bedrijventerreinen in west-vlaanderen ’
M .P. Sierens,
Stafmedewerkster Afdeling Industriële Ontwikkeling
Promotie van het koncept bedrijventerreinen door de WER De aanleg van bedrijventerreinen kwam in
West-Vlaanderen volop op gang in het begin van de jaren 60.
De noodzaak tot een systematische aanleg van bedrijventerreinen werd aangevoeld zowel op grond van overwegingen van strikt ekonomische aard als op basis van overwegingen van ruimtelijke ordening.
Toen de WER, die in 1954 werd opgericht, industrialiseringspogingen ondernam om de strukturele werkloosheid in de provincie te bestrijden bleek de afwezigheid van uitgeruste terreinen voor vestiging van bedrijven een reële handicap. West-Vlaanderen beschikte toen slechts over één uitgerust industriepark, het Nijverheidsdok dat door de stad Brugge werd aangelegd en dat klaar kwam in 1952. Op dit industriepark, dat een oppervlakte had van 49 ha, vestigden zich vooral vanaf 1956 zowel overgeplaatste bedrijven als buitenlandse ondernemingen.
Het besef groeide, dat bedrijventerreinen als een belangrijk instrument inzake regionaal-ekonomische politiek konden worden gebruikt.
Vanaf 1957 heeft de WER een systematische kampanje gevoerd tot aanleg van uitgeruste bedrijventerreinen in handen van de overheid. Hierbij werd een dubbel doel nagestreefd : enerzijds de mogelijkheid creëren voor overplaatsing van bestaande bedrijven en anderzijds het aantrekken van buitenlandse investeringen en nieuwe bedrijven van Westvlaamse of binnenlandse oorsprong.
De vervlechting van de industrie en het wonen was voor de meeste Westvlaamse bedrijfstakken zeer groot.
De oorspronkelijke vestigingsplaats werd veelal bepaald door het bezit van gronden of de mogelijkheid van het huren van gronden in de woonkern. De enge ruimtelijke situering verplichtte veelal de ondernemingen om bij expansie naar een nieuwe vestigingsplaats uit te zien.
Wat het aantrekken van nieuwe investeerders betreft, stuitten de inspanningen op zeer grote moeilijkheden omdat
* De term bedrijventerreinen wordt hier gebruikt, gezien niet enkel terreinen worden bedoeld voor vestiging van industriële bedrijven, doch eveneens van bedrijven uit de bouw, handel en dienstensektor. Met de term bedrijventerreinen worden aldus zowel de eigenlijke industrieparken, als de ambachtelijke zones en zones met bijzondere bestemming bedoeld.
er geen bouwrijpe industriegronden, aangeboden tegen vaste prijzen, voorhanden waren.
In 1957 ging in de periode van hoge werkloosheid een industrieel projekt verloren bij gebrek aan de nodige grond. Op plaatsen die voor vestiging geschikt waren werd onderhandeld, maar overal strandden de besprekingen op ofwel de weigering van de eigenaar om te verkopen ofwel op een te hoge vraagprijs (').
Eerste projekten
Onder leiding van Ir. J.M.L. Demeyere, Stadsingenieur van de stad Kortrijk, kwam het ’ Gemeenschappelijk Algemeen Aanlegplan Gewest Kortrijk ’ tot stand waarbij de industrieparken Heule-Kuurne en Moorsele-Gullegem werden vooropgezet. Het industriepark Heule-Kuurne werd aangewezen als een terrein, niet alleen voor vestiging van nieuwe bedrijven, maar ook voor een belangrijk gedeelte voor overplaatsing van bedrijven uit de stadskern. Dit bedrijventerrein kreeg in 1960, samen met dit van Gullegem-Moorsele, een KB voor de bestemming van industriegrond.
