• No results found

1 Lijst met afkortingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1 Lijst met afkortingen"

Copied!
180
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Overzicht casus Oostzeefinse talen

Voor mijn scriptie maak ik alleen gebruik van de casussuffixen van het enkelvoud. De talen (dan wel dialecten, zie inleiding) in kwestie zijn achtereenvolgens het Fins, het Estisch, het Zuid-Estisch (Võru), het Karelisch, het Olonetsisch, het Ludisch, het Wepsisch, het Ingrisch, het Wotisch en het Lijfs. De casussuffixen waar een asterisk achter staat, gaan gepaard met een verandering of verlenging van de voorgaande vocaal. De casus waar alleen een liggend streepje staat, hebben geen casussuffix meer. De A staat, afhankelijk van de vocaalharmonie binnen het woord waar het suffix aan toegevoegd wordt, voor een a of een ä. De V staat voor vocaal. Bronnen: Laanest 1982, 177-181; Virtaranta 1986, 17; Grünthal 2003, 123; Oinas 1961, 139; Suoniemi-Taipale 1994, LIITE a-g.

Fins Est Z-Est Kar Olo Lud Wep Ing Wot Lijfs

NOM Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø Ø GEN -n - - -n -n -n -n -n -* - PAR -A -tA -t -t -A* -tA -da -D -d -* -* -llə ILL -Vn -hVn -seen

-sse sisse -h -h -he

(-ha) -he -ha -n* -sē* -* -llə(Z)

INE -ssA -s siZeh -ššA -s -s -Z* -zA -s

ELA -stA -st -st -štA -s

-s päi

-s -spiäi

-špäi -st* -ssA -st

ALL -lle -le -le -llA -l -λe -le -len

ADE -llA -l -l -llA -l -l -l* -llA

ABL -ltA -lt -lt -ldA -l(päi) -λpiäi -lpäi -lD* -ltA

TRA -ksi -ks -s -kši -kse -kš -ks -ks* -ssi -ks

ESS -nA -na -nA -na -n -n* -nA

ABE -ttA -ta -lDa -ttA -ta -ttah

-ta -ttai

-ta -DaG -ttA

KOM -ga -Ga -ηke -nke -kā -ks

TER -ni -ńi -sah

-sai -sai -ssā -(s)sā -sāG

PRO -tse -tsi ? -ttši ? -tši -tši -tse -ttse

DAT (-n) -n

(3)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding scriptieonderwerp

De aanleiding voor de keuze van mijn scriptieonderwerp is een artikel van Ante Aikio en Jussi Ylikoski over de oorsprong van de zogenaamde l-casus in de Oostzeefinse talen. (Aikio & Ylikoski 2007) In hun artikel presenteren Aikio en Ylikoski naar mijn mening op vrij overtuigende wijze hun theorie over het ontstaan van de l-casus, ofwel de buitenlocatieve casus, die in de Oostzeefinse talen voorkomen. Deze l-casus vormen een oppositie met de zogeheten s-casus, waarbij de l-casus doorgaans een locatie 'op' een oppervlak uitdrukken en de s-casus een locatie 'in'. De l-casus zijn volgens hun theorie ontstaan uit een postpositie die stamt uit de Finoegrische proto-taal.

Het ontstaan van casus uit postposities is geen zeldzaam verschijnsel, zeker niet in de Finoegrische talen. Bovendien zijn postposities in de Finoegrische talen veelvoorkomend. Bij nader onderzoek blijkt dat er in de Oostzeefinse talen aardig wat - deels relatief jonge - casus zijn die te herleiden vallen tot postposities. Als de buitenlocatieve casus inderdaad uit een postpositie zijn ontstaan, rijst de vraag of er ook andere casus zijn die historisch verklaard worden op een vergelijkbare manier als de buitenlocatieve casus, terwijl deze wellicht eveneens tot een postpositie te herleiden zijn. De opzet van deze scriptie is niet om een dergelijke casus te vinden en te herleiden. Dat zou in het kader van een masterscriptie te ver voeren. Wat ik wel wil doen, is een beeld schetsen van de verhouding tussen casus en postposities in de Oostzeefinse talen, alsmede een indicatie geven van hoe waarschijnlijk het is dat er meer casus uit postposities zijn ontstaan dan traditioneel verondersteld wordt.

1.2 Opbouw scriptie

(4)

verschillende dialecten niet bezig. Wanneer ik in een bron een voorbeeld heb aangetroffen waarbij stond aangegeven om welk specifiek dialect van een bepaalde taal het gaat, heb ik dit wel vermeld.

Om een beeld te kunnen vormen van het belang van postposities als bron van casus in de Oostzeefinse talen, is het noodzakelijk eerst een aantal begrippen te definiëren. In hoofdstuk twee vergelijk ik de algemeen linguïstische definitie van casus met de Oostzeefinse door wat karakteristieke eigenschappen van de Oostzeefinse casus te bespreken. In hoofdstuk drie bespreek ik adposities, met de nadruk op postposities. Postposities komen namelijk in de Oostzeefinse talen (en in feite in de Finoegrische talen in het algemeen) veel meer voor dan preposities. Bovendien zijn de Oostzeefinse casussystemen overwegend agglutinerend. Postposities zijn naar hun aard (plaatsing direct achter het nomen waar zij betrekking op hebben) meer geschikt om zich tot geagglutineerd suffix te ontwikkelen dan preposities. In dit hoofdstuk probeer ik tevens een soort schaal samen te stellen waarmee een morfologisch element op grond van zijn eigenschappen meer weg heeft van ofwel een postpositie, ofwel een casussuffix. In hoofdstuk vier behandel ik een aantal casus waarvan duidelijk is dat deze uit postposities zijn ontstaan. Deze casus beoordeel ik naar de in hoofdstuk drie voorgestelde schaal. In dit vierde hoofdstuk behandel ik ook het betreffende artikel van Aikio en Ylikoski. In het vijfde en laatste hoofdstuk - op mijn conclusie na - kijk ik welke secundaire casus1 die niet duidelijk uit postposities zijn ontstaan er eigenlijk overblijven. Ik ga na hoe deze casus traditioneel verklaard worden. Daarbij komt de "dubbele markering" als verklaring ter sprake. Kort gezegd betekent dubbele markering het markeren van een enkel nomen met meer dan één casussuffix. Deze combinatie van de twee casussuffixen vormt vervolgens een nieuwe casus met eigen functies. Dubbele markering komt synchroon niet voor in de Oostzeefinse talen. Daarom bespreek ik hoe waarschijnlijk het is dat een verschijnsel als dubbele markering in een casussysteem diachroon wel mogelijk was, maar synchroon niet meer. Tot slot resten mijn conclusies.

(5)

2 De Oostzeefinse casus tegenover algemeen casusbegrip

2.1 Het casusbegrip

2.1.1 Algemene definitie naast Oostzeefinse

Een algemeen geldende definitie van het begrip casus is noodzakelijkerwijs breed. In verschillende taalfamilies en verschillende talen hebben casus doorgaans een iets andere functie, een andere vorm en een andere herkomst. (zie o.a. Blake 1994) Wat men in de ene taal een casus noemt, schaart men in een andere taal onder een andere morfologische categorie, zoals bijvoorbeeld de postpositie. Op dit laatste kom ik in hoofdstuk drie terug.

Om een idee te geven van het verschil tussen de Oostzeefinse casus en casus in andere taalfamilies, neem ik een definitie uit de algemene taalkunde om deze vervolgens te specificeren voor de Oostzeefinse talen. Als handboek voor de casus heb ik het handboek van Blake genomen (Blake 1994). Onder anderen Grünthal maakt in een vrij recente publicatie gebruik van Blake 1994 als handboek over casus (Grünthal 2003). De definitie die Blake van het begrip casus geeft, is de volgende:

“ Traditionally the term refers to inflectional marking, and, typically, case marks the relationship of a noun to a verb at the clause level or of a noun to a preposition, postposition or another noun at the phrase level… Our definition of case refers to marking dependent nouns for the type of relationship they bear to their heads… The verb is taken to be the head of the clause, since it largely determines what dependents may be present.” (Blake 1994, 1)

2.1.1.1 Vorm van de casus

In de Oostzeefinse talen gebeurt casusmarkering voornamelijk door agglutinatie. Dit in tegenstelling tot de Indo-Europese flectie als manier om casus te vormen. In bijvoorbeeld het Fins wordt uitdrukking gegeven aan de casus met suffixen die aan de woordstam toegevoegd worden. Deze suffixen zijn meestal als zodanig herkenbaar en duidelijk te onderscheiden van de woordstam.

(6)

‘pak’, waarvan de sterke stam gelijk is aan de nominatief. De genitief (homoniem met de ‘genitief-accusatief’) van dit woord is puvun, waarbij de zogeheten zwakke stam puvu- is en de genitiefmarkering -n. Bij een woord als isä ‘vader’ is er maar één stam en die is gelijk aan de nominatief. Net als in de meeste talen blijft de nominatief ongemarkeerd. De genitief verkrijgt men door het genitiefsuffix -n toe te voegen: isä-n 'van vader'.

