DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. MULO-III kandidaten maken de items 1 t/m 30. MULO-IV kandidaten maken de items 1 t/m 36.
Intrest
1
Beschouw de volgende beweringen:
I De standvastige deler wordt berekend met de formule
360 p
II Voor het berekenen van het rentenummer gebruiken we de formule
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
2
Iemand leent op 1 januari 2013 SRD 8.000,- á 9% ’s jaars. Op 1 april 2013 lost hij SRD 6.000,- af en betaalt ook de verschuldigde intrest.
Op 30 juni 2013 lost hij de rest van de lening af en betaalt de nog verschuldigde intrest.
(werken met maanden)
De nog verschuldigde intrest op 30 juni bedraagt A SRD 30,-
B SRD 45,- C SRD 135,- D SRD 225,-
3
Shaam leent op 18 maart 2012 SRD 3.142,48 á 6% ’s jaars. Op 31 mei 2012 betaalt hij het geleende kapitaal en de verschuldigde intrest terug.
(maand = 30 dagen)
De juiste berekening van de intrest is: A 3.142 x 6 x 72 100 x 360 B 3.142 x 6 x 74 100 x 360 C 3.142,48 x 6 x 72 100 x 360 D 3.142,48 x 6 x 74 100 x 360 Vreemd Geld 4
Beschouw de volgende beweringen:
I Bij het omrekenen van eigen geld in vreemd geld moeten we delen door de opgegeven koers. II De bank zal de opbrengst in vreemd geld van
de exporteur omzetten in eigen geld tegen de laatkoers.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
5
Een handelaar in Suriname koopt een partij goederen in Duitsland voor € 2.400,– inclusief € 400,– inkoopkosten. Hij verkoopt deze goederen met een winst van SRD 3.000,– in Suriname. Koersen per stuk: Euro 4,40 – 4,60
De juiste berekening van de verkoopprijs in SRD is: A 2.000 x 4,40 + 3.000 B 2.400 x 4,40 + 3.000 C 2.000 x 4,60 + 3.000 D 2.400 x 4,60 + 3.000 6
Ingrid gaat naar Hawaii met USD 1.500,–. Terug in Suriname wisselt zij de overgebleven USD 125,- om in SRD.
Koersen per stuk: USD 3,30 – 3,40 Hoeveel heeft de reis haar gekost ?
A SRD 4.525,– B SRD 4.537,50 C SRD 4.675,– D SRD 4.687,50
7
Desi wil een mobiele telefoon aanschaffen, die geprijsd staat voor € 170,–.
Koersen per stuk: Euro 4,40 – 4,60
De juiste berekening van het bedrag, dat hij aan SRD nodig heeft, is A 170 x 4,40 B 170 x 4,60 C 170 : 4,40 D 170 : 4,60 Goederenhandel 8 Wat is juist? Het nettogewicht is
A het brutogewicht minus het gewicht van de goederen.
B het gewicht van de goederen plus het gewicht van de verpakking.
C het gewicht, waarover de vrachtkosten berekend worden.
D het gewicht, waarover de prijs van de goederen berekend wordt.
9
Een handelaar koopt 500 kg fruit voor SRD 2,50 per kg. Door beschadiging tijdens het vervoer gaat 25 kg verloren. De verkoopprijs is SRD 3,30 per kg. De juiste berekening van de brutowinst op deze partij fruit is:
A 475 x (3,30 – 2,50)
B (475 x 3,30) – (500 x 2,50) C 500 x (3,30 – 2,50)
D (500 x 3,30) – (475 x 2,50) 10
Inkoopnota: 50 balen suiker SRD 4.500,– Contant SRD 500,– SRD 4.000,– Bijkomende kosten SRD 245,– SRD ... Commissie 2% SRD ... Inkoopbedrag SRD ... Het commissiebedrag is A SRD 75,10 B SRD 80,– Effecten 11
Welke bewering ten aanzien van effecten is onjuist?
A Bij de berekening van het aantal dagen voor de lopende rente wordt de maand op het juiste aantal dagen gesteld.
B De dividendbelasting wordt berekend over het dividendbedrag.
C De koerswaarde bij obligaties =
koers x 1% van de totale nominale waarde. D Het aankoopbedrag bij aandelen =
koerswaarde + aankoopkosten. 12
Jaarcoupons 12% van SRD ... = SRD ...
Provisie 1% SRD ...
Netto-opbrengst coupons SRD 712,80
De juiste berekening van de totale nominale waarde van de obligaties is:
A 100 x 712,80 : 12 99 B 99 x 712,80 : 12 100 C 100 x 712,80 : 12 x 100 99 D 99 x 712,80 : 12 x 100 100 13
Mevr. Cairo verkoopt 5 aandelen NV Mobo, nominaal SRD 10,– per stuk.
