• No results found

Onteigeningen. De voorafgaande fase

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onteigeningen. De voorafgaande fase"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ONTEIGENINGEN

De voorafgaande fase

(2)
(3)

ONTEIGENINGEN De voorafgaande fase

Editors

J AN G HYSELS en R OBERT P ALMANS

Auteurs M ARC B OSMANS

E LLY B UYS

J AN G HYSELS

J AN M OERKERKE

R OBERT P ALMANS

W IM R ASSCHAERT

E RIK V ANDER P EYPEN

A LFONS V ASTERSAVENDTS

S TIJN V ERBIST

Met voorwoord van Prof. dr. M ARC B OES

Antwerpen – Oxford

(4)

Onteigeningen: de voorafgaande fase

Marc Bosmans, Elly Buys, Jan Ghysels, Jan Moerkerke, Robert Palmans, Wim Rasschaert, Erik Vander Peypen, Alfons Vastersavondts, Stijn Verbist

© 2006 Intersentia Antwerpen – Oxford http://www.intersentia.be

ISBN-10: 90-5095-549-5 ISBN-13: 978-90-5095-549-2 D/2006/7849/11

NUR 823

Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de uitgevers.

(5)

v

Intersentia

V O O R W O O R D

Het onteigeningsrecht mag zich sedert enige tijd verheugen in een hernieuwde belangstelling.

Een van de oorzaken is een ongenoegen bij een aantal personen die willens nillens ver- wikkeld raakten in een onteigeningsprocedure. Vooral de lange duur van de procedure, en het moeten terugbetalen van een deel van de schadeloosstelling, met intresten, waren en zijn de bron van veel leed en ongenoegen.

Dit heeft ook geleid tot wetgevende initiatieven.

Senator Coveliers heeft een wetsvoorstel ingediend (Parl.St. Senaat 2003-04, nr. 3- 371/1) dat mocht rekenen op een gunstig advies van de Raad van State (Parl.St. Senaat 2003-04, nr. 3-371/2), en minister Onckelinckx heeft op haar beurt een voorstel uitgewerkt. Er is een meer beperkt maar interessant voorstel van de senatoren Defraigne en de ’t Serclaes, om de onteigende in voorkomend geval alleen het teveel geïnde deel van de vergoeding te laten terugbetalen, zonder intresten (Parl.St. Senaat 2004-05, nr. 3-854/1).

De toekomst zal uitwijzen of, en zo ja hoe, de bestaande wetgeving zal worden geamendeerd.

Een andere uiting van deze hernieuwde belangstelling is het Centrum voor Recht, Onteigening en Waardering, dat zich tot doel gesteld heeft om op een wetenschappelij- ke manier de problemen i.v.m. onteigening te analyseren en voorstellen tot oplossingen te formuleren.

Deze studiedag, gewijd aan de voorafgaande fase van de onteigeningen, is de eerste manifestatie van het Centrum, en de eerste van een reeks.

In een logische volgorde, te beginnen bij de vraag wie mag onteigenen, en onder welke voorwaarden, over de onteigeningsmachtiging, de houding van het Aankoopcomité bij aankopen in der minne, de onderhandelingen met de overheid en de minnelijke onteigening, de voorwaarden waaraan een onteigeningsplan moet voldoen, de onteige- ningsdreiging, de problemen bij onteigening van verontreinigde bodems, en het eind- punt, dat is het opstarten van de eenzijdige procedure bij de vrederechter, worden de

(6)

Voorwoord

vi Intersentia

diverse elementen van de voorafgaande procedure grondig geanalyseerd en becom- mentarieerd.

De hoedanigheid van de auteurs staat garant voor de kwaliteit, en het Centrum is fier om een publicatie van dergelijk hoog niveau aan te bieden aan al wie belang stelt in de materie van de onteigening.