In een aantal gevallen is het suffix dat van oorsprong een bepaalde casus markeerde, door erosie niet meer als zodanig te herkennen. In het Wotisch wordt de genitief bijvoorbeeld uitgedrukt door verkorting van de stamvocaal. De genitief van het woord kalā 'vis' is kala. Ooit was in deze casus wel de genitief -n aanwezig, waardoor de vocaal van de tweede lettergreep verkort werd. De verkorting van de vocaal is behouden gebleven, maar de -n niet. In het Estisch wordt de genitief soms uitgedrukt door middel van consonantgradatie. Deze gradatie is ontstaan doordat de genitief -n ook i-n het Estisch ooit aa-nwezig was. O-nder i-nvloed va-n die ge-nitief heeft er gradatie va-n de consonant plaatsgevonden. De gradatie is behouden, ook nadat de -n van de genitief is weggevallen. Zo is de genitief van rada 'pad' raja. Bij andere woorden is de eindvocaal in de nominatief weggevallen, maar in de genitief niet. Een voorbeeld hiervan is het woord isand 'heer', waarvan de genitief isanda is. Het Finse cognaat van dit woord is - in de nominatief - isäntä 'heer, gastheer'. Het is dus niet zo dat er voor de vorming van de genitief een vocaal wordt toegevoegd; in de genitief is de vocaal juist bewaard gebleven. (Laanest 1982, 157)

In het Estisch is bij een aantal woorden door deze erosie van de casusuitgang geen verschil in vorm tussen wat vroeger nominatief en genitief was, en soms heeft ook de partitief dezelfde vorm (Laanest 1982, 158). Dit geldt voor alle woorden van dit woordtype dat door Viks als woordtype 17 is ingedeeld. (Viks 1992, 45) Deze casus zijn homoniem geworden. Als voorbeeld het woord ema 'moeder', dat zowel in de genitief als de partitief dezelfde vorm heeft als in de nominatief.

2.1.1.2 Functie van de casus

Volgens de definitie van Blake geeft de casus onder meer de relatie aan tussen een nomen en een verbum op het niveau van een zinsdeel of zin (clause). De casus staat hierbij als het ware in dienst van het verbum, aangezien het verbum bepaalt welke casus de afhankelijke nomina (dependents) met zich mee krijgen. Zo zijn er verschillende casus die uitdrukking geven aan het subject, het object – hier kom ik in de volgende paragraaf nog even op terug – en het indirect object.

(7)

een postpositie is de genitief. Bij preposities komt het nomen waar het betrekking op heeft doorgaans in de partitief te staan. (Laanest 1982, 288-289)

Wat betreft het gebruik van casus om de relatie tussen twee nomina aan te geven, komt de genitief als casus voor het uitdrukken van bezit (in ruime zin) ook als belangrijkste naar voren. De genitief wordt bovendien gebruikt om samengestelde nomina te vormen, bijvoorbeeld in het Fins pöydän-jalka 'tafelpoot', samengesteld uit pöytä 'tafel' verbogen in de genitief (waarbij consonantgradatie van -t- naar -d- plaatvindt) tot pöydän en jalka 'been, poot'.

2.1.1.3 Oostzeefinse bijzonderheden

De casus die doorgaans in de Oostzeefinse talen voor het markeren van het object gebruikt worden, zijn de nominatief, de accusatief op –n (homoniem met de genitief) en de partitief. Er is in de Oostzeefinse talen niet één specifieke casus voor het markeren van het object. De accusatief wordt in het algemeen gebruikt wanneer de zin bevestigend is, het object ondeelbaar is en de handeling resultatief. De partitief wordt meestal gebruikt wanneer de zin ontkennend is, het object deelbaar is, dan wel de handeling irresultatief is. (Laanest 1982, 296) Een uitzondering op de algemene regels voor het bepalen van de casus van het object vormen de rectieverba. Deze verba dicteren altijd dezelfde casus, ongeacht negatie, deelbaarheid of resultaat. De casus die door deze verba gedicteerd worden zijn onder andere de illatief, de elatief en de inessief. In paragraaf 2.1.2.2 kom ik terug op dit verschijnsel.

In de Oostzeefinse talen congrueert het attributief gebruikte adjectief doorgaans in casus en numerus met het nomen waar het betrekking op heeft. (Laanest 1982, 304) In het Fins is er altijd congruentie in casus en numerus tussen het attributief gebruikte adjectief en het nomen waar het bij hoort. Bijvoorbeeld: punainen talo ‘rood huis’ > punaise-ssa talo-ssa ‘in het rode huis’, waarbij – ssa de casusuitgang van de inessief is. In het Estisch verbuigen bij bepaalde casus de adjectieven niet mee. Dit geldt voor de essief, de terminatief, de abessief en de komitatief. Het adjectief staat in deze gevallen in de genitief. Bijvoorbeeld: ilusa maja-ni mooi.GEN huis-TER ‘tot aan het mooie huis’, waarbij –ni de uitgang van de terminatief is.

(8)

dialecten, de officiële schrijftaal van het Estisch en het Lijfs bestaat geen vocaalharmonie meer, aangezien de ä, de ü en de ö alleen nog in de eerste lettergreep voorkomen. (Laanest 1982, 129)

Zoals aan de laatste voorbeelden te zien is, gebruikt men in de Oostzeefinse talen naast pre- en postposities ook wel locatieve casus om een relatieve locatie aan te geven. Deze locatieve casus zijn georganiseerd in casusreeksen van drie casus, waarbij twee van de casus dynamisch zijn en één statisch. De dynamische casus drukken 'naar toe' en 'weg van' uit. De statische casus geeft een locatie aan zonder beweging of richting. Het Lijfs kent maar één zo een productieve casusreeks, namelijk de binnenlocatieve casus. (Grünthal 2003, 28) Alle andere Oostzeefinse talen hebben deze casusreeks ook. Het gaat hierbij om een reeks van drie casus; de illatief, inessief en elatief. Deze geven in hun basisbetekenis respectievelijk een beweging naar binnen, een bevinden in en een beweging van binnen naar buiten weer. Een voorbeeld uit het Fins: talo-on huis-ILL 'het huis in', talo-ssa huis-INE 'in het huis', talo-sta huis-ELA 'het huis uit, uit het huis'. Afgezien van het Lijfs kennen de andere Oostzeefinse talen daarnaast drie buitenlocatieve casus; de allatief, de adessief en de ablatief. Deze casus drukken in hun basisbetekenis een bevinden op een oppervlak uit, waarbij de allatief de beweging naar en de ablatief de beweging van het oppervlak af uitdrukken. Wederom een voorbeeld wuit het Fins: pöydä-lle tafel.ALL 'op tafel (dynamisch)', pöydä-llä tafel.ADE 'op tafel', pöydä-ltä tafel.ABL 'van tafel af'. In het Lijfs worden de buitenlocatieve casus niet meer productief gebruikt, alleen in combinatie met specifieke nomina. (Grünthal 2003, 28; Laanest 1982, 165) Het Wepsisch heeft als enige Oostzeefinse taal nog een derde locatieve casusreeks. Daarover volgt later meer.

In de Oostzeefinse talen bestaat in tegenstelling tot in bijvoorbeeld de Germaanse talen geen verbum voor het uitdrukken van bezit. In plaats daarvan wordt eigendom uitgedrukt met een habitatieve constructie. Men gebruikt daarvoor de adessief in combinatie met de derde persoon singularis van het verbum ‘zijn’. Een voorbeeld uit het Fins:

Poija-lla on koira.

(9)

2.1.2 Semantische en syntactische casus

2.1.2.1 Het onderscheid

Niet onbelangrijk voor de rest van deze scriptie is het onderscheid tussen de semantische en syntactisch casus dat in de Finoegrische literatuur dikwijls wordt gemaakt. Een andere term die voor syntactische casus gebruikt wordt, is grammaticale casus. De grens is niet altijd duidelijk te trekken en dit komt bij de Oostzeefinse talen duidelijk naar voren.

Traditioneel omvatten de syntactische casus in de algemene taalkunde de nominatief, de accusatief en de genitief. (Blake 1994, 32) In de Oostzeefinse talen wordt, naast de nominatief en de (genitief-)accusatief, ook de partitief gebruikt voor het markeren van het object. De casus die het indirect object markeert (in de algemene taalkunde vaak de datief genoemd) hoort ook bij het rijtje syntactische casus, aangezien de functie van indirect object ook een syntactische functie is. Wanneer een casus een puur syntactische functie heeft, zou het een syntactische casus zijn en wanneer het een puur semantische functie heeft, zou het een semantische casus zijn. Maar zoals Blake voor casus in het algemeen al aangeeft, is dit onderscheid in de praktijk doorgaans niet zo strikt te maken. Casus die primair een syntactische functie hebben, hebben dikwijls een nevenfunctie die wel semantisch is. (Blake 1994, 33) In de volgende paragraaf bespreek ik de dubbelrol van enkele Oostzeefinse casus.

2.1.2.2 Casus met een dubbelrol

Casus met een dubbelrol in de Oostzeefinse talen zijn bijvoorbeeld de buitenlocatieve casus. Zoals we in paragraaf 2.1.1.3 hebben gezien, gebruikt men in de Oostzeefinse talen naast pre- en postposities ook casus om een locatie aan te geven. De allatief heeft echter ook de functie van markering van het indirect object (een datieve functie), zoals bijvoorbeeld de Finse allatief -lle:

Anna-n isä-lle lahja-n.

geven.PRE.SG1 vader-ALL cadeau-GEN/ACC 'Ik geef vader een cadeau.'

