• No results found

Hoofdstuk 3: Kracht Paragraaf 1: Soorten kracht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoofdstuk 3: Kracht Paragraaf 1: Soorten kracht"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoofdstuk 3: Kracht

Paragraaf 1: Soorten kracht

1

(2)

2 In de linker afbeelding werkt de zwaartekracht loodrecht naar beneden en de werkt een spierkracht in de richting waarin de persoon tegen de steen duwt.

In de rechter afbeelding werkt ook een zwaartekracht loodrecht naar beneden en een wrijvingskracht tegen de bewegingsrichting in. Let er op dat er GEEN kracht werkt in de bewegingsrichting. De reden dat de steen hier naar rechtsboven beweegt, is door de spierkracht die eerder is uitgeoefend op de steen.

3 Eerst meten we de linker pijl op. Op mijn computerscherm vond ik 2,8 cm (dit kan natuurlijk anders zijn op een scherm met een andere grote. Het eindantwoord moet echter wel hetzelfde zijn ongeacht de grootte van het scherm)

Er geldt dus 2,8 cm = 0,15 N

Als we beide kanten delen door 2,8 cm, dan vinden we:

0,15 / 2,8 = 0,054 N De krachtenschaal is dus:

1 cm = 0,054 N

De rechter pijl is 5,1 cm lang. Dit komt overeen met:

5,1 x 0,054 = 0,27 N 4

a. De kracht schuin omhoog is de spankracht. De kracht naar beneden is de zwaartekracht.

b. Eerst meten we de zwaartekracht op. Op mijn computerscherm vond ik 2,7 cm (dit kan natuurlijk anders zijn op een scherm met een andere grote. Het eindantwoord moet echter wel hetzelfde zijn ongeacht de grootte van het scherm)

Er geldt dus 2,7 cm = 390 N

Als we beide kanten delen door 2,7 cm, dan vinden we:

390 / 2,7 = 144 N

De krachtenschaal is dus:

1 cm = 144 N

De rechter pijl is 3,2 cm lang. Dit komt overeen met:

3,2 x 144 = 462 N

(3)

5 m = 80 g = 0,080 kg u = 10 cm

Fz = m x g

Fz = 0,08 x 9,81 = 0,78 N C = Fveer / u

C = 0,78 / 10 = 0,078 N/cm 6 C = 7,2 N/cm

u = 8 cm Fveer = C x u

Fveer = 7,2 x 8 = 57,6 N m = Fz / g

m = 57,6 / 9,81 = 5,9 kg 7 u = 5 – 4,2 = 0,8 cm

Fz = m x g

Fz = 55 x 9,81 = 540 N C = Fveer / u

C = 540 / 0,8 = 674 N/cm

8 g op Venus is gelijk aan 8,88 m/s2. Dit is kleiner dan op aarde. De zwaartekracht op Venus is dus kleiner dan op aarde. De zwaartekracht kan dus niet de oorzaak zijn van de grote kracht, dus het moet de luchtdruk zijn.

9 m = 1,2 kg C = 350 N/m Fz = m x g

Fz = 1,2 x 9,81 = 11,8 N u = Fveer / C

u = 11,8 / 350 = 0,034 m = 3,4 cm 10 + 3,4 = 13 cm

10 m = 800 g = 0,8 kg C = 3,5 N/cm

Totale lengte veer = 30 cm Fz = m x g

Fz = 0,8 x 9,81 = 7,8 N u = Fveer / C

u = 7,8 / 3,5 = 2,2 cm 30 cm – 2,2 cm = 27,8 cm

De originele lengte van de veer is 28 cm

(4)

11 Als er niks aan de veer hangt, dan is de kracht nul. Veer 1 heeft dan een lengte van 5 cm. Als er b.v. 10 N aan hangt, dan is de lengte van de veer 25 cm geworden. De veer is dan dus 25 – 5 = 20 cm uitgerekt (dus u = 20 cm). We vinden dus:

C = Fveer / u

C = 10 / 20 = 0,50 N/cm

Als er niks aan de veer hangt, dan is de kracht nul. Veer 2 heeft dan een lengte van 10 cm. Als er b.v. 10 N aan hangt, dan is de lengte van de veer 20 cm geworden. De veer is dan dus 20 – 10 = 10 cm uitgerekt (dus u = 10 cm). We vinden dus:

C = Fveer / u

C = 10 / 10 = 1,0 N/cm

Paragraaf 2: De resulterende kracht

1

2 De resulterende kracht is 20 N en wijst naar rechts. De kracht die naar rechts werkt moet dus 20 N groter zijn dan de kracht naar links. Als de wrijvingskracht 40 N is, dan moet de

spierkracht dus gelijk zijn aan:

40 + 20 = 60N

3 De resulterende kracht is 35 N. De kracht naar rechts moet dus 35 N groter zijn dan de kracht naar links. De kracht naar rechts is dus: 35 + 65 = 100N

4

(5)

5 De hieronder gebruikte waardes van de lengtes van de pijlen kunnen afwijken van de door jou gevonden waarden, omdat de schaal op je scherm of printje veranderd kan zijn.

Stel dat de pijl van 150 N op jouw scherm 3,6 cm is, dan vinden we dat 1 cm overeenkomt met:

150 / 3,6 = 42 N

De schaal wordt dus 1 cm = 42 N. Stel dat de resulterende kracht 5,0 cm is, dan vinden we met deze schaal 42 x 5,0 = 210 N

6 De afmetingen van de pijl liggen aan de grootte van je scherm. Als je goed meet, vind je dat de linker pijl overeenkomt met 5 N. De resulterende kracht is dus 10 – 5 = 5N.

In het tweede voorbeeld vinden we Fres = 13N

7 De afmetingen van de resulterende kracht liggen aan de grootte je scherm. Als je goed meet vind je Fres = 53 kN.

(6)

8

a. Teken de parallellogram, bepaal de schaal en bepaal Fres. Fres = 170 N

b. Bereken met de stellen van Pythagoras. √(752 + 1502) = 1,7 x 102 N 9 Bereken met de stellen van Pythagoras. √(502 + 202) = 54 N

(7)

Paragraaf 3: Het krachtenevenwicht

1

(8)

2 Teken eerst de parallellogram. In beide gevallen blijkt de resulterende kracht gelijk aan 3,7N (noteer de schaal die je gebruikt!). De massa wordt dus in beide gevallen:

m = Fz / g

m = 3,7 / 9,81 = 0,38 kg.

3 200 g = 0,2 kg.

Fz = m x g

Fz = 0,2 x 9,81 = 1,96 N

Als je de krachten goed opmeet vind je 1,6N voor het linker touw en 1,2N voor het rechter touw (noteer de schaal die je gebruikt!).

4 Als de rechter kracht 25N is en je meet hoe groot de zwaartekracht dan is, dan vind je als het goed is 30N (noteer de schaal die je gebruikt!).

m = Fz / g

m = 30 / 9,81 = 3,1 kg

(9)

5 Bepaal met behulp van een schaal de grootte van de zwaartekracht (noteer deze schaal ook!).

Als je dit goed doet, dan vind je een zwaartekracht van 470N.

m = Fz / g

m = 470 / 9,81 = 48 kg

6 400 g = 0,4 kg.

Fz = m x g

Fz = 0,4 x 9,81 = 3,9 N.

Bepaal nu met behulp van de schaal de twee normaalkrachten. Als je dit doet, vind je als het goed is dat de linker normaalkracht gelijk is aan 4,1 N en de rechter aan 3,1 N (Noteer ook de schaal die je gebruikt hebt!).

7 Fz is in beide gevallen even groot. Bij een grotere hoek A zien we dat de spankrachten groter worden.

(10)

8 Fz is in beide gevallen gelijk. Als we de parallellogram tekenen, dan zien we dat Fspier in het linker geval groter is.

Paragraaf 4: Het eerste wet van Newton

1

a. De normaalkracht en de zwaartekracht.

b. Omdat deze krachten even groot zijn en tegen elkaar in werken. De resulterende kracht in de verticale richting is dus nul.

2 Dat is nodig. De eerste wet van Newton vertelt ons dat als de auto met een constante

snelheid wil voortbewegen, dat de resulterende kracht dan nul moet zijn. Omdat de auto een wrijvingskracht ondervindt, moet de auto continu gas blijven geven om de resulterende kracht nul te houden.