De koers is SRD 75,– per stuk; kosten SRD 25,–. De opbrengst bedraagt
A SRD 12,50 B SRD 37,50 C SRD 350,– D SRD 375,–
Rendement 14
Beschouw de volgende beweringen:
I Het belegd kapitaal = Koopsom – Overdrachtskosten II De netto-opbrengst jaarcoupons =
Bruto-opbrengst jaarcoupons – Provisie
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
15
Het aankoopbedrag van een aandeel NV Small is SRD 800,–. Dividendbedrag SRD 100,– Dividendbelasting 25% SRD 25,– Provisie 1% SRD 1,– + SRD 26,– Netto–opbrengst dividend SRD 74,–
De juiste berekening van het rendement is:
A 74 x 1% 8 B 100 x 1% 8 C 100 – 1 x 1% 8 D 100 – 25 x 1% 8 16
Lea heeft SRD 10.000,– als volgt belegd:
- SRD 6.000,– op een spaarrekening, waarover zij 7% rente per jaar ontvangt.
- de rest belegt zij in een 4,5% obligatielening, die haar elk halfjaar SRD 90,– oplevert.
(Provisie wordt buiten beschouwing gelaten.)
Het rendement van deze belegging bedraagt(1 dec. n.k.):
A 5,1% B 6,0% C 9,3% D 11,5% Indexcijfer 17
De prijs van een artikel ontwikkelde zich als volgt:
Jaar Prijs Indexcijfer 2009 SRD … 100
2010 SRD 375,– 125
2011 SRD 315,– 105
2012 SRD 360,– …
Beschouw de volgende berekeningen: I De prijs van het basisjaar = 100 x 375
125
II Het indexcijfer voor 2012 = 360 x 105 315
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
18
Kwartaal Omzet Indexcijfer
1e SRD 81.000,– …
2e SRD 99.000,– …
3e SRD … …
4e SRD … …
Totaal SRD 360.000,–
De omzet in het 3e kwartaal is SRD 16.200,- meer dan die van het 1e kwartaal. De gemiddelde kwartaalomzet wordt als basis gebruikt.
Het indexcijfer van het 3e kwartaal is A 90
B 100
C 108
Afschrijvingen 19
Beschouw de volgende beweringen: I De totale afschrijving =
Aanschaffingsprijs – Restwaarde.
II De jaarlijkse afschrijvingskosten worden tot de directe kosten gerekend.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
20
Aanschaffingsprijs SRD 65.000,–
Restwaarde SRD 5.000,–
Boekwaarde na 5 jaar SRD 7.500,– Afschrijving een vast bedrag per jaar. De juiste berekening van de levensduur is: A 65.000 – 5.000 x 1 jaar 7.500 : 5 B 65.000 – 7.500 x 1 jaar 7.500 : 5 C 65.000 x 1 jaar (65.000 – 5.000) : 5 D 65.000 – 5.000 x 1 jaar (65.000 – 7.500) : 5 21
De boekwaarde van een computer aan het eind van het 4e jaar bedraagt SRD 560,-.
De restwaarde na 5 jaar is SRD 200,-. De aanschaffingsprijs bedraagt A SRD 1.660,– B SRD 1.800,– C SRD 2.000,– D SRD 2.360,– Verzekeringen 22
Beschouw de volgende beweringen:
I De premie is het periodieke bedrag, dat de verzekerde aan de verzekeringsmaatschappij betaalt.
II De premie moet vooruitbetaald worden. Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
23
Een partij goederen is verzekerd voor SRD 85.000,–.
De gezonde waarde bedraagt SRD 80.000,–. Na een brand blijkt
5 2
deel van de goederen onbeschadigd te zijn.
De juiste berekening van de bruto-schade uitkering is: A 2 x 80.000 5 B 3 x 80.000 5 C 2 x 85.000 5 D 3 x 85.000 5 24
Otmar heeft zijn huis verzekerd voor SRD 90.000,–. Premie 1‰, polis– en zegelkosten SRD 18,–.
Incassokosten SRD 3,–. De werkelijke waarde van het huis is SRD 120.000,–.
Aangezien hij zelf een deel van het risico draagt, betaalt hij SRD ... op de te betalen premie.