(10)

bijvoorbeeld Jumala-n kiitos God-DAT dank 'dank aan God'. Als een casus een datieve functie heeft, zou deze in een onderverdeling tussen semantische en syntactische casus onder de laatste categorie geschaard moeten worden. De functie van indirect object is namelijk een syntactische of grammaticale functie. Maar de allatief kan zoals gezegd ook een semantische functie hebben, waarbij de betekenis puur locaal is.

De partitief, die in het algemeen gebruikt wordt om in bepaalde gevallen het object te markeren, kan echter ook locaal gebruikt worden. Dit is bijvoorbeeld in het Fins onproductief het geval bij de markering van postposities als takaa 'van achter' en luota 'bij vandaan'. Dit hangt samen met de oude ablatieve functie van de casus die in de moderne Oostzeefinse talen de partitief heet. (Grünthal 2003, 48) Maar het komt ook voor bij nomina. Wederom een voorbeeld uit het Fins:

Mies käveli maantie-tä.

man wandelen.PRT.SG3 landweg-PAR 'De man liep op de landweg.'

(Tikka 1992, 38)

Een ander verschijnsel in de Oostzeefinse talen zijn de rectieverba die een specifieke casus dicteren. Dit zijn dikwijls casus die normaal niet voor de markering van het object gebruikt worden. De illatief komt het meest voor als casus bij rectieverba. Daarna komt de elatief het meest voor. Bijvoorbeeld in het Fins het verbum pitää (jostakin) > pidän musiikista houden van.PRE.SG1 muziek.ELA 'ik houd van muziek'. Tot slot komen ook de allatief en de ablatief voor, maar deze zijn veel minder voorkomend. (Hakulinen e.a., 482) In deze gevallen worden casus die in beginsel niet gebruikt worden om het object te markeren, toch gebruikt om deze syntactische functie te markeren.

(11)

2.2 Herkomst en historisch

2.2.1 Ontstaan van casus

Over het algemeen (in de meeste gevallen) ontstaan casus uit nomina, verba of bijwoorden. Deze vormen pre- of postposities en worden tenslotte een suffix en op die manier een agglutinerende casusuitgang. (Blake 1994, 163). In de Finoegristiek heerst consensus over deze cyclus. Met name bijwoorden en pronomina worden in de Finoegristiek gebruikt als verklaring voor de herkomst van casus. (zie o.a. Laanest 1982, 174-175; Grünthal 2003, 50).

Er zijn in de Oostzeefinse talen een aantal voorbeelden van casus die duidelijk en relatief recent uit postposities zijn ontstaan. De postposities bestaan soms zelfs nog naast de casus. Een goed voorbeeld is de komitatief. Deze komt in het Estisch (-ga) en Wotisch (-kā) voor. Nog in de 17e eeuw komt in de Estische schrijftaal in plaats van de komitatief de postpositie kaas ‘met’ voor. (Laanest 1982, 173) Deze recente komitatief bestaat in het Fins niet, maar daar bestaat wel een postpositie met dezelfde herkomst: kanssa ‘met’. Over het onderscheid tussen postpositie en casus kom ik terug in hoofdstuk drie.

2.2.2 Casus in de Finoegrische oertaal

Voor de Finoegrische oertaal zijn een aantal casus gereconstrueerd. Over de volgende gereconstrueerde casus heerst op dit moment onder de meeste Finoegristen die zich met dit onderwerp hebben bezig gehouden consensus:

nominatief - genitief *-n accusatief *-m locatief *-nA separatief *-tA latief *-n, *-k

(12)

Tikka noemt in zijn werk ook de gereconstrueerde casus van de oertaal. (Tikka 1992, 36 uit Korhonen 1981) In geen enkel overzicht komt echter een *-s voor als gereconstrueerde casus of locatief element of iets dergelijks. Wanneer krijgt de -s- dan zijn rol in het Finoegrische casussysteem? Het is immers absoluut een belangrijk element in de moderne Oostzeefinse talen. Op deze vraag kom ik in hoofdstuk vijf terug. Het antwoord op die vraag hangt namelijk samen met het ontstaan van de binnenlocatieve casus in de Oostzeefinse talen.

2.2.3 Herkomst casus van de moderne Oostzeefinse talen

Van de voor de Finoegrische oertaal gereconstrueerde casus komen de nominatief, de genitief, de accusatief en de separatief duidelijk terug in de moderne Oostzeefinse casus. De nominatief komt in alle Oostzeefinse talen voor. De genitief wordt ook in alle Oostzeefinse talen herkend, al is bij een aantal talen de genitief -n weggevallen. In het Estisch, Wotisch en Lijfs is de -n niet meer aanwezig. De accusatief is als zodanig, dus met een uitgang op -m zoals de casus gereconstrueerd is, in geen enkele Oostzeefinse taal terug te vinden. De accusatief op -m is homoniem geworden met de genitief op -n. Men spreekt daarom wel van de genitief-accusatief. In het Estisch, het Wotisch en het Lijfs is deze -n van de genitief en de accusatief helemaal weggevallen.

De separatief vertoont in de moderne Oostzeefinse talen in de vorm van de partitief de meeste variatie wat de vorm betreft. Behalve in het Estisch, waar zoals eerder besproken in bepaalde woordtypes het onderscheid tussen nominatief, genitief-accusatief en partitief is weggevallen, bestaat in alle Oostzeefinse talen een partitiefmarkering, zowel in het enkelvoud als het meervoud. In veel van de Oostzeefinse talen is de partitiefmarkering nog herkenbaar aanwezig. De uitgang van de partitief komt in de verschillende talen voor als -tA, -ttA, -t, -dA, -d, en -A. In de talen waar vocaalharmonie voorkomt, past de klinker zich aan naar de andere vocalen in het betreffende woord. Wanneer dit voorvocalen zijn, verandert de -a in een -ä. Bij de vorming van het meervoud in het algemeen wordt veelal gebruik gemaakt van de -i om de meervoudsstam te vormen. Daar achter komt dan de partitiefmarkering. (Laanest 1982, 158-159)

2.2.4 Opmerkingen over "dubbele markering"

(13)

anders gezegd, een combinatie van twee of meer bestaande (casus)suffixen, die uiteindelijk samen een nieuwe casus zijn gaan vormen. (Korhonen 1996, 150-151) Naast de postpositie wordt een dergelijke suffixcombinatie als de belangrijkste bron voor de vorming van nieuwe casus beschouwd. (Korhonen 1996, 167) Synchroon is het noch in de Oostzeefinse, noch in de overige Finoegrische talen mogelijk om meer dan één casusmarkering aan een woordstam toe te voegen. Toch heerst er in de Finoegristiek consensus over de dubbele suffixering als verklaring voor de vorming van de casus die niet tot de primaire casus behoren zoals die voor de Finoegrische oertaal zijn gereconstrueerd.

In andere taalfamilies is dubbele markering (meer dan één casusmarkering toegevoegd aan de woordstam) weliswaar mogelijk, met name wanneer een locale casus gecombineerd wordt met bijvoorbeeld een richting. (Blake 1994, 107) Het komt echter niet veel voor en wanneer het voorkomt is dit alleen in beperkte gevallen bij bepaalde woorden. (Blake 1994, 108) Blake maakt onderscheid tussen compound case marking en multiple case marking. Een compound case is samengesteld uit twee of meer casusmarkeringen van vergelijkbare reikwijdte (scope) en functie. Bij compound case marking vormen de verschillende casusmarkeringen samen één begrip, bijvoorbeeld door een casusmarkering van richting te combineren met een inessieve casusmarkering, waardoor de compound case marker de betekenis 'naar binnen' krijgt. Een dergelijk systeem zou aansluiten bij de historische verklaring van de locatieve casusmarkeringen in de Finoegrische talen. Een multiple case bestaat uit twee of meer casus met een verschillende reikwijdte en functie, vaak betreft het een combinatie van een adnominale en een adverbiale casusmarkering. Bij multiple case marking horen de verschillende casusmarkeringen bij een verschillende laag van de woordstructuur. Dit komt niet veel voor. In Australische talen is het niet ongewoon. Bijvoorbeeld in het Walpiri kan een nomen dat al een locale casusmarkering heeft, daarnaast een ergatieve casusmarkering krijgen. (Blake 1994, 107-108 en 110)

(14)

3 Postposities en casus in de Oostzeefinse talen

3.1 Definitie Postpositie

3.1.1 Definitie

Preposities en postposities vallen samen onder de noemer adpositie, met als enige verschil dat een prepositie voor het nomen staat waar het betrekking op heeft en de postpositie erachter. De definitie van een adpositie is niet veel eenvoudiger te geven dan de definitie van een casus. De grens tussen adverbium, adpositie en nomen is niet altijd scherp te trekken. De meeste hedendaagse adposities zijn zijn morfologisch en semantisch transparant. (Grünthal 2003, 46) Daarom is er geen duidelijke grens te trekken tussen adposities en nomina met een casussuffix (in de functie van adpositie).

