• No results found

De onontkoom- baarheid van de

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De onontkoom- baarheid van de "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

t hij tus- ieke rke-

een het . Ze 1ent .oek wa-

ou- he- 1ze, ven :co- wat tpa-

be- eeft ge- ' de

zij teit van nee van :er-

s &.o 6 2ooo

Bij het doornemen van de handelingen van de parlementaire versie van het Scheffer-debat wordt de lezer getroffen door een verpletterende consensus in de Tweede Kamer: aile fracties willen dat het kabinet zich inspant om de wachtlijsten voor taalcursussen weg te werken, aile frac- ties benadrukken dat er moet worden gei'nvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs, dater nog vee! krachtsinspanningen moeten worden ge- leverd om allochtonen aan een baan te helpen en dater in het algemeen overal schepjes bovenop moeten. Het enige voorstel dat als verder- strekkend idee kan worden bestempeld is afkomstig van de s P. Deze partij pleit al jaren voor een spreidingsbeleid. Zowel wijken als scholen behoren etnisch-cultureel gemengd te zijn, vindt des Pen een kind kan zien dat deze partij daarmee een redelijk punt te pakken heeft. Het is moeilijk Nederlands leren in een klas waar de docent de enige is die die taal fatsoenlijk spreekt en het is lastig de motivatie op te brengen voor een cursus Nederlands als je in jouw wijk uitstekend kunt functioneren in het Turks. Spreiding is een heel voor de hand liggende oplossing eh over de mate van dwang of drang kun je vervolgens discussieren: ver- huispremies, schoolbusjes, indringende gesprekken, er zijn allerlei gradaties denkbaar. De vraag is waarom geen enkele andere partij daar- over serieus met des Pin debat wil (we herinneren ons nog staatssecre- taris Adelmund die de arme Agnes Kant toebeet dat zij nu al drie keer was klaargekomen op dit onderwerp). Proberen wij eens een paar mo- gelijke verklaringen:

- De meeste politici denken dat allochtonen het liefst bij elkaar wonen in speciale wijken en dat zij hun kinderen graag naar zwarte scholen sturen. Politici willen deze wens respecteren. Opinie-on- derzoek geeft aan dat allochtonen bij voorkeur in gemengde wijken wonen, maar politici menen dat de werkelijke preferenties van mensen kunnen worden afgeleid uit feitelijk gedrag. Als er de facto sprake is van segregatie dan is dat wat men eigenlijk wil.

- Politici denken dat zelfs een spreidingsbeleid zonder dwang in- herent discriminatoir is. Waar zij dat bezwaar bij kwesties als posi- tieve actie op de arbeidsmarkt en verplichte registratie van etniciteit door werkgevers hebben weten te overwinnen kunnen zij het in dit verband niet van zich afzetten.

- Aile politici, inclusief de paarse hebben een heilig geloof in de vrijheid van onderwijs en zijn bang deze vrijheid aan te tasten. Dat vrijheid van onderwijs in een geseculariseerde samenleving waar scholen veelvuldig van kleur verschieten een andere betekenis heeft gekregen dan vroeger wordt daarbij niet van belang geacht.

- In de grote steden won en zoveel allochtonen dat daar niet meer 'tegenop te spreiden valt'. Politici will en er ook niet aan beginnen in kleinere gemeenten, vanuit een vaag Thorbeckiaanse notie van ge- meentelijke uniformiteit.

- Politici durven het onderwijs niet te confronteren met een sprei- dingsbeleidsplan, omdat zij beseffen dat het onderwijsveld aller- gisch is voor plannen.

lk weet niet welk van deze verklaringen klopt, maar ik zou dat graag eens van politici horen en ik denk Jan Marijnissen ook.

Waarom politici niet spreken

over spreidings-

beleid

MARGO TRAPPENBURG Redacteur s &..o

273

(2)
(3)

s &..o 6 2ooo

De onontkoom- baarheid van de

In de meeste Ianden van de Europese Unie zijn sociaal-

'derde weg'

De crisis van de oude weg Het (huidige) begrip 'der- democratische partijen aan

de macht. 1 Ze zwaaien de scepter in I 1 van de I 5 lid- staten (zie tabel I). Deze sociaal-democratische par- tijen regeren aileen (in Groot-Brittannie, Grieken- land, Portugal en Zweden) of in coalities met zeer uit- eenlopende groeperingen, lopend van radicaal links en/ of groen (Denemarken, Duitsland en Frankrijk), liberaal rechts (Nederland), centrum-links (Italie) of zelfs tezamen met zo'n

KEES VAN KERSBERGEN

de weg' werd in I992 al door de politieke adviseurs van Bill Clinton gel an- ceerd, maar tot I 997 dach- ten velen nog dat de soci- aal-democratie niet zozeer een nieuwe weg gevonden had, maar vooral de weg kwijt was. In Engeland waren het bijvoorbeeld juist het wegmoffelen van duidelijke programmapun- ten en het benadrukken van opzettelijk vaag gehouden begrippen als 'modernise- ring' en 'vernieuwing' die In dit artikel wordt de opkomst van de 'derde

wee' geplaatst tegen de achtergrond van de crisis van de sociaal-democratie in de Jaren tachtig.

Vervolgens wordt geprobeerd de kern van de 'derde wee' bloot te leggen en de vraag te beantwoorden in hoeverre deze kern zich verwijdert van de traditionele sociaal-democratie,

zoals critici van linkse snit beweren. Tenslotte geven enkele bevindingen aanleiding tot een paar

kritische kanttekeningen bij het beginseldiscussiestuk 'De rode draden van de

sociaal-democratie'.

beetje het hele politieke spectrum (Belgie en Fin- land). In Ierland, Spanje, Luxemburg en natuurlijk sinds kort ook Oostenrijk zitten de sociaal-democra- ten in de oppositie.

De partijen hebben niet aileen de macht heroverd, maar lijken - na een periode van neo-liberale en conservatieve dominantie - ook het politiek initia- tief weer naar zich toe te trekken. De veronderstel- ling is nog niet zo gek dat de sociaal-democratie in West-Europa aan het begin van de eenentwinstigste eeuw- met de 'derde weg' als haar leus- het ideo- logisch zelfvertrouwen heeft teruggevonden. Dat is des te opmerkelijker als men bedenkt dat men tot voor kort in brede kring nog sprak van de defmitieve overwinning van het neo-liberalisme en het einde van de sociaal-democratie. 2 Maken we inderdaad een 'magische' wederopstanding van de sociaal-de- mocratie mee? En zo ja, is de 'derde weg' werkelijk een nieuwe politieke uitwerking van de sociaal-de- mocratische beginselen? Of is er- ondanks aile re- toriek- niets nieuws onder de zon? Of erger nog, is de 'derde weg' vooral een buiging naar het neo-libe- ralisme, verhuld in de slimme, maar lege 'reclame- taal' ten behoeve van verkiezingen?

de voorwaarden vormden voor de verkiezingsover- winning van New Labour. En in Frankrijk waren het in

I 997 de impopulariteit van de bezuinigingen en de electorale belofte dit beleid te staken die gunstig hie- ken voor de socialisten. Vergeet ookniet dat in I 997 in Duitsland de conflicten rondom het leiderschap en de interne ideologische tegenstellingen binnen des Po de positie van de partij nog zwaar onder druk zetten. Natuurlijk zijn er ook altijd onverbeterlijke optimisten geweest die alternatieven aanboden. 3 De meeste mensen concludeerden echter dat er onte- genzeglijk sprake was van een onderliggende poli- tiek-ideologische crisis die ook het beleid deed zwalken. Sommige partijen bleven hun verankering in de arbeidersklasse benadrukken, trokken de ban- den met de vakbeweging aan en formuleerden de verdediging van de gevestigde welvaartsstaat als het centrale politieke doe!. Andere partijen leken te zwichten voor het neo-liberalisme.

