• No results found

Operatie Allied Harbour

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Operatie Allied Harbour"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Operatie Allied Harbour

Duur: 14 april –12 augustus 1999 Aantal militairen: 711 Dapperheidsonderscheidingen: geen

Dodelijke slachtoffers: geen

Achtergronden

De provincie Kosovo kreeg in de Joegoslavische grondwet van 1974 de status van een auto- noom gebied binnen de deelrepubliek Servië. De meerderheid van de Kosovaren was van Al- banese afkomst, een kleine minderheid was Servisch. De Servische president Milosevic nam Kosovo in 1989 zijn autonome status weer af. In de jaren daarna verloren de Albanezen ook alle rechten die het behoud van hun eigen taal en cultuur garandeerden. Het nationalistische sentiment waarop Milosevic met deze maatregelen in eigen land inspeelde, en zijn repressieve beleid tegenover de Albanese Kosovaren in het algemeen, leidden in de jaren negentig tot een gewapend conflict. In deze strijd stonden het Joegoslavische regeringsleger (JNA) en een Al- banees-Kosovaarse paramilitaire strijdmacht, het Kosovo Bevrijdingsleger (UÇK), tegenover elkaar.

In 1998 besloot de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) tot een verificatiemissie op Kosovaars grondgebied (zie: NAVO-verificatiemissie en Extraction Force), met als doel het escalerende geweld te stoppen. De missie moest toezien op een overeengekomen staakt-het- vuren, maar liep vanwege Servische tegenwerking uit op een teleurstelling. Op initiatief van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) werd op 6 februari 1999 in het Franse Rambouillet een laatste bemiddelingspoging gedaan om toch tot een oplossing te komen. De Serviërs weigerden echter, ondanks grote internationale druk, om het voorgelegde vredesak- koord te tekenen. De NAVO startte daarom op 24 maart 1999 met operatie Allied Force, een bombardementscampagne om Joegoslavië tot acceptatie van het akkoord te dwingen (zie:

Operatie Allied Force).

De Servische reactie op de luchtaanvallen was meedogenloos. Diezelfde dag nog begonnen Joegoslavische legereenheden en Servische milities in Kosovo een militair offensief en voer- den etnische zuiveringen tegen de burgerbevolking uit. Het gevolg was een enorme vluchte- lingenstroom van Albanese Kosovaren naar de buurlanden Albanië en Macedonië (officieel de Former Yugoslav Republic of Macedonia - FYROM). Er voltrok zich voor de ogen van de wereld een humanitaire ramp. In de provisorische vluchtelingenkampen was gebrek aan on- derdak, water, voedsel en basisverzorging.

Ingrijpen van de internationale gemeenschap was noodzakelijk. In het kader van de eerder ontplooide Extraction Force van de NAVO verbleef een grote troepenmacht in het grensge- bied van Macedonië en Kosovo. Deze eenheden begonnen vrijwel meteen met het opvangen en begeleiden van de vluchtelingen. De NAVO creëerde daarnaast op 11 april op verzoek van

(2)

de Albanese overheid en de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) een Albania Force (AFOR), onder leiding van de Britse generaal John G. Reith, voor hulpopera- ties in Albanië.

Joegoslavië kon zich maar beperkt teweerstellen tegen de overmacht van de NAVO en ging daarom onder druk van de bombardementen, de opbouw van een offensieve NAVO-

troepenmacht langs zijn zuidgrens, alsook grote diplomatieke druk van de bemiddelende Rus- sische Federatie, op 9 juni 1999 akkoord met een staakt-het-vuren en de gefaseerde terugtrek- king van alle eigen leger- en politie-eenheden uit Kosovo. De provincie werd een internatio- naal protectoraat. De VN-Veiligheidsraad besloot op 10 juni, met resolutie 1244, tot een ci- viele en militaire operatie in Kosovo. De NAVO nam de militaire kant van het internationale optreden op zich. De NAVO-troepenmacht Kosovo Force (KFOR) bezette Kosovo op 12 juni door te ontplooien vanuit Macedonië (zie: Kosovo Force). Het gevolg van de ommekeer was een enorme stroom Kosovaren, die terug gingen naar hun woonplaatsen in Kosovo. Begin juli waren de opvangkampen in Macedonië en Albanië weer zo goed als leeg. De AFOR-missie in Albanië werd op 12 augustus 1999 beëindigd.

