• No results found

ervaringen van de Syrische vluchtelingen centraal zetten. Mijn affiniteit met het Midden- Oosten en het discours omtrent vluchtelingen komen in deze scriptie samen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ervaringen van de Syrische vluchtelingen centraal zetten. Mijn affiniteit met het Midden- Oosten en het discours omtrent vluchtelingen komen in deze scriptie samen. "

Copied!
102
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Voorwoord

Deze scriptie gaat over de ervaringen van Syrische vluchtelingen in de stad Groningen.

De scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de masteropleiding Midden-Oostenstudies aan de Rijksuniversiteit Groningen. Gedurende mijn opleiding was ik actief bij Humanitas Groningen waar ik werkte met vluchtelingen. In de media, maar ook in gesprekken met vrienden, viel mij op dat er bepaalde ideeën zijn omtrent vluchtelingen. Al snel bleek dat er in de literatuur veel geschreven is over die ideeën, wat verder aangeduid zal worden met discours. Er is veel geschreven over dat discours, maar niet over hoe de Syrische vluchtelingen dat ervaren. Met deze scriptie wil ik de

ervaringen van de Syrische vluchtelingen centraal zetten. Mijn affiniteit met het Midden- Oosten en het discours omtrent vluchtelingen komen in deze scriptie samen.

Ik wil alle informanten bedanken voor hun medewerking en hun openhartigheid.

Daarnaast wil ik mijn eerste begeleidster mevrouw Nikolsky hartelijk bedanken voor haar flexibele begeleiding en positieve feedback. Ook wil ik mijn tweede beoordeler meneer Nanninga hartelijk bedanken.

Ik wens u veel leesplezier toe,

Hilde Stolting

Groningen, 14 juni 2016

(2)

2

“I really want everyone to know that refugees are not coming here for money or houses or something, because when we were in our country we had everything; we had houses, we had work, we had cars. But our country is burning, so the war is a very sad thing. It brings destruction, killing and diseases. We also have families, we have children and we must protect them. That is the reason, the real one, to come here - to have peace. So very very thanks for everyone helping us: the Dutch government, the Dutch people. […] I wish

we will just give a nice idea of the Syrian people. I wish.”

Nasim

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding……….4

1 - De bespreking van het politieke en publieke discours volgens de academische literatuur………7

1.1 - Multiculturalisme product van het minderhedenbeleid? ………8

1.2 - Nieuw realisme……….11

2 - De praktische gevolgen van het culturalistische en nieuw realistische discours………14

2.1- Het discours en de politiek: beleid………...14

2.2 - Het discours en de maatschappij………...17

3 – Methodologie……….19

3.1 - Profiel van de geïnterviewde vluchteling………...19

3.2 - Het interview: inhoud………....23

4 – De bespreking van de interviews……….………..24

4.1 – Van Syrië tot Nederland………...25

4.2 – Negatieve ervaringen en het leven in Nederland………..28

4.3 – Meningen over de asielzoekerscentra en het contact met het personeel………...32

4.4 – Nederlandse poltiek en medie………35

4.5 – Culturele verschillen………36

4.6 – Religie………41

5 – De academische literatuur en de interviews………42

5.1 – Ervaringen met en visie op politiek en beleid……….42

5.2 – Het publieke domein: ervaringen met de Nederlandse bevolking.………45

5.3 – De rol van de media en politieke situatie in Syrië……….48

Conclusie………49

Literatuur………..……53

Bijlage één - interview vragen naar de ervaringen van de Syrische vluchtelingen ………….57

Bijlage twee – interviews getranscribeerd………59

(4)

4

Inleiding

Sinds de burgeroorlog in Syrië, die begon in 2011, is er een grote stroom van vluchtelingen die naar Europa proberen te komen. De burgeroorlog in Syrië vloeide voort uit “de Arabische Lente”

1

, de protesten werden hard neergeslagen door het regime van de huidige president Bashar al-Assad.

2

Naast het regime van al-Assad wordt Syrië verscheurd door verschillende partijen

3

: rebellen (die overigens geen homogene groep zijn, maar onderling erg verschillen: hieronder vallen bijvoorbeeld “the Free Syrian Army” en “Jabhat al-Nusra”), de Koerden, Islamitische Staat, en sinds september 2015 voert Rusland luchtaanvallen uit in Syrië

4

. Om de rol van alle partijen te begrijpen, moeten we ver terug in de geschiedenis, namelijk naar het verdrag van Sykes-Picot. In deze scriptie staan echter niet de partijen in Syrië centraal, maar de Syrische burgers die sinds 2011 tot op het heden in grote getalen het land ontvluchten.

De grote stroom van vluchtelingen wordt in de media vaak “de vluchtelingencrisis” genoemd. De cijfers zijn inderdaad indrukwekkend: Syrië telde in 2014 22,2 miljoen inwoners.

5

In het rapport van UNHCR over het jaar 2015 staat dat 6,5 miljoen burgers ontheemd zijn binnen Syrië en 4,2 miljoen Syriërs het land zijn ontvlucht.

6

Een groot deel van de vluchtelingen zijn gevlucht naar omliggende landen, volgens de data van UNHCR zijn er vanaf 2011 tot eind 2015 bijna 900.000 Syrische vluchtelingen naar Europa gevlucht. Van dat totaal hebben 29.813 vluchtelingen asiel aangevraagd in Nederland, in percentages is dat 3,3 procent van het totaal aantal vluchtelingen in Europa.

7

In Nederland wordt “de vluchtelingencrisis” uitvoerig besproken, zowel in het politieke als het publieke debat.

Er wordt uitvoerig gediscussieerd tot in hoeverre Nederland zo veel buitenlanders, met een andere culturele achtergrond, kan of wil opvangen. Het

1 De term “Arabische Lente” suggereert vooruitgang. In veel landen in het Midden-Oosten kunnen we niet spreken van een vooruitgang sinds de protesten. Deze term wordt echter veel gebruikt in het nieuws en is erg bekend, daarom wordt in deze scriptie deze term gehanteerd.

2 Yassin-Kassab, R., Al-Shami, L., Burning country: Syrians in Revolution and War, Pluto Press 2016, pp. 35- 56.

3 “Achtergrond: wie vecht tegen wie in Syrië?”, NU, 22 januari 2014.

4 Veen, van der, C., “Rusland begonnen met luchtaanvallen in Syrië”, NRC Handelsblad, 30 september 2015.

5 Worldbank, geraadpleegd op 9 maart 2016, op http://data.worldbank.org/indicator/SP.POP.TOTL.

6 UNHCR, “Protecting and Supporting the Displaced in Syria: UNHCR Syria End of the Year Report 2015”, geraadpleegd op 9 maart 2016, op http://www.unhcr.org/cgi-

bin/texis/vtx/home/opendocPDFViewer.html?docid=56cad5a99&query=syria, p. 9.

7 UNCHR, geraadpleegd op 9 maart 2016, op http://data.unhcr.org/syrianrefugees/asylum.php.

(5)

5

opvangen van vluchtelingen is niet een nieuw fenomeen. In de academische literatuur wordt er echter veel geschreven over een veranderend politiek en publiek discours.

Volgens de literatuur is er voornamelijk sinds het nieuwe millenium een grote verandering gaande in het discours omtrend niet-westerse immigranten. Dit veranderende discours vindt in heel Europa plaats, ook in Nederland. In deze scriptie staat het veranderende discours in Nederland centraal. Volgens de literatuur is Nederland een interessant land met betrekking tot het discours, vanwege de verzuiling in de vorige eeuw en vanwege politieke gebeurtenissen. De veranderingen in het discours die specifiek betrekking hebben op Nederland zijn het gevolg van gebeurtenissen als 9/11, de moord op zowel Pim Fortuyn als Vincent van Gogh.

“De islam” en “moslims” zijn termen die vaak genoemd worden in discussies over de komst van vluchtelingen. In de academische literatuur wordt uitvoerig besproken hoe “de islam”

8

in het politieke en publieke discours samenvalt met “integratie” en niet- westerse immigranten. Daarbij wordt ook aangegeven wat daar problematisch aan is. De trends in de academische literatuur over de veranderingen in het politieke en publieke discours wordt in het eerste hoofdstuk uitvoerig besproken. De recente trends in de literatuur kan niet besproken worden zonder eerst verder terug te gaan in de geschiedenis van Nederland met betrekking tot integratie van niet-westerse immigranten. Dit zal in het eerste hoofdstuk dan ook als eerste behandeld worden.