In datzelfde jaar werd door het WES gestart met een studie die zou leiden tot het ’ Richtplan voor de
ruimtelijke ordening en ontwikkeling van de Westvlaamse gewesten
In deze studie werd voor het bepalen van de behoefte aan bedrijventerreinen uitgegaan van een tewerkstellings- obiektief dat moest worden bereikt in de periodes
1965-71 en 1971-81. Het tewerkstellingsobjektief werd berekend op basis van volgende faktoren :
de verwachte groei van de beroepsbevolking ; de terughaalbare pendel;
de reserve aan arbeidskrachten in de geregistreerde werkloosheid;
de verwachte afvloei uit de landbouw, het ambacht en de kleinhandel.
Als norm voor de terreinbehoeften werd in beginsel gerekend met 50 arbeidsplaatsen per hektare ; voor gronden gelegen langs een bevaarbare waterloop werd als norm gesteld 25 arbeidsplaatsen per hektare en voor de havenzone van Zeebrugge slechts 10 arbeidsplaatsen per hektare, gezien bedrijven die zich op een havenzone lokaliseren in het algemeen bedrijven zijn met een grote terreinbehoefte. Voor allerlei infrastruktuurwerken werd een supplementaire terreinbehoefte voorzien van circa 15 %.
Spreiding van de bedrijventerreinen
Bij de toewijzing van de terreinen heeft de WER zich vooral laten leiden door de spreiding van de bevolking en de geografische spreiding van de industrie in de provincie West-Vlaanderen ; bij de konkrete lokalisatie werden elementen van ruimtelijke aard in overweging genomen.
De WER was er zich van bewust dat de afvloeiing uit de landbouw naar de industrie en het absorberen van
1 VANNESTE O., ’ Industrieterreinen in West-Vlaanderen ’, West-Vlaanderen Werkt, 1970, nr. 3, 12e jaargang.
de verdoken werkloosheid uit de landbouw en uit de dienstenverlenende sektor slechts mogelijk was door de industrie zo dicht mogelijk bij de bevolking te brengen.
Toch moest een voldoende koncentratie worden verzekerd.
De planning werd dan ook aangepast aan de specifieke noden en de mogelijkheden van de ekonomische deel- gewesten in West-Vlaanderen .
Aldus werd in de Westhoek, het deel van West- Vlaanderen ten westen van de lijn Menen-Oostende met uitzondering van de badplaatsen, gekozen voor een tamelijk vérgaande koncentratie van de industrialisering in vijf ontwikkelingskernen.
Op de as Brugge-Kortrijk daarentegen werd een grotere spreiding van bedrijventerreinen noodzakelijk geacht.
Vooral in het zuidelijk gedeelte van deze as, het gebied Roeselare-Kortrijk-Waregem-Tielt, dat zijn industriële ontwikkeling aanvankelijk heeft opgebouwd op de textielnijverheid en dat werd gekonfronteerd met een sterke teruggang in de vlasvezelbereiding en de nood- zakelijke omschakeling naar hoogwaardige produkten in de textielsektor, was het nodig het plaatselijk initiatief ruime armslag te geven.
Voor de kustzone, waar het toerisme als voornaamste aktiviteit werd aangezien, werden geen bedrijventerreinen ontworpen in de eigenlijke badplaatsen. Wel werden voor de industriële ontwikkeling rond de achterhaven van Oostende en nabij de havengeul van Nieuwpoort terreinen voorzien. In de achterhaven van Zeebrugge kregen terreinen een industriële bestemming voor vestiging van diepwatergebonden bedrijven.
Oprichting van interkommunale verenigingen
De aanleg van de bedrijventerreinen werd door de regionaal-ekonomische politiek van de overheid bevorderd door de ’ wet op de invoering van bijzondere maatregelen ter bestrijding van de ekonomische en sociale moeilijkheden in sommige gewesten ’ (wet 18 juli 1959).
Deze wet voorzag in een procedure tot onteigening voor algemeen nut van bedrijventerreinen.