M. BOES

(7)

vii

Intersentia

I N H O U D S O P G A V E

VOORWOORD . . . v

BEVOEGDHEID, MACHTIGING EN HABILITATIE INZAKE ONTEIGENING TEN ALGEMENEN NUTTE STIJN VERBIST . . . 1

Inleiding . . . 1

Afdeling 1. De algemene betekenis . . . 2

Afdeling 2. De algemene juridische betekenis . . . 3

Afdeling 3. De specifieke juridische betekenis inzake onteigeningsrecht . . . 4

§ 1. Algemeen . . . 4

§ 2. De onteigeningsbevoegdheid . . . 5

§ 3. De onteigeningsmachtiging . . . 10

§ 4. De habilitatie . . . 14

Afdeling 4. Besluit . . . 15

DE ONTEIGENINGSMACHTIGING ERIK VANDER PEYPEN . . . 17

Afdeling 1. Inleiding . . . 17

Afdeling 2. Wettelijke en reglementaire grondslag van de administratieve onteigeningsprocedure . . . 18

§ 1. Vaststelling van de bevoegdheid van de machtigende overheid voor onteigeningen door lokale en regionale besturen . . . 18

A. Wettelijke basisteksten . . . 18

B. Toewijzing van de machtigingsbevoegdheid voor de lokale en regionale besturen aan de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur . . . 20

C. Machtigingsbevoegdheid = administratief toezicht? . . . 20

D. Definitieve vastlegging van de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur buiten elke specifieke toewijzing of delegatie . . . 21

(8)

Inhoudsopgave

viii Intersentia

§ 2. De wettelijke basis om te onteigenen voor de lokale en regionale

besturen . . . 22

§ 3. Basisregelgeving voor de administratieve onteigeningsprocedure . . . 24

§ 4. Dossierbehandelingswijze van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden . . . 25

A. Exclusieve bevoegdheid van het hoofdbestuur van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden . . . 25

B. Onmiddellijke beoordeling zonder bijkomende opvragingen van motieven . . . 25

C. Verduidelijking en verantwoording van die handelwijze . . . 27

1. Begeleiding is niet altijd burgervriendelijk . . . 27

2. Dossiervergelijking intercommunale verenigingen – andere lokale besturen . . . 28

3. Praktische gevolgen van een productiviteitsverhoging . . . 30

4. Voorafgaand overleg . . . 30

D. Cijfergegevens over de behandelde dossiers . . . 31

Afdeling 3. Voorbereidende fase en aanvaarding van het onteigeningsplan . . . . 31

§ 1. Voorafgaande onderhandelingen voor minnelijke regeling . . . 31

§ 2. Voorstel tot onteigening . . . 33

§ 3. Voorlopige aanvaarding van het onteigeningsplan . . . 33

§ 4. Organisatie van het openbaar onderzoek . . . 34

A. Wie aanschrijven? . . . 35

B. Doelstelling van het openbaar onderzoek . . . 36

C. Wat ligt ter inzage? . . . 36

D. Openbaar onderzoek is geen openbaarheid van bestuur . . . 36

E. Soepele opstelling bij informatieverstrekking . . . 37

§ 5. Definitieve aanvaarding van het onteigeningsplan en weerlegging van de bezwaren . . . 38

§ 6. Wijziging van het plan na het openbaar onderzoek . . . 39

Afdeling 4. In te winnen adviezen en te betrekken diensten . . . 39

§ 1. Bodemattesten . . . 39

A. Decretale regeling . . . 39

B. Inhoud van het bodemattest en gevolggeving door de onteigenaar . . . 40

C. Engagement tot sanering . . . 41

§ 2. Stedenbouwkundig advies . . . 41

§ 3. Instemming van de functioneel bevoegde Vlaamse minister . . . 42

A. Inhoud van de instemming . . . 42

B. Bevoegdheid om de instemming te geven en bevoegd- heidsdelegatie . . . 43

C. Onderwerpen die geen ministeriële instemming behoeven . . . 44

(9)

Inhoudsopgave

ix

Intersentia

§ 4. Adviezen eigen aan het doel van de onteigening . . . 44

§ 5. Aanvraag van de attesten, instemmingen en adviezen . . . 45

§ 6. Andere bij het dossier te voegen documenten . . . 45

Afdeling 5. Bepaling en inhoud van de onteigeningsbevoegdheid . . . 47

§ 1. Openbaar en algemeen nut of belang . . . 47

A. Algemene omschrijving . . . 47

B. Particulier belang? . . . 47

C. Algemeen nut – motiveringsplicht . . . 49

§ 2. Algemeen nut in functie van de bevoegdheid van de onteigenaar . . . 49

§ 3. Grensoverschrijdende projecten en projecten met gedeelde bevoegdheid . . . 50

