olitiek en · G ultoor
DECEMBER 1960
De psycholoog en het "grijze kind"
Proeve van katholieke vernieuwing Amerikaanse hulp voor Hitier-Duitsland
Joop Wolff 541
G. Verrips 549 Saint-Simon - waan en werkelijkheid Tlzeun de Vries 557 De maatschappelijke groeperingen in Algerije
en de nationale bevrijdingsoorlog Roebel en dollar
Aan tekening
Een conferentie-comedie CRITISCHE NOTITIES:
Hoe helpt men de onderontwikkelde landen?
De zaak-Korenschoof ZELFSTUDIE:
De Communisten en hun partij BOEKBESPREKINGEN:
Wetenschappelijke bedrijfsvoering Eigen weg
Een boek vol cijfers
POLITIEK en CULTUUR
565 571
Obs. 574
577 579
H. Verlzeij 582
586 F.B. 586
587
verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957.
De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2,25 per half jaar, losse nummers 40 cent.
Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527.
Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie pja Pegasus.
Aile correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.
Prinsengracht 473, Amsterdam-C. tel. 62565.
20
IOe jaargang no. 12 december 1880
ll Politiek en Gultuur
maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het
:9 marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der c.p.n.
7
5 1 4
7
DE PSYCHOLOOG EN HET
"GRIJZE KIND"
Een proeve van katholieke vernieuwint5t J)e weg naar Rome is oud.
Zo oud, dat ze niet meer noodt tot een voetreis. En is het "voet- volk" niet nog steeds in de meerderheid ten opzichte van degenen, die de West-Europese wegen onveilig maken met hun glimmende li- mousine's?
Daarom hebben een reeks vooraanstaande katholieke politici (voor een deel afkomstig uit de KAB] geprobeerd, nieuwe stenen aan te dragen, waarmee de weg naar Rome geplaveid zou kunnen worden.
Zij hebben een "vernieuwings"-rapport samengesteld, dat de naar ro- zen geurende naam draagt: "Welvaart, Welzijn & Geluk". Het is dus niet weinig, wat zij voor het "voetvolk" in petto zeggen te hebben.
Voor iedere kilometer gaans een roos op de hoed!
Vanwaar deze plotselinge vrijgevigheid en deze drang tot studie bij een reeks katholieke leiders?
In hun rapport schrijven zij - aan de hand van een reeks feiten - dat het bepaald mogelijk is "de situatie van de kerk in de huidige Nederlandse samenleving als verontrustend, als kritiek te karakteri- seren".
Hoewel het door de kerk zèlf opgegeven aantal k!ltholieken 35 pct van onze bevolking bedraagt, signaleert men uitingen van afvallig- heid. Zo schrijft men u.a.: "Uit het feit, dat migratie van katholieken uit een katholieke streek naar de sterk gemengde omgeving van de grote stad of van het boven-Moerdijkse, vaak geloofspractijken doet opgeven, kan men concluderen, dat de geloofsschat minder aan per- soonlijk eigenbezit dan aan een sociologische factor van traditie en milieu had vastgezeten".
Toch blijkt in het algemeen de "afvalligheid" niet te bestaan in het·
opgeven van het geloof of in een weigering van de katholieke dogma's
(zoals bijv. dat van Maria-ten-hemelopneming, dat in 1950 werd afge-
kondigd en waarvoor in West-Duitsland bijvoorbeeld een herderlijk
schrijven nodig was om de gelovigen bijna te smeken niet tegen dit
dogma in verzet te komen), maar vêêl mêêr in de weigering om de aanwijzingen van de hoge geestelijkheid te aanvaarden ten aanzien van het volgen van de KVP en ten aanzien van het verdere leven buiten de Kerk. Bijvoorbeeld de aanwijzingen met betrekking tot het huwelijk en de burgerlijke echtscheiding, het kindertal etc.
Over de greep van de KVP op de gelovigen, kan men o.a. lezen:
"Wat de homogeen katholieke of overwegend katholieke plattelands- gebieden betreft, die industrialiseren of waar veel bewoners in indu- striegemeenten in de omgeving of· verder van huis arbeid hebben ge- vonden, daar is een achteruitgang merkbaar. In streken dus waar de geslotenheid verloren gaat".
Waar een nieuw proletariaat ontstaat of waar het isolement, dat jarenlang door een KVP-regiem in stand gehouden werd, verbroken wordt, daar verslapt de greep van de KVP en daar begint men van de katholieke geestelijkheid te eisen, dat zij zich uitsluitend bij de di- recte geloofszaken en buiten het politieke en persoonlijke leven houdt.
En de gebeurtenissen in Oss, waar de massale staking van de ar·
beiders bij de NV Hartog's Vleesfabrieken ( Unilever) tot een ware opstand tegen het KVP-regiem werd, vormen een tijdige illustratie van de verschijnselen, die in het rapport aangewezen worden.
De belangrijke, na-oorlogse industrialisatie, die zich in ons land voltrok en heden ten dage nog voltrekt, begint thans de politieke in- vloed van de katholieke reactie te ondermijnen, de traditionele tegen- stellingen tussen leken en geestelijkheid en die tussen lagere en ho- gere geestelijkheid te verscherpen.
Een andere conclusie laat het "vernieuwings"-rapport niet toe-
Wat is het perspectief, dat de industrialisatie opent? *
Het Communistisch Manifest, al honderden keren naar de rom- melzolder van de antiekhandel verwezen door de leiders der "katho- lieke politiek", maar in werkelijkheid springlevend en brandend ac- tueel,, geeft daarop het antwoord: '
"De vooruitgang der industrie, welker willoze en weerloze draagster de bourgeotste is, vervangt de isolering der arbei- ders ... Met de ontwikkeling van de grote industrie wordt dus aan de bourgeoisie de grondslag, waarop zij produceert en zich de producten toeëigent, onder de voeten weggetrokken. Zij pro- duceert allereerst haar eigen doodgravers".
Het kapitalisme produceert zijn eigen doodgravers, de proletariërs, die samengetrokken worden in de grote, moderne bedrijven, daar ge- zamenlijk aan de kapitalistische uitbuiting blootgesteld worden en gedwongen zijn zich daartegen gezamenlijk te gaan verzetten.
Maar de doodgravers van het kapitalisme zijn tegelijkertijd de dood-
gravers (katholiek of niet) die de "katholieke politiek" van Rommeter
aarde zullen bestellen. Want deze politiek heeft in wezen niets met
het geloof van doen, maar alles met de belangen van de grote mono-
polies.
De leiders der "katholieke politiek" schijnen [hoe hoog ze hun neus ook voor het marxisme ophalen) dat te begrijpen. Althans, zij onder- nemen pogingen om de begrafenis uit te stellen en nieuwe theorieën uit te werken, die hun parasitaire leven kunnen rekken.
Voor eerst en alles beginnen zij het marxisme opnieuw dood te verklaren. Na meer dan 100 jaar volhouden een vermoeiende bezig- heid! Zij omschrijven in hun rapport: "De feitelijke ontwikkeling ...
heeft de marxistische theorie wel zwaar gelogenstraft".
Zij ontdekken een geheel ander patroon in de kapitalistische pro- :ductie dan Marx en Engels zouden hebben voorzien. Mèn leest o.a.
het volgende:
"De ... sociale structuur houdt echter een bedreiging in van de he- gemonie van de ondernemende burgerij. Enerzijds vindt zij hierdoor een groeiende bureaucratie op haar weg, die ziel]. steeds meer doet gelden, anderzijds ontwikkelt zich in haar eigen achterban, t.w. in de regionen van haar beambten, steeds meer de rationele planning en wetenschappelijke research. Van twee zijden bedreigd vermindert haar betekenis om plaats in te ruimen voor een nieuwe opkomende leidinggevende sociale laag".
