Vraag nr. 151 van 24 april 1996
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN
BLOSO – Samenwerking met unitaire sportorganisa-ties
In een artikel in de krant Het Volk van februari laatst-leden wordt ingegaan op de federale bemoeienissen inzake sport, wat – zoals de minister ongetwijfeld weet – een Vlaamse bevoegdheid is. In het bewuste artikel worden met betrekking tot het Bloso (Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie) drie pertinente vragen gesteld die ik hierbij aan de minister wil voorleggen.
1. Waarom laat het Bloso het unitaire Belgisch Olym-pisch en Interfederaal Comité mee het Vlaamse topsportbeleid bepalen ?
2. Het Bloso verzorgt via de Vlaamse Trainersschool en de Vlaamse Wielerschool opleidingen. Geeft het Bloso, doordat het unitaire sportfederaties trainers-opleidingen helpt organiseren, geen onrechtstreekse subsidies aan niet-erkende sportfederaties ? Acht de minister dit eventueel aanvaardbaar ?
3. Waarom stelt het Bloso zijn sportaccommodaties niet prioritair open voor verenigingen of clubs van erkende federaties ?
Antwoord
1. Het Vlaamse topsportbeleid wordt autonoom door het Bloso bepaald in nauw overleg met de betrok-ken erbetrok-kende Vlaamse sportfederaties. Immers, jaar-lijks wordt tussen deze twee partners, in bilaterale gesprekken, het beleidsplan "topsport" en de daar-aan gekoppelde begroting voor het volgende werk-jaar besproken.
Deze werkwijze wordt door de betrokken federaties positief ervaren, omdat beide partijen tijdig elkaars engagementen kennen.
Dit was vroeger (tot en met 1993) niet altijd het geval. Meermaals kwam het Bloso tot de bevinding dat de sportfederaties via verschillende kanalen trachtten financiële steun te verkrijgen en dat ter-wijl de ondersteunende instanties (Bloso en BOIC) geen weet hadden van elkaars financiële steun, noch van de grootte ervan.
Daarom werd in het vernieuwde Bloso-topsportbe-leid de nadruk gelegd op het tegengaan van dubbel gebruik en de complementariteit van de financiële steun voor topsport.
Het klopt dus niet dat het BOIC het Vlaamse top-sportbeleid mee bepaalt. De coördinatie tussen het Bloso en het BOIC ( dat een eigen specifieke opdracht te vervullen heeft) heeft als enige bedoe-ling de beperkte topsportmiddelen complementair te besteden en dubbele subsidiëring tegen te gaan. 2. De Vlaamse Trainersschool is een
samenwerkings-verband tussen het Bloso, de erkende
sportfedera-ties en de universitaire opleidingsinstellingen voor lichamelijke opvoeding en sport.
De cursussen die door de Vlaamse Trainersschool worden georganiseerd zijn toegankelijk voor ieder-een die aan de specifieke toelatingsvoorwaarden voldoet zoals leeftijd, persoonlijke technische bedrevenheid en eventueel vereiste vooropleiding. Het lidmaatschap van een of andere federatie is geen vereiste en ook geen hinderpaal.
Het Bloso wenst iedereen de kans te geven om, via een betere sporttechnische omkadering, aan kwali-tatief betere sportbeoefening te doen. De basisidee hierbij is dat de individuele sportbeoefenaar niet het slachtoffer mag zijn van verouderde en onaan-gepaste federatiestructuren. Deze basisidee heeft dus niets te maken met onrechtstreekse subsidies aan niet-erkende sportfederaties.
Op basis van het decreet van 23 maart 1994 houden-de regularisatie van houden-de toetreding van houden-de Vlaamse regering tot verenigingen zonder winstoogmerk, krijgt de Vlaamse Wielerschool de opdracht Vlaam-se jongeren op te leiden tot de wielersport.
3. De opdracht van het Bloso is de sportparticipatie van de ganse Vlaamse bevolking in het algemeen en de sportiviteitsgraad in het bijzonder (de verbete-ring van de fysieke geschiktheid van de Vlaamse jeugd) te stimuleren in al zijn vormen. Hierbij wor-den geen exclusieven gesteld, alle sporten komen in aanmerking, van pure recreatieve sportbeoefening tot het hoogste competitieniveau, voor alle sport-takken. Het uitgangspunt is de sportbeoefenaar (zie boven).