis van de kabinets- formaties, 192t;-1929, Kampen I98o;

I II' De aeschiedenis van de kab;netiformaties, 1933-1939, Leiden I993·

(6)

182

s &..o 4 I994

vrienden wel

-

vreesde voor katholieke overheer- sing in de

christelijke coalitie.

Het zijn juist de ka- tholieken, onder Nolens' Ieiding, die bijna kramp- achtig vasthouden aan de christelijke coalitie, tot

I 939

toe

.

Het gemengde kabinet

van

Colijn

staan zij een enkele keer wei toe, zoals in I 9

3 3, maar ongaarne.

Dat is niet aileen een kwestie van machtsverhoudin- gen maar ook van gebrek aan verwantschap met het liberalisme, te minder naarmate de jaren vorderen

en corporatieve

opvattingen

winnen

aan gewicht.

(Men leze

er

de verhelderende biografie van de jonge Romme,

van

Jac

.

Bosmans,

op

na).

6

Maar katholieken durven

evenmin

de

sprong aan naar,

wat in die jaren heet, het 'democratische kabinet' zoals door Marchant nagestreefd: de combinatie van

sociaal-democraten,

vrijzinnig-democraten

en

rooms-katholieken. Noch de Vaticaancrisis (I 925), noch zelfs de grote economische depressie is vol- doende stimulans.

Gemeten naar de dominante maatschappelijke polariteit van het lnterbellum had reorganisatie van de politieke polariteit en dus coalitievorming langs sociaal-politieke lijnen voor de hand gelegen: Ofwel onder Ieiding. van Colijn, Ofwel onder die van Marchant of, wie weet, Albarda. De katholieken willen geen van beide en houden liever vast aan de intussen achterhaalde Antithese, ook al groeien Anti-Revolutionairen en RK Staatspartij steeds ver- der uiteen: de eerste in liberate richting, de tweede in die van d

e sociaal-democratie.

De Duitse bezetting breekt het oude ijzeren gordijn tussen progressieve katholieken en van het marxis- me bevrijde socialisten definitief af. Daarm

ee is de

opening geschapen naar de sociaal-politieke polari- teit die na

I

945 K v Pen PvdA

- eindelijk, kan men

zeggen

-

bijeen brengt in Beels 'Nieuwe B

estand' en

later Drees'

en

Rommes

'

Brede Basis'

.7

Dat is

)

6.

J.

Bosmans, Romme, bioarcifie 1896- 1946, Utrecht I 99 I .

7. Het is overigens .de vraag of Romme moet worden beschouwd als de uitvin- der van het 'brede-basisidee', zoals gewoonlijk gebeurt. Hij is ongetwijfeld de bedenker van de na-oorlogse variant, waarin de K v Peen middenpositie inn am tussen PvdA enerzijds en c H u en hetzij v v o, hetzij A R P anderzijds. Maar Colijn had al een brede basis tijdens het lnterbellum ontwikkeld die de A R Peen centrale positie verschafte tussen katho-

minder dan de aanvankelijk nagestreefde

'Door-

braak', die katholieken, links-liberalen

en sociaal-

d

emocraten in een politieke beweging bijeen wilde

brengen, maar het is aanzienlijk meer dan de

ver-

lamming van de jaren dertig. De ARP komt zelfs

voor een jaar of zeven aan de kant te staan. Totdat ook zij -

zoals Bosscher heeft beschreven

8 - zich van

Colijns

erfenis heeft weten

te ontdoen

.

Die

erfenis is niet de Antithese

maar de verwantschap

van

Colijn met de liberalen

.

In deze

sociaal-politieke

polariteit domineert,

wat

ik heb

genoemd,

het rivaliserende bondgenoot-

schap van

katholieken

en sociaal-democraten.9

Zij

correspondeert lange tijd wonderwel met de

pola- riteit in de

samenleving;

de 'verzuiling' heeft im- mers de oude

cultuurpolitieke

polariteit

zowel gepacificeerd als geneutraliseerd. Als de verzuiling

iets heeft bewerkstelligd, is het niet de

cultivering van

tegenstellingen (a la Lijphart)

I 0

maar juist de pacificatie

en geleidelijke

verzoening daarvan

.

Daardoor ontstond de ruimte

om,

als het ware

ongestoord, sociaal-politieke tegenstellingen uit te vechten en op te lossen: de georganiseerde bevor-

dering en verdeling van welvaart; de

opbouw van een modern en zelfs geavanceerd stelsel van sociale zekerheid; een hoogwaardig bouwwerk van publie-

ke

voorzieningen.

Zozeer opgelost, dat de

sociaal-

politieke polariteit in de jaren zestig en zeventig aan betekenis

verloor, ondanks geforceerde

polarisatie door de partijen van links. Zelfs in het kabinet-Den U

yl bleef het bondgenootschap van

PvdA

en

K

v P

immers voortbestaan, hoe ongemakkelijk ook

.

Een begin van nieuwe conflicten en tegenstellingen, opnieuw van meer cultuurpolitieke aard, bl

eef poli-

tick als het ware onderdrukt, werd van onderge-

schikt belang verklaard als het er op aankwam: de-

mocratisering,

vrouwenemancipatie,

hervorming van het mediabestel, nieuwe

ethische

kwesties en

lieken enerzijds en c H u en liberalen anderzijds. In I 933 wist hij de vrijzinnig- democraten, eertijds de bedenkers van het 'democratische kabinet' er bij te ver- werven. Was de katholieke partij v66r

I 940 de belangrijkste tegenstander van zulk een brede basis, deAR P had er na

I 945 de meeste problemen mee. Bruins Slot wilde in I 958/ I 959 het liefste terug naar ... de christelijke coalitie.

8. D. Bosscher, Om de eifenis van Colijn, de A R P op de 9rens tussen twee were/den,

1939-19 <;2. Alphen aan den Rijn I 98o.

v h t·

tJ

z

n n

c

g d e d

v n

"

v

p p

n [

1- d k n

n v

k d

v.

d eo

tl

k b

eJ 0 t( [

d

[

n

(7)

vooral, het probleem van ecologisch behoud en herstel. Dat werden in verouderende politieke tegenstellingen de moeilijk of niet oplosbare kwes- ties.