A SRD 12,– B SRD 30,– C SRD 33,– D SRD 48,–
Kostprijs Handelaar 25 Inkoopprijs SRD ... Indirecte kosten 10% SRD ... Kostprijs SRD 150,– Nettowinst SRD ... Nettoverkoopprijs SRD ... Verkoopkosten 5% SRD ... Verkoopprijs SRD 250,–
Welke berekening is juist? A Inkoopprijs = 110 x 150 100 B Brutowinst = 250 – 150 C Nettowinst = (250 – 5% van 250) – 150 D Nettoverkoopprijs = 150 + 5% van 250 26 Factuurprijs SRD 840,– Vrachtkosten SRD 60,– SRD 900,– Indirecte kosten 25% Verkoopkosten 5% Verkoopprijs SRD 1.300,–
De juiste berekening van de brutowinst is: A 1.300 – 840
B 1.300 – 900
C 25% van 900 + 5% van 1.300 D 95% van 1.300 – 125% van 900
27
De inkoopprijs van een artikel was in 2013
SRD 60,–. Toen waren de indirecte kosten 15% van de inkoopprijs. In 2014 zal de inkoopprijs met 10% stijgen. Het percentage van de indirecte kosten wordt 20%.
De indirecte kosten per artikel in 2014 zijn A SRD 6,60 B SRD 10,80 C SRD 12,– D SRD 13,20 Kostprijs Fabrikant 28
Welke van de volgende kosten worden gerekend tot de indirecte kosten van de fabrikant?
A Grondstofkosten, Huurkosten en Loonkosten B Grondstofkosten, Loonkosten en Sociale
lasten
C Huurkosten, Electriciteitskosten en Afschrijvingskosten
D Loonkosten, Electriciteitskosten en Sociale lasten
29 Kostprijs SRD 13.200,–
Winst 15% van de verkoopprijs Verkoopkosten 5%
De juiste berekening van de verkoopprijs is: A 100 x 13.200 80 B 100 x 13.200 85 C 115 x 13.200 100 D 120 x 13.200 100 30
Een artikel kost aan materialen en lonen SRD 500,–. De indirecte kosten zijn SRD 100,–.
De verkoopkosten zijn 5% en de verkoopprijs is vastgesteld op SRD 800,–. De nettowinst bedraagt: A SRD 160,– B SRD 200,– C SRD 240,– D SRD 260,–
VERVOLG MULO IV KANDIDATEN Prijs per km
31
De variabele kosten van een automobilist zijn ¼ deel van de totale kosten.
De automobilist rijdt 5.000 km per jaar. De variabele kosten zijn SRD 0,30 per km. De totale constante kosten bedragen
A SRD 1.125,– B SRD 1.500,– C SRD 4.500,– D SRD 6.000,– Manuurtarief 32
Jaarloon van een arbeider SRD 12.800,– Sociale lasten 10%
De arbeider werkt 40 uren per week en heeft recht op 2 weken vakantie per jaar.
De juiste berekening van het manuurtarief is: A 12.800 50 x 40 B 12.800 52 x 40 C 110% van 12.800 50 x 40 D 110% van 12.800 52 x 40 Machine–uurtarief 33
Gegevens van een machine:
Afschrijving per jaar SRD 2.200,– Renteverlies per jaar SRD 1.600,– Onderhoudskosten per jaar SRD 700,– Stroomverbruik SRD 15,– per draai-uur De machine draait 4.500 uren per jaar. Het machine-uurtarief bedraagt
A SRD 15,49 B SRD 15,64 C SRD 15,84 D SRD 16,00 Rentabiliteit 34
Welke van de volgende beweringen is onjuist? A De nettowinst bestaat uit het gewaardeerde
loon en een vergoeding voor het eigen vermogen.
B Het totale vermogen van een onderneming bestaat uit het eigen– en het vreemd vermogen. C Met het gewaardeerde loon wordt bedoeld
het loon van de arbeiders en de gezinsleden van de eigenaar die in de onderneming werken. D Het economische resultaat is positief als de
nettowinst groter is dan het gewaardeerde loon. 35
Totaal vermogen SRD 500.000,–
Vreemd vermogen SRD 150.000,– á 5% Economisch resultaat SRD 8.000,–
De juiste berekening van de rentabiliteit van het eigen vermogen is:
A 8.000 x 1% 1% van 500.000 B 8.000 x 1% 1% van (500.000 – 150.000) C 8.000 + (5% van 150.000) x 1% 1% van 500.000 D 8.000 + (5% van 150.000) x 1% 1% van (500.000 – 150.000)
36
Onderstaande grafiek geeft de samenstelling van de verkoopprijs van artikel A over de jaren 2009 tot en met 2012 aan.
x SRD 1,- 100 Legenda: 90 = Winst 80 = Indirecte kosten 70 = Lonen 60 = Materialen 50 40 30 20 10 0 jaren 2009 2010 2011 2012
In welk jaar zijn de directe kosten het hoogst? A 2009
B 2010 C 2011 D 2012