"Generally speaking, adpositions form a syntactically determined lexical group with no absolutely clear boundaries between them and nouns and adverbs." (Grünthal 2003, 46)

Het belangrijkste verschil tussen een adverbium en een adpositie is syntactisch van aard. Een adverbium staat binnen een zin niet in relatie tot een nomen. Een adpositie heeft altijd betrekking tot een nomen. Nomina en adverbia kunnen in sommige gevallen gebruikt worden als adpositie. (Grünthal 2003; 47) Doorgaans ontstaan adposities ook uit nomina. (Grünthal 2003; 46) Hierover volgt meer in paragraaf 3.2. Blake geeft als voorbeeld het Finse nomen kohta 'plaats' > kohdalla: talo-n kohda-lla huis-GEN plaats.ADE 'bij het huis'. (Blake 1994, 167) In dit voorbeeld vertoont kohta in de functie van postpositie productieve inflectie zoals een nomen dat zou vertonen. Deze inflectie beperkt zich tot de binnen- en buitenlocatieve casus. Niet alle nomina kunnen op deze manier ingezet worden als postpositie. Het zijn met name nomina die een plaats aangeven en vervolgens als postpositie een ruimtelijke relatie uitdrukken.

(15)

3.1.2 Functies van postposities

Een adpositie heeft zoals gezegd altijd betrekking tot een nomen. Samen vormen ze een adpositional phrase, inclusief de casusuitgang van het nomen en (eventueel) die van de adpositie. Deze adpositional phrase staat in relatie tot een verbum, op dezelfde wijze als een adverbium tot een verbum. (Grünthal 2003; 47) Een adpositie kan een toestand uitdrukken. Bijvoorbeeld de prepositie ilman 'zonder' of de postpositie kanssa 'met'. Een adpositie kan ook een ruimtelijke, temporele of causale relatie tot een nomen weergeven. De relatie tussen nomen en adpositie kan semantisch heel concreet zijn. Een voorbeeld uit het Fins waarbij de postpositie een semantisch concrete, ruimtelijke relatie uitdrukt:

Mies seisoi talo-n edessä.

man staan.PRT.SG3 huis-GEN voor De man stond voor het huis.

Wanneer een adpositie een temporele of causale relatie weergeeft, wordt de betekenis abstracter. Een voorbeeld van een temporele postpositie is aikana 'gedurende, tijdens': sodan aikana oorlog.GEN tijdens 'ten tijde van de oorlog'. Een causale postpositie die een abstractere relatie weergeeft, is bijvoorbeeld takia 'door, wegens': teknisen virheen takia technisch.GEN fout.GEN vanwege 'door een technisch probleem'.

Postposities kunnen ook zonder nomen gebruikt worden. Een voorbeeld uit het Fins is de postpositie perä- 'achter':

Sulje ovi perä-ssä-si.

sluiten.IMP.SG deur achter-INE-PX.SG2 Doe de deur achter je dicht.

(16)

3.2 Herkomst

3.2.1 Ontstaan en ouderdom van postposities

De meeste adposities ontstaan uit nomina, met name waar het locale casus betreft. (Grünthal 2003, 46; Blake 1994, 166) Hierbij valt op dat de nomina waaruit deze postposities ontstaan vrij vaak lichaamsdelen betreffen. (Blake 1994, 167-168) Een duidelijk voorbeeld hiervan is de postpositie päällä 'bovenop', van pää 'hoofd'.

De traditionele opvatting is dat adposities een relatief late innovatie in de Finoegrische talen zijn. Deze opvatting is met name gebaseerd op etymologische overwegingen. Verreweg de meeste adposities in de moderne Oostzeefinse talen zijn herkenbaar als verbogen nomina. Hierdoor is over het algemeen de conclusie geweest dat adposities een late innovatie moeten zijn. (Grünthal 2003, 49) Bepaalde postposities zijn volgens Grünthal in ieder geval zo oud als het Proto-Finoegrisch, aangezien varianten ervan in zowel Noord-Samisch, Fins, Mordwiens, Oedmoerts, Mansi en Hongaars voorkomen. Wat daarbij wel opvalt is dat de elementen die als het ware aan de stam van de adpositie toegevoegd worden in iedere taal verschillen. Dit komt volgens Grünthal doordat de woordstam en het suffix uit een andere historisch laag komen. De stam van de adpositie is ouder. De suffixen zijn meer onderhevig aan verandering en innovatie. (Grünthal 2003, 48) Grünthal geeft wel aan dat er maar een beperkt aantal stammen van adposities voor het Proto-Finoegrisch te reconstrueren is. (Grünthal 2003, 49)

3.2.2 Postposities met casussuffix

Oostzeefinse adposities vertonen ook inflectie die lijkt op de inflectie van nomina door middel van casussuffigering. In veel Oostzeefinse postposities zijn verschillende casusuitgangen te herkennen. De meeste Finse postposities lijken net als nomina met casusuitgangen verbogen te kunnen worden. Zij vertonen kenmerken van productieve verbuiging. Doorgaans gaat het dan om locale casusreeksen, vaak om de postpositie een aspect van richting te geven. Behalve in de Oostzeefinse talen (en in de Samische talen) komt dit ook veelvuldig voor bij adposities in andere Finoegrische talen. De reeksen van postposities die je zo kunt samenstellen, doen denken aan de reeksen van binnen- en buitenlocatieve casus. Bijvoorbeeld in het Fins:

(17)

taakse / takana / takaa '(naar) achter' / 'achter' / 'van achter' luokse / luona / luota '(richting) bij' / 'bij' / 'van bij'

Deze postposities met locale casussuffixen worden gebruikt om locatie en richting uit te drukken. Niet alle postposities kunnen met verschillende casussuffixen aangevuld worden.

Sommige van de casussuffixen die aan adposities gesuffigeerd zijn, worden niet meer productief in dezelfde functie gebruikt in de moderne talen. Ze zijn echter wel te herkennen als een element dat ooit productief gebruikt werd. (Grünthal 2003, 47) Er is volgens Grünthal voldoende bewijs dat de locale casus en de drie-dimensionale suffigering van adposities zijn wortels in het oudste identificeerbare stadium van de proto-taal heeft. (Grünthal 2003, 50; gebaseerd op Korhonen 1974 en 1991)

Tauli stelt overigens dat het feit dat postposities in de Oeraalse talen veelvuldig met dezelfde primaire en secundaire casusuitgangen "verbogen" kunnen worden als de nomina, het bewijs is dat deze postposities niet ouder kunnen zijn dan de moderne casus. Postposities zijn volgens Tauli daarom niet de belangrijkste bron van casus. (Tauli 1966, 12) Grünthal is het hier niet helemaal mee eens. Het is duidelijk dat de casussuffixen die aan de postposities verbonden zijn, kunnen wijzigen. Oude suffixen maken plaats voor nieuwe, productieve suffixen. Adposities veranderen op deze manier actief mee met het verbuigingssysteem van de nomina. (Grünthal 2003, 75) Een voorbeeld hiervan is het recente ablatieve/directionele casussuffix -pAi. Dit suffix komt overigens in hoofdstuk vier nog uitgebreid aan bod. In de volgende zin uit het Wepsisch is te zien hoe het suffix -päi als ablatief suffix aan een postpositie toegevoegd wordt, net als dit met postposities en locale casusreeksen gebruikelijk is.

ńetse prihäińe pätšin alpäi hüppäst' this boy stove-GEN under-ABL jump-IMPF.SG3

'The boy jumped out from under the stove.' (Grünthal 2003, 75 uit MSFOu 100, 86)

Het is dus eerder waarschijnlijk dan ondenkbaar dat de huidige postposities, en dan met name hun uitgang, er in het verleden anders uitzagen. (Grünthal 2003, 49)

3.2.3 Samengestelde adposities

(18)

manier ontstaan een soort samengestelde adposities, waarbij de betekenissen van beide elementen gecombineerd worden tot een nieuwe, vaak specifiekere betekenis. Het idee van een samengestelde adpositie of een combinatie van adposities is op zich niet ongewoon. Blake bespreekt deze samengestelde adposities en geeft aan dat je in het Engels on-top-of 'bovenop' zou kunnen opvatten als een compound preposition. (Blake 1994, 167) De combinaties van twee adposities zoals deze in de Oostzeefinse talen voorkomen, kunnen als postpositie gebruikt worden. Dat wil zeggen dat zij de syntactische regels van postposities volgens. Sommige combinaties kunnen echter alleen als adverbium gebruikt worden.

Wat de Oostzeefinse talen betreft, valt vooral het morfeem -pAi op, dat toegevoegd wordt aan postposities. Dit morfeem is afgeleid van de postpositie päin die 'richting' uitdrukt. Bijvoorbeeld bij alpäi 'van onder' en tagapäi 'achter (vandaan)' in het Wepsisch. Deze worden ook echt in de functie van postpositie gebruikt. Wat het Wepsisch betreft kan het zijn dat het toevoegen van dit morfeem aan postposities analoog heeft plaatsgevonden met veranderingen in het casussysteem. (Grünthal 2003, 75) Zo wordt deze postpositie ook als morfeem gebruikt bij de vorming van nieuwe locale casus in het Wepsisch. Bij de casus in kwestie heeft erosie van fonemen plaatsgevonden, zodat uiteindelijk een nieuw morfeem nodig was om in de locale casusreeksen nog richting te kunnen uitdrukken. (Grünthal 2003, 122-123; Tikka 1992, 60) Grünthal noemt deze parallelle ontwikkeling typisch voor de nauwe relatie tussen nomina en postposities. (Grünthal 2003, 75) In het Fins wordt päin gebruikt om in combinatie met postpositionele stammen adverbia te vormen. Als voorbeeld: sisäänpäin 'naar binnen' en eteenpäin 'voorwaarts'. Over het suffix -päi volgt in hoofdstuk vier meer.