De 'les' van de geschiedenis

Als er lessen uit de geschiedenis zijn te trekken dan zijn het er waarschijnlijk drie.

De eerste les zou kunn en zijn dat het politiek normaal en winstgevend is om in de baaierd van mogelijke tegenstellingen dominante polariteit te construeren en tot richtsno er te nemen en de partij - en coalitievorming daarop te organiseren. T e- gelijkertijd echter luidt de tweede les dat zowel deze polariteit als de daaruit voortkomende partij- en vooral coalitievorming naar hun aard tijdgebon- den zijn en vroeg of laat weer van karakter zullen verander en, nieuwe allianties mogelijk en zelfs noodzakelijk maken en vertrouwde bondgenoot- schappen achterhaald. Tenslotte is het op zijn minst waarschijnlijk dat politieke polariteit met ruime vertraging zal reageren op veranderde maatschap- pelijke verhoudingen: in de bestaande politieke polariteit en het bestaande bondgenootschap is im- mers lange tijd en m et veel energie geinvesteerd.

Die Iaten zich ni et gemakkelijk vervangen.

Hier houdt echter de geschiedenis op en onvermij- delijk betreden wij nu de taxa tie van huidige en toe- komstige maatschappelijke tegenstellingen en hun mogelijke doorwerking op het politieke toneel.

Niet aileen heeft de sociaal-politieke dimensie in maatschappij en politiek intrinsiek aan betekenis verloren, de nationale staat is voorts een t e beperkt kader geworden voor de zelfstandige regulering daarvan. Nationale politiek begint in het algemeen van een hervorm ende tot een beheerstaak te wor- den, van aanpassing bovendien, zeker in het sociaal- economische. Daarvoor in de plaats nemen cul- tuurpolitieke probl em en en tegenstellingen in bete- kenis toe: de vraag naar sociale veiligheid, de behoefte aan (en noodzaak van) ecologisch behoud en herstel, vragen van maatschappelijke ethiek als- ook van culturele diversiteit en gelijkheid, de vraag tenslotte naar de plaats en betekenis van de arbeid.

Daarmee zijn sociale vragen niet van onbelang ge- worden, maar zij moeten worden bezien in een an- der dan uitsluitend economisch links-rechtskader.

Dat zou m e de verklaren waarom het co A een ande- r e politieke partij is geworden dan zijn oprichters

(A

R

P, c

H

u en

K

v P) zijn geweest, zoekend naar nieuwe wegen. Of, waarom de kleine linkse partij - en, voordat zij helemaal wegkwijnden, zich hebben verenigd in GroenLinks (dus ni et: 'rood links'), op weg naar een andere, m eer moderne missie. Ni et voor niets heeft zich sinds de jaren zestig een 'post- materialistische' stroming als stoorzender in de tevredenheid van de sociaal-politieke polariteit bin- nengedrongen: o66 heeft die polariteit ter discussi e gesteld, zoals eertijds de s oAP dat met de Anti these heeft gedaan. Partij van de Arbeid en vvo staan daar onwennig en onthand tegenover. Zij hebben weliswaar hun wederzijdse uitsluiting en bijbeho- rende polarisatie opgegeven, maar zij blijven toch de belichaming van de oude en waarschijnlijk ver- ouderende sociaal-politieke polariteit.

Is dat voor PvdA en vvo r eden om zichzelf maar op te heffen? Mij dunkt van ni et . In een eerdere fase hebben confessionele partijen hun behoud en vitali- teit weten te waarborgen, doordat zij in staat waren de draai te maken van cultuurpolitiek naar sociale politiek. Totdat de tijd was gekomen voor organisa- torisch samengaan. Sociaal-democraten en libera- len hebben het zelf in de hand om hun draai te ne- m en en de consequentie daarvan onder ogen te zien: de zoektocht, op basis van veranderde maat- schappelijke en politieke tegenstellingen, naar nieu- we, duurzame bondgenootschappen.

Dat zou op den duur kunnen leide n tot de 'paar- se coalitie'. (AI blijft een geboren en getogen katho - liek als ik dat een eigenaardige kl euraanduiding vin- den.) Of de Partij van de Arbeid daarin d e domine- r ende politieke groep zal zijn, zoals zij dat - m et de

K

v P - was in de voorbije peri ode, is voor mij ove- rigens nog maar de vraag . Eerder komt het mij voor dat zij, zonder dominant te zijn, de onvermijdelijke bondgenoot in elke coaliti e zou kunn en worden: de ene geleid door het CDA, de ander e door progres- sief liberal en en ecologisten. (Ik definieer bewust ruimer dan: o66 .) Voor een eertijds drijvende poli- tieke kracht in Nederland is dat een hele verande- ring; in politieke machtstermen geredeneerd overi- gens niet ongunstig.

Let wei, de katholi eke stroming in Nederland

heeft er een kl eine anderhalve eeuw betrekkelijk

wel bij gevaren. Er m oet wel worden bijgezegd, dat

haar ambities aldoor beperkt waren en dat er voor

katholieken een belang in was gelegen anderen het

initiatief te Iaten: aan de liberal en eerst, tot circa

187o;

de Anti-Revolutionairen later , tussen

188o

(8)

S &_D 4 1994

en 1939; tenslotte aan de sociaal-democratie , vanaf 1945 tot

I

980

.

De sociaal-democratie is van nature ambitieuzer en heeft een traditie als stuwende politieke kracht.

Lange tijd heeft zij ook geen belang gehad bij een plaats in de schaduw en in het lnterbellum heeft zij daaronder zelfs sterk te lijden gehad. Maar het ini- tiatief is haar niet van Godswege of van nature gege- ven, zelfs haar voortbestaan niet. Voor mij staat niet vast, dat zij die positie als drijvende kracht terugkrijgt; staat evenmin vast of zij die per se terug moet krijgen.