De katholieke "vernieuwers" brengen dit dan van toepassing op de staat, zowel als op het gebied van de productie. Zij prijzen de "nieuwe élite" aan als een verschijnsel dat laat zien, dat het eigenlijke kapita- lisme niet meer bestaat.
Maar niets is minder waar. Het laat slechts zien, dat de tegenstel- lingen binnen het kapitalisme zich verscherpen en dat de monopolies toonaangevend zijn geworden.
Het is in dit verband nuttig nog eens te citeren, wat de Sowjet- econoom Varga over dit verschijnsel schreef:
"De organisatorische rol van de bourgeoisie in het productie- proces is zelfs nog sterker gedaald dan haar getalsterkte. Of- schoon de monopolies reeds aan het begin van deze eeuw een overheersende positie innamen en er toen al een vri; grote laag van couponknippers was, nam een aanzienliik deel van de bourgeoisie actief deel aan het economische leven als on- dernemers, organisatoren en leiders van hun eigen onderne- mingen, als technici en u,ïtvinders. Practisch al deze werkzaam- heden worden thans uitgevoerd door loonarbeiders. Hedenten- dage zi;n het wetenschappeli;ke werk en de uitvindingen in de allereerste plaats geconcentreerd in de laboratoria van de gro- te monopolies. Alle vruchten van de arbeid van wetenschaps- mensen of van uitvinders behoren toe aan de monopolies en niet aan genoemde wetenschapsmensen en uitvinders. Een zeer grote en steeds groeiende laag van de bourgeoisie wordt para- sitair van aard en ontwikkelt tot couponknippers"
De "captains" van de industrie, de managers, de wetenschappelijke
staven die leiding geven, zijn geen zelfstandigen, maar instrumenten
van de grote monopolies. Door hun verschijning krijgt het kapitalisme
geen ander karakter, maar wordt slechts onderstreept, hoe het te-
genwoordig de grote monopolies, de naamloze reuzenpoliepen zijn,
die het economische leven beheersen en de arbeiders uitbuiten ten- bate van de couponknippers.
Dat is niet het patroon van een vernieuwing. Het is het patroon van een stelsel, dat haar ineenstorting nadert. En waarvan de "katholieke vernieuwers" als de advocaten optreden.
*
Oe reformisten hielden er vroeger veel van te zwijmelen over de ethiek van de arbeid. De rapporteurs van de Romme-politiek geven enkele slijmeringen ten beste (om een woord van Multatuli te ge- bruiken] over de ethiek van de uitbuiting· Alsof ethiek en uitbuiting geen onverzoenlijke tegenstellingen zijn.
Hun "vernieuwing" blijkt gelegen te zijn in een onderzoek naar de
"bespeelbaarheid" van de arbeidersmassa. Hun devies blijkt een va- riant te zijn op de leuze van de Sophia-vereniging tot bescherming der dieren: "Spaar de vogels - behandel de dieren met zachtheid".
Wat de arbeiders betreft wordt daaraan echter de beperking ver- bonden: zolang dat tenminste gaat. Dat wordt niet geschreven, maar moet toch opgemaakt worden uit de jongste gebeurtenissen te Oss.
De "vernieuwers" pleiten voor een bedrijfsmetbode van leidingge- ven, " ... waarbij de arbeidende mens niet louter wordt gezien als een leverancier van arbeidskrachten, maar als een persoon met eigen gedachten, gevoelens en verlangens, ook in zijn dagelijkse werk".
Wat een verheven menselijkheid en wat een verrassende vernieu- wingsgedachte I
Eens slingerde Multatuli de koloniale machthebbers en onderne- mers het bittere verwijt in het gezicht: wat weet gij van de gemoeds- aandoeningen van de koffie- en suiker-werktuigen, die men inlanders
noemt? •
Met die moeilijkheid zitten de katholieke politici ook.
Zij menen, dat men zich verwaardigen moet tot de eigen inlanders, de menselijke werktuigen in de Nederlandse bedrijven, neer te bui- gen, maar waarschuwen daarbij: "Het is
dikwijl~onmogelijk voor de hogere leiding van het bedrijf om werkelijk door te dringen in de in- formele sociale structuur en daarvan een goed beeld te krijgen. Juist omdat in deze structuur gelleel andere normen en een geheel andere logica gelden dan in de rationele bedrijfsorganisatie is het zo moeilijk te begrijpen wat onder arbeiders leeft. Deze logica en deze normen liggen veelal buiten het gezichtsveld van de hogere, leidinggevende functionarissen". ·
U ziet, beste lezer, hoe diep men moet buigen! En hoe "mooi" dat men zich deze moeite wil getroosten I
De "vernieuwers" menen, dat in de toekomst vooral de "werkba- zen" zeer verdienstelijk kunnen zijn, wanneer zij de directies regel- matig op de hoogte houden van wat "er onder de arbeiders leeft".
Wat in dit verband de "verdienste" van de bedrijfspolitie is, wordt niet vermeld en dus kennelijk als algemeen bekend verondersteld.
waar het de"vernieuwers" om gaat is niet dat de werkelijkheid van
het kapitalistische productie-proces veranderd wordt, maar dat er
1
een schijn-werkelijkheid wordt OJ2gebouwd. Men zou bijvoorbeeld niet meer moeten spreken van "werknemers", maar van "medewerkers"
van de ondernemer. Het zou afgelopen moeten zijn met aparte in- en uitgangen in het bedrijf. Tegen deze apartheidspolitiek wordt stel- ling genomen - met een diepzinnige ernst, als gold het een heilige zaak. De arbeider zou - volgens nieuwe katholieke maatstaf - het
"gevoel" moeten krijgen "mee te doen", "mee te denken" met de on- dernemer. In deze zin vatten de KVP-politici het begrip medezeggen- schap op. Want beslissingsrecht kennen zij de arbeiders onder geen voorwaarde toe.
Het katholieke rapport is dan ook niet meer dan een pleidooi voor het polijsten van de verhoudingen in de onderneming. Het gaat tevens uit van de stelling, dat de vakbeweging ingeschakeld moet worden - niet tegen de ondernemer, maar in dienst van de ondernemer. Op een bepaald ogenblik heet het:
"Het vertrouwen, dat de bestuurders der vakbonden zich bij de ar- beiders verworven hebben, kan mede dienstbaar worden gemaakt aan het bevorderen van de nieuwe geest. In de voorlichting bv., die in verband met de andere wijze der bedrijfsvoering noodzakelijk is en de invoering van allerhande nieuwe maatre_gelen in de onderneming moet begeleiden, zouden in bepaalde gevallen met vrucht ook deze vertrouwensmannen kunnen worden ingeschakeld".
Al zullen de vruchten wel héél klein en verschrompeld zijn, wan- neer het de inschakeling van de bestuurders van St. Joris en St. Wille- brordus bij de N.V. Hartog's Vleesfabrieken in Oss betreft. Men moet zich daar maar niet teveel van voorstellen.
De idee is overigens bepaald niet nieuw. Franco en Salazar zijn er de illustere voorgangers van.
Het hele rapport kabbelt voort langs de platgetreden paden van het corporatisme, dat de arbeider tot "bedrijfsgenoot" van de ondernemer verheft en de "bedrijfsgenoot" vervolgens laat hangen of vierendelen.