Het mandaat, de taken en de organisatie

Het doel van de missie was te voorzien in de eerste opvang en verzorging van de verdreven Albanese Kosovaren, het bouwen van noodaccommodaties, het vervoeren van hulpgoederen en vluchtelingen, en het leveren van logistieke ondersteuning. Het mandaat van AFOR was gericht op het uitvoeren van haar humanitaire en ondersteunende taak. De aanwezigheid van buitenlandse eenheden en het gebruik van het Albanese luchtruim gebeurde op uitdrukkelijk verzoek van de Albanese autoriteiten. De afspraak was dat de missie zou worden beëindigd zodra de Albanese overheid en hulporganisaties zelfstandig in staat waren de noodzakelijke hulp te verlenen. AFOR had twee opdrachten. Ten eerste: het assisteren van de UNHCR en Albanese overheid bij het transport en de distributie van hulpgoederen, alsook van materieel ten behoeve van de opvangkampen. Ten tweede kon AFOR desgevraagd worden ingezet om vluchtelingen te transporteren. De AFOR-troepen mochten uit zelfverdediging geweld ge- bruiken.

De Albanese regering riep een Emergency Management Group (EMG) in het leven om de activiteiten van de verschillende hulporganisaties, zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europea (OVSE), het Rode Kruis, de UNHCR, en de AFOR-troepenmacht, te coördineren. Het streven was de hulpverlening van de verschillende partijen op elkaar af te stemmen en effectief gebruik te maken van beschikbare middelen.

De AFOR-eenheden werden ingedeeld in vier taskforces (TF’s), met elk een eigen lead nati- on. TF North stond onder Italiaans bevel, TF South onder dat van de Fransen, TF West was Spaans en de multinationale Combined Joint Task Force Rear (TF Romeo) stond onder een Nederlands-Belgisch commando. De eerste drie Taskforces waren bedoeld om humanitaire en logistieke taken uit te voeren. TF Romeo was er voor de landelijke ondersteuning en bescher- ming van de andere AFOR-eenheden en kon in die hoedanigheid onder andere als quick reac-

(3)

tion force (QRF) worden ingezet. Criminele groeperingen waren door de afwezigheid van een adequaat functionerend bestuur de grootste bedreiging voor de NAVO-troepen, evenals de onvoorspelbare Kosovaarse vrijheidsstrijders van het UÇK in het grensgebied met Kosovo.

De Nederlandse bijdrage

De Nederlandse regering besloot op 12 april 1999 tot deelname aan operatie Allied Harbour.

De kern van de Nederlandse bijdrage bestond uit het hoofdkwartier van 2 Mariniersbataljon, met 20 Verzorgingscompagnie, 230 Middelzware Transportcompagnie (van de landmacht) en 13 Infanteriecompagnie van 1 Mariniersbataljon. Het Nederlandse detachement werd onder- steund door drie Chinook-helikopters van de Koninklijke Luchtmacht en een eenheid van de genie. De Nederlandse bijdrage maakte deel uit van TF Romeo, een Nederlands-Belgisch sa- menwerkingsverband onder leiding van kolonel der mariniers A.J. Wesselingh. Daarnaast werd personeel geleverd door Polen, Slovenië, Slowakije en Turkije. Het hoofdkwartier van de TF Romeo was gevestigd in de Albanese havenstad Dürres, vanwege haar centrale ligging en havencapaciteiten een ideale locatie. Naast legering in Dürres waren er nog twee vooruit- geschoven posten te Kükes en Mjedi!, en was het helikopterdetachement ondergebracht op een vliegveld bij Fark!. De logistiek voor TF Romeo werd ondersteund vanuit een forward logistic site te Bari, Italië.

Hoofdkwartier Tweede Mariniersbataljon

Het hoofdkwartier van het Tweede Mariniersbataljon onderleiding van kolonel A.J. Wesse- lingh was het raamwerk waarin de Nederlandse operationele bijdrage aan AFOR werd onder- gebracht. De TF Romeo werd aangestuurd door een joint staf bestaande uit het Nederlandse hoofdkwartier, versterkt met verschillende Belgische stafofficieren.

