Wat is de juiste betekenis van de uitdrukking “iets aan de grote klok hangen”?
A een bericht aan iedereen vertellen B er genoeg van hebben
C er snel vandoor gaan D met iemand spotten
2
Welke betekenis past bij de uitdrukking “de kantjes er vanaf lopen”?
A iets met tegenzin doen B iets oppervlakkig doen C nauwkeurig werk inleveren D slordig werk inleveren
3
Welk voorzetsel is niet goed gebruikt?
A De slimme zakenman ontdekte een gat in de markt.
B Er mankeert niets aan de nieuwe taal- methode.
C Er werden geen mededelingen gedaan over het ongeluk.
D Hiermee hebben we met één klap de ruzie opgelost.
In welke zin is de voorzetseluitdrukking goed gebruikt?
A De voorzitter van de sportbond wil aftreden aan de hand van zijn slechte gezondheid.
B De voorzitter van de sportbond wil aftreden in verband met zijn slechte gezondheid.
C De voorzitter van de sportbond wil aftreden onder invloed van zijn slechte gezondheid.
D De voorzitter van de sportbond wil
aftreden ter gelegenheid van zijn slechte gezondheid.
5 Bekijk de synoniemenrijen.
In welke rij staat een woord dat geen synoniem is van de andere woorden? A definitief – afdoend – beslissend
B essentieel –noodzakelijk – onontbeerlijk C potentieel – actueel – aankomend
Welke reeks bevat de goede meervoudsvormen? A agenda’s – etalage’s – etui’s – kimono’s B bacterieën – knieën – porieën – zeeën C biervatten – luiwammessen – rebussen – trompetten
D erven – graven – duiven – slaven 7
In Egypte staan veel ... . A piramide's
B piramides C pyramide's D pyramides
8
Mijn huisarts gelooft niet zo in ... genees-middelen. A homeopathische B homeopatische C homopathische D homopatische 9
In welke zin is het gezegde correct benoemd? A Deze studenten gaan naar de film; gaan naar de film = naamwoordelijk gezegde B De zon schijnt fel in de klas; schijnt = werkwoordelijk gezegde
C Dit kleintje is altijd bij haar moeder gebleven; is bij haar moeder gebleven = naamwoordelijk gezegde
D Dit meisje schijnt ziek te zijn; schijnt te zijn = werkwoordelijk gezegde
Welk zinsdeel vormt het voorzetselvoorwerp? Na drie regenachtige maanden verlangen wij naar een droge periode.
A Na drie regenachtige maanden B drie regenachtige maanden C naar een droge periode D een droge periode
11
Welk voegwoord moet op de plaats van de puntjes staan?
Ze kopen het huis, ... het niet te duur is. A doordat
B mits C of D tenzij
12
Waar is het bijvoeglijk naamwoord correct? A De uitgeputte wandelaars
B De vergrootte foto
C Het betwistte grondgebied D Het uitgerustte team
13 Wat is juist?
Iemand die ...
A een dieet houdt, is een diëtist. B een orkest leidt, is een dirigent.
C in de kerk geld ophaalt, is een collecteur. D in de krant recensies schrijft, is een regisseur.
Van de vier vetgedrukte afkortingen in de tekst is er één fout gebruikt.
Welke afkorting moet vervangen worden door m.u.v.?
Mijn vader werd d.m.v. een e-mail op de hoogte gesteld van zijn ontslag. Hij zal t.z.t. een andere baan moeten zoeken. Hij kan werken in alle sectoren i.v.m. de bouwsector. T.g.v. een lelijke val lijdt hij namelijk aan een hernia. A d.m.v. B i.v.m. C T.g.v. D t.z.t. 15
Welke woordenreeks gaat van sterk naar zwak? A bries – wind – storm – orkaan
B extravagant – opvallend – modieus – regulier
C tikken – slaan – bonzen – beuken D wandelen – lopen – rennen – sprinten
16
Waar is er sprake van een tegenstelling? A corpulent figuur – gezet figuur B exotische diersoorten – inheemse diersoorten
C oude meubels – antieke meubels D vlak landschap – uitgestrekt landschap
Welk woord is een samenstelling? A bioloog
B gierigaard C herexamen D proefwerk
18
Lees het onderstaande verhaal.
Hoeveel alliteraties komen er in voor? Toen het stadje werd vernietigd, moesten de inwoners huis en haard verlaten. Belast en
beladen vertrokken ze naar het vluchtelingenkamp. Daar werden ze kort en bondig geïnterviewd door de hulpverleners. Een oude vrouw die kind noch kraai had, klaagde steen en been dat niemand haar bijstond.
A 2 B 3 C 4 D 5
19
Hoeveel werkwoordsfouten tel je in de volgende tekst?
Ravi beantwoordde alle examenvragen foutloos. Dat bevreemde zijn leerkracht want hij scorede voor zijn klassenrepetities altijd laag. Ze vermoedde dat er sprake was van fraude, maar verwachte niet dat ze daarvoor ooit het bewijs zou kunnen leveren.
A 1 B 2 C 3 D 4
In welke zin is de onderstreepte werkwoordsvorm correct gespeld?
A De pas verkozen president speechtte vol overgave.
B Hij switchtte zonder problemen van het ene onderwerp naar het andere.
C Vervolgens werd hij uitgebreid geïnterviewt door de pers.
