34
Hierover
gaatn!
ook het
genoemdeDuitse artikel. Het blijkt
in \7est-Duitsland
dat, eveneens door te geringe marktervaring van populierentelers, hout verkochtwordt
tegen prijzen diedik-wijls
tot
50 %o onderde
normalemarktprijs liggen. Het
blad beklaagt zich erover datin
het laatste jaarbij
een stabiele markt voor andere houtsoorten de gemiddeldeprijs
van populierehoutmet
10DM per
m3is
gedaald, enkel en alleen door deondes-kundigheid
van de
verkopers.Lettedijk
staatvermeld:
,,Alle verkopers van populierehout moeten eronderlijden, indien
eengroot
aantal boerenzich
bij
de verkoopvan
poplierehout hetvel
over de oren laat halen."Zoals ons ook
voor
Nederland bekend is, signaleert het Duitse blad het optreden van gelegenheids-houtkopers, mensen die hun hoofdberoep hebbenin
geheel andere sektoren, vaakook
han-del, bijvoorbeeldin
vee, veevoerof
eieren.Deze mensen kopen
àf
rechtstreeks tegen lage prijzen en ver-kopen tegen normale marktprijzen aan de bonafide houthandel,àf zij
tredenop als
commissionairin
ovedegmet
een hout-handeldie
aldus vaak lageprijzen kan
betalen dankzijhet feit
dat de
houwerkopende boerende
,,commissionair"uit
hoofde van zijn hoofdberoep kennen en vertrouwen.Het
Duitse blad klaagt er verder over dat men de houtverkoper veelalmisleidt door
zeerhoge prijzen te
biedenvoor
onder-stammenmet
een hoge topdiameter, envrijwel
nietsvoor
het resterende hout.Als
men dezeprijs
dan over het totaal omslaat,blijkt
dat de verkopermet
een te lage gemiddelde m8-prijs ge-noegenmoet
nemen.Hierbij willen
wij
wel de
kanttekening maken,dat
dit
toch duidelijk
een gevolgis
zowelvan
een teklein
aanbod alsvan
een onbekendheidmet
de houtmarkt;dit
betekent namelijk dat de verkoper geen begrip van sofiimenten heeft, maar deze bovendien doorhet kleine
houtkwantum dathij
aanbiedtniet
afzonderlijk kan verkopen.Hier
lijkt
ons dus de oorzaak meerbij
de verkoper danbij
de koper te liggen. Verderwijst
het Duitse blad
erop
dat vele houtkopers een tegroot
aanboCvan popuiierehout als
argumentgebruiken
om daarmee Iage pnjzen te kunnen bedingen.Het
blad achtdit
eenonjuiste voorstelling van
zaken;men meent namelijk
dat
er eerder eentekort
aan zwaar populierehout bestaat.Ons inziens echter moet men
dit
meer genuanceerd zien; inder-daad zouden, o.a.in
de fineer- en emballage-industie, nog steedsgoede mogelijkheden kunnen worden gevonden om behoorlijke hoeveelheden populierehout
af
te
zetten.Maar
danmoet
menwel
denken aan continue
leveringsmogelijkhedenvaÍr
zv.raÍe stammenvan
uitstekendekwaliiett;
dan moetmen
zekerniet
denken aan diameters(op
borsthoogte) van40 cm
en minder, en ookniet
aan stammen die door slechte snoeiof
slechte vormnog meer
aan vraardevoor
bovengenoemde industrieën ver-liezen.Ook hier
ligt
eenfout bij
de telers,die
onvoldoende of veelalin
het geheelniet op
de hoogtezijn
van de eisen van de industrie en er daardoor uiteraardook te weinig
rekening mee houdenbij
de wijze waarop ze populieren telen.Desondanks
willen
wij
de
tendensvan het Duitse artikel
ookvoor
Nederland overnemen, doorer
bij
de populierentelers op aan te dringen:1)
Zoveel mogelijk
gezamenlijktot grotere houwerkopen
te geraken.2)
Zich
terdegeop
de hoogte te stellen van de mogelijkheden ten aanzien van afzet enprijs
van het hout.3)
Zích
te wendentot
deskundige, betrouwbare houtkopers en het hout niet te verkopen aan gelegenheidshandelaren.Ter
illustratie vanhet feit
dat ookin
Nederland op het gebiedvan de
populierehouthandel misstanden voorkomen,kan
het volgende merkwaardige maaÍwerkelijk
gebeurde verhaal die-nen.Een gemeente, die
wij
gemakshalve gemeenteX
zullen noemen, moest enkele populierenlanen vellen.Het ging
grotendeels om zware stammen.Het betrof