Kortom, niets wees op een waarlijke herrijzenis van de sociaal-democratie in West-Europa. En niets wees erop dat er een coherente politieke ideologie in de maak was met een hieraan gekoppeld pro- gramma van actie voor de korte en middellange ter- mijn. De essentiele verschillen met andere politieke

(4)

r~ I

s &..o 6 2ooo

I

276

I

bewegingen, in het bijzonder het neo-liberalisme, nog, welvaartsstaat en sociaal-democratie werden waren onduidelijk. Het zicht op een structurele ver- nagenoeg inwisselbare begrippen. Door voor zowel betering van de machtsvorming was beperkt en de de traditionele achterban van arbeiders als voor de

I

sociaal-democratische ideologie leek niet dieper te middenklasse sociale politiek te voeren, kwam er gaan dan voor de verkiezingsstrijd uitgevonden, ta- een politiek vruchtbare en voor de sociaal-democra- melijk loze slogans. Er bestond simpelweg geen co- tie electoraal ook gunstige coalitie tussen beide tot

I herent, sodaal-democratisch programma. stand.

I

De 'derde weg' is het alternatief voor het ver- De historische missie als hervormer en beheer- zorgingsstaatssodalisme van de oude sociaal-demo- der van een gemengde, democratisch-kapitalistische

I cratie en haar gelijkheidsdenken.4 Ooit hood de orde is ergens in de jaren tachtig verdampt. Eerst economische theorie van Keynes een aanlokkelijk ging het vertrouwen in de gemengde economie en fundament voor de politieke ideologie van de sod- het Keynesianisme verloren. Vervolgens kwam de

I aal-democratie. Deze theorie beloofde meer staats- welvaartsstaat onder zware druk te staan en in het invloed op de economie en een voor aile partijen verlengde hiervan moest ook het dominante gelijk- positief compromis tussen de markt en het soda- heidsdenken het veld ruimen. Het intellectuele en lisme. Bovendien gaf zij een economische onderbou- politiek-filosofische overwicht van de sodaal-demo- wing aan het gelijkheidsideaal, omdat een rechtvaar- cratie maakte plaats voor een herlevend liberalisme, diger inkomensverdeling de economische groei ten in het bijzonder in economisch opzicht. Juist van- goede kwam. Rechtvaardig was tegelijk efficient. wege de politieke verbondenheid tussen de sodaal- Keynesiaans economisch beleid garandeerde dat de democratie en de Keynesiaanse welvaartsstaat (in- economie zo doelmatig mogelijk kon functioneren, clusief het gelijkheidsstreven) impliceerde de crisis zodat een positieve uitruil tussen de belangen van van de een de terugval van de ander. De tragiek van werkgevers en werknemers vergemakkelijkt werd. de sodaal-democratie was dat ze haar welslagen niet Ook vormde het Keynesianisme de basis voor de kon verzilveren en slechts de resultaten van haar welvaartsstaat omdat de sodale zekerheid gefinan- falen mocht incasseren. De verworvenheden van de derd kon worden zonder de markteconomie te ver- welvaartsstaat werden als vanzelfsprekend ervaren,

storen. terwijl de uitwassen en (onbedoelde) negatieve ge-

De sodaal-democratie werd daarmee voorvech- volgen de sodaal-democratie in de schoenen wer- ter en hoeder van de sociale democratie. Sterker den geschoven.

TABEL I. DE POSITIE VAN SOCIAAL·DEMOCRATISCHE PARTIJEN IN DE EUROPESE UNIE (MEl 2ooo)

Land Percentaae Reaerins Coalitie ~et

Belgie I9,7 Ja Liberalen, regionalisten, groen

Denemarken 36,o Ja Liberal en

Duitsland 40,9 Ja Groen en

Finland 2 2,9 Ja Conservatieven, links, liberalen, groen

Frankrijk 23,5 Ja Communisten, links, groen

[11 Griekenland 43,8 Ja Aileen

Groot-Brittannie 43,2 Ja Aileen

Ierland I0,4 Nee -

.:

Italie 2 I, I Ja Communisten, links, groen, christen-

.·. democraten, republikeinen, partijlozen

:,, Luxemburg 24,2 Nee -

Nederland 29,0 Ja Liberalen, sodaal-liberalen

Oostenrijk 33,2 Nee -

,I Portugal 44,I Ja Aileen

Spanje 34,I Nee -

Zweden 36,4 Ja Aileen

Bran: Wiifried Derksen's Elections around the World: www.agora.stm.it/ elections/election.htm

I

.u..

(5)

en vel de

er ra- :ot

~r­

he rst en de 1et jk- en

10-

1e,

lll-

al- in- sis -an iet tar de

~n,

•e-' ~r-

1

n

s &_o 6 2ooo

Men zou het nu niet zeggen, maar het gemeen- schappelijk kenmerk van de sociaal-democratische partijen tot enkeJe jaren geleden was ideologische verwarring. Maar heel langzaam rijpte het idee dat vernieuwing van het gedachtengoed onvermijdelijk was. Lange tijd werd echter iedere innovatie van het denken ge'interpreteerd als verrechtsing en als bui-

sche partijen heel wat van het liberale marktdenken expliciet in hun programma's, al dan niet in be- werkte vorm, opgenomen.

Ook de opkomst van nieuwe maatschappelijke vraagstukken en nieuwe politieke strijdpunten stelde de sociaal-democratische partijen voor pro- blemen van ideologische integratie. Zo kwam de ging voor het neo-libera-

lisme. Dat de partijen uit- eindelijk tot nieuwe inzich- ten zijn gekomen, heeft te maken met het feit dat ze ertoe gedwongen werden.

Zo noopte het verlies van kiezers tot vernieu- wing. Verkiezingsneder- lagen roepen niet aileen tactische of campagne- technische vragen op, maar

Als men de programma's en de beleidspraktijk van de sociaal- democratische partijen aan de macht

beziet, moet men overigens constateren dat een ecologisch-sociale

traniformatie tot op heden nergens heift plaatsgevonden.

vraag op, of en hoe de eco- logische kwestie een meer dan marginale plaats kon innemen in het ideologisch profiel. Electorale overwe- gingen voor de korte ter- mijn dwongen onmiddel- lijk tot aanpassing, zeker toen de partijen zich ter lin- kerzijde geconfronteerd zagen met groene partijen.

plaatsen ook strategische thema's als het structurele verlies van een natuurlijke achterban en de identifi- catie van potentieel nieuwe maatschappelijke coali- ties op de interne agenda van partijen. Dit vergt ideologische bijstelling. In eerste instantie.leidde dat overigens hoofdzakelijk tot vernieuwing van de verkiezingsslogans en het gebruik maken van mo- derne communicatie- en campagne-techieken.

Later- meestal nadat de macht heroverd was- vond er ook een meer ideologisch getinte innovatie plaats die doorgaans als legitimatie van het gevoerde beleid dienst deed.

Ook het succes van het neo-liberalisme eiste een antwoord. Enerzijds speelde de uitdaging van het neo-liberalisme intern door, bijvoorbeeld in de con- traverses over de voor- en nadelen van het markt- mechanisme. Anderzijds noodzaakte de neo-liberale voorspoed de sociaal-democratie een veel bredere en scherpere diagnose te stellen van de sociaal-cul- turele context. De aantrekkingskracht van een waarde als individuele prestatie dreigde de vanzelf- sprekendheid van de voor de sociaal-democratie po- litiek essentiele norm van solidariteit verder te on- derrnijnen. Inmiddels hebben de sociaal-democrati-

De buitengewone com- plexiteit van de rnilieukwestie en het enorme belang dat op het spel staat, eisten echter een vergaande omwerking en rnisschien zelfs wei een overstijging van de ideologie van een beweging die van oudsher op econornische groei georienteerd is en sterk pro- ductivistisch dacht. Als men de programma's en de beleidspraktijk van de sociaal-democratische par- tijen aan de macht beziet, moet men overigens con- stateren dat een ecologisch-sociale transformatie tot op heden nergens heeft plaatsgevonden.