Men volgt de pauselijke encyclieken en vindt het marxisme hope- loos verouderd. Dat vonden de Duitse katheder-socialisten reeds bij de geboorte van het marxisme. Wat dat betreft was het marxisme het ,,grijze kind"· De "vernieuwers" gaan het nu te lijf met bedrijfspsy- chologen en een flinke dosis zoetstof, die de wrange smaak van de werkelijkheid weg moet nemen. Zij klagen dan ook over het "wan- trouwen" van de arbeiders in de goede bedoelingen van de onder- nemer:
"Dit wantrouwen vindt naar onze mening zijn diepste grondslag in het feit, dat de arbeidende mens ondanks alle goede pogingen van ondernemerszij de in het verleden, toch de idee en het gevoel heeft behouden, dat hij niet werkt voor zijn eigen zaak, maar voor een loon, met in zijn achterhoofd de gedachte dat alle voordelen gaan naar de
"grote baas", de ondernemer. Hij blijft zodoende zijn hoofd botsen tegen het verschijnsel van de meerwaarde".
En deze botsing kunnen de katholieke "vernieuwers" niet weg filo-
soferen - zij herhaalt zich, dag in dag uit, ieder uur en iedere minuut,
in talloze vormen en overal, waar het particuliere bezit der productie-
middelen en de uitbuiting bestaan. Het rapport houdt een klaagzang
over de "vereenzaming van de arbeidende mens", die zich voelt en vaak nog behandeld ziet als een aanhangsel ván de machine.
"De arbeidende mens is men naast materiaal en machine gaan be- schouwen als een middel, dat zo effectief mogelijk moet worden ge- combineerd, teneinde tot een zo groot mogel.ij ke produktiviteit en rentabiliteit te geraken. In het produktieproces is de arbeidende mens als één der produktie-"factor.en" tot object gedegradeerd ... Anders geformuleerd er is een disharmonie ontstaan in de verhouding tussen mens en techniek ... "
En blij kt de camouflage-methode hier niet beter dan ergens anders?
Want wat de katholieke politici bedoelen, is niets anders dan de te- genstelling tussen kapitaal en arbeid, tussen uitbuiter en uitgebuitene.
Hoe godslasterlijk en vrijgevochten hen dat in de oren moge klinken!
Niet de nieuwste techniek, niet de automatisering, hebben de arbeider gemaakt tot een productie-"factor", tot een "middel" naast machine en materiaal. Dat is het kapitalisme zelf.
Laten wij nog eens het "Communistisch Manifest" citeren:
"Deze arbeiders, die zich zelf stuksgewiis moeten verkopen, zi;n een waar als ieder ander handelsartikel ... De arbeid der proletariër heeft door de uitbreiding der machinerie en door de arbeidsdeling elk zelfstandig karakter en daardoor iedere bekoring voor de arbeider verloren. Hii wordt niets dan een aanhangsel der machine · .. "
En verder:
"Er bestaan nog slechts arbeids-instrumentrm, die naar ge- lang van leeftijd en geslacht verschillende kosten meenren- gen".
Dat was in 1848, heren ,.vernieuwers". Dat was het kenmerk van het moderne kapitalisme.
Het is anno 1960 mode geworden deze tegenstelling ttissen kapitaal en arbeid te verstoppen achter een tegenstelling mens-techniek, haar te besmeren met de zalf der .,humaniteit" en - langs de weg der ge- bedsgenezer - haar te genezen door een huichelachtige moraalpre-
diking. ,
Hoevele rapporten men ook nog mag schrijven. het zal niet helpen.
De tegenstelling bestaat en leidt onvermijdelijk tot de botsingen, die de "katholieke politiek" tracht-te bezweren. De stormachtige ont- wikkeling van de techniek in dè nA-oorlogse iarrm. de toename van automatisering heeft slechts een vercUeping van de tegenstelling ten gevolge en verscherpt de uitbuiting.
Maar niet de techniek is de vliand van de arbeidende mens - wel het kapitalisme, dat door de katholieke .. vernieuwers" met hand en tand [en vooral ook met de stroopkwast) verdedigd wordt.
*
Oe troef der "vernieuwing" is èn blijft onveranderlijk de "bezits- vorming".
Ook in het rapport wordt ,,een eigen huis" als toppunt van geluk
en welzijn aangevoerd, als het best denkbare product van gepremi-
eerde spaarzin. ·
Paul de Groot schreef in "Romme legt zijn kaarten op tafel" (1954):
"De KVP-leider vertrouwt ons in zijn boekje toe, dat hij zijn hart verpand heeft aan de "bezitsspreiding". Hij droomt ervan de arbeiders tot bezitters te maken. Natuurlijk niet van de Am- sterdamse Bank of zo.
Alle gekheid op een stokje.
Doch een eigen huisje bezitten, dat zou nog eens wat wezen!
Het beginsel van de bezitsspreiding put Romme uit de Pause- lijke Encycliek "Quadragesima Anno". Daarin werd de katho- lieken voorgehouden te werken aan de "opheffing van de pro- letariërstoestand der massa door vermogensvorming".
De katholieken ontvingen deze hoge opdracht reeds in het jaar 1931, toen de Encycliek verscheen.
En wat is er op de dag van heden van terechtgekomen?
De R.K. staatspartij, voorloopster van de KVP, beschikte ook in 1931 al over voldoende invloed in de regering om met de vermogensvor- ming der proletariërs te beginnen. En thans is die invloed niet ge- ringer.
Doch waar zijn de huisjes van de proletariërsmassa? Van die massa leven honderdduizenden niet eens in een eigen huurwoning".
Nu, 6 jaar na het verschijnen van dit boekje, kan men hetzelfde herhalen· Niet alleen dat er geen "eigen woningen" voor de arbeiders- massa zijn gekomen, ook op andere gebieden is geen bezitsvorming.
Het enige bezit dat zich steeds opnieuw vormt en dat steeds meer uit- dijt, is dat van de miljonair. Terwijl er in 1947 precies 726 miljonairs in ons land waren, was dit aantal in 1956 tot 2.243 gestegen. Wanneer men de - meest "spontane" - bezitsvorming van de spaarders gade- slaat, dan ziet men, dat in 1952 circa 60 pct van de spaarrekeningen bij de Rijkspostspaarbank een tegoed hadden van minder dan f 100.
Bij de spaarbank te Rotterdam was in 1958 bijna 68 pct van de te- goeden minder dan f 100. Met het gespaarde bezit van de gewone man vlot het dus niet.
Toch blijft de KVP de "bezitsvorming" door middel van spaarrege- lingen en eventueel te blokkeren spaarbankrekeningen in haar ba- nieren voeren.
Het rapport omschrijft ook duidelijk, ,waarom het eigenlijk gaat.
De weg naar de "bezitsvorming" bestaat voor de arbeiders uit "een zekere ontzegging van directe consumptieve vreugden en genoegens ten behoeve van een toekomstig doel: de v'êrwerving van persoonlijke eigendom". Daar wil men naartoe. De arbeiders moeten zich directe consumptie gaan ontzeggen, teneinde te sparen. In de situatie van vandaag is dat: geen loonsverhoging in. de metaal, waardoor méér geld voor het gezin uitgegeven kan worden - maar, eventueel enkele los-vaste uitkeringen, die. op de bank komen te staan en voorlopig niet gebruikt kunnen worden.