Maar - ik zei het al: het is ook een kwestie van psy- chologie - het zal op zijn minst wennen zijn: zo 'n politieke plek in h et midden tussen christen-demo - craten enerzijds en hervormingsgezinde liberalen en ecologisten aan de andere kant . Hebben wij anderen, de

K

v

P

in het bijzonder, jarenlang niet omwille van di e positie benijd, uitgedaagd en voor- al gehaat? lntemationale ervaring leert het : de partij van het midden is invloedrijk omdat zij - bij een gegeven omvang - niet te ontwijken valt. Zij kan ook zegenrijk werk doen, onder andere door af te r emmen. Maar zij in spireert zelden en zij wordt even zelden geliefd. Toch kon het wel eens zijn dat de Partij van d e Arb eid zich op zulk een politieke constellatie moet voorber eiden.

Postscriptum

Op zichzelf zou het bij dit - ik erken het: sterk speculatieve - betoog kunn en blijven. Er blijven dan echter twee vragen liggen:

I.

is zulk een ont- wikkeling er een die de sociaal-democratie in N e- derland doelbewust zou mo eten nastreven;

2.

hoe- vee! empirische ondersteuning biedt het politiek- wetenschappelijk onderzoek voor de hiervoor opgeworpen speculaties?

Om met het laatste te beginnen: het empirisch onderzoek Ievert voor speculaties over wijzigingen

in de klassieke links-rechtspolariteit ontegenzeglijk weinig materiaal. (lk heb, zachtj es uitgedrukt, de scrujn t egen.

11)

Toch is dat onvoldoe nde r eden om er dan ook maar geheel vanafte zien. Daarvoor zijn twee redenen te geven. In de eerste plaats gaat het empirisch politicologisch onderzoek in het alge- m een wt van de klassieke economische links- rechts- tegenstelling en de uitkomsten riskeren dus een tautologisch karakter te krijgen: de onder zochte populatie wordt als het ware eerst in het klassieke schema 'gedrukt' en dan ' kloppen' de resultaten al gauw met de vooraf aangenom en hypothese.

12

Tweede reden voor aarzeling is, dat het politie- ke discours in vrijwel de hele westelijke , dem ocra- tische wer eld nog verloopt langs de lijnen van de klassieke sociaal-politieke polariteit. Zeker van w ei geinteresseerde maar niet sterk gem volveerde kie- zers wordt het dan wel erg veel gevraagd om langs heel andere dimensies te redener en: politici d oen het immers met, maar evenmm de domillante belangengroepen en ambtenaren noch de spraak- makende commentatoren in de massamedia. Aldus kan het gemakkelijk lijken dat de links- rechtstegen- stelling op de sociaal-economische lijn aan scherpte en belang verliest en 'aile partijen op elkaar gaan lij - ken ' , maar dat er evenmin iets voor in de plaats komt tenzij betrekkelijk los van elkaar staande issues.

Uitgaande van de ver onder stelling (nogmaals:

meer dan dat is het niet) dat zich een rueuwe cul- tuur-politieke polariteit ontwikkelt waarin de soci- aal-democratie nlet zo nder m eer op een der 'vleu- gels' zou mogen worden gesitueerd, is de vraag of dat een wenselijke ontwikkeling zou zijn . Hi er voor heb ik a! betoogd dat een positie in het ideologische 'centrum ' strategisch belangrijke voordelen zou kunnen hebben.

Belangrijker is natuurlijk de vraag of de sociaal- democratie de ontwikkeling van zulk een nieuwe polariteit (mede) zou m oeten stimuleren en dus ook zelf de steven zou moeten wenden: van priori-

9· In: 'Een geschiedenis ... (zie noot 4),

39-44·. J

1 o. A. Lijphart, Verzuilina. pacificatie en kenterina in de Nederlandse politiek, Amsterdam 1968.

Courtlezing, in 1991 in Leiden gehou- den: Cultural chanaes in Advanced Industrial Societies, Predictions and Findinas, Leiden 1 99 1 .

nerzijds tot een 'cultuurpolitiek gericht' socialisme is te vinden in mijn afscheids- rede als directeur van de Wiardi Beckman Stichting: Het einde van een tijdperk, in Oraanisatorische en financiiile verslaaen 1989 van de neveninstellinaen van de Partij van deArbeid, Amsterdam z.j.

(1990), 110-121. Toegegeven: dat was nog te mager; ik zal de bewijslast volle- diger moe ten nakomen.

1 1. Zie het hierna volgende artikel van

Joyce Outshoorn. Enige empirische ondersteuning voor mijn hypothese is er overigens wei, vooral in het werk van de Amerikaanse politicoloog, Ronald lnglehart. lk verwijs hier naar zijn (samenvattende) Pieter de Ia

1 2. Een meerdimensionale analyse van politieke tegenstellingen (inclusief accentverschuivingen) in Nederland is te vinden bij: C.P. Middendorp, ldeoloBJ in Dutch Politics: the Democratic System Reconsidered, 1970-1985, Assen/

Maastricht 1 99 1 .

1 3. Een eerste schuchtere paging mij-

(9)

teit voor sociale vraagstukken en sociale rechtvaar- digheid, in d e klassieke, materiele zin van het word, naar prioriteit voor een

cultuurpolitiek socialisme 1 3

waarin oude rechtvaardigheidsconcepties wei wor- den gelntegreerd maar niet meer strikt centraal staan. Het antwoord op die vraag is minder gemak- kelijk dan de zuiver strategische kwestie. Oat vraagt om een grondige herziening en herformulering van beginselen; in wezen om een ni euwe definitie van democratisch socialisme. De aanzetten voor zulk een herdefiniering zijn waarschijnlijk al geleverd in een document als

'Om de kwaliteit van het bestaan' ( 196

3) alsook in Croslands

'Future

if

Socialism''4

(a!

uit

1 9 56!),

maar het zijn aanzetten gebleven. De ecologische kwestie speelt bovendi en in geen van beide werken een rol van belang. Voorts houden

geen van beide documenten erg vee! rekening met de versnelling die de internationalisering van poli- tieke en economische besluitvorming sedert het einde van de jaren zestig heeft ondergaan.

Het is kortom - op welke polariteit dan ook - hoogste tijd om over de grondslagen van het demo- cratisch socialisme na te denken en met elkaar te debatter en, voordat het - opnieuw: op welke po- lariteit dan ook - zijn relevantie verliest. Met aileen sociaal naar het midden schuiven, zoals in Europa nu allerwege gebeurt, kan de sociaal-demo- cratie, vrees ik, niet overleven: zij verliest aan geloofwaardigheid op haar klassieke terrein en zij laat bovendien grote nieuwe problem en te zeer ter- zijde liggen.