A. Onteigening voor een deel van een provinciaal fietspad door het gemeentebestuur . . . 50

B. Onteigening door een gemeentebestuur voor een meergemeenten-politiezone . . . 51

C. Onteigeningen waarvoor ook een andere instantie bevoegd is . . . 51

D. Onteigeningen waarbij het project na verwerving door een andere partij wordt gerealiseerd . . . 52

Afdeling 6. Opmaken van de motivering . . . 53

§ 1. De wet op de motiveringsplicht . . . 53

§ 2. Motivering algemeen nut volgt soms uit toepassing regelgeving . . . . 54

§ 3. Motivering algemeen nut in toepassing van de onteigenings- bevoegdheid . . . 55

A. Doel van de onteigening is noodzakelijk . . . 56

B. Probleemsituatie is uitgangspunt . . . 56

C. Oplossing van het probleem is het doel van de onteigening . . . 57

D. Onteigening voor huisvestingsprojecten . . . 58

§ 4. Motivering van de hoogdringendheid . . . 58

A. Aanslepende toestanden . . . 59

B. Verhindering van werken in uitvoering of uitvoering van de aanbestede werken . . . 60

C. Termijngebonden subsidies . . . 61

D. Automatische toepassing van de spoedprocedure . . . 61

E. Toepassing spoedprocedure bij ongebruikt oud machtigingsbesluit . . . 61

§ 5. Akte die de motivering bevat . . . 63

A. Machtigingsbesluit verleent rechtsgevolgen . . . 63

B. Motivering onteigeningsmachtiging komt uit aanvraagdossier . . 64

C. Machtigingsbesluit kan verwijzen naar motiveringsakten . . . 64

Afdeling 7. Bekendmaking van de machtiging tot onteigening . . . 65

§ 1. Publicatie in het Belgisch Staatsblad . . . 65

(10)

Inhoudsopgave

x Intersentia

§ 2. Betekening van het machtigingsbesluit . . . 66

A. Publicatie bij uittreksel met inzagerecht . . . 66

B. Individuele betekening is efficiënter en klantvriendelijker . . . 67

C. Betekening door het gemachtigde bestuur . . . 67

D. Mededeling van de weigeringsbeslissing . . . 68

§ 3. Toepassing van de openbaarheid van bestuur . . . 69

Afdeling 8. beroepsmogelijkheid tegen de ministeriële beslissing en herneming bij weigering van de machtiging . . . 69

§ 1. Beroep bij een machtigingsbesluit . . . 69

A. Raad van State . . . 69

B. Uitsluiting van de bevoegdheid van de Raad van State . . . 69

C. Gerechtelijke onteigeningsprocedure is geen beroepsprocedure . 71 § 2. Beroep bij een weigeringsbeslissing . . . 71

§ 3. Herneming van een onteigeningsdossier bij een weigering tot machtiging . . . 71

Afdeling 9. Bijzondere onteigeningsmogelijkheid voor de verwerving van staatsdomein . . . 72

§ 1. Onteigeningsmachtiging is louter formeel . . . 73

§ 2. Procedure en motivering zoals bij elke onteigening . . . 73

A. Motivering naar geïnteresseerde bieders toe . . . 74

B. Desaffectatie door de eigenaar . . . 74

C. Geen hoogdringendheid aan te tonen . . . 74

D. Weigering van de machtiging . . . 74

Afdeling 10. Optreden van de Vlaamse Minister van binnenlands bestuur als machtigende overheid in toepassing van het Decreet ruimtelijke ordening . . . 75

§ 1. Decreet van 18 mei 1999 heft onteigeningsregeling van decreet van 22 oktober 1996 op . . . 75

§ 2. Onteigeningsplan gevoegd bij stedenbouwkundig plan volgt procedure stedenbouwkundig plan, indien mogelijk . . . 75

A. Onteigeningsplan bij GRUP niet samen goedgekeurd met GRUP . . . 76

B. Beoordeling volgens wetgeving inzake onteigeningen . . . 76

§ 3. Onteigeningsplan opgemaakt na stedenbouwkundig plan . . . 77

Afdeling 11. Onteigeningsplan gekoppeld aan een rooilijnplan . . . 77

DE BENADERING DOOR HET AANKOOPCOMITÉ BIJ VERWERVING IN DER MINNE VAN ONROERENDE GOEDEREN DOOR DE OVERHEID JAN MOERKERKE. . . 79

Inleiding . . . 79

Afdeling 1. De bevoegdheid van het aankoopcomité . . . 81

(11)