Binnen de staf van TF Romeo werd een joint Civiele Militaire Coöperatie sectie gevormd. De sectie bestond uit twee Nederlandse en twee Belgische militairen onder leiding van majoor J.H.J. Ouwerling. Ze had tot doel de samenwerking met de verschillende stakeholders te co- ordineren. Hoewel de samenwerking en communicatie met de verschillende hulporganisaties niet altijd vlekkeloos verliep, deels door gebrek aan ervaring en deels omwille van andere agenda’s, was de bijdrage van deze kleine sectie cruciaal. Naast het afstemmen van het aan- bod op de vraag naar hulp, hield CIMIC zich bezig met imagoverbetering, onder andere door het bouwen van bijvoorbeeld een speeltuin.

Contingentscommando

De contingentscommandant functioneerde als de ‘oren en ogen’ van de minister van Defensie.

Hij voorzag het Defensie Crisis Beheersing Centrum (DCBC) van het Ministerie van Defensie van informatie over het verloop van de operatie en de taakvervulling door de Nederlandse eenheden. In het bijzonder had het Contingentscommando tot taak te waken over de naleving van het Nederlandse mandaat. Daarnaast was er nauw contact met de operationele staven van de Koninklijke Landmacht (KL), Koninklijke Luchtmacht (KLu), Koninklijke Marine (KM)

(4)

en Koninklijke Marechaussee (KMar) op personeels- en materieelgebied. Het Contingents- commando stond van 18 april tot 16 juni onder bevel van kolonel der Mariniers L.A. Koeman.

In de periode van 16 juni tot 10 juli voerde kolonel der Mariniers J. Rijken het bevel.

Geniepeloton

Een peloton van 115 Constructiecompagnie van de landmacht was verantwoordelijk voor de opbouw van het kampement en het herstel van infrastructuur in de directe omgeving. Het ge- niedetachement arriveerde op 24 april en kon meteen aan de slag, omdat het benodigde mate- rieel werd overgeheveld vanuit 102 Constructiecompagnie bij de KFOR-troepenmacht in Ma- cedonië. De aanwezige infrastructuur in Albanië was van een schrikbarende kwaliteit. Er was dan ook werk in overvloed voor de genie. Naast de woonruimte van het Nederlandse deta- chement creëerde de genie een overslagterrein in het havengebied, normaliseerde zij de uit- valswegen van het kamp en hielp zij mee met de opbouw van een Noors vluchtelingenkamp.

Het geniepeloton deed uiteindelijk een maand dienst in Albanië.

Transportcompagnie

De transportcompagnie moest zelfstandig kunnen opereren en werd daarom versterkt met elementen uit 100 Bevoorradings- en Transportbataljon, 300 Materieeldienstbataljon, 400 Geneeskundig bataljon en een communicatiecentrum van de Command Support Group van het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier. Met een versterkte transportcompagnie kon TF Romeo voldoen aan haar primaire taakstelling: het leveren van transportsteun met kon- vooibeveiliging aan Albanese autoriteiten en UNHCR. Tijdens de drie maanden durende ope- ratie werden bijna 3.200 ton hulpgoederen vervoerd en 12.000 vluchtelingen opgevangen en vervoerd. De transportcompagnie had in totaal 177.521 kilometers afgelegd.

Infanteriecompagnie

De compagnie mariniers was toegevoegd aan het Nederlandse contingent om de konvooien te beveiligen en de eenheden te beschermen tegen diefstal en geweld. Enkele incidenten met gewapende maffiosi tijdens de bewaking van opslagplaatsen maakten duidelijk dat de robuus- te beveiliging bittere noodzaak was. Naast de konvooibeveiliging en bewakingstaken op vaste locaties werd er uit 13 Infanteriecompagnie een QRF voor humanitair gebruik gevormd voor AFOR als geheel. De compagnie werd voor deze taken versterkt met mariniers van 12 en 23 Infanteriecompagnie, waardoor zij op een totale sterkte van 107 man uitkwam. Er werd speci- aal voor de 13 Infanteriecompagnie gekozen omdat zij uitgerust was met Landrovers in plaats van de gebruikelijke BV 206 rupsvoertuigen en zodoende het konvooi dus optimaal kon be- veiligen.