De koppeling van de niet-westerse vluchteling aan “de islam” is onder andere merkbaar in de media die gebeurtenissen weergeven: in het nieuws worden incidenten besproken die, volgens de media, het gevolg zijn van de cultuur van de niet-westerse vluchteling. In het Duitse Keulen werden met Oud en Nieuw van 2015 op 2016 vrouwen aangerand door mannen met een “Noord-Afrikaans of Arabisch” uiterlijk.

9

Alhoewel er nog onderzocht moest worden of er vluchtelingen bij betrokken waren, laaide er een discussie op, ook in Nederland. Veel mensen stelden de vraag of de aanrandingen het gevolg waren van een cultureel verschil, namelijk het verschil dat islamitische culturen normen en waarden hebben met betrekking tot de positie van de vrouw die niet overeenkomen met de westerse normen en waarden. In november 2015 werden er op de hekken van een toekomstig asielzoekerscentrum in Enschede varkenskoppen

8 “de islam” staat tussen aanhalingstekens, omdat dé islam niet bestaat. Ik hanteer de islam als een discursieve traditie. Zie: Asad, T., ‘The Idea of an Anthropology of Islam’, Qui Parle 17 (2009), pp. 1-30.

9 Veen, van der, C., “Duitsland geschokt na massale aangifte van aanrandingen in Keulen, NRC, 5 januari 2016.

(6)

6

gelegd.

10

Bij een demonstratie van de Nederlandse Pegida, een rechtse organisatie die tegen “de islamisatie van het Westen” is

11

, droeg de woordvoerder, Edwin Wagensveld, een varkensmuts.

12

Het gebruik van dode varkens als intimidatiemiddel is niet nieuw en niet enkel gerelateerd aan de islam. In de media werd echter wel benadrukt dat het gebruik van varkenskoppen bij demonstraties tegen een asielzoekerscentrum en een algemene demonstratie van Pegida een dubbele lading hebben, aangezien het varken

“onrein” is in de islamitische traditie. Alhoewel het dus de vraag is of het gebruik van dode varkens of het varken als symbool gericht is tegen de islam, wordt deze associatie vaak gelegd in nieuwsartikelen.

De bovenstaande gebeurtenissen zijn slechts een greep uit het nieuws, maar het illustreert een probleem die ook, zoals in hoofdstuk één zal blijken, terugkomt in de academische literatuur; namelijk een botsing tussen de cultuur van het westerse land en de cultuur van de vluchteling. De komst van niet-westerse vluchtelingen wordt uitvoerig besproken in het politieke en publieke debat, waar de academici dan weer een analyse van maken en interpretatie aan geven. De ervaringen van de niet-westerse asielzoekers blijven veelal buiten beschouwing. Deze scriptie belicht juist de kant van de niet- westerse asielzoeker. De situatie in Syrië is veel in het nieuws geweest. IS wordt uitvoeriger uitgelicht in de media dan bijvoorbeeld Assad of andere rebellengroepen.

Misschien dat dit te maken heeft met de aanslagen die opgeëist worden door IS; door de aanslagen is IS meer een bedreiging voor de westerse burgers dan andere groepen. Veel mensen zijn bang dat tussen de enorme stroom van vluchtelingen terroristen zitten.

13

Bovendien wordt het debat over de “vluchtelingencrisis” hoofdzakelijk geassocieerd met Syrische vluchtelingen. In het licht van alle debatten is het daarom interessant om de ervaringen van Syrische vluchtelingen te onderzoeken door middel van kwalititatief onderzoek. Voor het onderzoek zal ik acht Syrische vluchtelingen interviewen die ongeveer een jaar geleden naar Nederland zijn gekomen. De vluchtelingen heb ik benadert via de instantie “Humanitas” in Groningen, een organisatie die vluchtelingen helpt met huisvesting, administratie en het opbouwen van een sociaal netwerk in de stad Groningen. Details over het onderzoek en de methode die ik gebruik, worden

10 “14 varkenskoppen bij terrein azc Enschede”, Tubantia, 25 november 2015.

11 Pegida is oorspronkelijk een Duitse beweging en staat voor “Patriotische Europäer gegen die Islamisierung des Abendlandes”.

12 Loon, van, W., “Woordvoerder Pegida opgepakt vanwege varkensmuts”, metronieuws, 20 februari 2016.

13 Kouwenhoven, A., “Zijn dit terroristen of vluchtelingen?”, NRC Handelsblad, 7 november 2015.

(7)

7

uitvoerig besproken in hoofdstuk drie. De vraag die centraal staat in het onderzoek is:

ervaren de Syrische vluchtelingen het in de academische literatuur beschreven discours in Nederland en de daaruit vloeiende gevolgen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet allereerst de academische literatuur besproken worden. In het eerste hoofdstuk wordt het veranderde discours, zowel in de politiek als in het publieke debat, besproken.

In de literatuur komen praktische gevolgen naar voren met betrekking tot het discours van integratie van niet-westerse vluchtelingen in de Nederlandse maatschappij. De praktische gevolgen worden in het tweede hoofdstuk besproken.

In het derde hoofdstuk wordt de methodologie van het onderzoek uitvoerig besproken. Het daarop volgende hoofdstuk bespreekt de uitkomsten van het onderzoek.

In hoofdstuk vijf worden de uitkomsten van het onderzoek teruggekoppeld naar de besproken academische literatuur. Deze scriptie zorgt er zodoende voor dat de academische literatuur getoetst wordt aan de realiteit. Het gaat hier om de perceptie van het subject van de debatten: namelijk de Syrische vluchteling. De academische literatuur wordt dus nu vanuit het subject bekeken, wat tot nu toe niet vaak gedaan is.

1 - De bespreking van het politieke en publieke discours volgens de academische literatuur

Ten grondslag van de huidige discussies over integratie van niet-westerse immigranten ligt het idee dat niet-westerse personen uit een fundamenteel andere cultuur komen die niet verenigbaar is met westerse normen en waarden. Dit kwam bijvoorbeeld naar boven bij de discussie over de aanrandingen in Keulen. Mahmood Mamdani schrijft in zijn boek “Good Muslim, Bad Muslim” over het idee dat bepaalde culturen onverenigbaar zijn. Dit idee noemt hij “cultural talk” en zegt: “cultural talk assumes that every culture has a tangible essence that defines it, and it then explains politics as a consequence of that essence.”

14

Volgens Mamdani wordt er dus met een essentialistische insteek naar cultuur gekeken, de cultuur is bepalend voor handelen en cultuur beïnvloedt de politiek.

Een andere term hiervoor is culturalisme. Uit de academische literatuur blijkt dat het discours in Nederland nog verder gaat dan culturalisme, namelijk nieuw realisme. Hoe deze ontwikkelingen zijn verlopen, wordt uitvoerig besproken in dit hoofdstuk.

Nederland wordt vaak gezien als een voorbeeld van een land waar multiculturalisme plaats heeft gemaakt voor een beleid dat integratie oplegt. Er zou een verschuiving

14 Mamdani, M., Good Muslim, Bad Muslim, Pantheon Books 2004, p. 17.

(8)

8

plaats hebben gevonden van tolerantie naar intolerantie, van naïviteit tot realisme.

15

Voordat ik de recente trends in de academische literatuur zal bespreken, is het noodzakelijk om te beginnen bij het begin.

1.1 - Multiculturalisme product van het minderhedenbeleid?

Zoals hierboven kort is opgemerkt, stond Nederland bekend om zijn multiculturalisme.

Uit de werken van Uitermark en de Koning blijkt echter dat multiculturalisme niet de insteek was van het minderhedenbeleid van de overheid. Om dit beter te begrijpen, moeten we terug naar de context waarin de eerste moslims naar Nederland kwamen. De komst van de eerste moslims speelde zich af toen de verzuiling nog de inrichting van de maatschappij bepaalde. Uitermark wijdt een hoofdstuk in zijn boek “Dynamics of Power in Dutch Integration Politics” aan de rol van de verzuiling. In 1918 kwamen de partijen tot een overeenkomst dat elke subcultuur het recht had op eigen instituties, die financieel gesteund werden door de overheid. De verzuiling heeft geduurd tot de zestiger jaren van de vorige eeuw. De verschillende zuilen waren aparte millieus, die onderling weinig met elkaar in contact kwamen; segregatie. Na verloop van tijd kwamen meer instituties onder de controle van de overheid, en door snelle secularisatie viel het systeem van verzuiling uiteen. De ontzuiling vond plaats vanaf 1960, in 1983 kwam er een nieuwe constitutie waarin de kerk en staat officieel gescheiden werd. De verzuiling liet echter wel structuur achter voor de politiek, die tot op de dag aanwezig is (bijvoorbeeld politieke partijen als CDA, PvdA en VVD hebben hun oorsprong in deze tijd). Religieuze minderheden hebben tot op de dag van vandaag het recht om instituties op te richten, bijvoorbeeld scholen en zenders met financiële steun van de overheid.