Inhoudsopgave

xi

Intersentia

§ 1. De wettelijke bevoegdheid om op te treden als orgaan van de

onteigenaar of als mandataris . . . 81

A. Bevoegdheid die voortvloeit uit het KB tot oprichting van de aankoopcomités: optreden als orgaan van de federale Staat . . . 81

B. De aankoopcomités als wettelijke lasthebbers van openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid op basis van bijzondere bepaling in hun organieke wetgeving . . . 82

C. Optreden als lasthebber op basis van bepaalde sectoriële wetgevingen . . . 82

D. Bevoegdheid tot het uitvoeren van bepaalde vermogens- rechtelijke verrichtingen voor rekening van de Gemeenschaps- en Gewestinstellingen . . . 83

E. Bevoegdheid om op te treden voor iedere openbare macht of instelling die gemachtigd is om te onteigenen. . . 85

§ 2. Territoriale bevoegdheid, organisatie en interne bevoegdheids- verdeling . . . 86

§ 3. De bevoegdheid om authenticiteit te verlenen aan de overeen- komsten . . . 87

A. Authenticiteit . . . 87

B. De authenticiteit van de administratieve akte versus notariële akte . . . 88

Afdeling 2. De dossiermatige afwerking van opdrachten . . . 90

§ 1. Analyse van de opdracht en terreinverkenning . . . 90

§ 2. Voorbereiding van de verwerving . . . 91

A. De kredietraming . . . 91

B. Verzamelen en verwerken van de informatie over de te onteigenen personen en goederen . . . 93

C. Bepaling van het voorstel tot schadevergoeding . . . 94

§ 3. De verwerving . . . 96

A. De onderhandelingen . . . 96

B. Gevallen waar een minnelijke overeenkomst niet mogelijk is . . . . 99

C. Gevallen waar een minnelijke overeenkomst moeilijk te bereiken is . . . 100

D. Het sluiten van een overeenkomst . . . 103

§ 4. Het opstellen en verlijden van een authentieke akte . . . 106

A. Het voorbereiden van de akte . . . 106

B. Het verlijden van de akte . . . 108

§ 5. De post-akte formaliteiten en het betaalbaar stellen van de vergoeding . . . 108

(12)

Inhoudsopgave

xii Intersentia

A. De formaliteiten aangaande de akte zelf . . . 108

B. De betaalbaarstelling van de vergoeding . . . 109

Slot . . . 110

DE ONDERHANDELING MET DE OVERHEID EN DE MINNELIJKE ONTEIGENING JAN GHYSELS. . . 113

Inleiding . . . 113

Afdeling 1. Bestaat er voor de onteigenaar een verplichting om vooraf met de onteigende te onderhandelen? . . . 115

§ 1. De onteigening is een subsidiair rechtsmiddel . . . 115

§ 2. De wetgever heeft voorafgaande onderhandelingen gewenst . . . 117

§ 3. De wil van de wetgever en de rechtspraak . . . 119

§ 4. De wil van de wetgever en de rechtsleer . . . 122

§ 5. Besluit . . . 123

Afdeling 2. De aard van de overeenkomst met de overheid . . . 124

§ 1. De klassieke leer: een gemeenrechtelijke koop . . . 124

§ 2. De contractvrijheid tegenover de dwang van de onteigening . . . 125

§ 3. De prijs tegenover de onteigeningsschade . . . 127

A. Bijzondere schadeposten . . . 127

B. Algemene schadeposten . . . 128

§ 4. Het lot van de zakelijke rechten . . . 129

§ 5. Het openbaar en het privaat domein . . . 131

§ 6. Het algemeen belang is een essentieel bestanddeel van de minnelijke onteigening . . . 133

§ 7. Een gemeenrechtelijke koop doet afbreuk aan het ‘ultimum remedium’-karakter van de onteigening . . . 134

§ 8. Besluit: een sui generis overeenkomst . . . 137

Afdeling 3. Hoe moet over deze overeenkomst onderhandeld worden? . . . 139

§ 1. Het uitgangspunt . . . 139

§ 2. De onderhandeling . . . 139

§ 3. Onderhandelen en bemiddelen . . . 143

§ 4. Het bod . . . 148

§ 5. De beginselen die het bod beheersen . . . 151

§ 6. Hoe wordt het bod in de praktijk voorbereid? . . . 152

§ 7. De overeenkomst . . . 154

§ 8. Toezicht op de onderhandeling en de sanctie bij de schending van de onderhandelingsplicht . . . 155