verscheidene honderdenms
hout.De
gemeenteX
kreeg bezoek van ,,houthandelaar"A,
die
zichbeteid
verklaardede
stammente
vellen indien
hij
f
4.000 kreeg toebetaald!Gemeente
X
vond
dit
een
te
nadelige
zaak.Daarna kwam
,,houthandelaar"B
bij
deze gemeente, enbood
aan, de bomen ,,opte ruimen" indien hij
/
2.000 kreeg toebetaald.Het
is onsniet
bekendoÍ A
enB
kontakt met elkaar hadden, maar beiden voerden als argument de onverkoopbaarheid van populierehout aan.De
gemeente vergeleekdit
aanbod vanB met het
aanbod vanA,
dachtop
deze wijzeÍ
2.000 te verdienen, en gunde hethout
aanB, die
dusï
2.000 toekreeg.Zowel
A
als B waren gelegenheidshoutkopers,die hun
hoofdberoepin
een
andere sektor uitoefenden. ,,Houthandelaar" Bging
vervolgens naar eengoed
bekend staande houthandelaarC
en verkocht hem
het staandehout voor
Í
8.000! HouthandelaarC
velde debeplan-ting
en verkocht de zware onderstammen aan houthandelaar D. Deze exporteerde ze naar eenniet
nader te noemen land,waar-mee duidelijk
mag
zijn
dat de bomen van
goedekwaliteit
moetenzijn
geweest.Tot
zover dezehistorie die hopelijk
een zeldzaam en extreem gevalbereft,
maar die toch een les inhoudt.Doordat
gemeenteX
niet van de
populierehoutmarktop
dehoogte was en onder de
indruk
kwam van her argument van de houtkopersÁ
enB
dat populierehour momenteelniet
verkoop-baar is, heeftzij
een verlies geleden vanI
10.000; enkele hout-koperszijn
gesteundin
hun minder
plezierigepraktijken;
de goede naamvan de bonafide
houthandelis
aangetast;en
de animo om populieren te planten zalbij
de betreffendegemeen-te niet
groot meer zijn.
Nogmaals,het betreft
misschien eenextreem geval. Maar dergelijke voorvallen,
zij het in war
,,mil-dere"vorm,
zallen zích vaker voordoen naarmate de onrust opde houtmarkt
toeneemt.En
daaromwillen
wij
nogmaals her-halen: Laat men toch meer naar concentratiebij
het houtaanbod streven; laat men meer omvoorlichting
over de houtmarkt vra-genbij
de grote
voodichtende bosbouwinstantiesin
ons land (diehier
een nog onvoldoende begrepen taak hebben!);
en laat men zich voorzijn
houwerkoop richtentot
deskundigg ervaren en goed met demarkt
bekend zijnde houtkopers, die het belanginzien van
eenblijvende
goede naambij
de houtproducenten enbij
de uiteindelijke houtafnemers.,,Midden-DelÍland"
Ontutikkelingsplan. aoor de open
ruimte
Hoewel
in
ons gehele land deruimte
een kostbaar goed gewor-den is, geldtdit
wel het sterkst voor het gebied van de RandstadHolland. Door grote bevolkingsui$reiding,
bebouwingen
in-dustrialisatiewordt
zoveel aanspraakop
de beschikbare ruimte aldaar gemaakt, dat dezeop
zeer weloverwogenwijze
zalmoe-ten worden
ingedeeldom
onherstelbare schendingenvan
deleefbaarheid
van
de Randstadte
voorkomen.Dit
betekent datde
thansnog
bestaande openruimten
tussende
steden alleenmet
gedegen bestemmingsplannenkunnen worden
ingericht voor een zo veelzljdig mogelijk gebruik met behoud van waarde voor de toeÍ<omst.ge-35 legen
in
de driehoek Rotterdam-Delft-Maassluis.Men kan
hiernu
inderdaadnog van ruimte
spreken,maat
dezedreigt te
worden verslonden door stadsuirbreidingen, wegenbouw ennrin-bouw
onder glas. Teneinde eenplan voor
deontwikkeling
enhet gebruik van het gebied re onrwerpen dat ook garanries zou
kunnen bieden
voor
blijvende
bruikbaarheid,is
in
1963
aan-gevangen met bestudering der problemenin commissieverband.
Nu,
vijf
jaar
Iater,is
door de Stichting
,,OnderzoekMidden-Delfland"
een rapporrin de openbaarheid gebracht,
dat op welzeer duidelijke wijze de problemen en de mogelijke oplossingen
van
ruimtebestedinglaat
zien.Het
,,rapport
in
hoofdlijnen"steunt op een documentatie van acht deelrapporten, die elk ver-schillende facetten van de plannen behandelen.