Volgens Uitermark heeft de ontzuiling ook gevolgen gehad voor de rol van de kranten in Nederland. Voorheen communiceerden kranten binnen een bepaalde zuil met een zekere ideologie. Tegenwoordig communiceren kranten met het gehele Nederlandse publiek, waardoor opiniepagina’s populair zijn geworden. Op deze opiniepagina’s speelt nu een groot deel van het publieke debat af.

16

Het is de vraag of de visie van Uitermark op kranten correct is: nog steeds hebben kranten een achtergrond en een bepaalde visie.

Echter de opmerking dat kranten communiceren met de gehele Nederlandse bevolking is relevant: kranten, en media over het algemeen, informeren de bevolking over de

15 Uitermark, J., Dynamics of Power in Dutch Integration Politics, Amsterdam University Press 2012, p. 16.

16 Ibidem, pp. 62-64.

(9)

9

gebeurtenissen. Ik denk dat de media een enorme rol hebben in het vormen van het discours bij de Nederlandse bevolking. De rol van de media gaan gedurende deze scriptie vaker terugkomen.

Het is in de context van de ontzuiling dat gastarbeiders en immigranten uit Indonesië en Suriname als gevolg van dekolonisatie naar Nederland kwamen. Van de gastarbeiders werd verwacht dat zij terug zouden keren naar het land van herkomst. Dat was echter niet het geval: er vonden veel gezinsherenigingen plaats met het idee om permanent in Nederland te vestigen.

17

Verschillende organisaties vingen deze immigranten op en zorgden er bijvoorbeeld voor dat zij les kregen in de Nederlandse taal. Een minderhedenbeleid kwam pas nadat er een toename kwam van geweld door de Molukkers. Een voorbeeld van dat geweld is de treinkaping bij de Punt in 1977, tegelijkertijd met de gijzeling van een klas op een lagere school in Bovensmilde.

Uitermark zegt dat het minderhedenbeleid vooral gericht was op het verbeteren van het sociaal isolement en economische achterstand, waarbij de culturele identiteit van de minderheden onaangetast bleef.

18

Multiculturalisme was dus niet de drijfveer van het beleid, maar paternalisme.

19

In de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw was er weinig discussie in de publieke sfeer over het beleid met betrekking tot minderheden.

Juist omdat er weinig discussie was over dit onderwerp, kon volgens Uitermark het veld omtrent het minderhedenbeleid ontwikkelen met regels los van de publieke opinie. In 1991 kwam hier verandering in.

20

Opvallende punten die Uitermark aanstipt, is dat de discussie omtrent minderheden in de tijd voor 1991 zich afspeelde in het politieke domein en niet in de publieke sfeer. Daarnaast is het ook opvallend dat het beleid niet focuste op de cultuur van de minderheden, maar op sociaal isolement en de economische positie. Vanuit het werk van Uitermark lijkt het erop dat Nederland niet zozeer een multiculturalistische insteek had, maar multiculturalisme een gevolg was van het minderhedenbeleid’s focus op sociale en economische positie, integratie van de islam of andere culturen was nog niet aan de orde.

De Koning bespreekt in zijn essay “Understanding Dutch Islam: Exploring the Relationship of Muslims with the State and the Public Sphere in the Netherlands” ook de

17 Shadid, W.A.R., Koningsveld, P.S., Islam in Nederland en België, Peeters 2008, p.22.

18 Uitermark, Dynamics of Power, p. 67.

19 Ibidem, p. 71.

20 Ibidem, pp. 75-76.

(10)

10

rol van de verzuiling. Net als Uitermark geeft hij aan dat door de verzuiling het mogelijk is geweest voor de islam om te institutionaliseren. De Koning geeft aan de andere kant ook aan dat doordat de islam niet een ‘zuil’ is geweest tijdens de verzuiling, de islam toch “vreemd” is in de Nederlandse samenleving en geen deel uitmaakt van “moral community”.

21

Door de institutionalisering is de islam wel degelijk een deel van de Nederlandse maatschappij, maar de religie wordt toch ervaren binnen het discours als iets wat van buitenaf komt en niet binnen de Nederlandse maatschappij hoort. Binnen het discours wordt vaak gedacht dat er in de islamitische wereld geen onderscheid wordt gemaakt tussen kerk en staat, wat leidt tot weinig ruimte voor vrijheid van meningsuiting.

Opvallend is dat “niet-westerse” immigranten geassocieerd worden met de islam.

Cesari zegt in haar bundel “Muslims in the West after 9/11” dat landen met bestaande moslimpopulaties immigranten aantrekken met eenzelfde etnische achtergrond. Dat heeft er toe geleid dat de categorieën als ‘immigrant’ met ‘moslim’ overlappen. In Europa is dit het geval, en ook in Nederland. In de Verenigde Staten vallen deze categorieën niet samen volgens Cesari.

22

Het debat omtrent immigranten in Nederland valt daardoor dus samen met het debat over de islam.

Uit het werk van Uitermark en de Koning komt naar voren dat de verzuiling een rol heeft gespeeld in de institutionalisering van de islam in Nederland. De Koning licht ook toe dat de islam niet een zuil is geweest en daardoor toch een “outsider” blijft. De rol die de verzuiling heeft gespeeld voor de islam komt overeen met de vier

“ontwikkelingsfasen van de islam in Nederland” die Shadid en Koningsveld onderscheiden in hun boek “Islam in Nederland en België”, namelijk: vestiging, organisatie, institutionalisering, en de dialoog met de omringende samenleving.

23

De institutionalisering wordt hierbij mogelijk gemaakt door de overblijfselen van de verzuiling. De dialoog met de omringende samenleving heeft dus niet plaatsgevonden voor 1991, aangezien het minderhedenbeleid niet een onderwerp van discussie was in de publieke sfeer.

21 Koning, de, M., “Understanding Dutch Islam: Exploring the Relationship of Muslims with the State and the Public Sphere in the Netherlands”, in: Moghissi, H., Ghorashi, H., ed. Muslim Diaspora in the West:

Negotiating Gender, Home and Belonging, Ashgate 2010, p. 184.

22 Cesari, J., “Securization of Islam in Europe”, in: Cesari, J., ed. Muslims in the West after 9/11: Religion, Politics and Law, Routledge 2010, pp. 11-13.

23 Shadid & Koningsveld, Islam in Nederland en België, p.23.

(11)

11

Dit brengt ons op het jaar 1991, vanaf dit moment gaat het minderhedenbeleid ook een rol spelen in de publieke sfeer en vindt er een verschuiving plaats van

“multiculturalisme” (wat eerder een gevolg was van het minderhedenbeleid dan de daadwerkelijke insteek) naar een andere visie, die aangeduid wordt met nieuw realisme.

1.2 - Nieuw realisme

In de jaren negentig kwam de Nederlandse bevolking tot een ‘consensus’ over geaccepteerde ideeën en gedrag nadat de bevolking verzuilt was geweest en er binnen elke zuil eigen ideeën en gedragingen waren. Voorbeelden van het consensus zijn het accepteren van scheidingen, homohuwelijken, vrijheid van geloof en meningsuiting. Ook stond de scheiding van kerk en staat hoog in het vaandel. Zoals uit de vorige paragraaf is gebleken maakt volgens de Koning de islam geen deel uit van de Nederlandse “moral community”. Moslims moeten zich daardoor als het ware aanpassen om binnen deze consensus te passen.

24

Dit resulteert in de “cultural talk” van Mahmood Mamdani, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘goede moslims’ en ‘slechte moslims’.

Later ga ik hier dieper op in. Eerst moet de brug gemaakt worden tussen het

“multiculturalisme” en het nieuw realisme en de komst van moslimintegratie in het publieke debat.

De toenmalige partijleider van de VVD, Frits Bolkestein, beweerde dat de westerse beschaving fundamenteel verschilde, en beter was, dan de islamitische beschaving. Eigenlijk was dit een Nederlandse versie van “the clash of civilizations”.