Het Nederlandse detachement had naast haar eigen infanterie nog de beschikking over een Poolse infanteriecompagnie van 21 Podhalanian Infantry Brigade. Het was de eerste Poolse missie in NAVO–verband. De samenwerking verliep uitstekend. De Poolse eenheid was ge- motiveerd en goed uitgerust, ze waren vastbesloten hun capaciteiten te tonen. Het enige strui- kelblok was de Engelse taal.

(5)

Helikopterdetachement

298 Squadron leverde aanvankelijk het helikopterdetachement dat Nederland in het kader van KFOR uitzond naar Macedonië. Op 12 april 1999 loste het tweede detachement het eerste daar af. Al voor het vertrek uit Nederland werd echter duidelijk dat dit tweede contingent niet voor KFOR, maar voor AFOR zou gaan vliegen. Commandant majoor-vlieger M.V.A Mig- gels ging dan ook per direct op verkenning in Albanië. Hij koos de helikopterbasis van het Albanese leger te Fark! om als hoofdkwartier te dienen. Door de matige voorzieningen werd al op 18 april begonnen met het overhevelen van het detachement naar de nieuwe standplaats en het opbouwen van de basisvoorzieningen. Operationeel werd de eenheid pas op 10 mei. De hoofdtaken van het detachement waren troepenrotaties, Quick Reaction Force en Medevac- vluchten ten behoeve van TF Romeo. Het werk van 298 Squadron vond plaats in een multina- tionale omgeving. Naast de Belgen waren er ook helikopters uit onder andere Spanje en Italië betrokken bij AFOR. Toen het squadron op 14 juli huiswaarts ging, had het 550 vlieguren, 47 sorties, 1564 vluchtelingen en ruim 440 ton goederen gevlogen.

Veldhospitaal

Het logistiek bataljon van het Korps Mariniers leverde aan AFOR een veldhospitaal, ook wel Field Dressing Station (FDS) geheten. Dit hospitaal werd aangevuld met gespecialiseerd me- disch personeel van de KM en de KL. Het FDS lenigde de medische nood onder de vluchte- lingen en deed samen met een medisch detachement uit België dienst als medisch centrum voor de eigen troepen. Alle AFOR-landen maakten gebruik van het hospitaal. Vooral de tand- heelkundige sectie had het enorm druk. Het FDS was nagenoeg de enige faciliteit in geheel Albanië waar de tandheelkundige zorg voldeed aan westerse maatstaven. Een deel van het personeel bood medische hulp in de stad Vlor! en bouwde in Zuid-Albanië, met 13 Infante- riecompagnie en het Nederlandse Rode Kruis, een vluchtelingenkamp op. Gedurende de ope- ratie werd een deel van het medisch personeel naar een vooruitgeschoven positie bij Kuk!s verplaatst, om van hieruit eerstelijns medische zorg te verstrekken. De Nederlandse bijdrage werd daarom op 14 juli geminimaliseerd. Het hospitaal bleef, met een nieuw chirurgisch team en ondersteunend personeel, nog tot het einde van de missie operationeel.

Detachement marechaussees

De dagelijkse gang van zaken in de Nederlandse kampementen, en de afhandeling van ver- keersongelukken, werd in goede banen geleid door de aanwezigheid van de Koninklijke Ma- rechaussee. Het initiële detachement van vier marechaussees werd onder druk van gebeurte- nissen in Kosovo uitgebreid met vijf man. Naast het handhaven van de orde in het Nederland- se detachement werd de marechaussee ingezet voor patrouilletaken.