Tenslotte beleefden de partijen - onder meer onder invloed van de internationalisering van de econornie- de defmitieve teloorgang van het Key- nesianisme. Daarbij kwam dat de crisis van de wel- vaartsstaat het ideologisch hart van de sociaal-de- mocratie aantastte. Dit bemoeilijkte niet aileen het bewaren van het karakter van brede volkspartij, maar vrat ook de politieke en ideologische samen- hang van de partij-politieke organisatie aan. Het ge- volg was verwarring en interne polarisatie, zeker in die Ianden waar de partijen regeringsverantwoorde- lijkheid droegen. De verwarring kwam tot uitdruk- king in de soms gelijktijdige omarming van tegen- strijdige ideologische principes, van een gematigde

1 Deze tekst is een bewerking van een voordracht gehouden tijdens het PvdA- kennisfestival van 19 februari looo.

and Friedrich Ebert Stiftung,1998, J1.

partijen in gelijke mate typeert.

Het was bijvoorbeeld vee! dominanter in de PvdA dan binnen Labour. Zie Kees van Kersbergen, 'De cultuur van gelijkheid_ De herverdeling van inkomen', in Jan Ramakers e.a., Illusies van Den Uyl? De spreidina van kennis, macht en inkomen, Amsterdam: Het Spinhuis, 1998.

2 Donald Sassoon, 'Fin-de-siecle Socialism. Some Theoretical Reflections', in Rene Cuperus en johannes Kandel (red.), European Social Democracy. Traniformation in Prooress, Amsterdam: Wiardi Beckman Stichting

3 Ralph Miliband, Socialism for a Sceptical Aae, Cambdridge: Polity Press, 1994-; John E. Roemer, Future for Socialism, Cambridge: Harvard University Press, '994-·

4- Het gelijkheidsdenken is overigens niet iets dat aile sociaal-democratische

277

(6)

I I

l it

II

l

I

I

s &..o 6 2ooo

versie van het monetarisme tot en met geradicali- seerde opvattingen over publiek eigendom en ver- hoogde staatsinterventie.

Of de welvaartsstaat nu wel of niet verdedigd moest worden, werd in deze onoverzichtelijke situ- atie steeds onduidelijker. Het groeiend besef dat de internationalisering van de economie en de ver- snelde Europese integratie (in het bijzonder de mo-

ideologie modern is, omdat zij aangepast is aan de nieuwe postindustriele wereld, en sociaal-democra- tisch, omdat zij een moderne invulling geeft van de sociaal-democratische waarden als vrijheid, gelijk- heid en solidariteit. Als men de documenten van de

'derde weg' en de speeches van de sociaal-democra- tische leiders leest, dan valt op dat er van de tirnide, defensieve, beklagenswaardige en gedesillusioneer- netaire eenwording) steeds

klemmender grenzen stel- den aan de ruimte voor tra- ditioneel nationaal beleid, maakte de vraag naar de mogelijkheden tot behoud van de welvaartsstaat niet aileen dringender, maar ook nog eens moeilijker te beantwoorden. Voor Ne- derland kwam daar nog eens bij dat de sociaal-de-

Als men de documenten van de

de houding van enige jaren geleden niet veel meer over 'derde wea' en de speeches van de

sociaal-democratische ]eiders leest, is.

Wat verklaart dat bin- nen enkele jaren de sociaal- democratie het politiek- ideologische initiatief naar zich toe heeft weten te trekken en nu beschikt over een politieke ideologie die misschien niet volstrekt co- dan valt op dat er van de timide,

difensieve, beklaaenswaardiae en aedesillusioneerde houdina van eniae

jaren aeleden niet veel meer over is.

mocraten ergens in het begin van de jaren negentig plotseling ontdekten dat ze tot dan toe een verzor- gingsstaat verdedigd hadden, die ze oorspronkelijk eigenlijk helemaal niet had den gewild.

De nieuwe wes

Verschillende studies in de jaren negentig> conclu- deerden dat de sociaal-democratische partijen van Europa met uitsterven bedreigd werden omdat ze geen passend antwoord konden vinden op de nieuwe politiek-economische condities van het postindus- triele kapitalisme. Men voorspelde electorale en programmatische instabiliteit. En inderdaad, tot een paar jaar geleden was er eigenlijk helemaal geen lijn te ontdekken in de ideologische vernieuwing van de sociaal-democratie in West-Europa. De enige trend die waar te nemen was, betrof de ontwikkeling naar strikt pragmatisch-electorale kaderpartijen die ver- nieuwing zochten in goed klinkende, maar overi- gens loze kreten.

En nu beschikken we dus opeens over de 'derde weg', een slogan die heet te staan voor een in essen- tie door alle sociaal-democratische partijen van Eu- ropa gedeelde nieuwe ideologie. De claim is dat deze

herent6 is, maar toch in ieder geval veel samenhangender en offensiever dan de defensieve verwarring van een paar jaar geleden?

Allereerst betekenden de verkiezingsoverwinnin- gen van de sociaal-democratische partijen in de drie grate Europese democratieen Groot-Brittannie, Duitsland en Frankrijk een stimulans voor het ideo- logisch debat, zowel binnen de partijen als tussen de partijen onderling. Ten tweede hebben de verschil- lende partijen in de eerste helft van de jaren negen- tig bewust pogingen gedaan kennis te mobiliseren door enerzijds expliciet een beroep te doen op par- tij-ideologen en niet-partijgebonden intellectuelen en anderzijds denktanks in te stellen of te versterken metals doel de ideeen-crisis van de jaren tachtig te bezweren. Ten derde heeft er georganiseerde diffu- sie van ideeen plaatsgevonden via de toenemende in- tensiteit van internationale samenwerking, niet ai- leen tussen sociaal-democratische politici, maar ook tussen de denk-tanks van de partijen.

De 'derde wes'

De 'derde weg', die neue Mitte, het radicale centrum:

het zijn drie namen voor de algemene en op een aan- tal pun ten reeds voltooide ideologische transforma-

s Met name Herbert !Gtschelt, The Traniformation if European Social Demo- cracy, Cambridge: Cambridge Univer- sity Press, 1994 en zijn 'European Social Democracy between Political Economy and Electoral Competition', in Herbert !Gtschelt e. a. (red.),

Continui~ and Chanae in Contemporary Capitalism, Cambridge: Cambridge University Press, pp. 3 1 7-45.

auteurs tonen op grond van een politiek-filosofische analyse aan dat de 'derde weg' -filosofie coherenter is dan menigeen veronderstelt.

6 Zie Steve Buckler en David Doliwitz, 'Theorising the Third Way: New Labour and Social Justice', Journal if

Politicalldeoloaies, te verschijnen. De

7 Jos de Beus, 'De Europese sociaal- democratie: politiek zonder vijand', Socialisme &..Democratie, 57, 2ooo, Nr. 1.

(7)

le

l-

Ie le

1-

- ·

r- n :r

1-

l-

,_

1r :e :r ie

)-

n .n 17

l-

ie

)-

le l-

1-

n r- n n :e

I- I-

l- k

1:

I- I-

[ .

s &._n 6 2ooo

tie van de sociaal-democratie in Europa. Wat is denu kern van de 'derde weg'? De kern betreft, zoals Jos de Beus heeft betqogd7, een paging het primaat van de politiek te herstellen, of rnisschien beter: een pa- ging een meer offensief politiek project te formule- ren dat als alternatief kan dienen voor aan de ene kant de mislukte, oude sociaal-democratische poli- tiek met haar onwankelbaar geloof in de staat als centraal politiek instrument, en aan de andere kant het in de jaren tachtig dominante, maar inmiddels tegen de lamp gelopen, brute neo-liberalisme met zijn rotsvaste vertrouwen in de markt. Weliswaar bewandelen de verschillende partijen, afhankelijk van de concrete situatie in hun Landen, verschillende paden, toch lijkt het er op dat die paden- hoe kron- kelig ook-dezelfde richting heengaan. Natuurlijk blijven er grate verschillen bestaan tussen, om de twee uitersten te noemen, de Franse socialisten aan de ene kant en het Britse New Labour van Tony Blair aan de andere kant. Maar toch tekent zich een con- vergentie in denken en handelen af.