14. C.A.R. Crosland, TheFuwre'![

Socialism, London 1956.

(10)

186

Van een historicus mag men niet verwachten dat hij lessen trekt uit de geschiedenis. Steeds op- nieuw behoort 'hij uit te leggen dat die niet bestaan . Daarom zou ik mij het liefste willen b eperken tot een paar kanttekeningen bij dat dee! van Van den Bergs beschouwing, dat handelt over de jaren twintig en dertig, m et name dan bij zijn opmerking dat de confessionelen

November 191 8

of de muiterij op de Zeven Provincien gebruikten als alibi om de

SDAP

niet aan de rege- ringstafel te hoeven Iaten aan- schuiven. Oit is namelijk een nogal fors waardeoordeel dat wel eens, zo vrees ik voor Van den Berg, niet helemaal hestand is tegen de feiten; het miskent in ieder geval de authentieke vrees onder de confessionelen dat het met de samenleving echt de ver- keerd e kant uit zou gaan als de rooien in de coalitie zouden wor- den opgenomen. Schreef ik in een vaktijdschrift voor historici, dan zou ik mijn bezwaren op dit punt nader uitwerken . Hier wil ik nu vooral refl ecter en op Van den Bergs uiteenzetting over de meest r ecente tijd en dan even stilstaan bij twee punten, waarbij ik een paar r etrospecti eve op- merkingen zal maken om vervol- gens het trekken van de lessen daaruit toch maar aan u over te Iaten.

Het eerste punt is er een, dat Van den Ber g eigenlijk niet heeft behandeld, maar dat bij coalitie- vorming een prominente rol speelt, te weten de verdeling van de macht en d e daarbij behoren- de spelregels. Ontegenzeggelijk is de kabinetsformatie een be- langrijk, zo niet het beslissende moment in de coalitievorming.

In de tijd van verzuild Neder-

COALITIEVORMING IN NEDERLAND

De

historische factor

J.

BOSMANS

Hoogleraar Nieuwste Geschiedenis, Katholieke Universiteit Nijmegen

land, vanaf het einde van de ne- gentiende eeuw tot pakweg hal - verwege de jaren zestig, verlie- pen de formaties op een enkele uitzondering na relatief eenvou- dig. Oat had te maken met de duidelijkheid van de door Van den Berg genoemde polariteiten;

die konden daarom zo lang hun werk doen, omdat het electoraat zich nauwelijks roerde. Oat elec- toraat kon van bovenaf gemakke- lijk gedisciplineerd worden, o.a.

omdat de verfoeibaarheid van de bestaande orde, rustend op het vrijheidsbeginsel van het liberale kapitalisme, als het ware een axioma was en h et handelen van de politieke en maatschappelijke

!eiders gezien werd in het per- spectief van die betere samenle- ving, met name de klassenloze maatschappij en de corporatieve, op de solidariteit van de klassen berustende samenleving. Oaar- van circuleerden hele en halve geloofwaardige blauwdrukken en d e maakbaarheid ervan was derhalve ho ven aile twijfel ver- heven. Toen het failliet van de ideologieen zich in de jaren vijf- tig begon af te tekenen, kwam het electoraat even later dan ook in opstand.

Ooordat de politieke voor- keuren van de kiezers nu een grotere bandbreedte kregen, werd het voor de politieke partij - en noodzakelijk om die kiezers nadrukkelijk naar de ogen te gaan zien. Daarbij werden polariteiten gecreeerd rond concrete kwes- ties, waarvan het vervelende is dat di e nogal aan de mode onder- hevig zijn . Oaardoor werden coalities geen vanzelfsprekende sam enwerkingsverbanden meer, geen voor een Ianger tijdsbestek dan een kabinetsperiode levens- vatbare bondgenootschappen.

De politieke cultuur leek in de

(11)

jaren zestig fundamenteel te veranderen. Oat deed verschillenden grijpen naar experimenten en nieu- we strategieen. De meest opmerkelijke daarvan is de door de Partij van de Arbeid gedurende een klei- ne twintig jaar bedreven polarisatie gebleken.

Daarmee miskende de PvdA dat in onze politieke cultuur een aantal trekken gebakken zit, waarop Van den Bergs wet van de historische traagheid eveneens van toepassing is. Van den Bergs collega Daalder heeft er meer dan eens op gewezen dat onze cultuur is gevormd ten tijde van de Republiek.

Oat was een koopmansrepubliek, waar het aan- kwam op zaken doen en waar onenigheid als slecht voor de negotie gold en daarom zoveel mogelijk werd vermeden. Die eeuwenlange training in ver- draagzaamheid werkte door in de verzuilde tijd, toen de ideologieen elkaar weliswaar te vuur en te zwaard bevochten, maar de verantwoordelijke !ei- ders ervoor zorgden dat de altijd aanwezige mid- delpuntvliedende krachten niet konden uitbreken.

Redelijkheid, verdraagzaamheid en evenredigheid, dat waren belangrijke grondslagen van de politieke cultuur van toen en die zijn, dunkt mij, met het ineenstorten van het verzuilde bestel niet verdwe- nen. Hen negeren of met voeten treden kan niet straffeloos gebeuren. Is dat niet Den Uyl overko- men, toen Van Agt hem moedwillig een ongehoor- de afstraffing gaf voor de ten tijde van de formatie in

I972-I973 al

te nadrukkelijk betoonde arrogantie van de macht door eerst in

I 977

Den Uyl n te blok- keren en hem vier jaar later, in

I 98 I ,

te dwingen onder hem te dienen om hem vervolgens binnen een jaar ook nog eens en toen voorgoed pootje te lichten?