Ghorashi schrijft in haar essay “Culturalist Approach to Women’s Emancipation in the Netherlands” dat deze essentialistische visie van cultuur ervan uitgaat dat culturen statisch, homogeen en gesloten entiteiten zijn. Dit komt overeen met het eerder besproken culturalisme en “cultural talk”. Ghorashi voegt daaraan toe dat een essentialistische visie ervan uitgaat dat de cultuur de individuen binnen die cultuur

“maakt”, waardoor er weinig ruimte overblijft voor het individu identiteit te reëvalueren, veranderen of construeren op verschillende wijzen.

25

Door Frits Bolkestein kreeg het culturalisme bodem in het Nederlandse politieke discours. Ghorashi geeft aan

24 Uitermark, Dynamics of Power, p. 65.

25 Ghorashi, H., “Culturalist Approach to Women’s Emancipation in the Netherlands”, in: Moghissi, H., Ghorashi, H., ed. Muslim Diaspora in the West: Negotiating Gender, Home and Belonging, Ashgate 2010, p.

12.

(12)

12

dat deze essentialistische/culturalistische visie niet uniek is aan Nederland, maar dit in meerdere landen in Europa een rol speelt in het discours.

In het nieuwe millenium vindt er echter een ontwikkeling plaats die uniek is voor Nederland in vergelijking met andere landen in Europa. Prins introduceert in het artikel

“The Nerve to Break Taboos: New Realism in the Dutch Discourse on Multiculturalism”

een nieuwe term, namelijk: nieuw realisme.

26

Een belangrijk aspect van deze ontwikkeling in het discours is dat er geen ruimte is voor compromie en taboe, maar dat problemen met betrekking tot integratie besproken en opgelost moeten worden. Deze manier van denken is populair geworden door Pim Fortuyn. Door de aanslag van 9 september 2001 op de Twin Towers werd Fortuyn geloofwaardiger, en daarbij werd de

“clash” van Bolkestein actueel.

27

Door de moorden op Pim Fortuyn

28

en Theo van Gogh werd de discussie in de publieke sfeer steeds prominenter. Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders kunnen ook in dit licht geplaatst worden. Volgens Ghorashi is de combinatie van culturalisme en het nieuw realisme uniek aan het Nederlandse discours. Zij zegt dat door deze combinatie “[..] there is not only a strong essentialist conviction in the ways that migrant cultures are defined as being completely different from that of the Dutch, but it is now also permitted to state that their culture is ‘backward’ compared to Dutch culture.”

29

Dus door het nieuw realisme is het toegestaan binnen het discours een waardeoordeel te doen over de islam, welke op een essentialistische manier benaderd wordt. Deze ontwikkeling in het discours is ook merkbaar in het politieke beleid. Er is niet zozeer meer sprake van een minderhedenbeleid, een beleid waarin minderheden hun identiteit konden behouden. Het integratiebeleid komt op, hierbij verschuift de focus op “multiculturalisme” naar integratie en assimilatie van moslims in Nederland.

30

“Goede moslims” zijn zij die geïntegreerd zijn in Nederland, wat inhoudt dat zij de westerse normen en waarden geaccepteerd hebben. De “slechte moslims” zijn zij die in de ogen van anderen zich niet aan de westerse normen en waarden houden. Een fundamentalistische houding valt onder “slechte moslims”. De discussie over de

26 Prins, B., “The Nerve to Break Taboos: New Realism in the Dutch Discourse on Multiculturalism”, Journal of International Migration and Integration 3, 2002, pp. 363-379.

27 Cesari, J., “Securization of Islam in Europe”, p. 13.

28 Alhoewel Pim Fortuyn niet vermoord is door een een “allochtoon” wordt zijn moord vaak in verband gebracht met het zijn sterke meningen over de islam in Nederland.

29 Ghorashi, H., “Culturalist Approach”, p. 13.

30 Zie voor een uitvoerige beschrijving van het Nederlandse beleid vanaf de jaren zeventig tot en met de eerste jaren van het millenium ook: Sleegers, F., WRR, In debat over Nederland: veranderingen in het discours over de multiculturele samenleving en nationale identiteit, Amsterdam University Press, 2007.

(13)

13

integratie van moslims speelt vaak af langs de lijnen van de emancipatie van moslima’s.

Het idee dat een boerka, of zelfs een hoofddoekje, symbool staat voor onderdrukking, is een wijdverspreid idee.

De recente aanslagen in Parijs, bijvoorbeeld Charlie Hebdo, maar ook de avond/nacht van 13 november 2015, versterkt waarschijnlijk dit discours. In de academische literatuur wordt hier nog niet over gesproken, aangezien dit recente gebeurtenissen zijn. Uit de media blijkt wel dat het afstandelijke discours met betrekking tot moslims is versterkt, mensen zijn bijvoorbeeld bang dat tussen de grote vluchtelingenstroom IS-aanhangers zitten die in het Westen een aanslag willen plegen.

In dit hoofdstuk heb ik besproken hoe het politieke en publieke discours zich hebben ontwikkeld volgens de academische literatuur en dat de twee sferen uiteindelijk met elkaar verbonden zijn. Dit hoofdstuk begon met de uitspraak dat er een verschuiving plaats zou hebben gevonden van tolerantie naar intolerantie, van naïviteit tot realisme. Na het bestuderen van het discours zoals weergegeven in de academische literatuur, kan er gesteld worden dat die uitspraak de veranderingen in het discours niet juist weergeeft. De tolerantie waarvan gesproken wordt, is meer een gevolg van het minderhedenbeleid die een andere focus had dan multiculturalisme. Een gevolg van dat beleid was wel een zekere tolerantie, maar tolerantie was niet een van de pijlers waarop het beleid was gebasseerd. De verandering weergeven als “van naïviteit tot realisme” is denkbaar wanneer gedacht wordt vanuit het discours van culturalisme en nieuw realisme, waarin problemen bespreekbaar moeten zijn en de politiek dus niet weg moet kijken voor problemen maar de realiteit onder ogen moeten zien. Wanneer er kritisch wordt gekeken naar het discours, kan de vraag gesteld worden of het vroegere minderhedenbeleid naïef was. Fidan Ekiz heeft een documentaire gemaakt genaamd

“Alles komt goed?”. Zij maakt de documentaire naar aanleiding van haar Turkse vader die zegt zich niet meer welkom te voelen terwijl hij veertig jaar in Nederland heeft gewoond.

31

Het is maar de vraag of tolerantie naïef was. Het zou kunnen dat juist het nieuw realisme negatieve gevolgen heeft voor de samenleving omdat immigranten zich niet thuis voelen. Hier kom ik in het volgende hoofdstuk op terug.

In dit hoofdstuk is ook besproken dat er verandering heeft plaats gevonden in de politieke en publieke domeinen: voorheen stond het vraagstuk van integratie alleen

31 VARA, Alles komt goed? (2016), http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/nieuws/DWDD-presenteert- documentaire-met-Fidan-Ekiz (geraadpleegd op 31-3-2016).

(14)

14

centraal in de politieke sfeer. Tegenwoordig speelt het debat in zowel de politieke als publieke sfeer. Bij Bolkestein begon deze verandering naar de publieke sfeer, maar de aanslag van 11 september en de moorden op Fortuyn en van Gogh hebben zowel het discours versterkt als ervoor gezorgd dat de discussie oplaaide in de publieke sfeer.

2 – De praktische gevolgen van het culturalistische en nieuw realistische discours

De ontwikkeling van het discours volgens de academische literatuur is besproken in het eerste hoofdstuk. De vraag is nu welke “praktische” gevolgen uit het discours voortvloeien. De gevolgen worden in dit hoofdstuk besproken, later zullen de gevolgen getoetst worden in het kwalitatieve onderzoek. De centrale vraag die bij het onderzoek een rol speelt, is of de Syrische vluchtelingen die gevolgen ook ervaren, of dat de gevolgen slechts een product zijn van de analyse van het discours in de academische literatuur.

Zoals in het vorige hoofdstuk duidelijk is geworden, is het discours zowel in de politieke als publieke sfeer aanwezig. Alhoewel de sferen deels overlappen, worden in dit hoofdstuk beide sferen apart besproken. Eerst ga ik de gevolgen in de politieke sfeer bespreken, hierbij ga ik alleen in op het beleid als gevolg van het discours. Bij de publieke sfeer bespreek ik de benadering van de Nederlandse bevolking met betrekking tot moslim-immigranten.