Hr. MS. Rotterdam

Het amfibische transportschip van de Koninklijke Marine, de Hr. Ms. Rotterdam, vervulde een belangrijke rol voor TF Romeo. Het zware materieel van de transport- en de infanterie-

(6)

compagnie, alsook de voorraden van de verzorgingscompagnie, het FDS en een groot deel van het helikopterdetachement werd vervoerd door de Rotterdam. Het schip was in december 1998 al betrokken geweest bij het vervoer van Nederlandse eenheden naar Macedonië. Nu werd het ingezet ten behoeve van AFOR. Het voer in de vroege ochtend van 15 april 1999 de haven van Vlissingen uit. De verschillende eenheden van de Koninklijke Marine waren al aan boord. De Rotterdam kwam op 22 april in Dürres aan. 230 Middelzware Transportcompagnie was per trein naar Bari in Italië gekomen. De eenheid werd daar door de Rotterdam opgehaald en de Adriatische zee overgezet naar Albanië. Op 6 mei begon de Rotterdam met de verplaat- sing van het materieel van het helikopterdetachement van Macedonië naar Albanië. De Chi- nooks vlogen zelf van Macedonië naar Farkë, maar het grondpersoneel, het merendeel van de uitrusting en de voorraden werden vanuit de Griekse havenstad Thessaloniki overgebracht naar Dürres. Op 10 mei was dit proces voltooid. De Rotterdam had vanaf dat ogenblik vooral een logistieke functie ten dienste van de Forward Logistic Site in Bari en voer heen en weer tussen Italië en Albanië. De Rotterdam bleef tot eind mei actief in het kader van AFOR.

Conclusie

Voor de Nederlandse krijgsmacht was de AFOR-missie om verschillende redenen bijzonder te noemen. In de eerste plaats vond de operatie in hoge mate geïntegreerd plaats, ‘paars’ dus.

In de tweede plaats kwam de Nederlandse bijdrage zeer snel van de grond, de verschillende eenheden werden pas aan boord van de Hr. Ms. Rotterdam samengevoegd. Tijdens de ont- plooiing wist men niet welke taak er in Albanië te wachten stond en voor hoelang de uitzen- ding zou zijn. Het Nederlandse contingent had gedeeltelijk wel al een opwerkingstraject voor een eventuele inzet met KFOR achter de rug. Daarnaast was ook de toevoeging van CIMIC bijzonder. Het fenomeen stond, hoewel er in Bosnië in die jaren ruime ervaringen werden opgedaan, nog in de kinderschoenen. Duidelijk was al wel dat de samenwerking met zowel de lokale overheden als de verschillende, internationale, hulporganisaties van groot belang was om succesvol te zijn. In Albanië was het van belang de verschillende taken duidelijk te verde- len, en van de verschillende activiteiten op de hoogte te zijn. Omdat hulpgoederen relatief schaars waren, kon men het zich niet veroorloven inefficiënt te opereren.

Aanbevolen literatuur

Mooij, J. & Werff, van de, J.P.(red.) Operatie Allied Harbour. Albanië, April-Augustus 1999.

(Leeuwarden 1999).

Geneste, W, J, J. (red). Het Korps Mariniers in de twintigste eeuw. Van Peking tot Albanië.

(Den Haag 2000).

Geactualiseerd op: 14 mei 2010.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

NEW05 Karl-Heinz Grasser wird also nicht mehr upgegradet? NEW05 zum Nulltarif in die Business Class upgegradet. NEW05 auf die neue HSDPS-Technologie upgegradet werden.

Door combinaties van transcriptiefactoren te gebruiken die kenmerkend zijn voor de endocriene β-cellen, probeerden de onderzoekers de exocriene cellen van muizen te

But with a rear-ward following Tybalt's death, 'Romeo is banished,' to speak that word, Is father, mother, Tybalt, Romeo, Juliet, All slain, all dead. 'Romeo is banished!' There

MULTIHELICARE system described in that paper has been developed to investigate and evaluate some aspects of man machine interface and datalink requirements for an

Dijkhuis (Foss) In aansluiting op de literatuurstudie naar de mogelijkheden van niet-gewelddadige relbeheer- sing, in 1982 gepubliceerd onder de titel 'Niet alleen met stok

merken, slijtage, reparaties gerestaureerd, zwaar beroet, schenklip op 180°, poten sterk afgesleten 7..

merken, slijtage, reparaties gerestaureerd, beroet, schenklip op 90°..

merken, slijtage, reparaties gerestaureerd, schenklip op 180°, deuken (2e