Duurzaamheid bij internationale
topbanken anno 2006
Laura Bijl
Amsterdam, januari 2007
Rijksuniversiteit Groningen
Duurzaamheid bij internationale topbanken anno 2006
Rijksuniversiteit Groningen
Auteur: L. Bijl Student nummer: 1256580
Email: [email protected]
Faculteit: Economische Wetenschappen Studierichting: Financiering & Belegging
Voorwoord
Economie en natuur lijken vaak recht tegenover elkaar te staan. Toch is voor de samenleving het belang van beide even groot en is de invloed die zij op elkaar hebben niet te onderschatten. Voor mij is het dan ook opvallend dat er in de studie economie nauwelijks aandacht is voor het steeds belangrijker wordende aspect ‘duurzaamheid’.
Tijdens mijn stage bij ABN Amro ben ik in aanraking gekomen met de impact die duurzaamheid heeft op de bedrijfsvoering van een groot bedrijf. Sindsdien ben ik mij steeds meer gaan interesseren voor de plaats die duurzaamheid inneemt bij banken. Het feit dat duurzaamheid daarnaast steeds vaker onder de aandacht komt in de krant en bijvoorbeeld met de film ‘An inconvenient truth’, maakt het voor mij een hedendaags, interessant en boeiend onderwerp voor een scriptie.
Ik wil iedereen bedanken die mij geholpen heeft om mijn scriptie te kunnen voltooien zoals deze nu is. In het bijzonder wil ik mijn scriptiebegeleider; dhr. Scholtens bedanken voor zijn goede begeleiding, aanwijzingen, tips en interesse in mijn onderzoek. De afspraken die ik niet alleen tijdens het schrijven van mijn scriptie, maar ook daarvoor tijdens mijn stage bij ABN Amro met hem heb gehad, hebben mij telkens nieuwe inzichten en een goed overzicht van de situatie gegeven.
Daarnaast wil ik mijn begeleiders bij ABN Amro; Wim Fonteine en Diantha Snelleman bedanken. Tijdens mijn stage heb ik niet alleen kennis gemaakt met het aspect duurzaamheid en de implicaties ervan voor een grote bank, maar heb hier ook de kans gehad om mezelf verder te ontwikkelen op persoonlijk vlak en te oriënteren op professioneel vlak.
Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun steun tijdens de laatste fase van mijn studie. Ik heb in deze periode veel geleerd: zowel op wetenschappelijk niveau als op persoonlijk niveau.
Inhoudsopgave
Voorwoord
Inhoudsopgave 4
Hoofdstuk 1: Inleiding 6
Hoofdstuk 2: Een typologie van duurzaam bankieren 11
Hoofdstuk 3: Methode en data 14
- Selectie van de banken 14
- Methodiek van het onderzoek 17
- Toetsingscriteria op het gebied van duurzaamheid 19
Hoofdstuk 4: Resultaten 31
- 4.1 Analyse van de prestaties per regio 31
- 4.2 Analyse van de individuele prestaties van de banken 47 - Algemene analyse op landelijk niveau 48 - Analyse van de banken op individueel niveau 52 - Vergelijking van de individuele en landelijke prestaties 63
in 2001 en 2006
- 4.3 Vergelijking resultaten met duurzame indices 71 - 4.4 Verband tussen de duurzaamheidsscore en efficiëntie 72
- 4.5 Samenvatting 73
Hoofdstuk 5: Conclusie 76
Literatuurlijst 79
Bijlagen: 81
- Bijlage 1: Enquête voor de banken in het onderzoek 81 - Bijlage 2: Uitleg bij de criteria voor duurzaamheid 82 - Bijlage 3: De Kolmogorov-Smirnov toets en de Wilcoxon toets 87
- Bijlage 4: Duurzaamheidscriteria (Excel)
- Bijlage 5: Individuele en landelijke analyse (Excel) - Bijlage 6: Uitkomsten Kolmogorov-Smirnov toets (Excel) - Bijlage 7: Uitkomsten Wilcoxon rangtoets (Excel)
- Bijlage 8: Uitkomsten Spearman rangcorrelatie toets (Excel)
- Bijlage 9: Uitkomsten Spearman rangcorrelatie toets voor het verband tussen duurzaamheid en efficiëntie (Excel)
Hoofdstuk 1: Inleiding
Banken vervullen in de maatschappij een belangrijke functie omdat zij in de meeste landen de grootste intermediair tussen de vragers en aanbieders van geld zijn. Als financieel intermediair heeft een bank drie belangrijke functies: het prijzen en waarderen van vermogenstitels, het in de gaten houden of monitoren van de partijen die geld van hen gebruiken, het beheren van financiële risico’s en het betalingsverkeer.1 Via deze functies kunnen banken een grote invloed uitoefenen op de economie. Naast een kwantitatieve kan een bank ook een kwalitatieve invloed uitoefenen op de ontwikkelingen in de economie. R isicobeheer kan voor het bereiken van een duurzame samenleving op de volgende manier belangrijk zijn. Tussen vragers en aanbieders van geld bestaat informatieasymmetrie met onder meer betrekking tot milieuaspecten. Banken hebben de beschikking over een omvangrijk en efficiënt kredietverleningapparaat e n hebben daardoor relatief gezien een informatievoordeel. Doordat banken duidelijk zicht hebben op milieu- en financiële risico’s, vervullen zij een belangrijke rol in het reduceren van die informatieasymmetrie tussen marktpartijen. Banken kunnen door hun functie als intermediair door middel van bijvoorbeeld tariefdifferentiatie een duurzame ontwikkeling stimuleren.2 Een bank kan hiernaast ook door middel van haar beleggingsbeleid de mogelijkheid voor duurzame ontwikkeling scheppen. Een bank kan bijvoorbeeld met specifieke fondsen beleggingen in een milieuvriendelijke of duurzame richting mogelijk maken.