Afdeling 4. Algemeen besluit . . . 156

(13)

Inhoudsopgave

xiii

Intersentia

DE VOORAFGAANDE FASE IN DE PRAKTIJK: ENKELE CONCRETE BESCHOUWINGEN

ROBERT PALMANS. . . 159

Afdeling 1. Voorwaarden waaraan een onteigeningsplan moet voldoen . . . 159

§ 1. Inleiding . . . 159

§ 2. Juridische vereisten . . . 162

§ 3. Technische vereisten . . . 162

Afdeling 2. Beheer van onroerende goederen toebehorend aan de overheid . . . 164

§ 1. Probleemstelling . . . 164

§ 2. Vaststellingen en suggesties . . . 169

§ 3. Besluit . . . 170

Afdeling 3. Verwerving van onroerende goederen door de overheid . . . 171

§ 1. In der minne . . . 171

A. Inleiding . . . 171

B. Deskundigheid . . . 172

C. Waarde of prijs . . . 174

§ 2. Aankoop in der minne versus onteigening . . . 175

A. Inleiding . . . 175

B. Openbaar nut en algemeen belang . . . 179

C. De waarde van de te onteigenen goederen en de vergoeding . . . 180

D. Aankopen in der minne en vergelijkingspunten . . . 186

E. Openbaarheid van vergelijkingspunten . . . 189

Afdeling 4. Conclusie . . . 193

ONTEIGENINGSDREIGING (OF ELKE ANDERE VORM VAN EIGENDOMSVERLAMMING) MARC BOSMANS . . . 195

Afdeling 1. Inleiding: eigendom en eigendomsberoving door onteigening . . . 195

Afdeling 2. Oneigenlijke onteigening, feitelijke onteigening, “de facto” onteigening, onteigeningsdreiging . . . 198

§ 1. Oneigenlijke onteigening, feitelijke onteigening, de facto onteigening? . . . 198

§ 2. Beperkingen overeenkomstig artikel 544 B.W. . . 202

§ 3. Correctief van de verstoring van het evenwicht tussen naburige erven – foutloze aansprakelijkheid . . . 205

(14)

Inhoudsopgave

xiv Intersentia

§ 4. Foutief optreden van de overheid door miskenning van het principe dat de burgers in evenredige mate de lasten van het algemeen belang moeten dragen (grondslag art. 1382 B.W. en

miskennen van een regel van behoorlijk bestuur) . . . 209

§ 5. De dreiging met onteigening in het DRO . . . 211

§ 6. De dreiging met onteigening in het BWRO . . . 216

§ 7. De dreiging met onteigening in de CWATUP . . . 217

§ 8. Gevolgen van het ontvangen van een vergoeding . . . 218

Afdeling 3. Via welke andere technieken kan de overheid de eigendomsrechten verlammen? Voorbeelden van bijzondere wetgevingen die een vorm van eigendomsverlamming voorzien of mogelijk maken . . . 219

§ 1. Erfdienstbaarheden van openbaar nut (bv. non aedificandi) . . . 219

A. Vergoeding volgens de heersende leer . . . 221

B. Bevoegdheid van de burgerlijke rechter . . . 228

C. Verhaal voor de Raad van State . . . 228

§2. De opeising . . . 229

A. De wet van 12 mei 1927 op de militaire opeisingen en haar uitvoeringsbesluiten . . . 229

B. De wet van 19 augustus 1948 . . . 231

C. Artikel 134bis Gemeentewet en haar uitvoeringsbesluiten . . . 231

§ 3. Het recht van voorkoop . . . 236

A. De Wooncode . . . 236

B. Het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu . . . 238

C. Waals Gewest . . . 240

D. Vlaams Gewest . . . 241

E. De pachtwetgeving . . . 241

F. Voorkoop krachtens de ruilverkavelingswet . . . 241

§ 4. Ruilverkaveling . . . 242

§ 5. Het opleggen van lasten via privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten tussen overheid en burger . . . 244

A. Gekwalificeerde dwang . . . 249

§ 6. De vrijwillige beheersovereenkomsten . . . 250

Afdeling 4. Een variante: het “recht” op onteigening voor de eigenaar (koopplicht voor de overheid) . . . 251

Afdeling 5. Beoordeling van daden van onbehoorlijk bestuur . . . 258

A. Verschil tussen algemene beginselen van onbehoorlijk bestuur en schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm . . . 261

