Vraag nr. 121 van 2 april 1996
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN
Franstalig onderwijs faciliteitengemeenten – Inspectie-protocol
In antwoord op mijn vraag aangaande de kwalitatieve controle op de lessen Nederlands in de Franstalige basisscholen in de Vlaamse faciliteitengemeenten (Bul-letin van Vragen en Antwoorden nr. 1 van 30 oktober 1995, blz. 5), stelt de minister dat de bevoegdheid hier-toe behoort tot de inspectie van de Franse Gemeen-schap. Deze controle is, volgens het antwoord dat mij werd verstrekt, het voorwerp van een protocol tussen de twee gemeenschappen, afgesloten op 24 mei 1974 door de toenmalige ministers van Onderwijs Calewaert en Toussaint.
Uit oogpunt van de openbaarheid van bestuur verwon-dert het mij dan ook dat het niet mogelijk is gebleken de hand te leggen op een kopie van dit protocol. Ik kan in dat verband meedelen dat dit onder meer het geval was bij de afdeling Informatie en Documentatie van het departement Onderwijs, bij de dienst voor Onderwijs-ontwikkeling, bij de afdeling Coördinatie Beleidsuit-voering Onderwijsniveaus, bij de diensten van de fede-rale eerste minister en bij de Fedefede-rale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangele-genheden.
Bestaat er in het departement Onderwijs een dienst waar dergelijke informatie wordt gecentraliseerd ? Zo neen, moet zo'n dienst dan niet dringend worden opgericht ?
Onder welke voorwaarden kan het bewuste protocol worden opgeheven ?
Kan de minister het eenzijdig opzeggen ? Antwoord
In het verleden werden akkoorden afgesloten tussen de toenmalige ministers van Nationale Opvoeding omtrent het beheer van de Franstalige scholen in het Nederlands taalgebied (en vice versa).
Vooreerst is er het akkoord Dubois-Vermeylen van juni 1970, waarbij overeengekomen werd dat de peda-gogische inspectie van de Franstalige scholen gelegen in het Nederlands taalgebied wordt behartigd door de inspectieleden van de Franse taalrol en omgekeerd. Vervolgens is er het protocol van 24 mei 1973, gesloten tussen de toenmalige ministers Toussaint en Calewaert. Dit protocol stelt dat het beheer van de Franstalige gesubsidieerde scholen in Vlaanderen uitsluitend res-sorteert onder de bevoegdheid van de Nederlandstalige minister, en dat de pedagogische inspectie wordt verze-kerd door het Franstalige departement dat verslagen opmaakt met een vertaling voor de Nederlandse admi-nistratie.
Dit protocol stelt dat de rijksscholen, opgericht krach-tens artikel 7, eerste alinea van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, vallen onder de bevoegdheid van de minister die voor hun taalregime
bevoegd is, d.w.z. Aarlen : Nederlandstalig, en Oosten-de en Leopoldsburg : Franstalig. Voor Oosten-de Franstalige afdelingen van rijksscholen opgericht of bestaand krachtens artikel 6 van de wet van 30 juli 1963, is de Nederlandstalige minister bevoegd voor het adminis-tratief beheer en de Franstalige minister voor de peda-gogische en personeelsaangelegenheden (bv. Ronse). De administratie Basisonderwijs beschikt over afschrif-ten van deze akkoorden.
Naar de letter van de wet kan de boven geschetste regeling wat het akkoord van juni 1970 betreft, enkel met instemming van het Vlaams Parlement en de Fran-se Gemeenschapsraad worden gewijzigd. Zulks is immers uitdrukkelijk bepaald in artikel 5, eerste lid, in fine van de bijzondere wet van 21 juli 1971 betreffende de bevoegdheid en de werking van de cultuurraden voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap en voor de Franse Cultuurgemeenschap. Ik wijs erop dat deze regeling door de bijzondere wetgever van 1980 blijk-baar is bijgetreden, aangezien dit artikel 5 niet werd opgegeven door de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, meer bepaald het arti-kel 93.
Overigens moet worden opgemerkt dat de Vlaamse Gemeenschap thans reeds de bevoegdheid heeft om controle uit te oefenen op het administratief beheer en het respect voor de regelgeving in deze scholen, in uit-voering van voornoemde akkoorden. Hierin zit de con-trole op de naleving van de taalwetten wat het verplicht aantal uren Nederlands betreft. Het is evident dat bij het overleg met mijn collega van de Franse Gemeen-schapsregering een verder doorgedreven inspectie op de kwaliteit van het verstrekte onderwijs zeker aan bod moet komen. Dit overleg met mijn collega past in de actualisering van de voornoemde akkoorden.
In deze context is het dus noch vanuit juridisch oog-punt, noch vanuit praktisch oogpunt opportuun tot een eenzijdige opzegging over te gaan.