Gezien de grote versnippering van gemeenten meebracht dat gemeenten, die over voldoende financiële midden beschikten geen aangepaste terreinen konden vrijmaken en kleinere gemeenten wel grond doch geen financiële middelen hadden, bleek een bovengemeentelijk initiatief noodzakelijk. De WER kon deze taak niet vervullen daar zij over geen onteigeningsmacht beschikte.
Bijgevolg werd door de WER het idee gepromoveerd van interkommunale verenigingen, die belast waren met de planmatige uitbouw van bedrijventerreinen met behulp van de nieuwe wettelijke mogelijkheden, geschapen door de expansiewetten.
In 1960 werd de Interkommunale Maatschappij voor Ruimtelijke Ordening, Ekonomische Expansie en
Rekonversie van het gewest Kortrijk ’ Leiedal ’ opgericht door een groep gemeenten uit het Kortrijkse. De West- vlaamse Interkommunale voor Ekonomische Expansie en Rekonversie WIER werd opgericht in 1964.
Beide interkommunales staan in voor de verwerving, aanleg en uitrusting van de industrieterreinen op het grondgebied van de bij hen aangesloten gemeenten.
Kaart 1 geeft weer welke gemeenten thans bij de interkommunale verenigingen Leiedal en WIER zijn aangesloten. Slechts enkele gemeenten hebben geopteerd om zelf bedrijventerreinen aan te leggen en te beheren.
Soorten bedrijventerreinen
De spreiding van de bedrijventerreinen in West- Vlaanderen wordt aangegeven op kaart 2. In beginsel werd bij de planning van bedrijventerreinen het principe van de gebundelde dekoncentratie toegepast waarbij een goede ruimtelijke relatie tussen wonen en werken werd nagestreefd. De gebundelde dekoncentratie veronderstelt enerzijds een bepaalde graad van koncentratie, die niet uitloopt op het ontstaan van kongestieverschijnselen en
’ diseconomies of scale ’ en anderzijds een zekere mate van spreiding die echter de rentabiliteit van de investeringen niet aantast, ten aanzien van de uitrusting van
bedrijventerreinen, verkeersinfrastruktuur, nutsvoorzieningen en andere. Bovendien werd gepoogd een zo ruim
mogelijke diversifikatie van de terreinen na te streven, zodat gronden voorhanden waren, gelegen langs water
lopen of met mogelijkheid van spoorwegaansluitingen of met rechtstreekse ontsluiting door een autosnelweg.
In het algemeen werden deze zones dusdanig opgevat, dat zowel grote als kleine en middelgrote industriële bedrijven er terecht kunnen evenals bedrijven uit de bouwsektor en sommige bedrijven behorend tot de handel en de dienstensektor. De meeste bedrijventerreinen hebben aldus werkelijk een gemengd karakter.
Naast deze bedrijventerreinen van regionale betekenis is er ook behoefte aan een aantal KMO-zones of ambachtelijke zones. Deze zones die beperkt zijn in oppervlakte ontvangen kleinschalige ondernemingen, die als bevolkingsvolgend kunnen worden bestempeld, gezien zij hun afzet vinden in de onmiddellijke omgeving van de gemeenschap en bijgevolg thuishoren aan de rand van de bewoningskern of eventueel, wanneer het gaat om niet- hinderlijke aktiviteiten, tussen de bewoning. Hier kan vooral het initiatief van de gemeenten zelf aan bod komen.
Vervolgens zijn er de bedrijventerreinen met specifieke bestemming, die heden nog in het stadium van ontwerp of van uitvoering zijn.
De havenzone te Zeebrugge (1.300 ha), gepland achter de nieuwe zeesluis met een kapaciteit van
125.000 dwt, zal voorbehouden worden voor bedrijven die havengebonden zijn of waarvan de aktiviteit een inplanting langs diep vaarwater vereist.
De transportzone te Zeebrugge (50 ha), en het in uitvoering-zijnde LAR-vervoercentrum (53 ha) (2) zullen beide als funktie hebben de overslag en opslag van goederen te koncentreren op één bepaald punt ten einde de efficiëntie van het goederentransport te verhogen. Op deze zones zullen een aantal administratieve diensten worden voorzien, alsook een onthaal- en verzorgend centrum voor het rijdend personeel.
