• No results found

Vraag nr.126van 21 januari 1998van mevrouw GERDA RASKIN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr.126van 21 januari 1998van mevrouw GERDA RASKIN"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 126 van 21 januari 1998

van mevrouw GERDA RASKIN Monumentenzorg – Personeel

Uit het antwoord van de minister op mijn schrifte-lijke vragen nrs. 51 en 52 van 30 oktober 1997 blijkt dat de personeelsformatie per regio om bescher-mingsdossiers voor te bereiden en verder op te volgen heel beperkt is (Bulletin van Vravolgen en A n t -w o o rden nr. 7 van 16 januari 1998, r e s p e c t i e v e l i j k blz. 944 en 945 – red.).

1. Welke personeelsformatie is per regio nodig om een adequate opvolging van de reeds bescherm-de monumenten te verzekeren ? Welke bijko-mende personeelsformatie is nodig om de ach-terstand weg te werken die Vlaanderen nog steeds kent inzake het inventariseren en beschermen van monumenten en landschappen ? 2. Werd er reeds een personeelsprognose gemaakt op basis van welbepaalde criteria (bv. a a n t a l reeds beschermde monumenten, aantal waarde-volle bouwwerken volgens de inventaris "Bou-wen door de eeu"Bou-wen heen" of andere documen-ten) om deze personeelsbehoefte en het bijbe-horende kennisniveau in te schatten ?

Antwoord

1. Om zowel de voorbereidingen van de bescher-mingen als een adequate opvolging van de reeds beschermde monumenten en stads- en dorpsge-zichten te verzekeren, zouden in elke buiten-dienst (de vijf cellen Monumenten en Land-schappen in de provincies) vijf personeelsleden van niveau A moeten werkzaam zijn.

Wat de inventarisatie van het bouwkundig erf-goed betreft, werden op 17 november 1997 acht tijdelijke contractuele personeelsleden in dienst genomen om althans een gedeelte van de ach-terstand in te lopen.

Het inventariseren van landschappen werd als opdracht toevertrouwd aan wetenschappelijke i n s t e l l i n g e n . Deze inventarisatie ressorteert onder de heer Theo Ke l c h t e r m a n s, V l a a m s minister bevoegd voor de Landschappen. 2 Op basis van een aantal min of meer

objecti-veerbare gegevens en een "wie-doet-wat ?"-analyse worden de personeelsbehoeften op geregelde tijdstippen geformuleerd.

Wegens de diversificatie van de taken en de noden, de zeer ongelijke omvang van de dossie-rs en hun relatief belang, de interdisciplinaire manier van werken van de afdeling Monumen-ten en Landschappen en de multifunctionele werking van haar personeelsleden, is het even-wel niet eenvoudig om relevante en objectieve criteria te bepalen voor het opstellen van een rationele personeelsprognose.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Conform artikel 30, § 2 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, kan de Vlaamse regering, indien de OVAM op grond van het nog uit te voeren

Omdat de taalrol van de beleidsverantwoordelij- ken en de medewerkers van de Interregionale Ve r- pakkingscommissie en de taal die op de vergade- ringen wordt gebruikt, bepalend

Op welke wijze worden er in de omgeving van verbrandingsovens of verwerkingsbedrijven die dioxines uitstoten, systematische controles uit- g e v o e r d , niet alleen naar

De voorbije vijf jaar werd tegen tweeentwintig eigenaars van beschermde monumenten een rechtszaak aanhangig gemaakt wegens het niet naleven van de

Het is immers onbegrijpelijk dat het verval steeds verder gaat, terwijl de toekomstige restauratiekos- ten al maar oplopen en de gemeenschap bijko- mend moet opdraaien voor

Kan de minister bondig aangeven welke bijko- mende taken sedert het begin van deze zittings- periode aan de gemeenten werden toegewezen2. Welke middelen werden hiervoor door

Deze problematiek wordt overigens reeds een aantal jaren concreet aangepakt door de informaticadiensten van het ministerie en sedert 1996 systematisch en in detail opgevolgd

Brengt een strengere normering de sluiting van (een aantal van de) bestaande verbrandings- ovens mee en zo ja, op welke wijze wordt hierop geanticipeerd in