De PvdA heeft in de jaren zeventig nog in een ander opzicht getoond geen beste neus te hebben voor de werking van historische factoren door de kracht van de christen-democratie te onderschat- ten. In aile toonaarden is toen voorspeld dat het CDA er nooit zou komen en de formatie van het kabinet-Den Uyl is zelfs gebruikt om dat proces van eenwording te frustreren, met averechts gevolg, zo lijkt het. In dit verband mag ik ook hier nog wei eens herinneren aan de opmerking van Maarten Schake! dat, als het CDA ooit legpenningen gaat uit- reiken voor verdienstelijk fusiegedrag, in ieder geval Jaap· Burger ermee begiftigd moet worden, want het uiteendrijven van de drie tijdens de forma- tie van het kabinet-Den Uyl deed hen juist met extra energie vastklampen aan de eenmaal uitgezet- te marsroute. Ik voeg hieraan toe dat de PvdA door

voortdurend Van Agt te attaqueren ook de wet van de underdos grof overtrad. Ook dat heeft bij de con- fessionelen de rijen doen sluiten en heeft aantoon- baar invloed gehad op de coalitievorming na Den Uyl. Met de wisseling van de wacht midden jaren tachtig lijkt de PvdA weer meer aansluiting te zoe- ken bij de grondslagen van onze politieke cultuur.

Hocifdstrominsen

Ik kom nu tot mijn tweede punt. De politieke en parlementaire geschiedenis van ons land gedurende de negentiende en twintigste eeuw overziende, valt te constateren dat steeds drie hoofdstromingen om de macht hebben gevochten: het liberalisme, de christen-democratie en het socialisme. Tot nu toe zijn andere stromingen er niet in geslaagd om hen serieus concurrentie aan te doen. Tot aan de jaren zestig zag het partijpolitieke tableau er simpel uit.

Ieclere stroming had weliswaar last van afsplitsin-

gen, maar beslissende invloed op de verdeling van

de macht hadden deze niet. Met uitzondering van

extreme partijen als SGP, GPV en CPN verdwenen

ze vroeg of laat weer bij gebrek meestal aan traditie

en altijd aan onvoldoende mogelijkheden om zich te

profileren; zij werden door de grote partijen, als

dat nodig was, programmatisch als het ware leegge-

zogen. Na de jaren zestig is het tableau bonter ge-

worden. Maar het is de vraag, of de positie van de

hoofdstromingen er fundamenteel door gewijzigd

is. Groen Links lijkt een CDA-achtige oplossing voor

klein links te zijn, maar dan wei zonder een in de

historie gewortelde betrokkenheid op elkaar; een

gelegenheidsverband derhalve, dat op den duur

steeds moeilijker zijn bestaansrecht zal kunnen

bewijzen, naarmate de grote partijen zich groener

gedragen. Ten aanzien van o66 moet men betwij-

felen, of deze partij Van Mierlo zal overleven. Toen

in het begin van de jaren zeventig de grate partijen

erin slaagden 066 het monopolie op het punt van

de staatsrechtelijke vernieuwing te ontfutselen en

Van Mierlo het voor de eerste keer voor gezien

hield, gaapte weldra de afgrond. Het geweldige

succes van

I 9 8 I

lijkt een incident; een jaar later was

het alweer teniet gedaan. Ook ten aanzien van o 66

geldt dat zij zich door de aanwezigheid van vvo en

PvdA programmatisch onvoldoende kan onder-

scheiden. En het echec van

I 98 2

leert dat deze par-

tij over een overgevoelige achterban van bevloge-

nen beschikt, die weer snel gaat lopen, zodra de

partij, in de regering gezeten, hardhandig gecon-

fronteerd wordt met de smalle marges van de de-

(12)

!88

s&..D4'994

mocratie, die immers nopen tot het maken van vuile handen. Tegen deze achtergrond lijkt mij een coalitie met hervormingsgezinde, progressief libe- ralen, aldan niet tezamen met ecologisten, voor de PvdA allesbehalve aanlokkelijk. Van den Berg acht zo'n coalitie denkbaar, zeker als de PvdA zou opschuiven naar het midden. Maar daar zitten toch traditioneel de confessionelen, die zich heus niet

zomaar uit hun riante positie zullen Iaten verdrij-

ven . De voorspellingen voor de komende verkie-

zingen wijzen in dit verband wat het

CDA

betreft

ogenschijnlijk op het tegendeel. Maar wie bouwt op

polls, doet aan korte-termijnpolitiek. De vruchten

die daarmee worden geplukt, kunnen op den duur

wrang smaken. Oat laat de geschiedenis in ieder

geval zien.

(13)

A is we de opiniepeilingen mogen geloven, ziet het er naar uit dat we na de Tweede Kamer verkie- zingen van mei de meest inge- wikkelde kabinetsformatie sinds twintig jaar tegemoet gaan. lm- mers, er ontstaat een vier -stro- menland, m et een wat groter e rivier en drie kleinere , waarbij de grotere ri vier niet meer met een van de kleine een m eerder- heid kan vorm en . Maar de drie kleinere kunnen w ellicht wei de groter e uitsluiten, omdat ze met elkaar een meerderheid kunn en vormen. Enerver ende tijd en voor politici, maar een luilekker - land voor politicologen. Het komt goed uit datEd. van Thijn in de buurt zal zijn, want wellicht Ievert dat een mooi vervolg op van zijn fascinerende Daaboek van een onderhandelaar, waarin hij de kabinetsformati e van

1 9 7 7

be- schrijft. En hij wou toch nog zo graag een hoek schrijven .

In zijn bijdrage betoogt Van den Berg dat in dat vier -stromen- land de PvdA misschi en toch w ei een mooie toekomst tegemoet gaat en toont hij zich niet afkerig van een paarse coalitie. Kern van zijn betoog is dat de huidige poli- tieke verhoudingen d e vertaling van nieuwe maatschappelijke te- genstellingen beletten. Naast de door mij niet bestreden stelling dat de dominante polariteit in de politiek in de loop van de ont- wikkeling van het Nederlandse partijenstelsel veranderd is, be- rust zijn betoog op vier peiler s, die wei om tegenspraak vragen.

Oude 'KV P-rol '

Ten

eerst~

betoogt hij dat de po- litieke scheidslijnen niet meer corresponder en m et de huidige maatschappelijke tegenstellingen.

Ten tweede m eent hij dat de so- ciaal -politieke dimensie aan be-

s&.o4 '994

COALITIEVORMING IN NEDERLAND

On-

mogelijke coalities

JOYCE OUTSHOORN

Hooaleraar V rou wenstudies Rijksuni versiteit Leiden

tekenis heeft verloren. Ten d er- de stelt hij dat de nationale politiek steeds m eer beheer wordt, zeker in sociaal-economi- sche kwesties. Ten vierde veron- derstelt hij dat cultuurpolitieke problem en toenemen, waaron- der hij sociale veiligheid, milieu, ethis che kwesties, culturele diversiteit- en gelijkheidsissues schaart.