Tenslotte is er de geplande dienstenzone te Kortrijk (29 ha) met een funktie die kan herleid worden tot de koncentratie van een aantal openbare of privé- administratieve of verzorgende diensten.
2 Genoemd naar de beginletters van het grondgebied van de vroegere gemeenten Lauwe, Aalbeke en Rekkem.
= a uto sne lw e g
« auto sne lw e g in uitvoering
«■•• g ep la nd e auto sne lw e g
— h o o fd w e g
— o n tw o rp e n h oo fdw eg
sp o orw e g
w a te rw e g
o o
b e d rijv e n te rre in
dienstenzone
tra n s p o rtz o n e
m in d e r dan 2 0 h a
# 2 0 - 5 0 ha
50 - 100 ha
100 ha en m e er
129
Dat de aanleg van bedrijventerreinen tegemoet is gekomen aan de doelstellingen van ruimtelijke ordening en ekonomische expansie moge blijken uit de cijfers die het WES in 1969 en 1980 aan de hand van een onderzoek heeft bekomen en welke vervat zijn in respektievelijk tabel 1 en tabel 2.
Bezetting van de bedrijventerreinen
Tabel 1 : Overzicht van het gebruik van bedrijventerreinen in West-Vlaanderen, enquête WES, 1969.
Arron- Aantal disse- vestigingen ment
Tewerk
stelling
Ingenomen Gemiddelde opp. in ha opp. per (a) onderneming in ha
Brugge 64 8.485 181,2 2,8
Diksmuide 14 390 16,6 1,2
leper 21 2.311 43,7 2,1
Kortrijk 61 3.833 103,5 1,6
Oostende 13 1.254 96,8 7,4
Roeselare 5 1.524 37,6 7,5
Tielt 8 766 14,6 1,8
Veurne 5 156 11,5 2,3
Totaal W.-Vl. 192 18.719 505,8 2,6
(a) Exclusief oppervlakte benomen door infrastruktuur.
Tabel 2 : Overzicht van het gebruik van bedrijventerreinen in West-Vlaanderen, enquête WES, 1980.
Arron- Aantal dissement vestigingen (grenzen
geldend vanaf 1 jan. 1977)
Tewerk
stelling OppervlakteGemiddelde in ha (a) oppervlakte per onder
neming in ha
Brugge 225 10.890 300,13 1,3
Diksmuide 38 944 54,39 1,4
leper 99 4.227 168,81 1,7
Kortrijk 306 12.726 446,59 1,5
Oostende 95 2.823 205,80 2,2
Roeselare 119 4.980 161,31 1,4
Tielt 75 1.820 78,87 1,1
Veurne 37 1.050 83,92 2,3
West-Vlaanderen 994 39.460 1499,82 1,5
Kustzone 68 2.564 189,54 2,8
Brugge-Kortrijk 687 29.955 943,72 1,4
Westhoek 239 6.941 366,56 1,5
(a) Exclusief oppervlakte ingenomen door infrastruktuur.
Waar het totaal aantal bedrijven dat zich op bedrijventerreinen heeft gevestigd in 1969 192 bedroeg, is dit aantal in 1980 gestegen naar 994, dit is ongeveer een vervijfvoudiging. Ook het aantal ingenomen hektaren steeg in belangrijke mate en evolueerde van 506 hektare in 1969 naar bijna 1.500 hektare in 1980. De tewerkstelling op bedrijventerreinen bedroeg in 1969 18.719 en bereikte 39.460 in 1980.
Vooral in het arrondissement Kortrijk kon een belangrijke aangroei van het aantal vestigingen en tewerkstelling op bedrijventerreinen worden waargenomen in het laatste decennium.