De 'derde weg' betekent niet het afscheid van het geloof in de maakbaarheid van de samenleving, maar wei in de overdreven verwachtingen die de sociaal- democratie in de jaren zeventig had van directe staatsinterventie als rniddel om de egalitaire heil- staat te vestigen. De 'derde weg' kan ook niet gelijk gesteld worden met het omarmen van het neo-libe- ralisme. Dat is vooral de te gemakkelijke kritiek op de 'derde weg' van de nee-zeggers, de sociaal- democraten van de oude stempel die sowieso in iedere verandering een verslechtering zien, maar zich nauwelijks werkelijk serieus verdiept hebben in het 'derde weg' -denken. 8 Stel nu dat het waar is dat volledige werkgelegenheid en de (passieve) wel- vaartsstaat niet meer verenigbaar zijn, omdat de be- lastingen en sociale premies die nodig zijn om een dergelijke welvaartsstaat te fmancieren de werkge- legenheidsgroei belemmeren. Wat te doen? Of stel dat het waar is dat wat rechtvaardig is, niet Langer meer efficient is en dat de trade-rjftussen werkgele- genheid en gelijkheid zich heeft verscherpt. Wat

dan? Het zijn deze nieuwe uitdagingen die de oude antwoorden van de sociaal-democratie hebben ach- terhaald en daarmee de noodzaak tot een nieuwe weg hebben gecreeerd. Dat heeft met het buigen voor het neo-liberalisme allemaal niets te maken.

Het verschil tussen de oude en de moderne sociaal- democratie is dan ook niet dat de een de linkse waar- den beschermt en de ander die verkwanselt. De cen- trale stelling van de 'derde weg' -profeten is dater vee! meer ideologische revisie nodig is dan oud links wenst toe te staat, juist om de linkse waarden over- eind te houden.9 Of de 'derde weg' werkelijk het enig mogelijke antwoord is, is een open vraag, maar - gegeven de noodzaak van vernieuwing - wei een die het waard is serieus te bespreken.

Dat geldt ook, of zelfs in het bijzonder voor het manifest van Blair en Schroder, dat in mijn ogen te gemakkelijk wordt afgedaan als aileen maar een be- labberd stuk dat in politiek en intellectueel opzicht te wensen overlaat. I 0 Toegegeven, de verklaring van de twee top-politici is geen hoogtepunt in de ge- schiedenis van het politieke denken, maar het docu- ment bevat wei een aantal opmerkelijke analyses die de aandacht en het debat zeker waard zijn en niet zonder meer van de hand kunnen worden gewezen.

In het bijzonder zou men het stuk kunnen lezen als uitdrukking van de manier waarop de 'nieuwe' soci- aal-democratie haar eigen verleden kritisch evalu- eert door- soms op gechargeerde wijze 1 1 - op een vijftal ernstige gebreken van de 'oude' sociaal-de- mocratie te wijzen:

- De oude sociaal-democratie verwarde sociale rechtvaardigheid met het opleggen van gelijke uitkomsten;

- De oude sociaal-democratie stelde meer so- dale rechtvaardigheid gelijk aan hogere staatsuit- gaven;

- Het geloof van de oude sociaal-democratie dat de staat de schadelijke gevolgen van de te- kortkomingen van de markt moest aanpakken, had tot gevolg dat de overheid veel te veel zaken naar zich toe trok;

8 Het 'manifest de vierde weg' (Renate Bos e.a., 'De vierde weg. Een manifest', Socialisme &_Democratie, 57, 2ooo, Nr. I) is hier een voorbeeld van.

Het schetst een karikaturale tegenstelling tussen individuele verantwoordelijkheid (rechts en slecht) en solidariteit (links en goed). Het teleurstellendste van het manifest is wei dat het werkelijk voor ieder probleem

'de overheid' als oplossing oppert, zelfs waar de overheid zelf het probleem is.

Het komt dan ook niet verder dan de onkritische stelling dat de sociaal- democratie zich moet inzetten voor het behoud van de verzorgingsstaat en die mondiaal moet propageren.

I o Rene Cuperus, 'Het Duitse debat.

Over Schroder, Lafontaine en 'das Papier", Socialisme &._Democratie, 56, I999,Nr.11,p.5II.

11 Zie Paul Kalma, 'De derde weg voorbij. Een commentaar', Socialisme &..

Democratie, 57, 2ooo, Nr. 4· 9 Anthony Giddens, The Third Way and

its Critics, Cambridge: Polity Press 2ooo, p. 29-30

I 2 Jos de Beus, 'De Europese sociaal- democratie: politiek zonder vijand', Socialisme &._Democratie, 57, 2ooo, Nr. 1.

279

(8)

I

I'

I I ill

28o

S 8LD 6 2000

- De oude sociaal-democratie stelde rechten hoven plichten, met alle nadelige gevolgen van- dien;

- De oude sociaal-democratie overschatte het vermogen van' de staat om met precisie-instru- menten economische groei en volledige werkge- legenheid te waarborgen.

Deze kritiek op de oude weg impliceert geenszins dat Blair en Schroder afscheid nemen van de poli- tiek. Zoals Jos de Beus 1 2 terecht opmerkte, is de ge- mene deler van de paden die samen de 'derde weg' vormen (inclusief het stuk dat de Franse socialisten in november 1999 tijdens de socialistische interna- tionale presenteerden) juist te vinden in het streven naar het herstel van het primaat van de politiek.

Maar dat client niet te gebeuren op de oude, inter- ventionistische manier, maar met een nieuwe opvat- ting over de rol van de staat als katalysator van de modernisering. De 'derde weg' benadrukt de posi- tieve rol die een kleine, maar wei sterke staat kan spelen in de stimulering van de zelfstandigheid en zelf-verantwoordelijkheid van individuele burgers in hun onderlinge verbanden. Dit geldt vooral op het terrein van het onderwijs en op het gebied van de ac- tiverende sociale politiek. Daarnaast heeft de staat het initiatiefbij het sluiten van sociale pacten en ver- dragen, zowel op nationaal niveau met belangen- groepen en sociale bewegingen alsop internationaal niveau met andere staten, bijvoorbeeld binnen de Europese Unie.

Sociale investerinasstaat

Giddens, de ideoloog van de Britse 'derde weg', spreekt in dit verband van de sociale investerings- staat, die als belangrijkste taak heeft te zorgen voor de investeringen in het menselijk kapitaal en de so- dale infrastructuur die nodig zijn om een onderne- mende, dynamische en flexibele cultuur te ontwik- kelen. 13 Dit concept is nauw verbonden met een nieuwe invulling van het begrip gelijkheid dat geher- defmieerd wordt in term en van sociale insluiting en burgerschap, dat wil zeggen als de rechten, plichten en kansen van burgers om volwaardig te participe- ren in de samenleving. De 'derde weg' hanteert geen

platte, neo-liberale defmitie van gelijkheid van kan- sen, zoals vaak beweerd wordt, maar bekritiseert wei de overdreven nadruk op de gelijkheid van uit- komsten. '4 Niettemin is het helder dat ook in de analyse van de 'derde weg' -denkers sociaal-econo- mische (inkom ens- )ongelijkheid de mechanism en versterkt die tot sociale uitsluiting leiden en dat de sociaal-democratie het tot haar plicht rekent deze ongelijkheid te bestrijden. De welvaartsstaat speelt hier nog een belangrijke rol. De 'derde weg' -den- kers menen echter dat de huidige, sterk op inko- mensoverdrachten georienteerde welvaartsstaat deze taak maar slecht uitvoert en zelfs - bijvoor- beeld via de armoedeval- uitsluitingsprocessen ver- ergert. Er wordt sterker de nadruk gelegd op het dekken van (nieuwe) risico's dan strikt op (inko- mens-)gelijkheid. Een nieuw accent wordt gelegd op de positieve en stimulerende kanten van het wel- bewust nemen van bepaalde risico's. Dat is bij het ondernemersschap wei helder, maar geldt ook op de arbeidsmarkt, waar sommige banen weliswaar ris- kanter zijn, maar ook bevredigender of meer geld opleveren. Giddens stelt dat de hervorming van de welvaartsstaat het volgende motto moet hebben: 'investment in human capital wherever possible, rather than the direct provision of economic mainte- nance. In place of the welfare state we should put the social investment state, operating in the context of a positive welfare society'. 1 >

Kort samengevat, springen bij de 'derde weg'-ideo- logie de volgende zaken in het oog:

- de herontdekking van de markt als positief te waarderen (en politiek in te zetten) mechanisme van sociaal-economische sturing;

- het streven naar een transformatie van de welvaartsstaat, van een passieve, op het verstrek- ken van uitkeringen gericht, bureaucratisch en gecentraliseerd monster, naar een op maximale participatie, zowel op de arbeidsmarkt als daar- buiten, georienteerde sociale investeringsstaat die macht decentraliseert;

- een heroverweging van het door de oude so- ciaal-democratie gekoesterde gelijkheidsideaal, van gelijkheid van uitkomsten, in het bijzonder

13 Anthony Giddens, The Third Way, Cambridge: Polity Press, 1998.

voorbij', Socialisme &..Democratie, <;7, 2ooo, Nr. 4, p. 173.

convergentie, meningsverschillen en gemeenschappelijke vragen, in Frans Becker e.a. (red.), Hedendaaas Kapitalisme, twintiaste jaarboek voor het democratisch socialisme, Amsterdam:

14 Dit geldt overigens meer voor de continentale sociaal-democratie dan voor de Britse.

Zie David Marquand, 'De derde weg

1 <; Giddens, The Third Way, p. 1 r 7 (nadruk in origineel).