Op grond hiervan betoogt hij niet aileen dat een ander e nieuwe coalitie mogelijk is, maar dat in het nieuwe spel de PvdA de oude ' KvP-rol ' kan verover en. Met tw ee leer stukken uit de politico- logische theorie zal ik zijn betoog bestrijden. Dus 'back to basics':

naar de theorieen over links/

rechts en die ove r coalities.

Aller eerst de links-rechtskwestie.

Wat Van den Berg de sociaal- politieke scheidslijn noemt, is de aloude links-rechts dimensie die de dominante scheidslijn vormt in de Nederlandse politiek, hoe- we\ natuurlijk ons partijenstel- sel de uitdrukking is van twee scheidslijnen. Want die van reli - gie is er nog altijd in te herken- nen (en dat is de ene die Van den Berg de cultuurpolitieke noemt) . Van den Berg tracht de betekenis van de links/r echts dimensie te bagatelliser en. Hij doet dat door een aantal issues te noem en die volgens hem de uitdrukking zijn van ee n nieuwe cultuurpolitieke dimensie.

Het probl eem is echter dat de

issues die Van Den Berg noemt

uitstekend in het links-r echts

schema zijn te passen. Ook nieu-

we issues worden er na verloop

van tijd in opgenomen , en nemen

dan als het ware de kl eur aan van

de links-rechts dimensie . Dit is in

het verleden gebeurd m et bij -

voorbeeld kernenergie en vrou -

wenemancipatie, m en ziet het nu

(14)

5&_041994

gebeuren met het milieuvraagstuk. En de links- rechts dimensie is nog steeds de bepalende voor de coalitievorming, zoals Lijphart

(I984:I43-I47)

aantoonde, en niet aileen in Nederland. Ook blij- ken de kiezers uitstekend in staat de politieke partij- en te ordenen op de links-rechts dimensie, en hun standpunten op uiteenlopende kwesties te orde- nen, zoals regelmatig blijkt uit

N K

o onderzoek (Van Holsteyn en Irwin,

I992).

De links-rechts schaal oogt als volgt: G L-PvdA-o66-c DA-vvo-Klein rechts.

Aileen bij een aantal kwesties die als ethisch ge- definieerd raken, zoals euthanasie, abortus en wel- licht nieuwe bio-ethische issues (althans bij mensen, het co A he eft geen probleem met transgene stieren of eiceldonatie bij koeien) steekt de oude antithese de kop op. Omdat de dimensie die dan in het geding is, de seculiere-religieuze dimensie, de partijen anders ordent, duiken de bekende problemen voor de coalitievorming op. lmmers, die ordent ze als volgt:GL-PvdA-o66-vvo-CDA-Klein rechts. vvo en Pvda staan dan dichter bij elkaar dan bij het CDA, maar het kabinet bestaat meestal uit CDA en vvo of CDA en PvdA . Metals gevolg ingewikkelde afspra- ken en procedures om het probleem van de politie- ke agenda te krijgen, zoals bij de abortuskwestie en recentelijk nog bij de. Algemene Wet Gelijke Behandeling en de regels over euthanasie gebeur- den (Outshoorn,

I986:292-295).

De betekenis van links-rechts blijkt ook als men kijkt naar wat kiezers als de belangrijkste proble- men zagen bij de vorige verkiezingen. De meest genoemde waren, in volgorde van frequentie: de milieuvervuiling, de werkloosheid, de economisch- financiele problematiek, de openbare orde, de volksgezondheid en, ex aequo, inkomens en prij- zen, minderheden, en sociale voorzieningen (Aarts et al.,

I992:68).

Van de acht zijn er zes zonder meer links-rechts issues. Het milieu valt hier bui- ten, lijkt het, want er is consensus over ernst en inhoud van het probleem. Zodra het echter gaat om de 'wat te doen' vraag, duikt de links-rechts tegen- stelling meteen weer op: meer staatsinterventie, extra heffingen voor boeren en industrie, meer openbaar vervoer enzovoort. De 'minderheden' zijn lastiger te plaatsen in het moqel: afhankelijk van de definitie kan dit een links-rechts issue zijn dan wel een cultuur-politiek issue.

Op grond hiervan bestrijd ik dat de sociaal-poli- tieke dimensie aan betekenis verliest, en dat de betekenis van cultureel-politieke issues toeneemt.

Evenmin zijn er aanwijzingen dat de politieke ver- houdingen de uitdrukking van andere maatschappe- lijke tegenstellingen verhinderen. Er zijn zeker allerlei maatschappelijke veranderingen, ook in waarden onder de Nederlandse bevolking, maar die vertalen zich volgens het kiezersonderzoek voorals- nog niet in een andere politieke waardenorientatie.

Sinds

I 977

blijken er geen grote verschuivingen te zijn geweest. Er is geen sterke deconfessionalise- ring meer, er is een beperkte verschuiving in linkse richting en een duidelijke verschuiving in post- materialistische zin blijft uit (Van Deth, Leijenaar en Wittebrood,

I992:62-63).

Misschien dat men- sen voor hun nieuwe wensen en behoeften zich niet tot 'de politiek' wenden maar die op andere wijzen proberen te verwezenlijken. Waarmee 'de politiek' ook minder centraal komt te staan in hun Ievens.

Tegenover wat Van den Berg betoogt over het functieverlies van de nationale staat, zou ik het voJ- gende willen stellen. Afgezien nog van de vraag in hoeverre het waar is dat de Nederlandse staat steeds meer een beheerstaak krijgt (wellicht geldt dit wei voor het economisch beleid, maar het sociale beleid ligt nog wei degelijk binnen het domein van de nationale staat, denk maar even aan de regeling van de WAO of de A ow), is het eigenlijk voor de uit- komst van verkiezingen, en daarmee voor de krachtsverhoudingen tussen de partijen niet zo rele- vant. Kiezers kiezen op nationale sociaal-economi- sche issues - denk maar even weer aan de w A o of de A ow - en dat telt. Politici vormen een meerder- heidskabinet langs de links-rechts dimensie, en dat verdeelt de politieke macht.