Wat moet er ,dan met het geld op de bank? Deze vraag komt op en
het rapport blijft het antwoord niet schuldig. In de komende jaren
zullen grote investeringen gedaan moeten worden voor uitbreiding
van de industrie, voor de uitvoering van de Delta-werken, voor een gesubsidieerde katholieke universiteit in Tilburg, voor havenwerken en tunnels van de Europoort etc. En, zo wordt in het rapport geschre- ven: "Zolang de internationale politieke verhoudingen niet wezen- lijk veranderen, is het niet aan te nemen, dat financieringsbronnen kunnen worden gevonden door wezenlijke vermindering van de de·
fensie-inspanning". Het belastinggeld blijft bestemd voor de oorlogs- begroting en dus voor de atoombewapening. Voor de hierboven ge- noemde investeringen moet het geld uit een ander laatje komen. Be- ter gezegd: uit de portemonnaie van de werkers. De bezitsvorming, waarbij loonsverhoging zoveel mogelijk tegengegaan wordt en die bestaat uit sparen op de bank, dient voornamelijk om het geld te ver- schaffen, waarmee nieuwe investeringen voor de kapitalistische in- dustrie of de kapitalistische overheid gedaan kunnen worden. Ver- taald in actuele begrippen wil dat zeggen, dat Rooivink de metaal- arbeiders voorhoudt: gij krijgt geen loonsverhoging, maar wel wat op de bank, waarmee gij meebetalen kunt aan de Deltawerken, de Euro- pport en onze katholieke universiteit in Tilburg. Is dit grote werk verricht, dan kunt gij Uw geld in de verre toekomst misschien terug- krijgen, met een paar procentjes rente. Wie dan leeft, wie dan zorgt!
Zo ethisch en zoetig als de katholieke sociale politiek klinkt, zo uit- gerekend is ze. En om een eventueel laatste misverstand weg te ne- men, verklaren de "vernieuwers", dat ook zij met de "bezitsvorming"
géén herverdeling van het bestaande bezit bedoelen.
Wie had hen ooit van zoiets revolutionairs verdacht?
De "vernieuwing" wil er alleen een zij,n van het woordgebruik en van de methode, die gehanteerd worden om de greep van KVP en hogere geestelijkheid op de gelovigen te handhaven. Men is bijvoor- beeld voor de afschaffing van het instituut van "geestelijke adviseur"
in de katholieke vakbeweging. Men wil de priesters niet langer de bestuursvergaderingen laten bijwonen en hun veto-recht in de or- ganisatie afschaffen. Voor het overige moet alles echter hetzelfde blijven. En voor alles moet de katholieke vakbeweging dienstbaar gemaakt worden aan de ondernemersbelangen.
Nee, nieuws is er niet onder de zon. Laat staan'vernieuwingl De weg naar Rome blijft slecht geplaveid. Misschien daarom waait er af en toe wat stof op, dat de ogen prikkelt maar ze niet verblinden
kan.
~~Zelfs niet als de "vernieuwers" dat zouden willen. Want het getij verandert en de bakens worden verzet.
JOOP WOLFF
AMERIKAANSE HULP· VOOR HITLER -DUITSLAND
Het meest oorlogszuchtige en misdadige Duitse monopolie dat de wereld gekend heeft, de IG Farbenindustrie AG, ontving tijdens de Tweede Wereldoorlog een deel van de winst die gemaakt werd op de benzine die de Britse luchtmacht gebruikte om het Europese vaste- land te bombarderen. Dat was een onderdeel van een overeenkomst tussen de Duitse IG Farben en de Amerikaanse Standard Oil die de Britse luchtmacht benzine met een hoog octaan-gehalte leverde en het Duitse grootkapitaal daarvoor een premie betaalde. Ook voor de levering van explosieven die tetryl bevatten - een moderne verbin- ding in die tijd - door Amerika aan Groot-Brittannië, ontving de IG Farben een vergoeding van de Amerikanen. Dat was een onder- deel van een overeenkomst tussen de Rheinisch-Westfälische Spreng- stoff AG, een dochtermaatschappij van de IG Farben en de Ramington Arms Company, een dochtermaatschappij van het Amerikaanse che- mische concern Du Pont de Nemours.
Krupp ontving tot en met juni 1941, terwijl Duitsland dus reeds bijna twee jaar in oorlog was met Groot-Brittannië en heel overig West-Europa onder de voet gelopen had, gedetailleerde economische, technische en militaire gegevens van de United States Steel Corpora- tion, het grootste staal-monopolie ter wereld; vertegenwoordigers van Krupp hadden onbelemmerde toegang tot deze Amerikaanse be- wapeningsindustrie. Dat was een onderdeel van een patent-overeen- komst tussen Krupp en enkele grote Amerikaanse staalconcerns, waarmee Krupp ook bereikte, dat Amerikaanse staalleveranties Groot- Brittannië werden onthouden op het moment dat dit land alleen te- genover Hitier-Duitsland stond. Een soortgelijke overeenkomst be- reikte Krupp ook met het grootste monopolie ter wereld op electrisch gebied, de Amerikaanse General Electric Company. Deze had betrek- king op de levering van wolframcarbid, dat nodig is om staal hardèr te maken. General Electric en Krupp hadden samen een wereldmo- nopolie gevormd en spraken af dat wolframcarbid in Duitsland 50 dollar per pond en in Amerika 425 dollar per pond zou kosten. Dit betekende een enorme bewapenings-voorsprong voor Hitier-Duitsland tegenover de westelijke geallieerden. Het verbruik van wolframcarbid per eenheid staal was in Duitsland 22 maal zo hoog als in de Ver- enigde Staten I
In Engeland bestond in de beginperiode van de oorlog een tekort
aan vliegtuigcarburateurs. Dat was veroorzaakt door een overeen-
komst tussen het Duitse concern Siemens Halske en de Amerikaanse
Bendix Corporation over patenten voor electrische besturingsappa-
raten. Bendix sloot op basis van een licentie van Siemens overeen-
komsten met diverse Europese bedrijven voor auto- en vliegtuigcarbu-
rateurs, .maar was gebonden aan de voorwaarde der Duitsers dat er
geen leveranties aan Engeland mochten worden gedaan.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de internationale samen- werking tussen Duitse en Amerikaanse kooplieden des doods tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op 11 december 1939, toen de wereldoorlog dus reeds enkele maan- den gaande was, vond er in nazi-Duitsland een bijeenkomst plaats van de Reicbsgruppe Industrie. Daarin werd de grote betekenis vast- gesteld van het behoud van de internationale geheime overeenkom- sten tussen de grote monopolies, zowel voor die monopolies zelf als voor de oorlogvoering van Hitler. Tegelijkertijd werd de betekenis onderstreept van de neutrale landen.
In october 1939 had er in D e n H a a g een bijeenkomst plaats gevonden van vertegenwoordigers der IG Farben en de Standard Oil, waar o.a. werd besloten tot de levering van 2.000 Duitse patenten aan de Amerikanen, die tijdens de oorlog konden worden benut, maar al- dus voor de IG Farben behouden zouden blijven in de na-oorlogse ja- ren. In Amsterdam vond in die tijd een zitting plaats van de Internationale Kamer van Koophandel, waar vertegenwoordigers van Duitse monopolies onderhandelingen voerden met Amerikanen en an- dere westelijke imperialisten. Om de contacten gemakkelijker te kun- nen voortzetten kwam men er overeen de zetel van de I.K.v.K. te ver- plaatsen van Parijs naar Stockholm in het neutrale Zweden en te- vens een nieuwe president te kiezen, een die vriendschappelijker te- genover Duitsland stond dan zijn voorgangerf
"Wij deden alles om de plannen voor een "Modus Vivendi" (voor toepassing van het principe: leven en laten leven!) tijdens de oorlog te voltooien en wel onafhankelijk ervan of de Verenigde Staten zou- den deelnemen aan de oorlog of niet," schreef een Standard OU- directeur over de besprekingen met IG Parben-vertegenwoordigers in Den Haag- De IG Farben schreef in een memorandum over haar acti- viteiten aan de Gestapo, dat de licenties die het voor de productie van smeerolie en vliegtuigbrandstoffen van de Standard Oil had gekregen en de belangrijke informaties die het van het grootste Amerikaanse monopolie, General Motors, had ontvangen over de bouw van vlieg- tuigmotoren en de productie van synthetische brandstof, dat juist die overeenkomsten met de Amerikanen "Duitsland in staat stelden zich in technisch opzicht geheel en al op de oorlog voor te bereiden".