3 Dat is niet nodig. In de ruimte is geen wrijvingskracht. Als de raket dus eenmaal in beweging is gebracht zal deze met een constante snelheid blijven doorvliegen.

4 Om te versnellen is er een resulterende kracht nodig. Jouw spierkracht moet dus groter zijn dan de wrijvingskracht. Als je eenmaal met een constante snelheid gaat moet de kracht alleen gelijk zijn aan de wrijvingskracht, zodat de resulterende kracht nul is.

5 Eerst is haar snelheid constant. De spierkracht en de wrijvingskracht zijn nu gelijk. Dan versnelt de leerling. De spierkracht is nu groter dan de wrijvingskracht. Dan rijdt de leerling weer met een constante snelheid. De spierkracht en de wrijvingskracht zijn nu weer gelijk.

6 Op het hoogste punt staat de persoon even stil. Er is hier daarom geen wrijvingskracht. Er is wel een zwaartekracht. Optie IV is dus het goede antwoord.

(Soms denken mensen dat de krachten hier in evenwicht moeten zijn, omdat de persoon stil staat op het hoogste punt, maar deze stilstand geldt maar voor één moment. De snelheid van de persoon is dus niet constant. De eerste wet van Newton geldt hier dus niet).

(11)

Paragraaf 5: Ontbinden van krachten

1 Als je de spankrachten meet in de onderstaande afbeelding, dan vind je in beide gevallen 20 kN (noteer de krachtenschaal die je gebruikt heb!)

2

(12)

3

(13)

4 Fz = m x g

Fz = 40 x 9,81 = 392 N

Hieronder is het bijbehorende krachtenevenwicht getekend. Als we op schaal Fw opmeten, dan vinden we: Fw = 252 N

5 Hieronder is het bijbehorende krachtenevenwicht getekend.

Fz = 1,2 x 9,81 = 11,8 N

Er geldt: FN = Fz⊥. Als we deze kracht opmeten, dan vinden we FN = 11N

De motorkracht (langs de helling omhoog) is gelijk aan de wrijvingskracht en de evenwijdige component van de zwaartekracht (langs de helling naar beneden):

Fmotor= Fw + Fz||

Als we opmeten, dan vinden we:

Fw = 10N

(14)

6 De motorkracht is nog steeds 15N, maar werkt nu naar beneden. De zwaartekracht en zijn componenten zijn hetzelfde en dus ook de normaalkracht is gelijk. Er geldt dus nogmaals:

FN = 11N Er geldt nu:

Fmotor + Fz|| = Fw

Fw = 20N

7 Fz = m x g

Fz = 20 x 103 x 9,81 = 1,9 x 105 N

Hieronder is het bijbehorende krachtenevenwicht getekend. Als we op schaal Flift opmeten, dan vinden we: Flift = 1,9 x 105N

(15)

8 Als de hoek A groter wordt, dan wordt de normaalkracht kleiner:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3p 13 Noem nog drie andere aspecten die bijdragen aan de imponerende werking en die ook kenmerkend zijn voor de barok.. Op afbeelding 8 zie je een schilderij uit 2003 van de

2p 23 † Leg uit hoe hij op die manier de metamorfose laat zien. 2p 24 † Waarom leent het verhaal van Narcissus zich goed voor een surrealistisch schilderij? Geef twee

2p 6 † Noem twee verschillende ambachten die bij de bouw van de kerken op afbeelding 1 betrokken zijn en geef aan waar je die ambachten uitgevoerd ziet.. In zo’n bouwloods werden

[r]

Paul Olivier is Operations Manager van Vinçotte Certifi cation en is Executive Professor aan de Antwerp Management School. Hij is binnen de groep Vinçotte verantwoordelijk voor

2p 2 † Bespreek twee verschillen tussen modello en tapijt die voortkomen uit de techniek waarin ze gemaakt zijn.. Het modello diende als voorbeeld voor de assistenten

Bijvoorbeeld: Van Spanje om de zuidpunt van Amerika naar Azië en om de zuidpunt van Afrika terug naar Spanje.. 3

Bij de indicatie van de setpoint- of actuele temperatuur kan, door de knop ƨ of Ƨ langer dan 1 seconde in te drukken, de huidige tijd gedurende de bediening worden weergegeven.