Aangezien ‘duurzaamheid’ een heel breed begrip is, kan er op meerdere manieren invulling aan gegeven worden. Dit komt onder andere naar voren in de verschillende duurzame beleggingsfondsen die inmiddels bestaan. Een veelgebruikte definitie van duurzame ontwikkeling is de volgende: “Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generaties, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien te schaden.” (WCED, 1987, p.46) In algemene termen wordt gedacht dat duurzaamheid vanuit drie domeinen vorm krijgt: economie, ecologie en sociaal. Vanuit het economisch domein betekent duurzaamheid het maximale productniveau dat bereikt kan worden zonder de voorraad productieve activa aan te passen. Economische efficiëntie draagt er dan zorg voor dat schaarse productiemiddelen optimaal gebruikt worden en dat de consumptie het nut maximaliseert. Vanuit het ecologische domein betekent duurzaamheid dat de leefbaarheid en het natuurlijk functioneren van ecosystemen in stand gehouden wordt. Vanuit het sociale
1 Scholtens, 2006, blz. 6 2 Jeucken, 2004, blz. 1
domein impliceert duurzaamheid dat de veerkracht van sociale systemen overeind blijft en dat de kwetsbaarheid voor onverwachte schokken wordt beperkt. Drijfveer van dit alles zijn ethische principes en rechtvaardigheidsstreven.3
Integreren van duurzaamheid in de bedrijfsvoering brengt voor bedrijven naast kansen ook risico’s met zich mee. Het voortbestaan van bedrijven kan namelijk afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de beschikbaarheid van bepaalde grondstoffen, maar ook van een aantal aan duurzaamheid gerelateerde factoren. Deze (onderstaande) aspecten gelden uiteraard ook voor banken.
- De toenemende schaarste van een aantal belangrijke grondstoffen op aarde wordt de laatste jaren steeds meer economisch voelbaar. Door deze ontwikkeling groeit het besef van het belang van duurzaamheid in toenemende mate bij zowel bedrijven als consumenten.
- De consument kan door de mondialisering en het Internet beter inzicht krijgen in de prestaties van bedrijven op sociaal vlak en op het gebied van milieu. Met name NGO’s accepteren niet dat bedrijven onzorgvuldig omspringen met het milieu of mensenrechten en laten dit ook horen. Zeker in een wereld waarin meer en meer aan outsourcing en off-shoring wordt gedaan, zit de waarde van bedrijven steeds meer in immateriële activa als de merknaam. Reputatie is voor veel bedrijven (vooral in de sector dienstverlening) belangrijker dan ooit.