Van de totale oppervlakte van 1.500 ha is 58 %
benomen door industriële bedrijven, 8 % door bouw
bedrijven en 34 % door bedrijven behorend tot de tertiaire sektor.
Een analyse van de bedrijven naar grootte van tewerkstelling wordt weergegeven door onderstaande cijfers.
Tabel 3 : Bedrijven gevestigd op bedrijventerreinen in West-Vlaanderen (enquête WES, 1980).
Aantal
tewerkgestelden Aantal
bedrijven Ingenomen oppervlakte in ha
Totaal aantal tewerk
gestelden
1-19 tewerkgestelden 703 508 3.593
20-49 tewerkgestelden 146 247 4.572
50-99 tewerkgestelden 66 158 4.642
100-499 tewerkgestelden 62 315 11.919
500 en meer tewerkgestelden 17 272 14.734
Totaal 994 1.500 39.460
Hieruit blijkt dan 71 % van de ondernemingen, gevestigd op bedrijventerreinen, slechts een tewerkstelling hebben tussen de 1 en 19 personen.
Een analyse vanuit het oogpunt van ingenomen oppervlakte gaf volgende resultaten :
Tabel 4 : Bedrijven gevestigd op bedrijventerreinen in West-Vlaanderen (enquête WES, 1980).
Ingenomen
oppervlakte Aantal
bedrijven Ingenomen oppervlakte in ha
Totaal aantal tewerk
gestelden
— 0,25 ha 144 27 720
0,25 ha — 0,50 ha 304 107 2.554
0,50 ha — 0,75 ha 155 91 1.852
0,75 ha — 1 ha 77 66 1.738
1 ha k 2 ha 159 218 6.794
2 a 5 ha 94 278 7.847
5 ha en meer 61 713 17.955
Totaal 994 1.500 39.460
Ook aan de hand van deze cijfers kan worden vastgesteld dat het grootste aantal bedrijven, gelokaliseerd op bedrijventerreinen in West-Vlaanderen, kleinschalige ondernemingen zijn.
Ongeveer 48 % van de benomen oppervlakte betreft geherlokaliseerde bedrijven ; bij de industrie betreft 40 % van de oppervlakte geherlokaliseerde bedrijven en voor bouwbedrijf en tertiaire sektor bereikt dit aandeel 63 %.
De verkoop van bedrijventerreinen is in de jongste jaren niet verminderd. De verkoop beliep in de periode 1970-74 gemiddeld 84 hektare per jaar (zie tabel 5). Een hoogtepunt werd bereikt in het jaar 1977 met een verkoop van 121 hektare ; het gemiddelde van de jaren 1976-80 bereikte 95 ha.
Bij het begin van 1981 had West-Vlaanderen ongeveer 677 hektare voor verkoop beschikbare bedrijventerreinen in voorraad ; de spreiding is aangegeven in tabel 6.
Foto Archief WES
131
Tabel 5 : Verkoop bedrijventerreinen in West-Vlaanderen 1970-1980 (1). Bron : GOM - West-Vlaanderen
Arrondissement (grenzen geldend
Gemiddeld verkopen
1970/74 Verkopen 1976 Verkopen 1977 Verkopen 1978 Verkopen 1979 Verkopen 1980
1 jan. 1977) in ha opp. aantal opp. aantal opp. aantal opp. aantal opp. aantal
ha bedr. ha bedr. ha bedr. ha bedr. ha bedr.
Brugge 6,29 6,70 11 19,43 32 19,14 37 8,34 18 12,72 27
Diksmuide 2,94 2,88 2 12,33 7 2,3 4 2,06 3 3,82 4
leper 13,30 5,26 6 34,95 21 4,34 8 7,27 8 7,27 8
Kortrijk 39,95 24,62 17 19,29 25 25,86 20 32,51 30 32,42 21
Oostende 8,01 12,90 8 5,87 8 21,97 15 4,36 12 12,60 25
Roeselare 3,82 19,93 18 14,01 25 21,23 25 16,87 14 15,99 13
Tielt 4,57 1,80 4 9,44 11 6,94 10 3,87 5 6,15 8
Veurne 5,94 2,54 3 5,94 6 1,50 5 1,25 5 9,25 5
West-Vlaanderen 84,82 76,63 69 121,26 135 101,21 124 76,53 95 100,22 111
(1) Exclusief overdrachten en verkopen aan openbare besturen.