Inderdaad, zonder de enorme Amerikaanse hulp die de Duitse im- perialisten van de Amerikanen hebben ontvangen, direct en indirect, economisch, politiek en militair, zouden zij niet in staat zijn geweest zulk een agressieve militaire macht te worden, als die de volkeren van Europa in de jaren 1939-1945 zo onmeetbaar veel leed heeft bezorgd.
CREDIETEN
Het is buitengew~on
\moeilijk de geheime internationale verbindin- gen tussen de imperialisten in hun volle omvang bloot te leggen.
Sowjet-historici en -economen, onderzoekers in de Duitse Democra-
tische Republiek en enkele Amerikaanse marxisten hebben echter in
de laatste jaren - in het kader van studies over de achtergronden
van de Tweede Wereldoorlog en de structuur en ontwikkeling van het
Duitse en Amerikaanse monopoliekapitaal - toch reeds belangrijke gegevens weten op te speuren, waarmee de betekenis en de omvang van· deze verbindingen schetsmatig kunnen worden aangeduid. Zij konden gebruik maken van de onthullingen, die uit het verloop der oorlogsgebeurtenissen, het in beslag nemen van archieven, processen tegen oorlogsmisdadigers en collaborateurs, e.d. voortkwamen. Onder de publicaties over de Amerikaanse hulp aan Hitier-Duitsland bij de voorbereiding en het voere11 van de Tweede Wereldoorlog bevindt zich het waardevolle werk van de Sowjet-econoom I. M. Faingar, De Ontwikkeling van het Duitse MonopoliekapitaaP), waaraan wij de eerder vermelde bijzonderheden ontleenden. Faingar houdt zich voor- namelijk met de economische aspecten van de Amerikaanse steun aan
Duitsland tussen de twee wereldoorlogen bezig; de militaire en poli- tieke hulp, die hiermee samenhing worden slechts genoemd.
Bet Amerikaanse monopoliekapitaal trad na 1918 op als c r e d 1 et- v erstrekker van het verslagen Duitsland. Van het begin af speel- de daarbij het bankiershuis Dillon, Read & Co een grote rol. In 1920 hielp het de Duitse regering in de inflatieperiode Duits papiergeld in Amerika kwijt te raken tegen 7,5 miljoen goudmark; de Ameri- kaanse bankiers maakten daarbij gebruik van de "vaderlandstrouw"- gevoelens van Amerikanen van Duitse afkomst (alleen al in New York , woonden één miljoen Duitsers). Wat internationale bankoperaties betreft behoorde Dillon-Re ad toen tot de allergrootsten; de firma stond vlak achter de Morgans.
De Duitse Staaltrust wist in de jaren tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog via de Dillon-Readbank Amerikaanse leningen te krij- gen tot een bedrag van ruim vier honderd miljoen Mark.
Dillon-Read treedt op als bank voor het Amerikaanse oliekapitaal dat niet onder controle van Roekefaller staat ( Texas Oil en Union Oil .of California), heeft zich na '45 bijzonder intensief bezig gehouden met Amerikaanse beleggingen in Zuid-Afrika en trad ook als bankier op voor de regering-Malan op de Amerikaanse beurzen. De Ameri- kaanse minister van oorlog, Forrestal in de regering Truman (die zichzelf het leven benam) en Paul Nitze, toentertijd chef van de poli- tieke planningsafdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waren bestuurders van de Dillon-bank. Een ander directielid, de Ame- rikaanse brigade-generaal William Draper, was lid van de
economi~sche leiding van de Geallieerde Controle-Raad in het verslagen Hitler- Duitsland. Een der Dillans werd in de regering Eisenhower onder- minister van Buitenlandse Zaken, Douglas Dillon, en ondersteunde in deze functie krachtig de politiek tot Europese integratie van de West-
duitse en Amerikaanse monopolies.
De Duitse Staaltrust en de Hitlar-regering benoemden in de dertiger jaren de Londense Schroeder-bank tot hun vertegenwoordiger in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Een van de directeuren van deze bank in Amerika was Allan W. Dulles, die thans spionagechef van de Amerikaanse regering is. Tijdens de oorlog, in 1943 traden Allan
1 )
Dit boek werd in het juli-augustus-nummer 1960 van Pol!tlek en Cultuur bb-
sproken.
! '
Dulles en V. Lada-Mocarski, beiden directielid van de Schroeder-bank in Zwitserland in onderhandeling met de nazi's over het staken van de strijd aan de westelijke fronten en het gezamenlijk gaan bestrijden van de Sowjet-Unie.
Een derde directeur van deze J. Henry Schroeder & Co in New York was Avery Rocksfeller van de Standard Oil familie.
Het advocatenkantoor Suilivan & Cromwell, dat door de latere mi- nister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles en spionagechef Allan W. Dulles werd bestuurd, was reeds vanouds gespecialiseerd op het behartigen van buitenlandse belangen van grote Amerikaanse con- cerns en bijzonder nauw
bet~okkenbij de
Rockefell~rs.Voordat Foster Dulles Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken werd, was hij voorzitter van de Rocksfeller Foundation.
Suilivan & Cromwell, het grootste en belangrijkste advocatenkan- toor in Wall Street, behartigde ook de belangen van Europese con- cerns in Amerika. De firma van Dulles vertegenwoordigde voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog de IG Farben en de Vereinigte Stahl- werke uit nazi-Duitsland. De vertegenwoordiger van Suilivan & Grom- weil in Duitsland, Westrick, was persoonlijk vertrouwensman van Hit- Ier in de Verenigde Staten en werd in de oorlog een zeer belangrijk Wehrwirtschaftsführer. In de jaren '30 traden de gebroeders Dulles op voor een "neutraal" Amerika, d.w.z. zij eisten geen enkele steun aan de vijanden van de nazi's. Tegelijkertijd gaven de Dulles' finan- ciële steun aan fascistische bewegingen in Amerika.
Deze enkele voorbeelden van contacten tussen Amerikaanse en 'Duitse bankiers voor en tijdens de oorlog .geven nog lang geen indruk van de omvang, die de Amerikaanse credietverlening aan nazi-Duits- land heeft gehad. Zij laten echter wel enigszins zien op welk hoog ni- veau zij voor de oorlog reeds stonden en na de oorlog zijn gekomen.
Mede dank zij de grote steun van het buitenland nam Hitier-Duits- land in het midden der dertiger jaren wat de industrieproductie be- treft weer de tweede plaats in de wereld in achter de Verenigde Sta- ten. Wat de productie van aluminium, machines voor de metaalbe- werking en een reeks synthetische producten betr;eft, was Duitsland
· zelfs weer op de eerste plaats gekomen. Het overtrof dé VS op het gebied van de export van staal (22 pct van de wereldstaalexport), machines ( 26 pct van de wereldexi>_ort], chemicaliën, optische in- strumenten en andere producten. Op' basis van deze economische macht steunde het monsterverbond van het Duitse grootkapitaal met de nazi's bij het ontketenen van de Tweede Wereldoorlog.
KARTELS EN PATENTEN
Het zijn niet alleen Amerika~se grootkapitalisten geweest, die het Duitse imperialisme na '14-'18 weer op de been hebben geholpen.