1 6 Frank Vandenbroucke, 'De nieuwe

weg van de sociaal-democratie: De Arbeiderspers, 1 9 9 9.

I

(9)

n- rt it-

~e 0-

~n

~e

ze

~It n- o- .at r- r- et o-

7d

~

!l- et

~e .S-

Jd :le

n:

e, e- ile

fa

0-

te

ie k-

~n

le r- at

::>-

J, er

s &...o 6 2ooo

inkomensnivellering, naar gelijkheid van hulp- bronnen en kansen en gelijkheid als sociale in- sluiting;

- het opnieuw overdenken van de waarde van solidariteit in termen van een balans tussen rech- ten en plichten die geld en voor iedere burger;

- een heroverweging van de electorale en poli- tieke coalities, zowel binnenlands als buiten- lands, zowel politiek als economisch, die het draagvlak voor het derde-weg beleid dienen te vormen en de sociaal-democratie in de eenen- twintigste eeuw een nieuwe kans op machtsvor- ming bieden.

Volgens Frank Vandenbroucke zijn er vele uitgangs- punten, waarover de Europese sociaal-democraten het- ondanks alle verschillen- eens zijn, waarbij de omvorming van de passieve welvaartsstaat tot een

De rode draden

Hoe verhoudt zich het rapport van de PvdA-com- missie Beginselen, getiteld De rode draden van de soci- aal-democratie tot de 'derde weg'? Mijn stelling is dat de ontwikkeling van de sociaal-democratische be- ginselen van de PvdA in hoge mate in de pas loopt met de 'derde weg', maar op een punt wei radicaal, maar nodeloos 'postmodern', vaag of onbegrijpelijk is, en op een ander punt niet radicaal genoeg is. Ge- geven het hierboven geformuleerde politieke pro- ject van de 'derde weg', beperk ik me tot wat het rapport over de (welvaarts-)staat zegt.

Vanuit een 'derde weg' -achtige kritiek op het overdreven geloof in de interventiestaat en de maak- baarheid van de samenleving, pleit het rapport voor een herdefinitie van de verhouding tussen burger, staat en samenleving in termen van een sterk publiek domein. Die passages in het rapport suggereren veel activerende welvaartsstaat,

die ook in staat is nieuwe ri- sico's te dekken, centraal staat. 16 De beleidsvoor- stellen van de 'derde weg' zijn hiermee in overeen- stemming. Het gaat bij- voorbeeld om belasting- hervorming gericht op een verlaging van inkomsten- belasting enter stimulering van werk genererende in- vesteringen, een 'linkse'

Mijn stelling is dat 'de rode draden' hier te conservatiif en te Hollands is

en vasthoudt aan een passieve welvaartsstaat die op termijn te duur

en in zijn consequenties asociaal is, omdat hij veel te veel mensen uitsluit van actieve deelname aan

de samenleving

inhoud, maar blinken niet uit in helderheid. 'Het pu- bliek domein staat voor een openbare sfeer in de sa- menleving waar menings- vorming plaatsvindt'. Het is een 'cultureel-politiek verband', waarbij de cultu- rele waarde ligt in de kwali- teit van de interacties. 'Pu- bliek domein is de eigen- tijdse invulling van een cul-

macro-economische aanbodpolitiek onder condities van een evenwichtige begroting en verlaging van de staatsschuld, actieve arbeidsmarktpolititiek, de her- vorming van de de-activerende aspecten van de so- dale zekerheid en de flexibilisering van de arbeids- markt.

Het politieke project van de nieuwe sociaal-de- mocratie zou als vo}gt kort kunnen worden Sanilen- gevat. Nieuwe coalities zijn nodig om tot een om- vorming van de welvaartsstaat te komen. Zo'n transformatie is broodnodig, ten eerste om de markt te kunnen inzetten voor de sociale doelstel- ling van insluiting en ten tweede om nieuwe kiezers- groepen te mobiliseren, met name onder de groei- ende groep van flex-werkers en de nieuwe groepen kiezers die in de dienstensector werkzaam zijn. Het nieuwe electorale appel van de 'derde weg' is op zijn beurt weer nodig ter legitimering en mobilisering van deze nieuwe coalitie die de transformatie van de welvaartsstaat moet steunen.

tuurpolitiek waarbij pu- bliek domein aan de ene kant een 'verzameling' of 'collectie' is: van ontmoetingsplekken, openbare ruimtes en landschap pen; en aan de andere kant een voortdurende discussie over de waarde van deze ge- meenschappelijkheid veronderstelt. Een politiek ten gunste van een vitaal publiek domein richt zich niet aileen op de kwaliteit van de publieke dienstver- lening maar schept vooral ook de mogelijkheden om de kwaliteit en inhoud van het publiek domein steeds opnieuw te kunnen bespreken. Het is een vorm van culturele democratie' (p. 25).

Mijn grootste bezwaren tegen het publiek do- mein zoals dit nu in het rapport beschreven wordt zijn, ten eerste, dat het een alternatief voor de oude - en terecht bekritiseerde - staatsopvatting van de sociaal-democratie claimt te zijn, maar dat in feite niet is en dat, ten tweede, juist de centrale plaats die toegekend wordt aan het publiek domein als concept de uitwerking van een nieuwe, coherente visie op de staat (bijvoorbeeld de kleine, maar sterke en active-

281

(10)

r -

282

,J

i

1·.

s &t.o 6 2ooo

rende staat) in de weg staat. Het kan zijn dat men op het verkeerde been wordt gezet doordat de intro- ductie van het publiek domein ingekaderd is in de kritiek op het maakbaarheidsgeloof, de centraal stu- rende staat en de verplaatsing van de politiek en dat het concept vooral bedoeld is als aanvulling op, in plaats van een alternatief voor het staatsbegrip. Maar als het expliciete uitgangspunt van het rapport is dat de staat niet meer het centrum is van de verhouding tussen burger, staat en samenleving en dater daarom een alternatief voor de staat moet zijn, dan ligt de kiem van het eventuele misverstand in het rapport zelf. De consequenties van de redenering zijn name- lijk dat een sterk publiek domein het politieke cen- trum dat ooit de staat was, moet overnemen en dat de overheid een faciliterende en bewakende rol moet krijgen. Vervolgens wordt eigenlijk aileen nog maar de gedachte van het publiek domein verder ontwikkeld en treft men nergens een coherente visie op de rol van de staat, bijvoorbeeld als actieve wel- vaartsstaat. Dat de rol van de staat is uitgespeeld, is een ernstige misvatting en wat dat betreft biedt de 'derde weg' een veel concreter en zinvoller idee van wat de kleinere, maar sterkere staat is of zou moeten zijn. Tenslotte speelt hier het probleem van de de- mocratische controle op 'domeinen', die uit post- moderne netwerken bestaan, waarin niemand meer ter verantwoording kan worden geroepen.