2.1 - Het discours en de politiek: beleid

In hoofdstuk één werd duidelijk dat tot 1991 de politiek een minderhedenbeleid hanteerde, waarbij er plaats was voor “multiculturalisme”. De veranderingen in het discours komen duidelijk naar voren in de praktische kant van de politiek: namelijk het beleid dat gevoerd wordt. Nog voor de minderhedennota, werd er in 1970 door minister Roolvink de Nota Buitenlandse Werknemers geïntroduceerd.

32

Destijds ging men er nog vanuit dat de gastarbeiders zouden terugkeren naar het land van herkomst, het beleid was ook gebasseerd op deze aanname. Het behoud van de eigen identiteit van de migrantengroep was bij dit beleid mogelijk. Daarnaast werd er gestreefd naar inpassing

32 Roolvink B. Nota Buitenlandse medewerkers, Den Haag 1970

(15)

15

van de migrantengroep in de Nederlandse maatschappij, in plaats van aanpassing.

33

Volgens Sleegers in haar rapport “In debat over Nederland” is dat nog een overblijfsel van de verzuiling: verschillende groepen richtten hun leven in een bepaalde zuil in.

34

Eind jaren tachtig komt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) met het rapport “Etnische minderheden”. In dit rapport wordt gezegd dat de gastarbeiders niet terug zullen keren naar het land van herkomst. Dat de regering daar wel van uitging, is volgens de WRR een manier om niet te hoeven buigen over de consequenties op langere termijn.

35

De regering erkende de conclusies die getrokken waren door de WRR. Uiteindelijk kwam de regering dan ook met het Minderhedennota in 1983. Dit beleid was gericht op de blijvende immigranten. Dit beleid, zoals eerder besproken, was gericht op het verbeteren van de sociale en economische positie van de minderheden. De overheid steunde de minderheden. Nog steeds stond aanpassing van de migrantengroep niet op de agenda, de eigen identiteit kon behouden worden. Wel werd er van de minderheden verwacht dat zij zich aan de Nederlandse grondwetten hielden en de Nederlandse taal en normen gingen leren.

36

De jaren zeventig en tachtig kenmerken zich door een zekere tolerantie ten opzichte van de minderheden.

Vanaf 1991 komt “integratie” centraal te staan. Uiteindelijk komt in 1998 de Wet Inburgering Nieuwkomers. De overheid ondersteunt de minderheden minder, bij dit

“integratiebeleid” komt de verantwoordelijkheid meer bij de immigrant te liggen. De verantwoordelijkheid van de immigrant wordt door de jaren heen steeds groter. In 2007 en 2013 werden de wetten omtrent de nieuwkomers veranderd.

37

Het inburgeren is verplicht, en het is de immigrant zijn of haar eigen verantwoordelijkheid om dit te regelen. Van der Meij en Marković schrijven in hun artikel “The ‘Dutch experiment’:

integration of Muslims in the Netherlands” dat door deze top-down benadering van integratie, dus het opleggen van integratie door de Nederlandse overheid, immigranten

33 Sleegers, F., WRR, In debat over Nederland: veranderingen in het discours over de multiculturele samenleving en nationale identiteit, Amsterdam University Press, 2007, p. 15.

34 Ibidem, p. 15.

35 WRR, Etnische minderheden, ’s-Gravenhage 1979, p. VIII

36 Sleegers, WRR, In debat over Nederland, p. 16.

37 Zie voor de wetten de website www.overheid.nl, geraadpleegd op 24 maart 2016 http://wetten.overheid.nl/BWBR0020611/2014-03-29,

(16)

16

wellicht de neiging voelen om tegen het beleid in te gaan in plaats van het beleid te omarmen.

38

Naar aanleiding van de aanslagen in Brussel op 22 maart 2016 sprak Fidan Ekiz in de actualiteitenshow “De Wereld Draait Door”. Zij vertelt ook in deze show over haar Turkse vader die veertig jaar geleden naar Nederland is verhuisd, maar zich nu niet meer welkom voelt.

39

Deze man heeft nog het tolerantere beleid meegemaakt en de tijd waarin de discussie nog niet in de publieke sfeer heerste. De frustratie van deze man maakt duidelijk dat de verschuiving in discours en beleid blijkbaar merkbaar is voor de immigranten die hier een langere tijd zijn. De Syrische vluchtelingen die in het onderzoek centraal staan, hebben niet het verleden meegemaakt. Daarom is het interessant te onderzoeken hoe zij het integratieproces ervaren (hebben). Wat vinden zij van het integratiebeleid en dat het hun eigen verantwoordelijkheid is? Alhoewel zij waarschijnlijk niet bewust zijn van de verandering in het beleid in Nederland sinds de zeventiger jaren, zoals de vader van Fidan dat wel is, kan er wel onderzocht worden wat hun visie is op het Nederlands “multiculturalisme”. Er is veel geschreven over de verandering in het Nederlandse discours over multiculturalisme. Of Nederland al dan niet multicultureel is in de werkelijkheid, is niet relevant. In het onderzoek kan onderzocht worden wat de verwachtingen waren van de vluchteling over Nederland en tot in hoeverre die verwachtingen zijn uitgekomen. Sluiten de verwachtingen meer aan bij het oude beleid? Speelt het beleid überhaupt een rol in hun ervaring?

In het eerste hoofdstuk zijn kort vier ontwikkelingsfases genoemd die onderscheiden worden door Shadid en Koningsveld. De laatste fase die genoemd werd, is het in dialoog gaan met de omringende samenleving. Veel auteurs merken op dat de politiek graag één ‘moslimstem’ wil om mee in debat te gaan. De moslimmaatschappij in Nederland is erg divers, een scala aan etniciteiten, achtergronden en interpretaties van religies. Door met slechts één ‘moslimstem’ in discussie te gaan, wordt de moslimmaatschappij enorm gesimplificeerd.

40

Het valt te betwijfelen of de Syrische vluchtelingen die hier relatief kort zijn, bewust zijn van de gesimplificeerde dialoog met de Nederlandse politiek. Toch bespreek ik het hier kort, omdat dit goed illustreert hoe

38 Bijvoorbeel: Meij, van der, D., Marković, N., “The ‘Dutch Experiment’: Integration of Muslims in the Netherlands” in: Yasmeen, S., Marković, N., (ed.) Muslim Citizens in the West: Spaces and Agents of Inclusion and Exclusion, Ashgate 2014, p. 262

39 VARA, Alles komt goed? (2016), http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/nieuws/DWDD-presenteert- documentaire-met-Fidan-Ekiz (geraadpleegd op 31-3-2016).

40 Koning, “Understanding Dutch Islam”, p. 185.

(17)

17

men tegen de islam en moslims aankijkt binnen het discours: namelijk als één homogene groep.

In het vorige hoofdstuk is uitvoerig het veranderende discours besproken met betrekking tot het Nederlandse beleid ten opzichte van minderheden. Van der Meij en Marković suggereren dat het top-down beleid kan leiden tot weerstand. In het onderzoek zal onderzocht worden of de vluchtelingen die geïnterviewd worden een dergelijke weerstand ervaren hebben. Daarnaast wordt er onderzocht wat de verwachtingen waren en tot in hoeverre die verwachtingen uit zijn gekomen. De centrale vraag omtrent het Nederlandse minderhedenbeleid is: komen de verwachtingen en de ervaringen overeen met het veranderende discours? Wanneer dit het geval zou zijn, dan zullen de verwachtingen tolerantie en multiculturalisme bevatten waarbij eigen identiteit behouden kan worden, terwijl de ervaringen betrekking hebben op aanpassing en integratie.

2.2 - Het discours en de maatschappij

De vraag die centraal staat bij het beleid, staat ook centraal voor de ervaringen in het publieke discours: wat waren de verwachtingen en wat zijn hun ervaringen? Een zekere vijandigheid van de Nederlanderse bevolking tegenover moslims lijkt aanwezig te zijn in het discours zoals besproken in de literatuur. Zoals eerder hierboven besproken is, gaan termen als “immigrant” en “moslim” vaak samen in discussies. Volgens Cesari valt daardoor een “anti-immigrant sentiment” vaak samen met “islamofobie”.

41

Na terroristische aanslagen, zoals in Parijs, laait vaak de discussie op tot in hoeverre de islam een gewelddadige religie is en of moslims zich moeten uitspreken dat zij niet achter de aanslagen staan. Op sociale media werd bijvoorbeeld “#NotInMyName”

gebruikt door moslims die wilden laten zien dat zij zich niet met de terroristen geassocieerd willen worden. Daarnaast is er vaak discussie over de komst/aanwezigheid van asielzoekerscentra, in het dorpje Oranje werd bijvoorbeeld de weg geblokkeerd voor de bus waarin vluchtelingen zaten.