Afdeling 6. Sanctie: herstel in natura . . . 261

A. Een addertje onder het gras: de verjaring . . . 264

Afdeling 7. De vereiste van goede trouw in hoofde van de burger . . . 265

(15)

Inhoudsopgave

xv

Intersentia

Afdeling 8. Poging tot algemene verwoording van een theorie . . . 266

§ 1. Samenvatting van de probleemstelling . . . 266

A. Wetgever . . . 266

B. Uitvoerende macht . . . 267

§ 2. Mogelijkheid van toetsing van een overheidsbeslissing door de burgerlijke rechter . . . 268

A. Preventieve of post factum controle? . . . 269

§ 3. Proeve tot opsomming van enige hanteerbare principes . . . 270

1. De wettigheid van de beslissing . . . 270

2. De vorm van de overheidsbeslissing en de naleving der pleegvormen erin begrepen het tijdsbestek binnen welke de beslissing kon worden genomen . . . 271

3. Inhoudelijke toetsing: zijn de regels van behoorlijk bestuur nageleefd? . . . 271

4. Sanctie . . . 274

Afdeling 9. Voorlopige besluitvorming . . . 274

§ 1. “Eigendomsverlamming” . . . 274

§ 2. Welke zijn de beschikbare remedies? . . . 275

A. Foutloos . . . 275

B. Met miskenning van zorgvuldigheidsnorm . . . 275

§ 3. Optreden van de wetgever of enkel toetsing door de burgerlijke rechter? . . . 276

§ 4. Dromen? . . . 278

DE ONTEIGENING IN DE BODEMSANERING & DE BODEMSANERING VAN DE ONTEIGENING WIM RASSCHAERT en ELLY BUYS. . . 281

Afdeling 1. Inleiding . . . 281

Afdeling 2. Principes van onteigening . . . 283

§ 1. Procedure . . . 284

A. De ‘normale’ onteigeningsprocedure . . . 285

1. Administratieve fase . . . 285

2. Gerechtelijke fase . . . 286

B. Procedure bij hoogdringendheid . . . 286

§ 2. De onteigeningsvergoeding . . . 287

Afdeling 3. Onteigening en het Bodemsaneringsdecreet . . . 288

§ 1. Onteigening in de bodemsanering . . . 289

A. Bevoegdheid en initiatiefrecht . . . 289

(16)

Inhoudsopgave

xvi Intersentia

B. Geen initiatiefrecht en gebrek aan bescherming voor de onschuldige eigenaar of voor eigenaars van aangrenzende

percelen . . . 291

C. De onteigeningsvergoeding . . . 293

1. De saneringsplichtige aanvrager is geen eigenaar van het perceel . . . 293

2. De saneringsplichtige aanvrager is eigenaar van het perceel . . . 295

§ 2. Bodemsanering van de onteigening . . . 300

A. Procedure . . . 302

B. Dubbele rol van OVAM . . . 304

Afdeling 4. Tot slot . . . 305

DE EENZIJDIGE PROCEDURE VOOR DE VREDERECHTER ALFONS VASTERSAVENDTS . . . 307

Inleiding . . . 307

Overzicht . . . 308

De bevoegdheid ratione loci . . . 308

Het verzoekschrift . . . 308

Vermeldingen . . . 309

Het onderzoek door de vrederechter . . . 310

§ 1. De voorafgaandelijke onderhandelingen . . . 310

§ 2. Onderzoek van de legaliteit van het onteigeningsbesluit . . . 311

A. De bevoegdheid . . . 312

B. Het openbaar nut . . . 313

C. De hoogdringendheid . . . 314

D. De formele motivering . . . 316

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo behandelt Vincent Sagaert uitvoerig wat het lot is van de zakelijke en persoon- lijke gebruiks- en genotsrechten in geval van onteigening, meer bepaald of, en zo ja wanneer,

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

Van alle respondenten heeft 75 procent zich tijdens zijn of haar carrière bij de politie wel eens bedreigd gevoeld, waarvan zeventig procent soms en vijf pro- cent vaak..

Deze groep doet ook vaker dan gemiddeld aangifte, maar de bedreigers van deze groep bedreigden worden veel minder vaak veroordeeld wegens bedreiging in vergelijking met de

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Maar ook de continuering van centrale verantwoordelijkheid is belangrijk, omdat er een minimale bodem voor decentrale verschijnselen binnen het systeem dient te zijn, een beeld