Het rapport is op een ander punt niet radicaal ge- noeg, vooral in de manier waarop het het gelijkheids- ideaal tracht te herformuleren en de wijze waarop het een nieuwe visie op de activerende welvaartsstaat beschrijft. Zo stelt het rapport dat de groei-fase van de welvaartsstaat is afgesloten en dat de fase van cre- atief beheer is aangebroken. Dit uitgangspunt lijkt gebaseerd te zijn op een onderschatting van de nood- zaak van een radicale transformatie van de welvaarts- staat. Mijn stelling is dat 'de rode draden' hier te con- servatief en te Hollands is en vasthoudt aan een pas- sieve welvaartsstaat die op termijn te duur en in zijn consequenties asociaal is, omdat hij veel te veel men- sen uitsluit van actieve deelname aan de samenleving ( dit betreft in het bijzonder, maar niet aileen de ar- beidsmarkt). Het politieke probleem op dit moment is niet het creatiefbeheer van een welvaartsstaat die in principe wei functioneert, maar de noodzakelijke omvorming van een welvaartsstaat die niet opgewas-

sen is tegen de bedreigingen en nieuwe uitdagingen die het gevolg zijn van de revoluties die zich hebben afgespeeld in de internationale economie, de ar- beidsmarkt en de gezinnen. De nieuwe, kennisinten- sieve diensten-economie dreigt nieuwe tegenstellin- gen te creeren of te versterken tussen mensen die wei en die niet beschikken over adequate cognitieve vaardigheden. De nieuwe gezinsstructuren die in toenemende mate afwijken van het kostwinner-ver- zorgers-model, verhogen de kansen op een tweede- ling tussen de gezinnen die wei en die niet in staat zijn voldoende inkomen te genereren in de markt.

Sociale rechtvaardigheid anders gedpnieerd De manier waarop de waarde van gelijkheid in het rapport opnieuw wordt geformuleerd, is wat deze problematiek betreft, niet radicaal genoeg. Terecht wijst het rapport het absolute gelijkheidsbegrip, zoals het in het beginselprograrnma van 1977 stond, af.

Daartegenover staat een interpretatie 'die minder na- druk op details legt; waarin een gelijke toegang totes- sentiele hulpbronnen (waaronder sociale zekerheid, onderwijs, zorg) minstens zo belangrijk is als het cor- rigeren van het koopkrachtplaatje; en waarin gelijkheid op uiteenlopende terreinen niet aan een en hetzelfde criterium wordt afgemeten (complexe gelijkheid).

Aldus wordt het gelijkheidsideaal zo goed mogelijk verzoend met het in een individualistische, multicul- turele samenleving zo belangrijke verschil met de ande- ren (p. 4-6). De hulpbronnengelijkheid moet wei nog gecorrigeerd worden door speciale maatregelen voor zwakke groepen en door te voorkomen dat de inko- mensongelijkheid al te groot wordt.

Deze opvatting is nog te zeer gericht op de be- strijding van de ongelijkheid hier en nu en houdt mogelijk te weinig rekening met de dynamiek van de levenscyclus. Van belang is de herformulering van het gelijkheidsideaal en de kern van wat we onder een sociaal recht verstaan, waarbij in de ultieme ge- lijkheidstoets niet meer de verdeling van inkomen en kansen voor een ieder hier en nu centraal staat, maar veleer de levenskansen bezien over de gehele levensloop. In de woorden van Esping-Andersen:

'Homo socialdemocraticus must be convinced that we cannot aspire for all kinds of equality at once; that some inequalities can be made compatible with some equalities'. '7 Datlijkt op de complexe gelijkheid,

17 Gasta Esping-Andersen, Social Foundations '!fPostindustrial Economies, Oxford: Oxford University Press, 1999, p. 182.

(11)

1

1

1

t

t

s

:r

"

r

t

t

s &...o 6 2ooo

maar client radicaler uitgewerkt te worden. Het im- pliceert bijvoorbeeld dat ongeschoolde banen in de dienstensector of lage lonen niet per defmitie een aantasting van sociale rechten zijn of een bedreiging, op voorwaarde dat ze tijdelijk zijn. Het principe van sociale rechten moet opnieuw gedefinieerd worden in term en van effectieve garanties tegen uitsluiting, als het recht op een tweede, derde, vierde, of vijfde kans, als een vorm van mobiliteitsgarantie bijvoor- beeld via onderwijs en training, kortom als een basisset van effectieve garanties van levenskansen, met behoud van een fatsoenlijke, genereuze sociale bescherming voor wie geen betaalde arbeid kan ver- richten (vanwege ouderdom, ziekte of handicap, of vanwege andere belangrijke verplichtingen in het gezin of in de 'civil society'). Sociale rechtvaardif heid kan dan ook als volgt gedefinieerd worden 1 :

1) een fatsoenlijke baan voor een ieder die kan wer- ken; 2) een adequaat en beschaafd niveau van voor- zieningen voor diegenen die niet (meer) kunnen werken; 3) een hoge mate van gelijkheid van kansen;

4) een beperkte mate van inkomensongelijkheid. In- komensgelijkheid ( een redelijke inkomensverde- ling) is daarbij geen doel op zich, maar blijft wei be- langrijk, omdat deze immers de gelijkheid van kan- sen mede bepaalt en een toets is voor het fatsoenlijke karakter van een baan en het beschaafde niveau van de sociale voorzieningen. Dit omschrijft in rnijn ogen de opvatting van de 'derde weg' en markeert het hemelsbrede verschil met het neo-liberalisme.

KEES VAN KERSBERGEN

Hoogleraar Politicologie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen

18 Met dank aan Peter Hall.

(12)

I I I I

If

I

: I

I

I

I

I

I

i

1\

I

I

. till..

284

s &_o 6 2ooo

Oude en nieuwe

'

rlSlCO S:

In het artikel 'Regeren is achteruitzien' in de Volks- krant van 2o mei 2ooo stel- len Pieter Hilhorst en Hans

De ramp in Enschede

risico's die het product zijn van ons eigen, bewust ge- kozen gedrag. Roken bij- Wansink naar aanleiding

voorbeeld. Volgens Gid- dens is de verzorgingsstaat van de vuurwerkramp in

Enschede dat het nu te ver- wachten beleid van stren-

ROMKE VAN DER VEEN

gericht op het omgaan met externe risico's. Naarmate

gere regulering van dergelijke risico's zinloos is. De auteurs plaatsen hiervoor de ramp in het kader van de theorie van de 'risicomaatschappij' van de Duitse socioloog Ulrich Beck. Centraal in Beck's notie van de risicomaatschappij staat het idee dat de nevenef- fecten van de instituties van de moderne samenle- ving tegenwoordig zo groot zijn geworden dat zij de bedoelde effecten gaan overheersen. Bijvoorbeeld de milieurisico's van moderne technologieen als kernenergie. Vergelijkbare processen kunnen zich ook voordoen bij sociale instituties, denk bijvoor- beeld aan de WAO. Vanwege de dominantie van ne- veneffecten, Beck spreekt over reflexiviteit, neemt de beheersbaarheid van risico's af. Waar er in een eerste fase van modernisering sprake was van toene- mende mogelijkheden tot beheersing - technolo- gisch, sociaal, politiek- is er in de huidige fase van riflexieve moderniserinB juist sprake van afnemende mogelijkheden tot beheersing. Dit noopt tot een an- dere politiek, een politiek van bezinning en behoed- zaamheid, niet tot het vertoon van spierballen.

Beck's ideeen over de risicomaatschappij liggen mede ten grondslag aan het zich vormende gedach- tengoed van de derde wea, bijvoorbeeld uitgewerkt door Anthony Giddens. Bij Giddens heeft het begrip reflexiviteit een andere betekenis dan bij Beck. Re- flexiviteit staat voor het gebruik van kennis in sociaal handelen, het maken van bewuste keuzen. Reflexi- viteit staat tegenover traditioneel handelen: het min of meer onbewust, ongereflecteerd sociaal hande- len. Toenemende reflexiviteit impliceert volgens Giddens dat risico's steeds vaker een 'intern' karak- ter krijgen. Externe risico's zijn zaken die ons dom- weg overkomen, die we niet kunnen be'invloeden.

Natuurrampen bijvoorbeeld. Interne risico's zijn

risico's een meer intern ka- rakter krijgen, zijn de arrangementen van de verzor- gingsstaat echter minder geschikt om ze te bestrij- den.