42

De vijandigheid voor asielzoekerscentra kan te maken hebben met overlast van grote groepen mensen, in dat geval is een zekere

“islamofobie” niet aan de orde. In het geval van aanslagen en de discussies die daarna oplaaien gaat het wel om de islam en moslims. Voor het onderzoek in deze scriptie is het

41 Cesari, J., “Securization of Islam in Europe”, p. 13.

42 “Bewoners Oranje houden bussen met extra asielzoekers tegen”, NOS, 6 oktober 2015.

(18)

18

niet relevant of er inderdaad sprake is van “islamofobie”, het gaat erom hoe de Syrische vluchtelingen het ervaren. Ervaren de vluchtelingen een zekere vijandige houding van de Nederlandse bevolking? Wanneer zij een vijandige houding ervaren, is het de vraag waar volgens de vluchteling die houding vandaan komt; vanwege associatie met de islam?

Een belangrijke vraag is dus of de vluchtelingen een zekere vijandigheid ervaren in de maatschappij. Uit onderzoek naar jongeren die radicaliseren blijkt een zekere kloof onder moslims wel te bestaan. Onder de factoren die tot radicalisering en aansluiting bij IS leiden zoals besproken in de academische literatuur, wordt vaak het gevoel genoemd verscheurd te worden tussen de westerse maatschappij en de islam: de jongeren hebben het gevoel dat de westerse maatschappij hun “moslim-zijn” niet volledig accepteert.

Andere factoren, bijvoorbeeld de duidelijke ideologie van IS en het gevoel ergens bij te horen, leiden ertoe dat jongeren zich aansluiten bij IS.

43

Radicalisering staat niet centraal in deze scriptie, maar wat ik duidelijk wil maken, is dat moslims een zekere scheiding voelen tussen de Nederlandse maatschappij en hun geloofsovertuiging. De ouders van de radicaliserende jongeren zijn vaak langere tijd geleden geëmigreerd en zijn de jongeren zelf vaak opgegroeid in de westerse maatschappij. De jongeren hebben daardoor het idee dat ze tussen twee culturen verscheurd worden. De vraag is of de Syrische vluchtelingen ook een dergelijke kloof ervaren, of dat zij minder moeite hebben hun identiteit vorm te geven in de Nederlandse maatschappij. Het programma

“Tegenlicht” van de zender VPRO zond op 10 april 2016 een aflevering uit over IS en radicalisering, de titel van de aflevering was “Cyberjihad”.

44

In deze aflevering wordt de propaganda van IS besproken, en hoe dat mensen aanspreekt en tot radicalisering leidt.

Op een gegeven moment wordt er gezegd dat de acties van IS ‘Middeleeuws’ zijn, gelijk daarna volgt er een ander commentaar dat het “us against them” is. De opmerking

“Middeleeuws” gevolgd door een opmerking van ‘wij’ tegenover ‘zij’ is volgens mij een klassiek voorbeeld van een oriëntalistische structuur van identiteit en alteriteit volgens de theorie van Gerd Baumann.

45

Deze structuur duidt op een ongelijkheid, waarbij de

‘wij’ superieur is aan die van ‘zij’. In de aflevering wordt niet besproken of de westerse

43 Perešin, A., "Fatal Attraction: Western Muslimas and ISIS." Perspectives on Terrorism 9 (2015), p. 23-25.

44 VPRO, Cyberjihad (2016) http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2015-2016/cyberjihad.html (geraadpleegd op 12 april 2016).

45 Baumann, Gerd, ‘Grammars of Identity/Alterity: a Structural Approach’ In Baumann, Gerd & Gingrich, Andre, Grammars of Identity/Alterity: a structural approach, tweede editie; Berghahn Books 2006, p. 18- 50.

(19)

19

maatschappij eventueel aanleiding geeft voor radicalisering, terwijl we zojuist hierboven hebben gezien dat juist de westerse maatschappij en de islam zorgt voor een kloof. Ik vond het opvallend dat in deze aflevering geen kritiek was op de westerse maatschappij, terwijl ik denk dat de manier waarop het Westen kijkt naar het Midden-Oosten en de islam juist een deel van het probleem is waardoor de jongeren zich niet thuis voelen in de westerse samenleving. Het is ook belangrijk te realiseren dat de media invloed heeft op de kijkers. Juist door die invloed is het belangrijk de media kritisch te analyseren. Uit de aflevering van “Tegenlicht” komt een oriëntalistische structuur naar voren, dit lijkt er op dat er dus sprake is van een kloof in identiteit.

In dit hoofdstuk is besproken wat de eventuele merkbare gevolgen kunnen zijn voor de Syrische vluchtelingen. In het volgende hoofdstuk zal ik in detail bespreken hoe ik het onderzoek aanpak. Het onderzoek zal dus ingaan op twee sferen: het Nederlandse beleid en de interactie in de Nederlandse samenleving.

3- Methodologie

Voordat ik daadwerkelijk de interviews kan bespreken, zijn er een aantal zaken die toegelicht moeten worden. Ten eerste zal ik het profiel van de geïnterviewde vluchtelingen toelichten, in de inleiding heb ik al kort aangegeven dat er acht interviews plaats hebben gevonden met Syrische vluchtelingen die ongeveer een jaar of langer in Nederland zijn en nu in Groningen woonachtig zijn. In de eerste paragraaf zal ik ingaan op het profiel van de geïnterviewde vluchtelingen. Daarbij leg ik ook uit waarom ik vluchtelingen in Groningen heb geïnterviewd. In de tweede paragraaf ga ik in op de inhoud van de interviews en licht ik toe waarom ik bepaalde vragen stel en in welke volgorde.

3.1 – Profiel van de geïnterviewde vluchteling

Van der Meij en Marković wijden in hun eerder genoemde artikel een paragraaf aan het

bespreken dat de integratie van moslims (en het eerder uitvoerig besproken discours)

zich vooral afspeelt in de steden. Zij laten aan de hand van cijfers zien dat de meeste

moslims woonachtig zijn in de steden Amsterdam, Utrecht en Den Haag, terwijl in de

provincies Drenthe en Friesland slechts twee procent moslim is. Volgens de auteurs is de

(20)

20

distributie van moslims in Nederland ongelijk.

46

Ik denk echter dat sinds de

“vluchtelingencrisis” het discours niet alleen hoofdzakelijk in steden afspeelt. Elke gemeente krijgt van de Rijksoverheid een ‘taakstelling’. In die taakstelling wordt bepaald, aan de hand van factoren als het inwoneraantal, hoe veel ‘vergunninghouders’

(vluchtelingen met een verblijfsvergunning) een gemeente moet huisvesten. In 2015 ging het om 336

47

vluchtelingen in Groningen, in de eerste helft van 2016 stond de taakstelling voor gemeente Groningen op 236 vergunninghouders.

48

Het punt is dat door de taakstelling elke gemeente te maken heeft met vluchtelingen. Daarnaast zijn er veel protesten door plaatselijke bewoners wanneer er een nieuw asielzoekerscentrum geopend wordt. In hoofdstuk twee is kort het voorbeeld aangehaald van het dorpje Oranje, maar dit geldt bijvoorbeeld ook voor het Drentse dorpje Echten.

49

Onlangs zendde de NTR een aflevering uit van “Danny Zoekt Problemen”, de presentator ging naar Utrecht Overvecht waar sommige plaatselijke bewoners fel tegen de opening van een noodopvang zijn.

50

Dat het negatieve discours onder de Nederlandse bevolking leeft, is duidelijk. Echter zou het wel kunnen dat in het programma, en andere media, de tegenstanders extra belicht worden, terwijl het in realiteit maar om kleine getalen gaat.

In de aflevering van “Danny Zoekt Problemen” vinden veel tegenstanders het een probleem dat het gaat om veel mannen, zij zeggen wel open te staan voor vrouwen en kinderen. Deze houding werd vaak onderbouwt met het incident in Keulen, men is bang dat de mannelijke vluchtelingen de vrouwen verkrachten. Het punt wat ik wil benadrukken is dat niet alleen in Utrecht Overvecht tegenstanders zijn, maar ook in de kleinere dorpen. Bestaande moslimpopulaties zijn vooral in de grote steden

46 Meij, Marković, “The ‘Dutch Experiment’, pp. 260-261.

47 “Taakstelling per gemeente 1e helft van 2015”, Rijksoverheid, 24 april 2015. Geraadpleegd op 6 april 2016 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/04/23/taakstelling-per-gemeente-1e- helft-van-2015 . En “Taakstelling per gemeente 2e helft van 2015”, Rijksoverheid, 24 april 2015.