Het Britse, Franse en ook het Nederlandse grootkapitaal hebben daar eveneens toe bijgedragen. De Amerikaanse steun verdient bijzondere aandacht door zijn grote omvang en verstrekkende consequenties.
Het Amerikaanse imperialisme heeft tot nu toe één grote strategi-
sche·lijn voor zijn optreden in de imperialistische wereld aangehou- den: tegenstellingen tussen de anderen aanwakkeren en dan de buit bij overwinnaar en overwonnene binnen halen. Dat is zo geweest in de Eerste Wereldoorlog en was het beeld in de Tweede Wereldoorlog.
Men vindt dit patroon in de Amerikaanse politiek ook duidelijk terug in de na-oorlogse politiek, bijv. in de houding tegenover de Europese splitsing in de Zes en de Zeven.
De Amerikaanse hulp aan Hitier had als hoofddoel Duitsland tegen de socialistische Sowjet-Unie te richten en dus doelbewust op oorlog voor te bereiden. De Duitse imperialisten maakten van deze situatie gebruik om de posities van het Amerikaanse en Britse imperialisme te
verzwakk~n.Een van de belangrijkste wapens waar\7,an het Duitse grootkapitaal zich hierbij kon bedienen, waren de internationale kartel- en patent- overeenkomsten tussen de grote monopölies. Wegens de sterke tech- nisch-wetenschappelijke ontwikkeling in- Duitsland was er vele Ame- rikaanse monopolisten alles aan gelegen tot overeenkomsten met de Duitsers te komen. Deze maakten daarvan gebruik om hun eigen be- wapeningsindustrie sneller te kunnen ontwikkelen en de Amerikaanse en Britse oorlogseconomie op enkele zeer belangrijke en kwetsbare punten aan te tasten.
Enkele voorbeelden daarvan zijn in de aanvang van dit artikel reeds genoemd. Enkele andere - minder bekend, maar niet minder belangrijk - zijn eveneens het vermelden waard.
Er bestonden overeenkomsten tussen de Duitse grootkapitalisten van de IG Farben en de Amerikaanse financiersgroep der Mellons [Pittsburgh], die o.a. de aluminium-productie beheersen. Op grond van deze overeenkomsten werd Duitsland in 1936 in verband met de oorlogsvoorbereiding vrijgelaten zijn aluminium-productie op te voe- ren. In 1938 was de Duitse aluminium-productie dan ook reeds twee- maal zo groot als in 1936 en overtrof zelfs de Amerikaanse productie.
Van belang voor aluminium-alliages is magnesium. De IG Farben en de aluminium-trusts van de Meilans verenigden zich in de Ameri- kaanse Magnesium Development Corporation [50/50) maar feitelijk controleerde de IG Farben - via haar Amerikaanse dochteronder- neming de American IG, - de Amerikaanse magnesium-productie en stelde de quota vast. De Magnesium Development Corporation ver- plichtte zich haar magnesium-afzet in Europa te beperken tot de IG Farben, met uitzondering van een leverantie [slechts 150 ton] naar Engeland. Zestig procent van het geproduceerde magnesium werd aan de IG Farben verkocht voor een prijs van 20 cts per pond, terwijl de prijs op de Amerikaanse markt 30 cts per pond moest zijn. Zo kreeg de Duitse vliegtuig-industrie enkele zeer belangrijke voordelen ten koste van de Britse en Amerikaanse.
Het Duitse earl-Zeiss-concern had een wereldmonopolie voor de ver- vaardiging van een reeks optische instrumenten, in het bijzonder op militair gebied [optische apparatuur voor de marine en veldkijkers).
Hoewel het Verdrag van Versames Zeiss verbood optische instrumen-
ten te produceren voor militaire doeleinden, werd de productie in het
geheim, onder Nederlandse dekmantel, voortgezet. In 1921 sloot Zeiss
zelfs weer een overeenkomst met de Amerikaanse firma Bausch &
Lomb Rochester, waarin men de wereldmarkt onder elkaar verdeelde.
Volgens dit verdrag mocht de Amerikaanse firma geen optische in- strumenten exporteren zonder toestemming van de Duitse firma Zeiss I Ook indirecte export was verboden. Bovendien werd Bausch & Lomb Roehester verplicht aan Zeiss gedetailleerde opgaven te verstrekken van de hoeveelheden en typen optische instrumenten, die de Ameri- kaanse strijdkrachten werden geleverd!
De IG Farben liet haar belangen in Amerika behartigen door de reeds genoemde American IG Chemica! Corporation. Om te verhullen dat het hier om een verbinding met het Duitse grootkapitaal ging, werd het beslissende aandelenpakket in de American IG door de IG Farben in handen gegeven van haar dochteronderneming in Zwitser- land, de IG Chemie. Zowel in het bestuur van de Zwitserse als in het bestuur van de Amerikaanse firma vond men Dietrich Schmitz, de broer van de president van de IG Farben. Verder zaten in het bestuur van het geheime Amerikaanse filiaal van de IG Farben Walter Teagle, president van de Standard Oil en Edsel Ford, zoon van de grote auto- koning . . Van 1932 af werkte de American IG onder de naam General Aniline Works en deze firma bleef ook tijdens de Tweede Wereldoor- log onder controle van -de IG Farben.
Van groot belang zijn de overeenkomsten geweest tussen het mach- tige oliemonopolie der Rockefellers, Standard Oil en de IG Farben, die ten doel hadden gezamenlijk de ontwikkeling van de chemische industrie in de gehele wereld onder controle te krijgen. Duitsland verplichtte zich tot uitsluitende aankoop van ruwe olie van de Stan- dard OU, maar de belangrijkste voordelen van de Standard Oil lagen in het feit dat de technisch-wetenschappelijke ontwikkeling van de Duitse chemische industrie (synthetische olie op basis van Duitse pa- tenten bijv.) niet zo'n direct gevaar meer was voor de miljardeninves- teringen van de Rockefellers. Een van de grote voordelen van deze overeenkomst voor de nazi's was buiten de olievoorziening (15 mil- joen ton kort voor de oorlog) de beschikking over Amerikaanse pa- tenten in de vervaardiging van synthetische vliegtl,ligbenzine e.a. mi- litair belangrijke stoffen en de gelegenheid tot het onderdrukken van de ontwikkeling van de Amerikaanse industrie voor synthetische rubber. In 1942 verklaarde de Openbare Aanklager van de Verenigde Staten in een senaatscommissie: "De -st:àndard Oil remt de productie van synthetische rubber (Buna) omdat de Hitler-regering uit militaire overwegingen niet wenst dat dit product in de USA wordt vervaar- digd".
Maar alle tot nu toe genoemde voorbeelden van Amerikaanse-Duitse
samenwerking in de voorbereiding van de Tweede Wereldoorlog wor-
den nog overschaduwd door de A!llffrikaanse hulp aan de Duitse reac-
tie bij het ontlopen van de herstelbetalingen, die uit het Verdrag van
Versallles voortvloeiden, de leningen in het raam van het Dawes en
Young-plan, het Amerikaanse optreden in diverse internationale kar-
tels en de directe deelname van de Amerikaanse monopolies aan de
Duitse oorlogsproductie. Volgens Amerikaanse bronnen was nazt-
Duitsland aan de vooravond van de Wereldoorlog betrokken bij niet
minder dan 1400 internationale kartels, die bijna de helft van de we- reldhandel bepaalden. Wat de Amerikaanse directe deelname aan de oorlogsproduktie van Hitier betreft: volgens de opgaven van het Ame- rikaanse departement van Financiën bedroegen de investeringen in nazi-Duitsland op 31 mei 1943 nog 420,6 miljoen dollar. De Focke- Wulf-vliegtuig-fabriek in Bremen stond onder controle van de firma Lorenz AG, een dochteronderneming van de Amerikaanse Internatio- nale Telephone and Telegraph Corporation van de familie Morgan.