De verleiding is groot om het gedachtengoed van de risicomaatschappij los te Iaten op de vuurwer- kramp in Enschede, zoals Hilhorst en Wansink en ook anderen hebben gedaan. De vraag is echter of dat te- recht en verstandig is. Laten we om deze vraag te be- antwoorden eerst nader kijken naar het risicobegrip.

Externe risico's zijn van aile tijden, maar het zijn niet de risico's waar de verzorgingsstaat ons tegen beschermt. De verzorgingsstaat beschermt juist tegen de risico's die het product zijn van het mo- derne samenleven en produceren. Bijvoorbeeld al- lerlei volksgezondheidsarrangementen die bescher- men tegen het risico van ziekten en epidimieen die het resultaat zijn van verstedelijking. Of een arbeids- ongeschiktheidsverzekering die beschermt tegen het risico van een arbeidsongeval ten gevolge van moderne productiemethoden. Dergelijke risico's zijn niet extern, maar evenmin intern. Epidemieen en arbeidsongevallen zijn het product van mense- lijke instituties - de stad, de fabriek- en in zoverre man made. Ze zijn echter niet het product van be- wuste individuele keuzes en evenmin is er sprake van een toenemende dominantie van neveneffecten. De risico's waar de verzorgingsstaat ons tegen be- schermt zou ik willen typeren als institutionele risi- co's. Institutionele risico's kunnen interne of re- flexieve risico's worden wanneer de keuzes van indi- viduen in toenemende mate van invloed zijn op het risico of wanneer neveneffecten gaan domineren.

Wanneer bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid in toenemende mate mede het product wordt van de wijze waarop mensen hun Ieven inrichten- bijvoor-

(13)

jn e- ij- :i- at et te a- r- ij-

e- e-

jn

~n

.st

0-

Ll-

T-

ie s-

~n

m

•'s

~n e- re e- m )e

e-

;i- e-

li- et n.

in :le r-

s &_o 6 2ooo

beeld stress ten gevolge van dubbele belasting - is sprake van een verschuiving in de richting van een intern of reflexief risico.

In de moderne samenleving zijn risico's meer en meer een mengsel aan het worden van externe, in- stitutionele en reflexieve risico's. De verschuiving in de richting van toenemende reflexiviteit is een pro- duct van toenemende keuzevijheid. Emancipatie, individualisering en mondialisering zorgen voor een verruiming van de keuzevrijheid, ruet aileen voor individuen, maar ook voor bijvoorbeeld bedrijven.

Dit is de betekerus die Giddens toekent aan het be- grip reflexiviteit. Wanneer deze processen vervol- gens resulteren in een sterke toename van nevenef- fecten van bestaande instituties komt Beck's defmi- tie van reflexiviteit in zicht.

De kern van het risicobegrip van Giddens en Beck is onbeheersbaarheid. Dit impliceert volgens heiden het onvermogen van de overheid richting te geven aan het maatschappelijk verkeer. De overheid ontbeert hiervoor de noodzakelijke informatie en is niet meer het zenuwcentrum van de samenleving.

'Co-productie' van beleid is noodzakelijk en 'inter- actief bestuur' onvermijdelijk. De overheid is slechts een van de actoren die richting geeft aan de maatschappij en is voor het bereiken van haar doelen in hoge mate afhankelijk van anderen.

De analyses van Giddens en Beck zijn zonder meer uitdagend maar wanneer onnadenkend toege- past, worden zij als vuurwerk in de handen van kin- deren: het schiet aile kanten op maar slechts bij toe- val de gewenste en het risico van ongevallen is groot.

Een zorgvuldig gebruik van de notie van de risico- maatschappij vereist allereerst een zorgvuldige ana- lyse van het risico waar we over spreken. Bij een deel van de moderne technologische, sociale en econo- mische risico's lijkt het mij verdedigbaar te spreken over toenemende reflexiviteit. Maar is - voorzover wij nu weten - de vuurwerkramp zoals die zich in Enschede heeft voltrokken illustratief voor de risi- co's waarover Giddens en Beck schrijven? Een der-

gelijke stelling lijkt mij onverdedigbaar. De ramp in Enschede vertoont vee! meer overeenkomsten met de klassieke, oude risico's van de industriele maat- schappij. Risko's die, hoe klein ook, het onvermij- delijke bijproduct zijn van industriele productie- methoden. De geschiedenis he eft ons geleerd dat het verstandig en mogelijk is deze risico's te beperken en vooraf maatregelen te treffen om de kans dat ze zich daadwerkelijk voordoen zo klein mogelijk te maken. Regeren blijft dan dus vooruitzien. Met goede regelgeving en een nauwgezette implementatie zijn deze risico's niet te voorkomen, maar kan de kans op ongelukken wel degelijk verkleind worden.

Het gedachtengoed van de risicomaatschappij wordt vuurwerk in de handen van kinderen wanneer zij wordt toegepast op risico 's die zich daar ruet voor len en. De conclusie dat de overheid vooral haar han- den terug moet trekken en het irutiatief meer moet overlaten aan de markt en het eigen irutiatief van burgers lijkt mij, toegepast op de ramp in Enschede, onverantwoord.

Het gebeuren in Enschede- wederom: voorzo- ver nu bekend - illustreert voor mij vee! meer de keerzijde van de Nederlandse traditie van gedogen en onderhandelen. Een traditie die kan leiden tot een lankmoedige uitvoering van wet- en regelgeving en tot een gebrekkig toezicht. Soms is een dergelijke aanpak wellicht verstandig en draagt zij bij aan de flexibiliteit en responsiviteit van een bureaucrati- sche uitvoering. In andere gevallen, zoals bijvoor- beeld bij de productie en verwerking van gevaarlijke stoffen, is het verstandiger wet- en regelgeving stringent toe te passen. Hiermee worden risico's ruet tot nul gereduceerd en zijn rampen dus ruet uit- gesloten, maar wordt wel een zekere lankmoedig- heid bij zowel de uitvoerder van de betreffende wet- en regelgeving als bij de mensen die met de gevaar- lijke stoffen werken tegengegaan.

ROMKE VAN DER VEEN

Hoogleraar Bestuurskunde Universiteit Twente

(14)

i

286

I I

li

:r

I~

lrl I au.

s &..o 6 2ooo

Multicultureel burgerschap avant-la-lettre

De betekenis van

Blijft Europa een Europe des patries, of moeten we toch op weg naar een United Sta- tes

if

Europe?' Blijven de lid- staten bestaan als quasi- soevereine politieke eenhe- den of moeten we werken aan een Europese Federatie met een Europese grand- wet? Het laatste is voorge- steld door de Duitse minis- ter van buitenlandse zaken Joschka Fischer in zijn ge- ruchtmakende toespraak aan de Berlijnse Humboldt Universiteit. 2 Door het sinds lange tijd in onbruik geraakte f-woord ('federa- tie') weer in de mond te nemen heeft Fischer de

Karl Renner voor actuele Europese

dilemma's

eigenheid en waken over onze quasi-soevereiniteit.

Zie hier het dilemma van de Europese integratie.

Toch moet het mogelijk zijn dit dilemma te overstij- gen en een model te vinden dat zowel ruimte biedt aan politieke en econornische eenheid als aan culturele verscheidenheid. Een inte- ressant vertrekpunt voor zo 'n zoektocht is het model van 'organisch federalisme' van de Oostenrijkse soci- aal-democraat Dr. Karl Renner (I 870-I 950 ).

MAARTEN VINK

handschoen opgenomen om het gevecht aan te gaan met de wijdverbreide Eu- rosclerose. Hij reageert

In dit artikel zal eerst worden inaeaaan op de historische context waarin de Oostenrijkse sociaal-democraat Karl Renner destijds zijn

intearatiemodel voor de veelvolkerenstaat Oostenrijk-Honaarije jormuleerde, vervolaens op

het model ze!f, en tenslotte zal worden aanaeaeven wat de actuele betekenis van Renners

model kan zijn voor het proces van Europese

Karl Renner

Karl Renner was tijdens de eerste helft van de twintig- ste eeuw een van de lei- dende figuren binnen de Oostenrijkse sociaal-de- intearatie.

hiermee ook indirect op Comrnissievoorzitter Pro- di's klacht dat de Europese !eiders een gebrek aan visie vertonen.