In
eenuitmun-tend
verzorgdeuiwoering
worden
de
lezer overzichtelijk de
aspectenvan indeling en inrichting,
landschapen recrearie,
land- en tuinbouw, waterhuishouding, bodemopbouw en
specie-winning
en tenslottedie
van bestuurlijke, financiële en sociale aard uiteengezet.Herstrucrurering
van het
landschap,het
wegenparroofl, dewa-terhuishouding, de bedrijven
en
de bodemis
noodzakelijk om de openruimte
een blijvende optimale waarde re geven voor de stedelingen en de bewoners van de streek.Op
kortetermijn
zal begonnen moeten worden met deinrichting
om het gebied ookals bufferzóne voldoende tegenwicht te geven tegen de aan de
rand verrijzende stadswijken.
Dit
geldt met
name voor deaan-leg van
beplantingen,die
immers veel meertijd behoeven
om eenredelijke
hoogcete
bereikendan
flatgebouwen. Teneinde een gezondeonrwikkeling
van deze beplantingen te garanderen,zal
veel
aandacht moetenworden
besteed aan de keuze van houtsoorten(warbij
zekerook
aan depopulier
gedacht dientte
worden),
bodemvoorbereidingen aanlegmethoden.
Juist in
deze geiitbaniseerde gebieden kan men zich geen mislukkingenpermitteren. Ontwikkelingen
als
in
Midden-Delfland
vrorden dan ook met de grootste aandacht door verschillendeonderzoek-instanties
in de bosbouw bestudeerd.
Ir. J.
L. GuldemondD. Doom
/
lnsektenaantastingen
van populier en wilE
in
19ó8
')
Itbon
Schade door insekten aan populieren en
wilgen
wasin
1968in
het algemeen van minder betekenis dan
in
1967.Zo namen
de aantastingen door de satijnvlinder (Leucoma. salicis)in de
popu-lierenculruur
zuidelijk van de
grote
rivieren duidelijk
af. In
Oostelijk
Flevolanden
bij
Scheemdakwam
echternog
kaal-vreterij voor. De
houtboorders Saperda carcbar'ias en Cossus cossus blljvenvooral
in
het
oostelijk
deelvan
Noord-Brabant zotgetr baren, evenalsplaatselijk
in
de
Betuwe
in
weg- en
grensbeplantingen.De
gatenin stammen, gemaakt
door delar-ven van de
grote
populiereboktor, bevorderen bovendien de schadeals gevolg
van het
secundairopteden van de
wilge-houtrups. Dergelijke bomendie
dan een groot gevaar voor het wegverkeer betekenen, dienenonmiddellijk
te
worden geveld.In
de wegbeplantingenmet wilgen
ootstaan z.g. Cossus-bomenvoornamelijk
doordathet
wegverkeerde
bastvan
die bomen
tevoren ernstig heeft beschadigd. Daarnaast
zijn
door bliksem-inslag getroffen bomen ookin een enkel geval als Cossus-boom
waargenomen.In
de populierenculruur treedtde satijnvlinder
plaatselijk nogactief op.
Zoals hiervoren reedsis
vermeld,zijn
bomenkaal-gevreten geweest
in
het
populierenbosbij
Roggebotsluis on-danks hetfeit
dat men er metArkotine
(DDT)
heeft bestreden.Er
kondenduidelijk
banen kaalgevreten bomen worden waar-genomen, zodat mag worden veronderstelddat het
insekticideniet
gelijkmatig over
het
gebied verspreid
is
geweest.Bij
Scheemda enZuidbroek
stondende
populieren
in
eenweg-beplanting opnieuw
kaal. I7interbestrijdingsproevenzullen
erin
overlegmet
ons door
de
Rijkswaterstaat omstreeks maartworden toegepast.
Bij
Roermond, Hedel,Elst
en \Toensdrecht waren de aantastingenin graden
variërend tussenlicht
en matigte
kwalificeren.
TussenBergeijk
en
het
Belgische Lommel, alwaarin de
periode 1959tot
1963 een plaag heerstedie
zichtoen
in
noordelijkerichting
tot
de bossen rondBoxtel
en Bestheeft uitgestrekt,
is
opnieuw
een verhoogdepopulatie
waar-genomen.Men
dient er rekening mee re houden dat het boven-genoemd gebiedin
1969(na
10 jaren dus) opnieuw binnen de aantastingssfeervan
de satijnvlinder
kan geraken.
-
De
grote populierebok tot
( S apeda
carc hniat
)
veroorzaakte ernsrigescha-de
aaneen
wegbeplantingbij
Beersen
in
een weggedeelte tussenVinssen
en Bergharen.In beide genoemde beplantingen
komen
hier
en daar tevens aantastingen door de wilgehoutrups(Cossus cotsus) voor.
Van
matige
betekenis warende
aanras-tingen
door de grote boktor o.a. bij Houten, Duiven en Geffen,Foto