Geraadpleegd op 6 april 2016

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/04/23/taakstelling-per-gemeente-2e-helft- 2015

48 “Overzicht huisvesting vergunninghouders per 1 april 2016”, Rijksoverheid, 1 april 2016. Geraadpleegd op 6 april 2016

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid/documenten/publicaties/2016/04/01/overzich t-huisvesting-vergunninghouders-per-1-april-2016

49 Schilt, van J., “Echten ligt wakker van komst azc”, Dagblad van het Noorden, 12 januari 2016.

50 NTR, Danny Zoekt Problemen: Utrecht, Overvecht – Noodopvang? Fik d’r in” (2016),

http://www.npo.nl/danny-zoekt-problemen/25-05-2016/VPWON_1260033 (geraadpleegd op 30-5- 2016)

(21)

21

geconcentreerd, maar door media-aandacht

51

, de komst van asielzoekerscentra en de opvang in gemeenten naar aanleiding van de vluchtelingencrisis speelt, denk ik, het discours door heel Nederland een rol. Volgens de statistieken heeft de stad Groningen een laag percentage niet-westerse allochtonen, namelijk 11,1 procent. Het landelijk gemiddelde ligt op 12,1 procent en in steden als Utrecht zijn de percentages soms hoger dan dertig procent.

52

Mijn vermoedens dat het discours in heel Nederland een rol speelt, zal dus bevestigd worden wanneer blijkt dat de Syrische vluchtelingen in Groningen ervaringen hebben met het discours.

Ik heb er bewust voor gekozen Syrische vluchtelingen te interviewen. Er is veel onderzoek gedaan naar bepaalde etnische groepen in Nederland, bijvoorbeeld de Marokkanen.

53

De Syrische vluchtelingen zijn relatief nieuw in Nederland. De emoties van de Nederlandse bevolking tegenover de vluchtelingen zijn niet eenduidig: aan de ene kant zijn mensen bang dat met de vluchtelingenstroom terroristen meekomen, aan de andere kant gaan er treurige foto’s over het internet die de onmenselijke kant belicht en leiden tot sympathie voor de vluchtelingen. Ik denk dat het interessant is om te kijken welke ervaringen de Syriërs hebben met die emoties en het reeds bestaande discours.

De vluchtelingen die ik heb geïnterviewd zijn ongeveer een jaar geleden naar Nederland gekomen, dus in de zomer van 2015 of daarvoor. De reden om vluchtelingen te interviewen die hier al een tijd zijn, is simpel: een vluchteling die een kortere tijd in Nederland is, heeft minder sociale ervaringen gehad. Daarnaast krijgt een vluchteling drie jaar de tijd om in te burgeren. De vluchteling krijgt een brief van Dienst Uitvoerend Onderwijs (DUO), waarin staat voor welke datum de vluchteling het examen gehaald moet worden. Aangezien in mijn onderzoek ook besproken wordt hoe de vluchtelingen het Nederlandse beleid ervaren, is het logisch dat ik vluchtelingen interview die op zijn minst bezig zijn met inburgeren.

In eerste instantie wilde ik vier mannen en vier vrouwen interviewen. Dit was echter minder vanzelfsprekend dan ik dacht. Op Humanitas Groningen zijn de meeste

51 Het artikel Hafez, K., Richter, C., “Das Islambild von ARD und ZDF”, Politik und Zeitgeschichte 57 (2007), pp.40-46 bespreekt hoe de media niet alleen de realiteit construeert, maar ook dat de media vaak de enige bron is om een beeld te vormen, aangezien de ‘autochtonen’ vaak geen contact of ervaring hebben met moslims.

52 Onderzoek en Statistiek Groningen, “Statistisch jaaroverzicht gemeente Groningen - Thema 2 Bevolking”, p.21. geraadpleegd op 8 april 2016 http://www.os-

groningen.nl/images/stories/rapport/Thema02_bevolking.pdf

53 Meij, Marković, “The ‘Dutch Experiment’, pp. 256-257.

(22)

22

cliënten van het mannelijke geslacht. Ook in de media speelde de vraag waarom er meer mannelijke Syrische vluchtelingen zijn dan vrouwen. De NOS schreef bijvoorbeeld als explanatie daarvoor dat de boottocht erg gevaarlijk is en aan het vaste land men te maken heeft met “schimmige mensensmokkelaars” en daarnaast kost de reis veel geld.

Er wordt vaak besloten dat de man de gevaarlijke en dure reis onderneemt en men hoopt door middel van gezinshereniging weer bij elkaar te komen.

54

Ook Vluchtelingenwerk Nederland schrijft op hun website hierover en verklaren de hoeveelheid mannelijke vluchtelingen op dezelfde manier. Zij geven daarbij aan dat ongeveer twee op de drie vluchtelingen mannelijk zijn.

55

Het was voor mij daarom lastig evenveel vrouwen als mannen te vinden voor mijn onderzoek. Gezinsherenigingen vinden plaats, maar daardoor zijn de vrouwen vaak pas kort geleden naar Nederland gekomen, terwijl die tijd, zoals hierboven besproken is, relevant is voor het onderzoek.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft een wettelijk beslistermijn van 90 dagen voor een aanvraag voor gezinshereniging, maar dat termijn kan opgerekt worden tot zes maanden.

56

Eind maart 2016 was ik op bezoek bij het asielzoekerscentrum in Hoogeveen, daar heb ik gemerkt dat door de drukte de IND momenteel niet binnen de 90 dagen reageert. Uiteindelijk heb ik zeven mannen geïnterviewd en een vrouw.

Om het afnemen van interviews mogelijk te maken, moest ik op zoek naar mensen waarmee ik voldoende kon communiceren. Alle informanten spreken goed Engels en sommigen kunnen ook redelijk Nederlands. Ik heb er bewust voor gekozen om niet met een tolk te werken, aangezien zij zich hierdoor minder op hun gemak kunnen voelen en ik bovendien de orginele formulering wil analyseren. Een gevolg van deze keuze is wel dat ik wellicht alleen hoger opgeleiden heb geïnterviewd. Vluchtelingen die slecht Engels of Nederlands kunnen (en uit ervaring weet ik dat er daar veel van zijn) zullen waarschijnlijk andere ervaringen hebben. Toch is het interessant om de groep waarmee ik wel goed kan communiceren te interviewen: er wordt zodoende onderzocht of vluchtelingen die goed kunnen communiceren met de Nederlandse bevolking ervaringen hebben met het discours. Vluchtelingen die minder goed kunnen

54 “Waarom vluchten meer mannen dan vrouwen?”, NOS, 5 november 2015.

55 “Het zijn allemaal jonge mannen die hun gezin in de steek laten”, 28 januari 2015. Geraadpleegd op 11 april 2016 http://www.vluchtelingenwerk.nl/actueel/nieuws/het-zijn-allemaal-jonge-mannen-die-hun- gezin-de-steek-laten

56 Informatie op de website van de IND, geraadpleegd op 11 april 2016

https://kdw.ind.nl/OverviewDetail.aspx?knowledge_id=SubschermNareizendeFamilieledenMvv_plichtig&

maintab=2

(23)

23

communiceren met de Nederlandse bevolking zullen of extremere ervaringen hebben met de Nederlands bevolking, of zij zullen onderling een sociaal netwerk opbouwen waardoor zij minder te maken hebben met de Nederlandse bevolking. Nu het profiel van de informanten uitgelegd is, zal ik inhoudelijk ingaan op de interviews in de volgende paragraaf.

3.2 – het interview: inhoud

Het onderzoek bestaat uit semigestructureerde interviews. De vragen zijn gebasseerd op topics, aan de hand van de antwoorden zal ik dieper op het onderwerp ingaan. De formulering van de vragen is algemeen, het ligt aan de persoon die ik op dat moment interview hoe ik de vraag exact formuleer. Door de interactie die tussen mij en respondent optreedt, ontstaat er een diepte-interview. De lijst met vragen is te vinden onder “bijlage één” aan het einde van deze scriptie. De vragenlijst is in het Engels opgesteld, aangezien dit de voertaal zal zijn van de interviews. De vragen worden op volgorde gesteld, om te voorkomen dat de informanten beïnvloed worden door de vragen en de richting waar het interview heen gaat.