- Er ontstaat steeds meer wetgeving op milieugebeid en het aanrichten van milieuschade wordt steeds harder aangepakt. Ook op sociaal vlak bestaan verbintenissen waar bedrijven zich aan dienen te houden, zoals onder andere de verdragen van de Internationale ArbeidsOrganisatie (IAO) en de richtlijnen van de Ontwikkeling voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).4
Het bankwezen heeft in het algemeen veel langzamer gereageerd op uitdagingen op duurzaamheidsgebied dan andere sectoren.5 Dit hangt samen met het idee dat enerzijds de financiële sector een relatief schone bedrijfstak is. Anderzijds heerst de gedachte dat aandacht voor milieuvraagstukken een inmenging zou kunnen betekenen in de (bedrijfs)activiteiten van klanten. In de jaren negentig heeft de duurzame ontwikkeling van banken zich echter in versneld
3
Scholtens, 2006, blz. 4
4 Galbreath, 2006, blz. 181 5 Jeucken, 2001, blz. 1
tempo ontwikkeld. Door de invoering van een strengere wetgeving in de Verenigde Staten schonken Amerikaanse banken eerder aandacht aan milieuaspecten dan Europese banken.6
Geleidelijk zijn de aspecten van duurzame ontwikkeling doorgedrongen tot de financiële sector. Er zijn verschillende initiatieven genomen om duurzaamheid te integreren in de bedrijfsactiviteiten van de financiële sector. Voorbeelden hiervan zijn de ‘Equator Principles’, ‘UNEP Statement by Financial Institutions on the Environment and Sustainable Development’ en het ‘Global Compact’. Daarnaast heeft een aantal andere aspecten, zoals het ontstaan van duurzame indices en de komst van specifieke onderzoeksbureaus voor duurzaamheid bijgedragen aan de ontwikkeling en daarmee het volwassen en professioneel worden van duurzaamheid in de financiële sector.7
Deze ontwikkeling van duurzaamheid in de financiële sector kenmerkt zich onder andere door de verschillende duurzame en groene producten8 op het gebied van lenen, financieren, sparen, verzekeren, hypotheken en beleggen die de laatste jaren op de markt gebracht zijn door financiële instellingen. Banken hebben in steeds grotere mate activiteiten op het gebied van duurzaamheid ontwikkeld. Dit geldt niet alleen voor Noord-Amerika en Europa, maar ook in Azië, Zuid-Amerika en Oost-Europa wint duurzaamheid geleidelijk aan belang. Dit gebeurt veelal onder invloed van multilaterale banken zoals de Wereldbank, de ‘International Finance Corporation’ (IFC), de ‘Asian Development Bank’ (ADB) en de ‘European Bank for Reconstruction and Development’ (EBRD). Deze multilaterale banken zetten zich in voor een duurzame economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden.9
Ontwikkelde landen hebben echter wel duidelijk een voorsprong op ontwikkelingslanden op het gebied van duurzaamheid. Alle ontwikkelingen op duurzaam vlak hebben zich voorgedaan in ontwikkelde landen (de duurzaamheidsverslaggeving, de onderzoeksbureaus voor duurzaamheid, het ontstaan van duurzame financiële producten, etc.). Daarnaast is de druk van onder andere consumenten en NGO’s groter in Westerse landen. De lagere ontwikkeling van duurzaamheid hangt immers samen met de lagere algemene ontwikkelingsstandaard van ontwikkelingslanden.
In deze scriptie onderzoek ik de rol en de positie van internationale topbanken op weg naar duurzaamheid. Het onderzoek “Duurzaam bankieren door internationale topbanken in de praktijk” door Marcel Jeucken uit 2001 geldt als basis en als voorbeeld voor de opzet van dit
6 Jeucken, 2001, blz. 1 7 Louche, 2004, blz. 267 8
Groene producten vallen onder duurzame producten, maar zijn gebonden aan bepaalde wettelijke vereisten en genieten een fiscale faciliteit.
onderzoek. Het onderzoek uit 2001 had als doel te meten in welke mate milieuzorg sectorbreed in het bankwezen is doorgedrongen. Dit deed Jeucken door (aselect op milieuprestaties) geselecteerde internationale banken te beoordelen op een aantal aspecten van milieuzorg. Uit zijn onderzoek bleek dat alle koplopers op het gebied van duurzaamheid en milieu uit Europa kwamen. Een mogelijke verklaring hiervoor vond hij in de culturele en wettelijke verschillen én verschillen in marktkrachten. Een culturele factor is het grotere gewicht dat men in Europa aan milieu schenkt, in het bijzonder in noordwest Europa. In Noord-Amerika en Oceanië ligt de nadruk juist op ‘community involvement’. Dit kan deels verklaard worden door het feit dat de rol van de overheid op sociaal vlak in continentaal Europa van oudsher groter i s e n sociale verschillen kleiner zijn dan in Angelsaksische landen. Sociale vraagstukken hebben daarom bij Angelsaksische landen een hogere prioriteit. Bovendien maken Europese overheden veelvuldiger gebruik van marktinstrumenten die banken prikkelen om op milieu gerichte financiële producten te ontwikkelen. Tot slot is er een verband gevonden voor de fase van duurzaam bankieren en efficiëntie10, omvang (in activa) van de bank en de mate waarin de bank internationaal opereert. Inmiddels is duurzaamheid dieper doorgedrongen in de financiële sector en is het begrip vele malen breder dan in 2001 het geval was, toen de nadruk vooral op milieuzorg lag. Duurzaamheid heeft naast milieuzorg ook betrekking op sociale zorg.