Het dilemma van het proces van Europese inte- gratie is al jaren hetzelfde. Het is economisch beter om in Europa een aantal zaken gezamenlijk te rege- len. Sam en staan we sterker tegenover de Verenigde Staten en Japan. Bovendien zijn allerhande grenzen, verschillende maatstaven en monopolies erg ineffi- cient. Dus moeten de grenzen open, de regels har- moniseren en de markten liberaliseren. Verder mag niet vergeten worden dat het voorkomen van (Frans-Duitse) oorlog altijd een belangrijke legiti- matie is geweest voor de vergaande economische sa- menwerking in Europa. Maar als we alles integre- ren, waar blijft dan onze eigen identiteit, onze taal, onze tolerantie en ons pragmatisme? In een Euro- pese meltina pot is de Nederlandse cultuur gedoemd te verdwijnen. Dus moeten we vasthouden aan onze

mocratische Arbeiderspartij. Hij behoort sam en met onder meer Max Adler, Otto Bauer en Rudolf Hilferding tot de zogenaamde 'austromarxisten'.

De geboorte van het austromarxisme kan gedateerd worden in het jaar I 904 toen Adler en Hilferding hun eerste Marx-Studien publiceerden. Later diende vooral het tijdschrift Der Kampf als spreekbuis voor de austromarxisten en werd het een van de leidende periodieken binnen het Europees socialisme. 3

Renner was een man van verzoening en verper- soonlijkte het principiele zoeken naar het midden, dat kenmerkend is voor de austromarxistische school. Hij trachtte bruggen te bouwen tussen de orthodoxe en revisionistische kampen binnen zijn partij, tussen conservatieven, liberalen en radicalen in Oostenrijk, en tussen de verschillende culturele groepen (de 'nationaliteiten ')in de Oostenrijkse so- ciaal-democratische beweging. Zijn verzoenende houding maakte Karl Renner geschikt voor het lei-

(15)

t.

le

jk .j-

!n m 1e le e-

) f

el e' :i- rl

le

tJ-

"

:i- le e- :n .If

) f

le

r-

:J.,

1e le jn :n le

)-

le :i-

s &.__o 6 2ooo

derschap van zijn partij, van zijn fractie in het parle- ment, en van de nieuwe republiek Oostenrijk die ontstond na d~ Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Renner door de nazi's opgesloten, maar na de oorlog werd hij de eerste president van de Tweede Republiek. Hij leidde het Oostenrijkse volk, dat na de Eerste Wereldoorlog overbleef in de kleine rompstaat en vertwijfeld op zoek ging naar een identiteit, naar een nieuwe toe- komst. Dit kan gezien worden als de tragiek van Renners Ieven: hij die altijd gevochten had tegen na- tionalisme en de nationale staat werd de bouwer van de nieuwe Oostenrijkse natie.

Karl Renner is niet zozeer bekend geworden door zijn politieke loopbaan als wei door zijn theo- retische geschriften over de sociale functies van het recht. Hij heeft geschreven over vele onderwerpen, maar was toch altijd het meest geboeid door de zo- genaamde 'nationaliteitenkwestie'. Renner heeft een interessant model ontworpen om de toenmalige Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie te her- vormen tot een 'nationaliteitenbondsstaat'.

Nationaliteitenkwestie

De nationaliteitenkwestie was in Oostenrijk-Hong- arije rond I 900 het belangrijkste maatschappelijke vraagstuk. Het was een conflict waarin grofweg twee kampen tegenover elkaar stonden. Ten eerste was er het kamp van het Huis Habsburg dat onder aanvoering van Keizer Frans Jozef de politieke een- heid van de keizerlijk-koninklijke gebieden na- streefde. Dit kamp was reactionair omdat het vooral streed tenen het uiteenvallen van de dubbelmonar- chie. In dit kamp bevond zich ook de feodale land- adel die zich beriep op eeuwenoude privileges ten opzichte van 'kroonlanden' zoals Bohemen, Mora- vie, Galicie, de Boekovina en Dalmatie.

Tegenover de Habsburgers en de landadel ston- den de groepen die zich beriepen op eigen taal, godsdienst, gewoontes en gebruiken, kortom op hun culturele eigenheid. Deze 'naties' of 'nationali- teiten' roerden zich vanaf het einde van de acht- tiende eeuw in toenemende mate op het politieke toneel en streden voor 'nationale vrijheid'. In het

revolutionaire jaar 1 848 werd er met name fel ge- streden in Praag en Boedapest door de Tsjechen en Hongaren die a! een sterk ontwikkelde nationale be- weging hadden gevormd. Deze opstanden werden echter de kop ingedrukt, o.a. met behulp van tsaris- tische troepen. In I 867 kregen alleen de Hongaren door de Ausnleich formeel een autonome positie in de monarchie, die vanaf toen een dubbelmonarchie heette.

De politieke eenheid van Oostenrijk-Hongarije stoelde vooral op een staatsraison dat krampachtig in Ieven werd gehouden door een Habsburgse machts- politiek. Soms werden de teugels vanuit Wenen aan- getrokken, zoals ten tijde van de centralisatie-poli- tiek van Jozefii aan het eind van de achttiende eeuw.

Soms ook liet men de teugels wat vieren, zoals toen Frans Jozef in I 849 een nieuwe grondwet goed- keurde, of toen hij in I 867 met de Hongaren het be- kende comprornis sloot.

Het probleem was dat er niet een Oostenrijks- Hongaars volk hestand, maar eerder een verzame- ling van onderdanen van de in de Rijksraad verte- genwoordigde koninkrijken en gebieden van de

Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie. Robert Musil heeft het zonderlinge keizerlijk-koninklijke (k.k.) karakter van dit Oostenrijk-Hongaarse staats- gevoel treffend uitgedrukt door de dubbelmonar- chie in zijn roman Der Mann ohne Einenschciften het koosnaampje Kakanie te geven.

De Habsburgers had den zich vroeger nog beroe- pen op de strijd tegen de Turken, op de Contrare- formatie en later op de dreiging van het tsaristische Rusland om hun Hausmacht te legitimeren. In I ,5"26 en I 68 3 stonden de Turken bijvoorbeeld nog aan de poorten van Wenen. Hoewel in de Eerste Balkan- oorlog (1912-19I3) door Griekenland, Bulgarije, Servie en Montenegro het Turkse Rijk in Europa pas werkelijk werd g.ereduceerd tot een klein gebied random Constantinopol, was door de Turken a! in de Vrede van Passarowitz (I 7 I 8) de heerschappij van de Habsburgers erkend in het grootste dee! van het Hongaarse koninkrijk. De vrees voor het tsaris- tische expansionisme was zeker voor de Tsjechische nationale beweging lange tijd een reden geweest om

1 • Met dank aan Koen Koch en Hans Vollaard voor hun commentaar op eerdere versies van dit artikel.

Universitat in Berlin, 1 2 mei 2ooo,

http: //www.auswaertigesamt.de

In het Engels is een bundeling uitgegeven van een aantal centrale teksten van o.a. Adler, Bauer, en Renner door Tom Bottomore and Patrick Goode, eds, Austro-Marxism, Oxford: Clarendon Press, 1978.

2. Joschka Fischer, 'Yom Staaten- verbund zur Foderation - Gedanken iiber die Finalitat der europaischen Integration', Rede aan de Humboldt-

3. Over de geschiedenis van de austromarxisten is de meest uitgebreide studie Norbert Leser, Zwischen Riformismus und Bolschewismus, Wien:

Hermann Bohlaus Nachf, 198}.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

Dat hij tòch een veel rijpere en juistere visie op de speelproblemen zal hebben, dat de groep der in aanmerking komende zetten toch kleiner en scherper bepaald zal zijn dan direct na

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Meestal is de ervaring van de verantwoordelijke voor de vrijwilligers (beroepskracht) voldoende om deze oefening te maken. Wanneer we een voortraject nodig achten, wil dit zeggen