Onvermijdelijke bondgenoot?

Kom ik nu op de theoriee'n over coalities. Die zijn er in

diverse varianten (voor een kernachtige bespre-

king: Lijphart,

I 984:46-58)

maar de ene met de

meeste voorspellende kracht is die van Robert

Axelrod uit

I 9 70.

Coalities ontstaan tussen partijen

die aaneengesloten liggen op de dominante policy

scale en omvatten geen onnodige partners. De do-

minante 'policy scale', die de beleidsvoorkeuren

van partijen om vat, is in de meeste democratieen de

links-rechts schaal, die gebaseerd is op sociaal-eco-

nomische kwesties. Zoals al vermeldt, is dat dedi-

mensie die beslissend is voor de coalitievorming,

ook in Nederland. Meerderheidscoalities ontstaan

tussen partijen die op deze dimensie aaneengesloten

liggen en zij zullen een minimale afstand op de

schaal omspannen. Immers, het werkt gemakkelij-

(15)

s&..o41994

ker met partijen wier voorkeuren niet te ver van elkaar afliggen. Ook zal een coalitie het minimum aantal partijen omvatten dat noodzakelijk is voor een meerderheid aan zetels. Met andere woorden:

het lidmaatschap van een partij in de coalitie die niet nodig is voor het verkrijgen van de meerder- heid, is onwaarschijnlijk. Oat is vrij logisch, omdat politieke partijen proberen hun macht te maximali- seren; meer partijen maakt de spoeling dun en Ievert minder ministers op. 'Bovenmaatse' coalities komen wel voor, met name in tijden van crises (Lijphart, 1 9 84:57) .

Als men de grote partijen ordent op de links- rechts schaal, met de volgorde PvdA-o66-coA- vvo, dan valt afte leiden dat een kabinet van PvdA- o66-vvo volgens de 'grondregels' onwaarschijn- lijk is in de Nederlandse verhoudingen. Nu zijn die 'grondregels' natuurlijk niet altijd gel dig. De huidi- ge coalitie CDA-PvdA bijvoorbeeld, die geen aan- eengesloten posities heeft, is een uitzondering. Die is te verklaren uit het feit dat de andere opties (co A met vvo, of CDA met o66) of een meerderheid van een, of geen meerderheid had den in 1 9 8 9.

Bovendien was de coalitie van de meerderheid een (coA-vvo), al dan niet met o66 uitgesloten, omdat CDA en vvo net hadden gebroken en lijm- pogingen hadden gefaald.

Van den Berg lijkt niet aileen te staan in zijn nei- ging naar een coalitie zonder het c DA. Uit onder- zoek blijkt dat een meerderheid van Tweede Ka- merleden deze voorkeur deelt (Hillebrand en Meulman, 1992:118-124). Maar dit gegeven is betrekkelijk. Het gaat hier om de nu zittende kamerleden, die na 1994 voor een groot dee! niet meer terugkeren. Een substantieel dee! heeft slech- te ervaringen met het CDA opgedaan in het verle- den. Het is de vraag in hoeverre dit zal gelden voor de nieuwe kamerleden, en of deze laatste een even sterke voorkeur voor zo'n coalitie aan de dag zullen leggen. Bovendien is de voorkeur van de Tweede Kamer voor een bepaalde coalitie niet doorslagge- vend bij de formatie . De partijtoppen beslissen over de formatie: de Tweede Kamer bezegelt de uit- komst achteraf.

Wellicht kan je betogen dat de Tweede- Kamer- leden vooroplopen in de vemieuwing, maar dat zou een beetje in strijd zijn met Van den Bergs premisse dat de partijpolitiek de maatschappelijke verande- ringen tegenwerkt. Te constateren valt dat de kamerleden zeer sterk afwijken in hun coalitievoor- keur van die van het Nederlandse electoraat, geme-

ten in het

NKO

rond de vorige Tweede-Kamerver- kiezing. Maar 3% gaf in 1989 de voorkeur aan een paarse coalitie, 28% aan CDA met vvo, 24% aan CDA met PvdA (Van Holsteyn en Irwin, 1992:

1 56). Misschien zit hier dan toch een klein kloofje tussen burger en politiek, tenzij die 3% sinds 1989 gegroeid is .

Als laatste punt: Van den Berg verwacht als ge- volg van de maatschappelijke veranderingen een partijpolitieke hergroepering, die de PvdA in de positie van de 'onvermijdelijke' bondgenoot plaatst. De PvdA zou dan de spilpositie kunnen inn em en die vroeger de

K

v

P

toekwam. Mijns inziens wordt die spil echter o66, omdat, a! weer, de links-rechtsdimensie de coalitievorming bepaalt.

Dan hebben we dus van links naar rechts: PvdA - o66 - CDA- vvo. Uitgaande van de noodzaak van een drie-partijen kabinet voor de meerderheid, zijn er dan drie opties:

- een PvdA-o66-coA coalitie, maar dan heeft o 66 die spilpositie;

- een paarse coalitie: PvdA-o 66-vvo, maar ook dan is o 66 de spil

- een o66-CDA-vvo coalitie, en dan houdt het co A de haar vertrouwde spilpositie.

Een vierde variant, GL-PvdA-o66, lijkt voorals- nog getalsmatig niet haalbaar en het is de vraag of die spoort met de beleidsvoorkeuren van de twee 'rechter' partij en in zo'n coalitie. Aileen dan zou de PvdA die spilpositie kunnen innemen.

Nee, de PvdA zal soms mogen meedoen. Maar ze kan ook buitengesloten worden.

Literatuur

- C.W.A.M. Aarts, H.G van der Kaap, A.M.B.Michels en

J .J .A. Thomassen, 'Politieke problemen en strijdpunten'.

pp. 65-123; J.W. van Deth, M.H. Leijenaar, K. Wittebrood, 'Politieke orientaties'. pp. 33-64; J .J .M. van Holsteijn en G.A. Irwin, 'Politici en politieke partijen'. pp. 1 23-177.