Een ander interessant voorbeeld van samengestelde adposities is te vinden in het Estisch. Wat deze voorbeelden bijzonder maakt, is het feit dat beide delen van de samengestelde adpositie op dezelfde wijze verbogen worden, afhankelijk van de specifieke betekenis. Het gaat om combinaties van adposities met het nomen pool 'zijde, kant'. Beide delen van de samenstelling worden verbogen in een reeks van drie locale casus.

allapoole 'naar beneden'

allpool 'naar beneden'

altpoolt 'naar beneden'

(19)

3.3 Postpositie of casus?

3.3.1 Wanneer is de grens vaag?

Het onderscheid tussen een casussuffix en een postpositie is voornamelijk syntactisch. Casussuffixen zijn morfologisch gebonden aan de nomina waarvan ze de syntactische relatie coderen. Postposities daarentegen geven de grammaticale relaties binnen een syntactische constructie weer. Morfologisch gezien ligt de grens tussen postpositie en casus op het punt waar de postpositie agglutineert, geen syntactische vrijheid meer heeft en vaak ook fonologische veranderingen ondergaat als gevolg van agglutinatie aan verschillende nomina. (Dus zich aanpast aan de fonologie van de woordstam waarbij het zich voegt.) Bij die aanpassing speelt het algemene principe een rol dat een grammaticaal element in het algemeen nu eenmaal minder nadruk heeft dan een lexicaal element: grammaticalisatie vermindert de nadruk die een morfeem krijgt. Daardoor assimileren en eroderen geagglutineerde fonemen makkelijker dan fonemen van aparte lexicale elementen.

De morfologische gebondenheid van een suffix is echter niet doorslaggevend wat de functie betreft. Niet alle casus vervullen een syntactische functie. Grünthal stelt dat casus en adpositie onderling uitwisselbaar zijn wanneer je casus definieert als een categorie, zoals bijvoorbeeld bezit, hetgeen een morfosyntactische functie aangeeft en geen syntactische. (Grünthal 2003, 30) Tauli geeft ook aan dat het soms in het stadium tussen postpositie en suffix moeilijk is de grens te trekken. (Tauli 1956, 170) Zo doen gesuffigeerde postposities (die vanuit morfologisch oogpunt tot casussuffix zijn geworden) soms wel erg denken aan een gesuffigeerde postpositie. In het Estisch bijvoorbeeld kan je je als volgt uitdrukken:

isa ja ema-ga

vader.GEN en moeder-KOM 'met vader en moeder'

De komitatief -ga heeft in dit voorbeeld betrekking op een heel zinsdeel, niet op een enkel nomen. Het heeft betrekking op zowel isa als ema. Dit veronderstelde casussuffix heeft dus, ondanks zijn morfologische verbondenheid aan één nomen, betrekking heeft op een tweede nomen in hetzelfde zinsdeel.

(20)

maar ook door hun functionele eigenschappen. Dit komt zeer duidelijk naar voren in theoretische benaderingen waarbij gesteld wordt dat casus en adpositie complexe eigenschappen zijn die uit een reeks kenmerken bestaan. Een deel van die kenmerken hebben adposities en casus gemeen. (Grünthal 2003, 30; verwijst naar Blake 1994 en Kilby 1981) De conclusie van het betreffende artikel van Kilby is dat de eigenschappen van case markers (fonologische en morfologische onafhankelijkheid en de “range” van relationele verhoudingen die zij weergeven) niet netjes de categorieën prepositie/postpositie en casus volgen, maar dat er veel "cross-classificatie" is. Je zou kunnen zeggen dat er geen sprake is van een grens tussen casus en postpositie, maar eerder van een schaal van eigenschappen. Daarom zal ik in de volgende paragraaf een aantal van deze eigenschappen en kenmerken die casus en postposities bezitten, naast elkaar leggen in een poging te ontdekken welke eigenschappen er echt toe doen bij het maken van een onderscheid.

3.3.2 Schaal van kenmerken

Er is een aantal kenmerken dat de postpositie onderscheidt van de casus. Deze kenmerken zijn zowel morfologisch als syntactisch. Daarbij zijn sommige kenmerken belangrijker dan andere. Dat een postpositie geagglutineerd is, wil nog niet zeggen dat het alleen maar functies kan vervullen die typisch zijn voor casussuffixen. Hoe een suffix of postpositie gebruikt kan worden, welke functies het heeft, is belangrijker. Desalniettemin noem ik dit meest in het oog springende, onderscheidende kenmerk als eerste: postposities zijn niet morfologisch gebonden aan het nomen waar zij betrekking op hebben en casus zijn dat wel.

Vocaalharmonie is een belangrijk punt voor het onderscheid tussen postposities en casussuffixen. Vanwege de morfologische verbondenheid van een casussuffix aan een nomen, is de casusuitgang onderhevig aan vocaalharmonie in de talen waar deze consequent wordt toegepast. Postposities kennen geen vocaalharmonie met het nomen waar zij betrekking op hebben.

Veel Oostzeefinse casus kennen congruentie wanneer een adjectief attributief gebruikt wordt. Van sommige casus congrueert het attribuut echter niet. De Estische komitatief is hier een voorbeeld van. Het niet congrueren van het attributief gebruikte adjectief bij de Estische komitatief kan opgevat worden als een aanwijzing dat deze casus recent uit een postpositie is ontstaan. Andere casus waarvan het attributief gebruikte adjectief niet congrueert, zijn de Estische essief, terminatief en abessief. Het adjectief staat in deze gevallen in de genitief. Overigens wil dit gebrek aan congruentie uiteraard niet zeggen dat al deze casussuffixen (recent) uit postposities zijn ontstaan.

(21)

Een voorbeeld uit het Fins:

Annan Pekalle ja Liisa-lle lahja-n.

geven.PRE.SG1 Pekka.ALL en Liisa-ALL cadeau-GEN/ACC

'Ik geef Pekka en Liisa een cadeau.'

Het voorbeeld uit de vorige paragraaf (isa ja emaga) laat echter zien dat deze regel niet altijd van toepassing is. Postposities worden niet herhaald. Een ander voorbeeld uit het Fins:

Yövyin Pekan ja Liisa-n luo-na.

overnachten.PRT.SG1 Pekka.GEN en Liisa-GEN bij-LOC 'Ik heb overnacht bij Pekka en Liisa.'

Postposities kunnen in beginsel niet worden gebruikt om syntactische relaties te coderen, in tegenstelling tot casus. Zij coderen uitsluitend semantische relaties. Casus kunnen zowel syntactische als semantische functies vervullen. Postposities en casus hebben verder gemeen dat zij zowel concrete als abstracte relaties uitdrukken.

Adposities kunnen in de Oostzeefinse talen net als nomina een possessief suffix toegevoegd krijgen. (Grünthal 2003, 46) Echter, aan nomina met een casussuffix kunnen ook possessieve suffixen toegevoegd worden. En de adposities die een possessief suffix toegevoegd krijgen, hebben vaak al een bepaalde casusuitgang. Dit kenmerk hebben postpositie en casus dus gemeen.

(22)

Postpositie Casus

hoort bij een nomen (anders adverbium)

hoort bij een nomen

geen morfologische verbondenheid morfologische verbondenheid kan possessief suffix krijgen kan possessief suffix krijgen kan possessief suffix tussen zichzelf en

nomen krijgen

in beginsel geen possessief suffix tussen zichzelf en nomen

kan vaak gecombineerd worden met (locale) casus om richting aan te geven

kan niet gecombineerd worden met andere casus

wordt niet herhaald in een opsomming wordt wel herhaald in een opsomming doorgaans locale/ruimtelijke betekenis;

soms ook instrumenteel, temporeel of causaal

uiteenlopende betekenissen van adverbiaal tot locaal tot instrumenteel tot geen

betekenis (!) zie hieronder: want ook syntactische functies

semantische functies semantische functies geen syntactische functies syntactische functies

Welke eigenschappen hebben casus en postpositie nu gemeen? Ze staan beide in relatie tot een nomen, ze kunnen beide een possessief suffix toegevoegd krijgen, ze hebben beide semantische functies met daaraan verbonden een verscheidenheid aan concrete en meer abstracte betekenissen. Deze eigenschappen vallen voor een schaalverdeling tussen postpositie en casussuffix af. Vervolgens is het nuttig een rangschikking (bij benadering) naar het belang van de onderscheidende eigenschappen op te stellen.

(23)

gewicht toekennen.

Vocaalharmonie is een direct gevolg van de morfologische verbondenheid en derhalve ook een indicatie van de mate van verbondenheid tussen nomen en suffix, net als de mogelijkheid tussen nomen en postpositie, dan wel casussuffix een morfeem (zoals een possessief suffix) te plaatsen. De herhaling bij een opsomming is het volgende criterium. De combinatie met een (ander) casussuffix is verder een onderscheidende eigenschap. Een postpositie kan vaak productief gecombineerd worden met casussuffixen en soms zelfs met een andere postpositie. Echter, lang niet alle postposities kunnen gecombineerd worden met een tweede postpositie, dus die eigenschap laat ik buiten beschouwing.