In de Duitse electriciteitstrusts AEG zaten tot november 1941 [I] nog steeds drie Amerikaanse directeuren; het kapitaal van de AEG werd gecontroleerd door de eveneens tot de familie Morgan behorende General Electric Company. Het grootste monopolie ter wereld, de General Motors, nam via zijnOpel-fabrieken in Duitsland deel aan de motorisering van de Wehrmacht.
*
Jn vele opzichten is de ontwikkeling van de betrekkingen tussen het Amerikaanse en Duitse imperialisme na 1945 overeenkomstig die van voor de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse steun aan Adenauer-Duitsland heeft in wezen dezelfde doelstelling en hetzelfde karakter als de Amerikaanse steun aan Hitler-Duitsland: Europa vei- lig stellen voor het imperialisme in het algemeen en voor het Ameri- kaanse in het bijzonder, terwijl het Duitse imperialisme misschien tevens weer in oostelijke richting kan worden gestuurd. De samen- werking met het Amerikaanse imperialisme is voor het Duitse groot- kapitaal het beste middel zijn invloed in de kapitalistische wereld te herwinnen.
Het is nu al weer zover, dat West-Duitsland na de Verenigde Staten de grootste industriële productie en de grootste export heeft in de kapitalistische wereld. Het Westduitse leger is, als de huidige --ont- wikkeling doorgaat, zeer binnenkort weer het sterkste in West-Euro- pa, terwijl ook het politieke gewicht van West-Duitsland in de impe- rialistische arena vooroorlogse verhoudingen nabij is gekomen. Onge- twijfeld is de Amerikaanse economische invloed in West-Duitsland in de na-oorlogse periode toegenomen, maar van een volledige Ameri- kaanse controle van de Westduitse economie is geen sprake. Met name in de zware industrie en de belangrijkste Westduitse financierings- instituten blijkt de Amerikaanse invloed nauwelijks groter te zijn geworden, zeker niet groot genoeg om niet meer van een sterk zelf- standig Westduits imperialisme te kunnen spreken. De kracht van het Westduitse imperialisme tegenover de Amerikanen schijnt voor een belangrijk deel weer in de technisch-wetenschappelijke ontwikkeling te liggen, die in West-Duitsland in enkele sleutelindustrieën [ chemi- sche en metallurgische industrie] gelijke tred weet te houden met de Amerikanen en op sommige punten zelfs verder schijnt te zijn.
Een en ander mag echter niet uit het oog doen verliezen dat, hoe
nauw de betrekkingen tussen het Duitse en Amerikaanse imperialis-
me ook geweest mogen zijn, de Verenigde Staten uiteindelijk Hitier-
Duitsland de oorlog hebben verklaard. Niet alle groeperingen in het
j_
Amerikaanse monopoliekapitaal hadden namelijk belang bij een Duits-Amerikaans bondgenootschap en degenen die er wel belang bij hadden, hadden dat niet onder alle omstandigheden. Op een zeker moment - beslissend schijnt daarbij de toegenomen Duitse invloed in het Zuid-Amerikaanse jachtgebied van de Amerikaanse monopo- lies te zijn geweest - werd Hitier-Duitsland voor de doorslaggevende krachten in het Amerikaanse imperialisme een te groot en gevaarlijk rivaal en kreeg het Anglo-Amerikaanse bondgenootschap tegen Duits- land voorrang.
Ook thans zijn de doelen die het Westduitse en Amerikaanse im- perialisme zich stellen op den duur onverenigbaar en dit moet tot botsingen leiden. In de wereldhandel en in de strijd om het binnen- dringen van de steeds kleiner wordende koloniale ruimte, tekenen zich nu en dan reeds zulke botsingen af. Voor de beoordeling van de internationale ontwikkeling is het nodig met deze mogelijke Ameri- kaans-Westduitse conflicten rekening te houden en niet alleen Ame- rikaanse-Westduitse bondgenootschap, maar ook toenemende rivali- teit tussen Washington en Bonn te zien.
Hoe de feitelijke ontwikkeling op dit punt echter ook moge zijn in de komende jaren, de verho!ldingen binnen het imperialistische kamp worden alle overschaduwd door het grote nieuwe feit van deze tijd, het bestaan van het socialistische wereldstelsel. Hoe gevaarlijk het huidige Amerikaans-Duitse imperialistische bondgenootschap ook moge zijn en hoe noodzakelijk het moge blijven de plannen van deze agressieve coalitie te verijdelen, de mogelijkheden voor de Herren van de Ruhr en de Yankees van Wall Street zijn kleiner dan ooit.
De socialistische landen zijn militair en economisch sterker dan het Amerikaanse imperialisme en het Duitse imperialisme samen. Boven- dien is hun ontwikkelingstempo - militair en economisch, maar niet in de laatste plaats ook wat betreft morele en politieke invloed in de moderne wereld - belangrijk hoger dan dat van Amerika en West- Duitsland. Daarin ligt de objectieve zekerheid, dat de strijd tegen de meest agressieve groeperingen in het imperialisme gewonnen kan worden.
G. VERRIPS
Saint?Simon of
Waan en werkelijkheid
QP 17 october 1960 was het 200 jaar geleden, dat Claude-Henri de ,, Rouvroy, graaf van Saint-Simon, in Parijs geboren werd.
Saint-Simon groeide in zijn leven uit tot een der voorlopers van het wetenschappelijke socialisme, die wij utopisten noemen, omdat hun denkbeelden rondom een door hen zelf ontworpen maatschappelijke fantasie, een utopie, hangen. Hun gedachten en hun streven bewegen zich tussen waan en werkelijkheid. Zo ging het met Saint-Simon, met Fourier en Owen, de drie grootsten, die door het marxisme als ernstig te nemen baanbrekers naar het moderne socialisme worden genoemd en gerespecteerd. Hun denkwijze is in het Communistisch Manifest van 1848 door Marx en Engels (in het hoofdstuk "Socialistische en communistische literatuur" onder punt 3) voortreifelij k gekenschetst- Hun "waan" bestaat daarin, dat zij de ware maatschappelijke toe- dracht eerder intuïtief benaderen dan doorzien, en hierbij tot voor- stellingen komen, die buiten de feiten vallen. Het in hun dagen ont- staande, historisch gegroeide proletariaat zien zij zeer wel, maar zijn bijzondere positie is hun niet duidelijk. Zij willen niet één klasse, maar heel de mensheid tegelijk verlossen. Zij willen rede en recht- vaardigheid zien zegevieren, en herkennen de werkelijkheid, zowel die van de actelsheerschappij vóór de Franse revolutie van 1789, als- ook die van de grote, naar zich toe graaiende reactionaire bourgeoisie na 1789 als caricaturen van deze rede. Zij zien een moderne industrie geboren worden, waarin naar hun mening de elementen leven voor een werkelijk logische en rechtvaardige samenleving. Het gaat er
"slechts" om, een stelsel uit te werken, volgens hetwelke een rede- lijke en zedelijke orde warde opgebouwd, die de misstanden over- boord gooit en alle leden der maatschappij tot nut en voordeel strekt...