D Zijn speech was trouwens perfect getimed. 21
Lees de volgende zinnen en beoordeel de vet- gedrukte woorden.
I De ruïne van het afgebrande huis kon moeilijk getaxeerd worden.
II De ontredderde familie is verhuist omdat de verbreedde straat gevaarlijk werd. Welke bewering is goed?
A Alleen zin I is goed. B Alleen zin II is goed. C Zin I en II zijn beide goed. D Zin I en II zijn beide fout.
22
Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes. Op hoeveel plaatsen wordt de stam van het werkwoord gebruikt?
(Vinden) je het nodig om de leerkracht te brutaliseren? Ik (vermoeden) dat hij geen tegenspraak (dulden). Als je tegenstribbelen), ( worden) je (schorsen). (Houden) dus liever op!
A 1 B 2 C 3 D 4
In welke rij staan er alleen woorden die met een trema worden geschreven?
A crimineel – cultureel – eventueel – officieel B criterium – lyceum – cruise – ruine
C kopieren – discussieren – definieren – associeren
D opticien– elektricien – financien – porien 24
Het is te hopen dat de verkeerspolitie de roekeloze bestuurder gauw achterhaalt. De bijzin in deze samengestelde zin is een: A bijwoordelijke bijzin
B lijdend voorwerpzin C onderwerpzin
D voorzetselvoorwerpzin 25
Waar zijn de zinsdelen correct benoemd? Sigaretten verkopen aan minderjarigen is van nu af aan strafbaar. Onderwerp Naamwoordelijk gezegde A Sigaretten verkopen aan minderjarigen is strafbaar B Sigaretten verkopen is strafbaar C Sigaretten verkopen is van nu af aan strafbaar D Sigaretten verkopen aan minderjarigen is van nu af aan strafbaar
26
De werkwoordsvormen moeten worden ingevuld.
Kies de correcte rij:
... het jou niet dat hij nooit iets op tijd ...? Hij ... steeds dat niemand rekening ... met zijn situatie.
A Verwonderd – inlevert – beweerd – houdt B Verwonderd – inlevert – beweerd – houd C Verwondert – inlevert – beweert – houd D Verwondert – inlevert – beweert – houdt.
27
op zorg en hoop zijn twee bijzondere plekken naar twee pioniers vernoemd: het william kraanplein en de willem campagnestraat. Hoeveel hoofdletters komen in deze zin voor? A 6
B 7 C 8 D 9
28 Wat is de juiste schrijfwijze? De nicht van mijn moeder heet … A Mevrouw L.De Jong – Van Elst. B Mevrouw de Jong – van Elst. C Mevrouw De Jong – van Elst. D Mevrouw L. de Jong – Van Elst.
29 Wat is niet juist?
A heel duur is peperduur B heel mager is broodmager C heel vast is steenvast D heel zoet is mierzoet
30
In het woordenboek zijn de gidswoorden van bladzijde 332 en 333: rit en romig
Welk woord komt dan niet voor op deze blad- zijden? A romance B romein C rivier D ribbesoep 31
Welk woord is goed geschreven? A anti-biotica
B bio-diversiteit C mini-emmer D politie-agent
32
Vul het spreekwoord aan: “In ... en as zitten.” A gas
B vlam C vuur D zak
33
In welke zin zijn de vetgedrukte woorden geen homoniemen?
A Door de regens wordt het vroeg donker en in een donker lokaal kan je niet goed lezen. B In de bank namen de bejaarden plaats op een lange bank.
C Tijdens de lange tocht naar de Brownsberg zat ik in de bus voortdurend op de tocht. D Toen de pad mijn pad kruiste, schrok ik heel erg.
34 Vul de goede voorzetsels in:
Verbaasd keek An .1. de reclamesticker die .2. iemand was geplakt op het zitvlak .3.de leraar, die met zijn gezicht .4.het bord stond.
A naar – door – van – naar B naar – door – voor – naar C onder – tegen – van – tegen D onder – van – voor – bij
35
Wat is het tegengestelde van een onstuimige rivier?
A een bedaarde rivier B een kalme rivier C een onrustige rivier D een woelige rivier
36
Niet altijd heeft een visser geluk bij het binnenhalen van de visnetten.
Welk zinsdeel is juist benoemd?
A heeft geluk = naamwoordelijk gezeggde B het binnenhalen van de visnetten = onderwerp
C een visser = lijdend voorwerp
D van de visnetten = bijvoeglijke bepaling 37
Het maakt hem niet uit wat hij leest. Wat is juist? het hem A lidwoord bezittelijk vnw B lidwoord persoonlijk vnw C persoonlijk vnw bezittelijk vnw 38
Lees de volgende zinnen en bekijk de onderstreepte werkwoordsvormen. 1. Hij lijkt op zijn moeder.
2. Hij schopt een steen. 3. De bal wordt geschopt. Welke bewering is waar?
A De drie onderstreepte werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
B De drie onderstreepte werkwoorden zijn zelfstandige werkwoorden.
C In zin 3 is er sprake van een hulpwerkwoord. D In zin 3 is er sprake van een koppelwerkwoord.
39
In welke reeks komt er een climax voor? A funest – fataal – schadelijk
B geïrriteerd – boos – woedend C twijg – stam – tak
D uitgestrekt – groot – onafzienbaar 40
Welk bijvoeglijk naamwoord is verkeerd? A een constitutionele monarchie
B een contractuele verplichting C een gradueel verschil