Het verschil in de uitdrukking van betekenis is naar mijn idee een symptoom van de (on)mogelijkheid een syntactische relatie te markeren. Wanneer een casus een syntactische functie markeert, heeft de casus op zichzelf genomen niet altijd een betekenis. De nominatief heeft in ieder geval geen aparte betekenis. Je zou over de genitief-accusatief en de partitief kunnen zeggen dat ze beide een ander soort object markeren, maar dat gaat niet altijd op. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de negatie. Bij negatie wordt altijd de partitief gebruikt, terwijl de partitief geen inhoudelijke betekenis uitdrukt. Omdat betekenis als criterium vrij abstract en dientengevolge lastig hanteerbaar is, richt ik me op de syntactische functie. Dus dan kom ik op de volgende criteria:

• vocaalharmonie

• geen ander morfeem tussen nomen en suffix • herhaling bij opsomming

• geen toevoeging van een ander casussuffix • syntactische functie

(24)

4 Casus uit postposities

4.1 Van nomen tot casus

In de ontwikkeling van casussystemen is de verandering van nomen tot adpositie en uiteindelijk tot casussuffix een veel voorkomende wijze van casusvorming. (Blake 1994, 163; Grünthal 2003, 117) Tikka opent zijn werk over de suffigering van postposities in het Wepsisch met de zin:

“Postpositioiden suffiksoituminen sijapäätteiksi on suomalais-ugrilaisista (SU) kielistä luonteenomaista erityisesti sen ugrilaiselle haaralle.” (Tikka 1992, 1)

Het suffigeren van postposities tot casusuitgangen is dus volgens Tikka in de Finoegrische talen, en dan met name in de Oegrische tak, typerend. Uotila opent zijn artikel bijna vijftig jaar eerder met een vergelijkbare mededeling. (Uotila 1945, 327) In dit hoofdstuk bespreek ik een aantal Oostzeefinse casus die duidelijk zijn ontstaan uit postposities.

Zoals gezegd ontwikkelen adposities zich meestal uit nomina. De ontwikkeling van nomen via adpositie tot casus vindt vaak erg rechtlijnig plaats. De betekenis van een casus die zo ontstaat is van oorsprong meestal locaal. Gaandeweg kan een casus ook abstractere betekenissen krijgen. Soms blijft de vorm van de casus duidelijk herleidbaar tot de postpositie waaruit deze is ontstaan, maar het gebeurt ook dat de vorm van de casus minder transparant wordt. Dat wil zeggen dat door erosie van lexicale elementen de nominale oorsprong op een gegeven moment niet meer duidelijk te onderscheiden is. Nomina worden gebonden morfemen en uiteindelijk inflectionele elementen. (Grünthal 2003, 50-51)

Zoals in het vorige hoofdstuk besproken is, kunnen bepaalde eigenschappen van specifieke casus een aanwijzing zijn dat deze relatief recent uit een postpositie zijn ontstaan. Als voorbeeld heb ik de Estische komitatief, terminatief, abessief en essief genoemd. Bij deze casus is er geen congruentie van het attributief gebruikte adjectief. Overigens zegt de mate van aanpassing van deze uit postposities ontstane morfemen aan de regels van het casussysteem niet noodzakelijkerwijs iets over hoe recent dit morfeem geagglutineerd is. Het is mogelijk dat een gesuffigeerde postpositie zich vrij snel aanpast aan de regels voor congruentie binnen een taal. Een voorbeeld hiervan is de Wepsische komitatief -(n)ke, die in paragraaf 4.2.2 aan bod komt. (Grünthal 2003, 51)

(25)

fonologische veranderingen plaats. Er ontstaan vaak verschillende vormen van dezelfde casus als gevolg van aanpassing aan de fonologie van de woordstammen waar de casus aan toegevoegd wordt. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan verschillende casusuitgangen met voor- en achtervocalen in verband met vocaalharmonie. Daarnaast is een casussuffix gevoelig voor erosie van fonemen, aangezien een casussuffix als grammaticaal element doorgaans onbeklemtoond blijft. (Blake 1994, 169-170)

4.2 Voorbeelden uit de Oostzeefinse talen

Ik noem voor iedere casus de talen waarin deze voorkomt. Dan bespreek ik de herleiding van de casus tot de postpositie en eventueel het nomen waarvan het afkomstig is. Indien de postpositie in kwestie in dezelfde talen of in een van de andere Oostzeefinse talen nog als postpositie gebruikt wordt, geef ik daar een voorbeeld van. Vervolgens geef ik een voorbeeld van het gebruik van de casus in een van de talen waarin deze voorkomt. Ik benoem tot slot de functie van de casus en beoordeel het casussuffix naar de schaal uit hoofdstuk drie - voor zover ik de aldaar genoemde eigenschappen kan achterhalen voor het betreffende suffix.

4.2.1 Komitatief afgeleid van *kansa

In het Wotisch, het Lijfs en het Estisch komt een relatief recente komitatief voor die te herleiden is tot een postpositie. In het Fins en het Karelisch bestaat deze relatief jonge komitatief niet, maar er bestaat wel een postpositie kanssa, die evenals de casus in de voorgenoemde talen 'met' betekent. De oorspronkelijke, gereconstrueerde vorm waaruit zowel in eerste instantie de postposities als uiteindelijk de casus zijn ontstaan, was *kansa. (Grünthal 2003, 50; Laanest 1982, 173) In het Wotisch komen de vormen -kā en -ka voor. Daarnaast bestaat in het Wotisch ook nog de postpositie kāsa 'met'. In het Lijfs vind je de vormen -kāzu, -ka en -ks. De laatstgenoemde vorm heeft zich als volgt ontwikkeld uit *kās > *-kas > -kəs > -ks. Deze vorm is homoniem met de translatief en wordt ook de translatief-komitatief genoemd. In het Salats dialect van het Lijfs komt ook de vorm -k voor. Homonymie met de translatief wordt op deze manier voorkomen. In het Estisch komt de komitatief voor in de vorm -ga 'met'. In oud geschreven Estisch komen daarnaast nog de vormen kaas en kahs voor. (Grünthal 2003, 41; Oinas 1961, 12; Tauli 1966, 33)

(26)

'met vader'. Het Fins kent verder het nomen kansa 'volk'. In het Karelisch komt een dergelijk nomen kañža 'volk, gezelschap, kameraad' ook voor, evenals in het Wepsisch kanz of kaaz 'familie'.

De komitatief heeft meerdere functies. De meest basale betekenis is adverbiaal: (samen) met, in het gezelschap van. Een voorbeeld uit het Salats-dialect van het Lijfs: täm-ka hij-KOM 'met hem'. Een andere belangrijke functie van de komitatief is instrumenteel. Nogmaals een voorbeeld uit het Salats-dialect van het Lijfs: ammed-k tand.PL-KOM 'met de tanden'. (Oinas 1961, 14) Deze beide functies zijn semantisch / adverbiaal en komen in zowel het Wotisch en het Lijfs als het Estisch voor. In het Estisch onderscheidt Hasselblatt voor de komitatief vijf verschillende functies:

1) sõin jäätist lusikaga eten.1SG ijs.PART lepel.KOM 'Ik eet ijs met een lepel.' (instrumenteel)

2) sõin jäätist Annega eten.1SG ijs.PART Anne.KOM

'Ik eet ijs met Anne.' (komitatief m.b.t. het subject)

3) sõin jäätist moosiga eten.1SG ijs.PART jam.KOM

'Ik eet ijs met jam.' (komitatief m.b.t. het object)

4) sõin moosiga jäätist eten.1SG jam.KOM ijs.PART

'Ik eet ijs (bereid) met jam.' (attributief gebruik)

5) sõin jäätist rõõmuga eten.1SG ijs.PART plezier.KOM 'Ik eet met plezier ijs.' (adverbiaal gebruik)

(Hasselblatt 2001, 72)

(27)

noemen. Een attributief gebruikt adjectief congrueert niet met het nomen, alleen de numerus komt overeen. Het adjectief staat dan in de genitief: suure lusika-ga groot.GEN lepel-KOM 'met een grote lepel'. Verder wordt de komitatief ook niet herhaald in een opsomming: Tulin Reinu ja Pireti-ga. komen.IMP.1SG Rein.GEN en Piret-KOM 'Ik kwam met Rein en Piret.' (Hasselblatt 2001, 73)

Wat betreft de schaal van eigenschappen uit hoofdstuk 3 komt het volgende naar voren. In dialecten van het Wotisch (Kuk en Joe) is sprake van vocaalharmonie wanneer de komitatief gebruikt wordt. De woordstammen met voorvocalen krijgen de uitgang -kǟ. Dit is waarschijnlijk een relatief recente innovatie, vermoedelijk onder invloed van nabijgelegen Ingrische dialecten, waar bij woordstammen met voorvocalen eveneens de vorm -kǟ wordt gebruikt. (Oinas 1961, 39) Er komen geen morfemen tussen nomen en suffix in te staan, maar het nomen wordt wel verbogen in de genitiefvorm of genitiefstam alvorens de het komitatiefsuffix toegevoegd wordt. De komitatief wordt blijkens de voorbeelden in deze paragraaf niet herhaald bij een opsomming. Aan de komitatief worden geen andere casussuffixen toegevoegd. De komitatief heeft verschillende functies, waarvan bijna alle semantisch / adverbiaal zijn. Blijkens de voorbeelden kan men beredeneren dat de komitatief wanneer attributief gebruikt onderdeel van het object kan zijn. Zo zou één van de functies van de komitatief syntactisch zijn. Ik zou zeggen dat aan drie van de voorwaarden is voldaan. De voorwaarde van syntactische functie lijkt wellicht wat ver gezocht in het geval van komitatief. Op zichzelf (dus niet als attribuut) kan de komitatief geen syntactische functie coderen. Toch is voldaan aan drie voorwaarden, dus zou de komitatief volgens mijn schaal een casus zijn.