De utopisten zijn alle met systemen voor het licht getreden, die nog steeds onze grote belangstelling hebbèn en soms bewondering wekken voor wat deze mannen aan waardevolle gedachten uitspraken. Het interesseert ons niet, heeft Friedrich Engels gezegd, wat er voor vreemde fantasterijen en vergissingen in hun ideeën zitten; wij willen liever blij zijn met de geniale gedachtenkiemen, die onder het fantas- tisch hulsel verborgen zijn en waarvoor de spitsburger, die er zijn hoon over uitstort, blind is.
Het leven van Saint-Simon was avontuurlijk en vol schokkende ver- *
anderingen als de tijd zelf, waarin het zich voltrok.
Hij werd geboren in het Frankrijk van de verdorven adelsmacht, waarvan de koningsmacht der Bourbons de rotte bekroning vormde.
Saint-Simon zelf was uit een Frans grafelijk geslacht, dat zijn her- komst afleidde van keizer Karel de Grote ... Hij heeft steeds de trots van de aristocraat op deze oude afkomst bewaard. Het nam niet weg, dat zijn schrander verstand toegankelijk was voor de kracht en fris- heid van nieuwe, burgerlijke denkbeelden. Nog maar 15, 16 jaar oud werd hij leerling van de denker D' Alembert, een der mannen, wier stoutmoedige ideeën en wier alzijdige studies in het grote handboek van de "Encyclopédie" de Franse revolutie geestelijk hielpen voorbe- reiden. Door D'Alembert schudde Saint-Simon reeds jong één gedach- tenkluister af: die van het Roomskatholicisme, om er de materialis- tische verklaring van leven en wereld voor in de plaats te stellen.
Maar ook aan de zichtbare, tastbare veranderingen van zijn tijd had Saint-Simon werkzaam aandeel. Door de merkwaardige onver- mijdelijkheid van het politieke lot steunde het monarchale Frankrijk de Engelse koloniën in Noord-Amerika, die in 1776 in opstand kwa- men tegen het moederland, en zich spoedig vrij vochten. l3ij de expe- dietroepen, die Ladewijk XV de Amerikanen te hulp zond, bevond zich de 16-jarige edelman_Sait-Simon als officier. Hij keerde als ko- lonel uit de Verenigde Staten terug; maar hij had er vooral een tweede belangrijke les geleerd: hij begreep de noodzaak en draag- wijdte van de burgerlijke revolutie. Hij zag in, dat _Frankrijk ook een
"opstand van de industriële vrijheid" dringend gebruiken kon, zoals hij het noemde. Met zijn "industriële vrijheid" bedoelde Saint-Simon de nijvere, ondernemende derde stand van" kooplieden en fabrikanten, waartoe hij ook de bankiers rekende, die immers de zaakwaarnemers van de burgerij waren; van die "industriëlen" verwachtte hij alles.
Dit was een economische gedachte, gebouwd op politieke ervaring.
Die economische gedachte nam bij Saint-Simon straks merkwaardige vormen aan, n.l. die, welke hem werden gepresenteerd door de Franse Revolutie, toen zij in 1789 werkelijk uitbarstte en de macht van adel en koningschap wegvaagde. De edelman Saint-Simon, weliswaar van oude, maar ook arme familie, had het nooit., breed gehad. De Saint-Simon, die zich één van zin en strekking voelde met de Franse burgerlijke revolutie, ontdekte ongehoorde mogelijkheden voor zijn portemonnaie, toen de staat de goederen van kerken, kloosters en de gevluchte en terechtgestelde royalisten-lJegon uit te verkopen. Saint- Simon, ,kortom, werd grondspeculant, en begon met de bankier Per- régaux alle mogelijke landgoederen op te kopen en weer te verhan- delen volgens de logica van de ",industriële vrijheid", waarvoor naar zijn mening ook de Amerikaanse kolonisten gestreden hadden - een mening, die er overigens niet ver naast was.
* /
Jn 1793 maakte de dictatuur van de Jacobijnse, plebejische vleugel
in de Franse Revolutie een voorlopig einde aan het grijpen en
graaien van de "accapareurs". Saint-Simon werd als vele andere
speculanten in hechtenis gesteld en moest elf maanden brommen. In
de cel kon hij nadenken over de verhouding van adel en bourgeoisie en volksmassa. Zijn sympathie voor de onderliggende klasse nam niet toe, maar het werd ook geen vijandschap. In zijn denkwijze kiemde de overtuiging, dat de revolutie er was, om alle klassen een beter bestaan te verschaffen. Toen de grote bourgeoisie in de revolutie- stroom spoedig bovendreef en Saint-Simon zijn vrijheid herkreeg, vatte hij zijn "industriële gedachten" weer in de practijk op. Hij spe- culeerde opnieuw; hij rekende dit zakendoen onverminderd tot posi- tieve, eervolle maatschappelijke arbeid, zo goed als het werken van de arbeider, de koopman, de reder, de geldhandelaar. Voor hem waren de "darren" uitsluitend de parasieten van het oude regime. Dat hij zelf tot die van het nieuwe
regimeJ~onbehoren, is nooit bij hem opgekomen. Hij leidde een burgerlijk-weelderig bestaan, hij verdien- de grote sommen gelds, maar hij dacht (en fantaseerde) verder over de inrichting van de menselijke samenleving.
En nu kiemen er langzamerhand interessante gedachten in het hoofd van deze man, die niet stil kon zitten, en die zich ook niet kon en wilde onttrekken aan de sterke stromen van de tijd. Want die tijd leidde de revolutie binnen enkele jaren tot de burgerlijke verwilde·
ring. Het vraagstuk rees voor Saint-Simon, wie eigenlijk bekwaam was voor de politieke heerschappij. De volksmassa had zich daartoe volgens hem onbekwaam getoond door de jaren van de Terreur, waar- in zij haar vijanden met de guillotine had opgeruimd. De grote bour- geoisie had aan die Terreur een eind gemaakt, maar er een corrupt en genotziek bewind voor in de plaats gesteld, dat staat en samen- leving ontkrachtte. Het was derhalve nodig, dat de "industriële vrij- heid" op vaste grondslag werd gezet, deugdelijk verdedigd door man- nen van kennis, verantwoordelijkheid, nijverheid en geld. Hun diende de wereldse macht te behoren. Geloof diende door wetenschap te worden vervangen. De revolutie, zoals zij zich had ontwikkeld, was een oorlog gebleken van de ene klasse tegen de andere.
Die stelling van de klassenstrijd, waartoe Saint-Simon op het einde van de 18e eeuw kwam en die hij ook later bleef uitspreken, wekte de bewondering van Friedrich Engels. Zulk een inzicht aan de dag te leggen in 1802 (het jaar van Saint-Simons "Brieven uit Genève") wordt door Engels gekenmerkt als een "hoogst geniale ontdekking".
De moraal, die Saint-Simon zelf uit deze ontdekking trok, was echter deze: Het volk als uitsluitend heersende klasse is een gevaar geble- ken. Het volk, ingeschakeld in een nijvere klassenharmonie, verdient grote zorg en aandacht. Het is de eerste keer, dat over het proletari- aat, zij het dan ook in deze verwrongen vorm, met sympathie wordt gesproken, en de eerste maal, dat een burgerlijk denkend economist voor de werkende massa opkomt.
Saint-Simons zaken hadden hem in de gelegenheid gesteld, zijn denkbeelden eindelijk stelselmatig uit te werken en op papier te zetten. Vanaf 1798 legt hij zijn gedachtengang vast in tal van ge- schriften zoals Inleiding tot de wetenschappezt;ke ondernemingen van de 19e eeuw, De wetenschap van de mens (1813), De Industrie (1818), Het industrieel systeem (1820), Cathechismus der Industrië·
Zen ( 1823), en andere, die alle een maatschappelijk-economisch ka·
i. I