In het tweede hoofdstuk heb ik het onderscheid gemaakt tussen ervaringen met het beleid en de Nederlandse maatschappij. Ik heb al aangegeven dat het discours niet strikt gescheiden kan worden. Uit de opgestelde vragen blijkt ook dat het onderscheid niet altijd even duidelijk gemaakt kan worden. Ik begin met vragen om een omschrijving te geven van de vluchteling zelf. Aan het begin van het interview heeft de vluchteling nog niet een bepaalde verwachting bij het interview. Door deze vraag aan het begin te stellen, hoop ik dat de vluchteling bij zijn beschrijving zich niet laat sturen door andere vragen. De identiteit die de vluchteling zichzelf toekent is relevant, aangezien een belangrijk punt van het discours is dat de niet-westerse vluchteling als moslim wordt gezien, wat als problematisch wordt ervaren met de Nederlandse (en westerse) waarden en normen.

Daarna ga ik over op de ervaringen in de publieke sfeer. Belangrijk hierbij is de vraag wat volgens de vluchtelingen de houding is van de Nederlandse bevolking ten opzichte van vluchtelingen en wat voor gevolgen die houding heeft voor de vluchteling.

Door te vragen naar relaties met de Nederlandse bevolking, zowel vriendschappelijk als romantisch, probeer ik meer duidelijkheid te krijgen in de onderlinge verhoudingen.

Daarna ga ik dieper in op de ervaringen van vluchtelingen met betrekking tot beleid,

(24)

24

politiek en instituties. Hoe is het bijvoorbeeld voor een vluchteling om in Nederland een baan te vinden of een studie te beginnen? Ook vraag ik of de vluchteling op de hoogte is van de Nederlandse politiek en het nieuws volgt. Wat wordt er volgens de vluchteling besproken?

Aan het einde van het interview vraag ik naar algemenere verschillen tussen de Nederlandse cultuur en de de Syrische cultuur. Bij de laatste vraag begin ik pas over religie. Zoals eerder besproken is, leeft onder de Nederlandse bevolking de angst voor terrorisme. Ik ben benieuwd of de vluchtelingen ervaringen hebben met reacties van de Nederlandse bevolking over de islam, terrorisme en IS. Eerder heb ik besproken dat binnen het discours een anti-immigrantensentiment vaak samenvalt met “islamofobie”.

Niet elke geïnterviewde vluchteling is moslim, maar hebben zij de ervaring toch als moslim aangezien te worden, inclusief de negatieve connotaties? De vraag voor de vluchtelingen die wel moslim zijn, is of zij “islamofobie” ervaren hebben, en wat hun gevoel daarbij is.

4 – De bespreking van de interviews

Om de informanten zich comfortabel te laten voelen, liet ik hun beslissen waar het

interview plaats zou gaan vinden. Ik ken de meesten via Humanitas, in veel gevallen was

dit een vertrouwde omgeving. Wanneer de interviews inderdaad plaatsvonden op

Humanitas, dan gebeurde dit in een aparte ruimte. Om het niet te klinisch over te laten

komen, bracht ik altijd fruitsappen en koekjes mee. Daarnaast startte ik niet gelijk met

interviewen, maar hielp ik bijvoorbeeld met wat praktische zaken, zoals het vertalen van

een Nederlandse brief, of maakte ik eerst een praatje. Daarna vertelde ik de informant

dat ik onderzoek doe naar de ervaringen en verhalen van de Syrische vluchtelingen in

Nederland en dat hun visie en verhalen centraal staan. Ik gaf aan dat wanneer zij zich

niet comfortabel voelen met een vraag, ze dit gewoon konden zeggen en ik het daarbij

zou laten. Ook zei ik al bij voorbaat dat alles anoniem zou blijven. Dit alles deed ik om

hun zo comfortabel mogelijk te laten voelen. De gesprekken werden opgenomen met

mijn mobiele telefoon, ik vroeg daarvoor toestemming en legde uit het alleen te

gebruiken om het gesprek zelf later na te kunnen luisteren. Een informant voelde zich

daar niet comfortabel bij, tijdens het gesprek heb ik aantekeningen gemaakt. Twee van

de acht informanten kozen ervoor het gesprek in het Nederlands te doen.

(25)

25

Elk interview begon ik met de vraag om iets te vertellen over de persoon zelf.

Zoals ik in het vorige hoofdstuk had aangegeven, was ik benieuwd naar hoe zij hun eigen identiteit weergeven, zonder nog beïnvloed te zijn door andere vragen in het interview.

Al vroeg in mijn onderzoek bleek dat iedereen een standaard “recept” gaf: naam, leeftijd, studie/werk, stad van herkomst, opnoemen van asielzoekerscentra en uiteindelijk de toewijzing aan de gemeente Groningen. Toch hield ik deze vraag als openingsvraag, omdat het, naar mijn idee, een luchtige opening is van het interview. Geen van de informanten refereerden in deze vraag naar een religieuze overtuiging. Dat is wel opvallend, wanneer je in het achterhoofd houdt dat in de academische literatuur continu religie wordt gekoppeld aan de immigrant. Dit is slechts een van de besproken punten.

In dit hoofdstuk worden de interviews uitgebreid besproken. Dit hoofdstuk is opgedeeld in meerdere paragrafen. In dit hoofdstuk wordt niet alleen het onderscheid gemaakt tussen beleid en ervaringen in de maatschappij, maar behandel ik meerdere topics die besproken zijn. In dit hoofdstuk wordt dus gefocust op de antwoorden die de vluchtelingen hebben gegeven. Pas in het hierop volgende hoofdstuk zal ik een concrete terugkoppeling maken met de besproken academische literatuur.

4.1 Van Syrië tot Nederland

“To be a killer, or to be killed.”

57

“Gelukszoekers”

58

is een term die de Syrische vluchteling absoluut niet omschrijft. De redenen waarvoor mijn informanten gevlucht zijn, zijn erg heftig. Het bovenstaande citaat speelt in veel verhalen een hoofdrol. Ik heb verschillende redenen gehoord om te vluchten, voor sommigen was een van de redenen voldoende om te vluchten, voor anderen hebben meerdere redenen ertoe geleid dat ze zijn gevlucht.

Een reden voor sommigen om te vluchten was de verplichting het leger in te moeten. Voor Wafeeq

59

was dit de doorslaggevende reden. Eigenlijk had hij drie redenen, hij was ten eerste gearresteerd omdat hij een activist was tijdens de Arabische Lente in Syrië. Drie maanden lang heeft hij in de gevangenis gezeten waar hij ook gemarteld werd. Ten tweede werd zijn vader gekidnapped, tegen betaling werd hij weer vrijgelaten. Hij vertelde dat hij zelfs niet na die twee acties wilde vluchten, aangezien hij

57 Geïnterviewde 3, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016.

58 “Hier komen alleen gelukszoekers”, RTL Nieuws, 6 oktober 2015. Met de term “gelukszoekers” wordt vaak bedoeld dat vluchtelingen hier alleen komen om mee te varen op de westerse welvaart.

59 Alle namen zijn fictief om de anonimiteit te waarborgen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vragen als: mogen asielzoekers in Nederland werken, welk werk kunnen ze doen, hoe zit dat met de taal, zijn diploma’s uit het land van oorsprong geldig in Nederland enzovoort,

Onderwijs voor vluchtelingen moet aan alle kwaliteitsvereisten van onderwijs voldoen en moet garant kunnen staan voor een warm.. welkom, een vlotte leerloopbaan en duurzaam

Het Europees Sociaal Fonds Investeert in jouw toekomst.. Mede mogelijk

''Het is goed voor gemeenten om zich te realiseren dat ze voor een enorme opgave staan.. Het is goed voor gemeenten om zich te realiseren dat ze voor een enorme

In Bamenga’s visie worden mensen niet meer van het kastje naar de muur gestuurd, maar gekoppeld aan één ambtenaar die alles weet wat vluchtelingen moeten weten.. Tsai kan zich

Door deze oorzaken schiet de begeleiding van vluchtelingen soms tekort en ontstaan er allerlei problemen.. Deze problemen worden vervolgens

Groepsgrootte is dus een belangrijke punt en aangezien Duitsland ook een groter land is en qua eigen groepsgrootte meer capaciteiten heeft dan Nederland zouden we voor het

Net als paus Franciscus zijn onze bisschoppen bezorgd om het lot van mensen die gedwongen en vaak zonder houvast, zonder begeleiding en vaak zonder enig uitzicht, in ons