Om het onderzoek vernieuwde relevantie te geven, breid ik het werk van Jeucken uit op drie manieren:
- Analyse op grond van recentere waarnemingen en dus een langere periode voor dezelfde banken die hij in beschouwing neemt.
- Uitbreiding van de criteria die Jeucken gebruikt; vooral in de richting van sociale criteria. - Vergelijking van de ranking die de banken in 2001 en 2006 hebben gekregen en een
poging de verschillen te verklaren.
Aan de hand van de beoordeling van de geselecteerde internationale banken op verschillende aspecten van duurzaamheid, wil ik niet alleen aantonen in hoeverre duurzaamheid anno 2006 is doorgedrongen in de financiële sector, maar ook inzicht geven in de verschillen tussen de prestaties van banken in verschillende werelddelen en de banken onderling. Daarnaast, in tegenstelling tot Jeucken, ligt in dit onderzoek de nadruk niet op milieuaspecten maar spelen
10
Voor de mate van efficiëntie is de kostenbaten ratio genomen (des te hoger de ratio, des te minder efficiënt). Als indicator voor de mate van internationale focus is het aandeel van buitenlandse activa in de totale activa van de bank genomen (des te hoger het percentage, des te groter de internationale focus).
sociale activiteiten een even grote rol. Om de banken te beoordelen op hun duurzaamheidsprestaties, toets ik de banken in dit onderzoek op een aantal criteria met betrekking tot hun sociale en milieuprestaties. Per criterium vergelijk ik aan de hand van deze prestaties eerst de drie verschillende regio’s; Noord-Amerika, Europa en Oceanië op gebied van duurzaamheid. Hiervoor aggregeer ik de individuele prestaties van de banken. Vervolgens beoordeel ik opvallende aspecten op landelijk niveau. Deze analyse vindt in kwalitatieve termen plaats. Tot slot bekijk ik de prestaties en de ontwikkeling van de banken op individueel niveau en probeer deze te verklaren. Voor de analyse hiervan vergelijk ik de prestaties van de individuele banken met het gemiddelde aan de hand van een t-toets. Strategiewijzigingen probeer ik te verklaren door middel van de antwoorden op een enquête die ik de banken heb gestuurd.
De opbouw van deze scriptie is als volgt. In het tweede hoofdstuk presenteer ik een typologie van duurzaam bankieren, zoals gepresenteerd door Jeucken (2001). In het derde hoofdstuk wordt de methodiek van het onderzoek toegelicht. Dit hoofdstuk belicht de selectie van de banken voor dit onderzoek en de verschillende duurzaamheidscriteria waarop de banken worden getoetst. Er wordt uitgelegd hoe de criteria worden gemeten en waarom deze criteria relevant zijn voor de duurzaamheidsprestaties van de financiële sector. In het vierde hoofdstuk belicht ik de uitkomsten van het onderzoek. De prestaties van de banken op de verschillende aspecten van duurzaamheid worden in dit hoofdstuk geanalyseerd. Aangezien de financiële sector zich de laatste jaren snel heeft ontwikkeld op het gebied van duurzaamheid, heeft zich anno 2006 wellicht een verschuiving voorgedaan in de posities van de banken op duurzaam vlak. Aan de hand van de resultaten, zal ik deze in dit hoofdstuk proberen te verklaren. Tot slot zal ik in hoofdstuk vijf de uiteindelijke conclusie geven.
Hoofdstuk 2: Een typologie van duurzaam bankieren
Om inzicht te krijgen in hoe banken met duurzaamheid omgaan, brengen Blom en Mees (1999) een model naar voren, waarbij banken kunnen worden ingedeeld in drie categorieën: passief / reactief, volgend / beperkt en actief / vernieuwend. In hun theorie kan een grootbank per definitie niet in de laatste categorie vallen. Deze categorie is alleen weggelegd voor nichespelers, zolang nog niet alle te financieren ondernemingen duurzaam opereren.11
De ontwikkeling naar duurzaamheid vraagt echter meer dan uitsluitend de duurzaam opererende bedrijven financieren; daarnaast is het van groot belang verantwoordelijkheid te nemen voor bedrijven die nog niet duurzaam ondernemen en deze te motiveren zich op dit gebied t e ontwikkelen.12
In dit kader heeft Marcel Jeucken een ander onderscheid gemaakt wat de houding van banken betreft ten opzichte van duurzaamheid. Volgens hem zijn bij banken in grote lijnen vier houdingen te onderscheiden met betrekking tot milieu en duurzaamheid: defensief, preventief, offensief en duurzaam. Iedere opeenvolgende fase omvat de vorige fase. Dat wil zeggen dat duurzaam bankieren tenminste alle elementen bevat van preventief en offensief bankieren. Hoewel alle banken in principe de verschillende fasen doorlopen, is een terugtrekkende beweging mogelijk, zullen sommige banken de laatste fase nooit bereiken en kunnen sommige banken, zoals nichespelers bepaalde fasen overslaan.