Aile in:J.J.M. van Holsteijn en G.A. Irwin, De Nederlandse Kiezer 1989, Amsterdam:Steinmetzarchief/Swidoc/Skon, 1992

- R. Hillebrand en J. Meulman, Afstand en nabijheid:

verhoudingen in de Tweede Kamer. ln:J .J .A. Thomassen, M. C. P.M. van Schendelen en M. L. Zielonka-Goei, Deoeachte afoevaardiode ... Hoe kamerleden denken over het Nederlandse parle- ment, Muiderberg:Coutinho, 1992, pp. 98-129.

- Arend Lijphart, Democracies. Patterns

aJ

majoritarian and con- sensus aovernment in twenty-one countries:a Reassessment, New Haven: Yale University Press, 1984-.

-Joyce Outshoorn, De politieke strijd rondom de abortuswetoevinB 1964-1984, Den Haag: vuGA, 1986.

- Ed van Thijn, Daoboek van een onderhandelaar 2 t; mei- 11 november 1977, Amsterdam: Van Gennep, 1978.

(16)

In Ianden met een niet-propor- tioneel ki esstelsel zoals bijvoor- beeld het Ver enigd Koninkrijk hebben kleine politieke partijen moeite tot" het parlem ent to e te treden. In een districtenstelsel winnen met name politieke par- tijen die enerzijds groot zijn en anderzijd s ongelijk verdeeld zijn . In districten m et relatief veellage inkomens wordt veelal de kandi- daat van de

Labour Party

gekozen, terwijl in districten met meer midd en- en hogere inkomens de kandidaat van de

Conservative Par- ty

aan de bak komt. Ten zuiden van Watford doet Labour het dus relatief slecht. Splinterpartijen die zich op een belangrijk issue (bijvoorbeeld verbetering van de kwaliteit van het milieu) concen- treren en wiens aanhang relatief gelijkmatig over h et land ver- deeld is hebben moeite om tot het parlement door t e dringen.

De Liberal-democratic Party

is hier ook een slachtoffer van . In Ne- derland zijn w e gezegend m et een bijna proportioned kiesstel- sel. Dit betekent dat in de Tweede Kamer een veelheid aan politieke stromingen gekozen wordt . Hierbij hebben we r eke- ning te houden bij de r egerings- formatie , omdat geen der partij - en een absolute m eerderheid verwerft. Dit betekent dat in Nederland, in tegenstelling tot het Ver enigd Koninkrijk, coali- tiepolitiek aan de orde van de dag is.

Coalities met mini male meerderheid?

William Riker stelt dat rege- ringspartijen belang hebberl bij een coalitie m et een minimale meerderheid in het parlem ent.

2

Dit lijkt logisch, omdat de rege- ringspartijen dan (mits de eigen fracties niet rebelleren) zoveel

S&_04-1994-

COALITIEVORMING IN NEDERLAND

G e loof- waardige coalities en

verdeling van porte -

feuill e s

RICK

VANDER PLOEG'

Werkzaam als econoom aan de Universiteit van Amsterdam en direc-

teur van het Tinberaen Instituut

mogelijk van hun eigen beleid kunnen doorvoer en. T oevoeging van andere partijen aan de rege- ringscoalitie betekent m eestal toch een verwatering van de plannen die voorgesteld worden in het eigen verki ezingsprogram - ma. T och is het aardig de gedach- ten van William Riker wat nader onder d e loep te nem en . Aller - eerst gaat het argument voor een minimale m eerderheid aileen op indien er maar een politiek issue aan de o rde is en indien er sprake is van een

zero-sum aame. 3

Een

hy-

pothetisch voorbeeld maakt deze condities wat begrijpelijker . W e hebben een aantal rechtse poli- tieke partij en die aileen maar de belangen van d e hogere inko- m ens verdedigen en een aantal linkse politieke partijen die ai- leen opkomen voor de lager e in - komens. Het voordeel van

Robin- Hood beleid

voor linkse partijen wordt dan geacht samen te gaan met een even groat nadeel voor de r echtse partijen. Het m oet dus gaan om het verdelen van een ge- geven koek. Z o bezien is een regeringscoalitie m et minimale · m eerderheid aantrekkelijk, want zo kan bij voorbeeld een linkse coalitie zoveel mogelijk her ver - delen ten koste van de achterban van de rechtse oppositiepartijen.

Toch is er op tenminste drie pun - ten iets mi s m et deze theorie van coalitiepoliti ek.

Ten eerste is e r voor het soci- aal-economische beleid bijna al- tijd sprake van een

non-zero aame.

De doorberekeningen van de

verkiezingsprogramma's door het

Centraal Planbureau tonen aan

dat het ver schuiven van de las-

tendruk van lagere inkom ens

naar de midden en hoger e inko-

mens ( een extreem voorbeeld is

het verlagen van het tarief van de

eer ste schijf en het tegelijkertijd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

19 december 200 nummer Z8500161116/ D00448079, is aan u toestemming verleend voor h aanleggen van een tijdelijke afrit aansluitend op de rijksweg N59 ter hoogte 3,45 ten behoeve

Gelet op het tijdelijke karakter van het gebruik is geen vergoeding verschuldigd en kunnen de werken zonder verdere regeling worden uitgevoerd.. Ik ga er van uit dat na afloop van

Onder de rubriek &#34;Mededelingen&#34; van deze beschikking is vermeld dat het verlenen van toestemming tot het privaatrechtelijk gebruik van staatseigendommen alsmede het aangaan

Volgens Johnston Taylor is ‘de wounded healer een zorgverlener, die in zijn leven ook blessures heeft opgelopen, moeite en pijn heeft ervaren, verliezen heeft gekend?. Hij heeft

Voor Atlantis daarentegen is Plato de enige bron, en als we aannemen dat hij het verhaal bedacht heeft, dan is het dus niet traditioneel (hoewel dat natuurlijk door Plato wel

stelling al defensief is. Zelf dient Europa niet naar het bezit van een kernmacht te streven. De huidige stand van zaken 1 waarbij de beide nu- cleaire

Sinds het schooljaar 2011-2012 maakte het project de overgang naar de lagere school en werden ook de leerkrachten van het eerste leerjaar erin betrokken.. Het ultieme doel is om op

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, BBB, de PVV,