4.2.2 Komitatief afgeleid van *kerta

In het Karelisch en het Wepsisch wordt een komitatief gebruikt die is afgeleid van de postpositie kera. In het Fins komt kera- 'met' als postpositie voor, in het Karelisch, Olonetsisch en Ludisch komt deze postpositie in de vormen ker, kera en keralla voor met de betekenis 'in het gezelschap van'. (Oinas 1961, 56) Een voorbeeld uit het Fins: koira-n keralla hond-GEN met 'met de/een hond'. (Blake 1994, 167) Deze postpositie staat ook in verband met het nomen kerta 'keer'. Dit nomen komt van *kerda en dit zou op zijn beurt weer een leenwoord uit het Baltisch zijn, te herleiden tot *kerdā. (Oinas 1961, 57)

(28)

Bovendien is te zien dat het telwoord en het nomen congrueren, ondanks dat de komitatief pas recent geagglutineerd is. Ook in het volgende voorbeeld uit het Noord-Wepsisch is duidelijk sprake van congruentie tussen nomen en het attributief gebruikte adjectief:

Keskmäiže-nke ńeitše-nke pańi-he magat-ta. middelste-KOM meid-KOM zetten-REFL.SG3 slapen-INF 'Hij/zij ging slapen met de middelste meid.'

(Tikka 1992, 159 uit MSFOu 100, 94)

Deze postpositie is geagglutineerd, er heeft derhalve een morfologische verandering plaatsgevonden. De postpositionele oorsprong is nog te zien aan de samensmelting van genitief -n- met de postpositie. Er is geen vocaalharmonie, dat wil zeggen, er is geen aparte vorm voor woordstammen met een achtervocaal. Attributief gebruikte adjectieven congrueren. De functie van de casus is een verbondenheid 'met' aanduiden. In die zin zijn de functie en de betekenis van dit casussuffix niet wezenlijk anders dan die van de postpositie waaruit het is ontstaan. In het Estisch heeft de komitatief ook een instrumentele functie gekregen. De komitatief afgeleid van *kerta in het Wepsisch en Karelisch, heeft dat niet (Grünthal 2003, 51)

Wat de schaal betreft het volgende. Vocaalharmonie ontbreekt. Afgezien van het overblijfsel van de genitief dat is versmolten met het -ke suffix, kunnen er geen andere morfemen tussen nomen en suffix worden geplaatst. Bij een opsomming wordt het suffix herhaald. Er kan geen ander casussuffix aan deze komitatief toegevoegd worden. Deze komitatief heeft geen syntactische functies. Net als de andere komitatief scoort ook deze komitatief drie punten op mijn schaal, juist voldoende om als casussuffix beschouwd te worden.

4.2.3 Prolatief afgeleid van möto

(29)

Zuid-Wepsisch -mu. Het Centraal-Zuid-Wepsische prolatiefsuffix vertoont soms nog de -d- van de partitief die de postpositie ooit vereiste. (Grünthal 2003, 51-52) Een Centraal-Wepsisch voorbeeld: t'e-dme weg-PRO 'langs de weg'. Een Zuid-Wepsisch voorbeeld: järvi-mu meer.PRO 'langs het meer'.

In het Fins komt de postpositie myöten 'langs' voor. In het Estisch bestaat de postpositie in de vorm mööda 'langs'. De oorsprong van deze postpositie en casus is de gereconstrueerde postpositie *mǟ-. (Laanest 1982, 175) In tegenstelling tot de meeste postposities komt het nomen dat bij deze postpositie hoort de partitief in plaats van de genitief.

De prolatief heeft nog een andere betekenis naast 'langs'. In het Zuid-Wepsisch en in de oostelijke delen van het Midden-Wepsisch heeft het ook de betekenis 'met'. (Tikka 1992, 50) Deze casus wordt daarom voor de betreffende gebieden ook wel de prolatief-komitatief genoemd vanwege de komitatieve functie. (Grünthal 2003, 162) De Noord-Wepsische postpositie möto kan geen instrumentele of komitatieve functie uitdrukken, maar Grünthal gebruikt het volgende voorbeeld uit het Noord-Wepsisch om aan te geven dat ruimtelijke en komitatieve/instrumentele functies semantisch niet zo ver van elkaar verwijderd zijn:

Kut vaise pašta-d l'äma-d plotu-d muga mil'ei, Maša-d möto ougota!

if only fry-SG2 warm-PL pie-PL so we.ALL, Masha-PART along send.SG2.IMP 'If you bake warm pies for me, send [me] them with Masha!'

(Grünthal 2003, 165 uit MSFOu 100, 153)

Op mijn schaal is aan de volgende voorwaarden voldaan. Er komt geen ander morfeem tussen nomen en suffix en er kan geen ander casussuffix worden toegevoegd. Het suffix wordt wel herhaald bij een opsomming. (zie voorbeeld Grünthal 2003, 163) Er is daarentegen geen sprake van vocaalharmonie. Dit suffix heeft bovendien geen syntactische functies. Ook dit suffix scoort drie punten op mijn schaal en valt daarmee nog net in de categorie casussuffix.

4.2.4 Directioneel casussuffix afgeleid van päin

(30)

Wepsisch met oude, reeds bestaande casuselementen nieuwe, samengestelde casus gevormd. Het gaat daarbij om casus die de richting 'weg van' uitdrukken, zoals de elatief en de ablatief. (Grünthal 2003, 123) Ook in het Olonetsisch en het Ludisch komen dergelijke vormen voor (zie overzicht pagina 2).

In het Fins komt deze postpositie voor in combinatie met de illatief of de partitief. Verder zijn combinaties van adverbia en andere postposities met päin niet ongebruikelijk, zoals ylöspäin 'omhoog' en takaapäin 'van achter'. Bijvoorbeeld: hyökkäys taka-a-päin aanval achter-SEP-DIR 'aanval van achteren'. De samenstelling die zo ontstaat heeft echter niet de functie van postpositie, maar die van adverbium. Verder valt op dat in het populaire taalgebruik bepaalde combinaties als één woord geschreven worden. Bijvoorbeeld de aaneengeschreven vorm koti-in-päin huis-ILL-DIR 'naar huis, richting huis' levert via www.google.com 27.500 resultaten op, terwijl de "los" geschreven vorm koti-in päin huis-ILL 'naar huis, richting huis' 18.700 resultaten oplevert. Overigens geeft mijn woordenboek Fins kotiin päin als enige correcte spelling. (Hurme e.a. 2003, onder kotiin)

De richting 'weg van' wordt in het Wepsisch voor alle drie de locale casusreeksen uitgedrukt met -pAi (in het Zuid-Wepsisch met -pǟ). Dit suffix volgt nog niet alle morfologische regels. Onregelmatigheden in de vorm van het suffix zijn een gevolg van de jonge leeftijd ervan. Hetzelfde suffix wordt gebruikt voor zowel toevoeging aan inflectionele elementen als postposities als adverbia. De compensatie voor het verlies van het oude suffix is niet volledig. Er zijn semantische beperkingen, namelijk dat alleen ruimtelijke relaties uitgedrukt kunnen worden. Niet alle functionele eigenschappen zijn hersteld. Het nieuwe suffix heeft dus niet het oude compleet vervangen, het keert eerder terug naar de basisbetekenis en de basisfuncties van het oorspronkelijke suffix. De fonologische reductie van het oude locatieve suffix en de daaropvolgende samenvoeging van de statische locatief en het nieuwe locatieve suffix heeft tot een heranalyse van de statische locatief geleid, aldus Grünthal. (Grünthal 2003, 159)

(31)

4.2.5 Terminatief verwant aan saakka

Postposities en casussuffixen op -sa met een terminatieve functie komen in alle Oostzeefinse talen voor. In het Fins saakka, saaden, saaten, saanni, in het Estisch saadik, saanik, in het Lijfs sōńi, in het Wotisch -sā, -sāg, in het Ingrisch -ssā, in het Karelisch šoahen, šoat'en, in het Olonetsisch -sah, -sai, in het Ludisch suai, in het Wepsisch -sai. Een deel van deze vormen, zoals saaden en saaten wordt beschouwd als afgeleid van de tweede infinitief instructie van het verbum sā 'krijgen; komen, arriveren'. (Oinas 1961, 139; Laanest 1982, 174) Alvre noemt de postpositionele stam saa- als bron van het terminatieve casussuffix. (Alvre 1994, 248) Hij geeft wel aan dat bijvoorbeeld de Estische postpositie saadik terug gaat op het verbum saama 'komen'. Een voorbeeld van het gebruik van de postpositie in het Estisch: eilsest saadik gisteren.ELA sinds 'sinds gisteren'. En een voorbeeld uit het Karelisch van het gebruik van deze postpositie: polv-i-sta soahen knie.PL-ELA tot 'tot aan de knieën'. (Alvre 1994, 250)

Een voorbeeld uit het Wotisch van een geagglutineerd suffix: mettsǟ-ssāG bos.GEN-TER 'tot aan het bos'. Aan dit voorbeeld is duidelijk te zien dat er geen vocaalharmonie is. Bovendien is aan de verlenging van de stamvocaal te zien dat de geagglutineerde postpositie vereiste dat het nomen in de genitief kwam te staan. Een voorbeeld uit het Ingrisch: iltā-ssā avond.GEN-TER 'tot aan de avond'. Dit Ingrische voorbeeld is qua betekenis temporeel en derhalve duidelijk abstracter dan een zuiver locale uitdrukking. (Oinas 1961, 139; Laanest 1981, 174)

Vocaalharmonie ontbreekt bij deze terminatief. Er komt geen ander morfeem tussen nomen en suffix. Wat wel opvalt, is dat het nomen in de genitiefvorm moet staan alvorens het terminatiefsuffix toegevoegd kan worden. Ik heb geen voorbeelden gevonden van een opsomming waarbij het suffix herhaald werd. Er kan geen casussuffix aan worden toegevoegd. Het heeft geen syntactische functie. Dit suffix scoort maar twee van de vijf punten. Volgens mijn schaal is deze terminatief eerder een geagglutineerde postpositie dan een casussuffix.