Tabel 6 : Beschikbare en nog uit te rusten oppervlakte of bedrijventerreinen in West-Vlaanderen, begin 1981 (volgens voorzieningen gewestplannen) (a).
Arrondissement (grenzen geldend vanaf
1 jan. 1977)
Beschikbaar ha
Nog uit te rusten
Brugge 235 130
Diksmuide 7 44
leper 59 149
Kortrijk 141 290
Oostende 124 182
Roeselare 68 100
Tielt 13 78
Veurne 30 44
West-Vlaanderen 677 1.017
(a) Exclusief havenzone Zeebrugge en transportzones.
Hef plan 1981-85
Op basis van de behoefte aan arbeidsplaatsen in de industrie, de bouw en de dienstensektor werd in de voorbereidende dokumenten tot het Plan 1981-85 0 een raming gemaakt van de terreinbehoeften voor de periode 1981-85. Er werd berekend dat in bedoelde periode in de bedrijven gelokaliseerd op bedrijventerreinen, de haven
zone Zeebrugge en dienstenzones niet meegerekend, 27.200 a 30.400 arbeidsplaatsen moeten worden gecreëerd in de industrie en circa 1.500 in het bouwbedrijf en de tertiaire sektor.
3 Terreinenbehoeften voor tewerkstelling, toerisme en rekreatie in West-Vlaanderen 1981-85, Facetten van West-Vlaanderen, 1979, nr. 16.
Rekening houdend met een terreinbehoefte van 45 arbeidsplaatsen per hektare voor de industrie en 12 per hektare voor de bouw- en de dienstensektor wordt een terreinbehoefte vooropgesteld van 720 a 800 hektare, waarbij 250 hektare wordt gevoegd voor herlokalisatie.
Hierbij dient een toeslag voor infrastruktuur, assortiment en reserve gevoegd, waardoor de bruto terreinbehoefte op 1.500 a 1.600 hektare wordt geraamd. Dit stemt overeen met wat beschikbaar en nog uit te rusten is op de terreinen die in de gewestplannen worden opgenomen (tabel 6). Begin 1981 waren daarvan 677 ha volledig uitgerust en onmiddellijk beschikbaar.
Verdere uitrusting van bedrijventerreinen : een noodzaak Vergelijken wij de voorraad aan uitgeruste bedrijven
terreinen met de gemiddelde verkoop per jaar, dan zijn er ogenschijnlijk nog voldoende bedrijventerreinen in voorraad.
Een dergelijke zienswijze houdt echter geen rekening met het feit dat bedrijventerreinen zeer uiteenlopende
eigenschappen hebben en dat er steeds een voldoende keuzemogelijkheid moet zijn. Een grote totale voorraad betekent nog niet dat er van alle soorten terreinen voldoende voorhanden zijn. De verkoop in de tijd kan vrij onregelmatig verlopen en het aanhouden van een ijzeren voorraad is zeer belangrijk. Ook op het einde van de planperiode moeten nog bouwrijpe gronden
beschikbaar zijn.
Daar het bouwrijp maken van gronden, vanaf de aanvang van de administratieve procedure, doorgaans diverse jaren vraagt, is het noodzakelijk de effektieve uitrusting van bedrijventerreinen verder door te voeren.
Deze effektieve uitrusting moet echter geleidelijk gebeuren, inspelend op reële behoeften in funktie van de tijdspanne nodig voor het bouwrijp maken van gronden en het verzekeren van een voldoende gediversifieerd aanbod naar aard van de terreinen (ontsloten via weg, waterweg en dergelijke) en de geografische spreiding.