4.2.6 Periferaal afgeleid van *-lō

(32)

de toegevoegde casussuffixen geven richting aan. In het Karelisch komen de volgende vormen voor: luona, luota, luokši. (Oinas 1962, 108) Laanest noemt als oorsprong voor dit casussuffix *lōna of *lōk. (Laanest 1981, 175) Feitelijk gaat het om dezelfde herleiding, aangezien *lōna bestaat uit *lō- plus de essief -na en *lōk bestaat uit *lō- plus de latief -k. (Oinas 1961, 111) De locatieve reeksen waarmee deze postpositie gecombineerd wordt, doen wederom denken aan de locatieve casusreeksen die eerder zijn besproken. Een voorbeeld uit het Fins: talo-n luo-na huis-GEN bij-ESS 'bij het huis'. De postpositie kan een possessief suffix toegevoegd krijgen. Bijvoorbeeld luo-kse-ni bij-DIR-PX.SG1 'naar mij'. Oinas geeft aan dat er in de Samische talen een cognaat bestaat van de postpositie. Deze krijgt verschillende locatieve casussuffixen, zoals dit ook in de Oostzeefinse talen gebruikelijk is. (Oinas 1961, 108) Tikka vermeldt onder verwijzing naar onder andere SKES dat deze postpositie in de Samische talen duidelijk geleend is uit de Oostzeefinse talen. (Tikka 1992, 54; SKES, luo)

In het Wepsisch, het Ludisch en het Olonetsisch bestaan ook geagglutineerde casussuffixen afgeleid van *lō-. Oinas noemt deze casus de peripheral aangezien het een locatie 'bij' uitdrukt. (Oinas 1961, 108 e.v.) Laanest geeft dit casussuffix / dit geagglutineerde suffix in zijn Einführung in die ostseefinnischen Sprachen geen aparte naam. (Laanest 1981) Ik gebruik daarom de term periferaal voor deze casus. Voorbeelden van het gebruik van deze casus in het Wepsisch: ikna-lon raam-PER 'bij het raam' en minu-lo-st ik.GEN-PER-ELA '(richting) bij mij'. (Laanest 1981, 175) In het laatste voorbeeld is te zien hoe de periferaal gecombineerd wordt met een elatief. De combinatie van de periferaal met andere suffixen is blijkens de hoeveelheid voorbeelden in zowel Laanest als Oinas gebruikelijk. Met name de combinaties van de periferaal met -pAi en de elatief -st lijken met regelmaat voor te komen in de verschillende dialecten van het Wepsisch en in mindere mate in het Ludisch. (Oinas 1961, 119-126; Laanest 1982, 175) Een voorbeeld van het gebruik van de periferaal in het Šoutjärv dialect van het Wepsisch: mamanno i bat'anno 'by (her) mother and father'. (Oinas 1961, 125) Hier zien we herhaling van de casus in een opsomming. Er is zowel dialectaal in het Ludisch (waarschijnlijk ontleend aan het Wepsisch) als in het Wepsisch sprake van vocaalharmonie. Het attributief gebruikte adjectief congrueert. Er hebben fonologische veranderingen plaatsgevonden, met name verkorting van het suffix, de genoemde vocaalharmonie en assimilatie met de voorgaande consonant (vanwege de genitief voor een postpositie is dit doorgaans de -n-) tot vormen als -(n)no en -(n)nu. (Oinas 1961, 124)

(33)

syntactische functie. Dat betekent dat dit suffix maar twee punten scoort - dankzij de mogelijkheid van toevoeging van suffixen - en derhalve geen casussuffix is volgens mijn schaal.

4.3 Recente ontwikkelingen : *ül- theorie van Aikio en Ylikoski

Ante Aikio en Jussi Ylikoski publiceerden in 2007 in de bundel Sámit, sánit, sátnehámit het artikel Suopmelaš gielaid l-kásusiid álgovuođđu sáme- ja eará fuolkegielaid čuovggas. (Aikio & Ylikoski 2007) Het artikel is in het Noord-Samisch geschreven. De titel van het artikel laat zich vertalen als 'De oorsprong van de l-casus in de Oostzeefinse talen in het licht van de Samische en andere verwante talen.' Het artikel is (nog) niet vertaald, maar op het internet is inmiddels wel een samenvatting in het Fins beschikbaar. (Aikio & Ylikoski 2006)

4.3.1 Samenvatting artikel

Het artikel gaat over de oorsprong van de l-casus in de Oostzeefinse talen. Het doel van het artikel is de l-casus in de Oostzeefinse talen te verklaren en herleiden met de vergelijkende methode. Daarbij richten Aikio en Ylikoski zich met name op de Oostzeefinse talen en het Samisch. Ter vergelijking en ondersteuning van hun verhaal verwijzen ze hier en daar echter ook naar andere Finoegrische talen. Zo betrekken zij ook de Mari en de Permische l-casus bij hun verhaal, aangezien hun uiteindelijk reconstructie volgens hen voor de Finoegrische oertaal geldt.

In hun inleiding geven Aikio en Ylikoski aan dat in de Oostzeefinse talen de oppositie tussen de binnenlocatieve casus (de s-casus) en de buitenlocatieve casus (de l-casus) opvallend is. In het Samisch zijn er geen l-casus die een oppositie van binnen- en buitenlocatieve casus vormen. Alleen in de Oostzeefinse talen en het Mordwiens komt dit voor. Ook in de andere Oeraalse talen werkt dit niet zo. Er zijn weliswaar meer casus gevormd met de -l-, maar deze hebben geen locale functie.

(34)

gelegd. Beide zouden een plaats op een oppervlak uitdrukken. Als voorbeeld twee afleidingen uit het Fins: vanki 'gevangene' > vankila 'gevangenis'; kahvi 'koffie' > kahvila 'café'. Vandaar dat de auteurs naar de tot nog toe heersende verklaring voor het ontstaan van de l-casus verwijzen als de lA-theorie.

De auteurs menen echter dat, ondanks de semantische overeenkomst, de overeenkomst wat functie betreft onvoldoende is. Daarom bekijken ze in het derde hoofdstuk de oorsprong van de l-casus vanuit de vergelijkende methode. De primaire functie van de l-l-casus is een locatie op een oppervlak uitdrukken. Daarnaast heeft de casus ook een functie in habitatieve constructies en als instrumentalis. Op basis van functie en kwantiteit vergelijken Aikio en Ylikoski de postposities en de l-casus in verschillende Oeraalse talen met elkaar. Bovendien behandelen ze de klankhistorie om de ontwikkeling van de verschillende l-casus te verklaren. Postposities werden analoog met nomina in de primaire locale casus verbogen. Later hebben sommige van deze postposities zich tot casus ontwikkeld. In het vierde hoofdstuk gaan Aikio en Ylikoski na hoe in talen zonder l-casus de secundaire functies van deze casus tot uitdrukking worden gebracht. Aan de hand van het derde en vierde hoofdstuk doen de auteurs een aantal constateringen:

• Alleen de locale functie van de l-casus hebben alle Oostzeefinse talen gemeen;

• De habitatieve functie van de l-casus is niet uniform in de verschillende Oostzeefinse talen en ontbreekt geheel in het Lijfs;

• Het instrumentele gebruik van de adessief (een statische buitenlocatieve casus) is beperkt tot de noordelijke Oostzeefinse talen;

• In het Fins en Estisch wordt de adessief op dezelfde wijze locaal gebruikt. (Aikio & Ylikoski 2006, 4)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Neem daarom altijd direct bloed (serum) e´n urine af zodra de (mogelijk) geı¨ntoxiceerde patie¨nt stabiel is.Technische mo- gelijkheden voor analyse van het mogelijke

13.6.5 Sociale paragrafen in EU-overeenkomsten met. derde

BeSt for Kids is een van de eerste onderzoeken in de wereld bij jeugdreuma, waarbij wordt behandeld volgens het ‘treat-to-target’ (doelgerichte behandeling) principe.

Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar aanvaarding van verschillen wordt aangemoedigd, waar ruzies niet met geweld

NA Nederlands Adelsboek 1903-1987 Centraal Bureau voor Genealogie Naamboek 36 Naamboek Koninklijke Marine 1936 Departement van Defensie Naamlijst 39 Naam- en Ranglijst

CAG conclusie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad CPG conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad CBS Centraal Bureau voor de Statistiek.. DD

P(RHD) Prijs die betaald moet worden aan de Reinigings- en Havendienst P(SITA) Prijs die betaald moet worden aan SITA. Q(RHD) Totale restafvalstroom in de gemeente Utrecht Q(SITA)

[r]