Figuur 1 geeft een overzicht van de verschillende fasen van duurzaam bankieren zoals uitgelegd door Jeucken.
Figuur 1: Een typologie van bankieren en duurzaamheid
(Bron: Jeucken, 2001)
11 Banken hebben zelfstandige verantwoordelijkheid, Financiële Dagblad, 10-2-1999 12 Jeucken, 1999, blz. 2
De eerste fase is defensief bankieren. In deze fase wordt milieu louter als iets lastigs of irrelevants beschouwd. Bovendien wordt het betrekken van milieuaspecten bij de beoordeling v a n bijvoorbeeld een kredietaanvraag als een inmenging in de bedrijfsactiviteiten van de klant beschouwd. Zorg voor het milieu leidt in deze visie slechts tot kosten. Deze fase kan gesplitst worden in twee groepen: ‘sterk’ defensief en ‘verlicht’ defensief.
De tweede fase, preventief bankieren, onderscheidt zich van de vorige fase doordat potentiële kostenbesparingen wel worden gezien. De nadruk ligt in deze fase op de interne processen zoals interne milieuzorg en kredietrisicosystemen. Voor de meeste banken is preventief bankieren onontkoombaar omdat met behulp van milieuwetten, jurisprudentie en regelgeving randvoorwaarden opgelegd worden aan de activiteiten. De potentiële opbrengsten, risico’s en kosten die hieraan zijn verbonden, worden geïntegreerd in de dagelijkse bedrijfsvoering van de bank. Voorbeelden hiervan zijn het terugbrengen van het energieverbruik en het beperken van milieurisico’s door kredietrisicobeoordeling te doen ten aanzien van milieurisico’s.
In de derde fase, die van offensief bankieren, nemen banken naast hun interne ook wel hun externe activiteiten in beschouwing.13 Men ziet nieuwe marktmogelijkheden, zowel op het vlak van specifieke producten als met betrekking tot nieuwe markten, zoals die voor milieutechnologie. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van duurzame beleggingsfondsen, de financiering van duurzame energie en de ondertekening van de UNEP verklaring. In deze fase rapporteren banken over hun activiteiten en leggen verantwoording af via milieuverslagen. De houding van banken is proactief, creatief en innovatief en is vooral gericht op de buitenkant van het bedrijf. Extra investeringen of activiteiten gericht op het milieu verdienen zichzelf binnen de geëiste termijn terug. Deze activiteiten kunnen ook duurzaam zijn, al is dit niet vanzelfsprekend zolang milieukosten en –schade niet in het prijssysteem zijn geïntegreerd.
Bij duurzaam bankieren, de vierde fase, heeft een bank de ambitie om in haar activiteiten duurzaamheid voorop te stellen. Duurzaam bankieren is een bedrijfsvorm waarbij de interne activiteiten voldoen aan de eisen van duurzaam ondernemen en de externe activiteiten (zoals kredietverlening en beleggingen) erop gericht zijn duurzaamheid bij klanten en andere maatschappelijke partijen te waarderen en te stimuleren. Bij duurzaam bankieren is men bereid lagere marges en / of hogere risico’s te accepteren om bepaalde activiteiten te stimuleren, die
13 Interne activiteiten zijn gerelateerd aan bedrijfsprocessen binnen banken, terwijl externe aspecten
geen kans van slagen zouden hebben binnen traditioneel bankieren. Duurzaam bankieren zou dan ook kunnen betekenen dat de activiteiten in een heel andere richting gezocht worden en dat bepaalde vormen van kredietverlening niet meer plaats vinden, andere juist wel. Uiteraard moeten de aandeelhouders van de bank een dergelijke visie ondersteunen. Op het moment van Jeuckens onderzoek in 2001 was dat nog onvoldoende het geval, waardoor duurzaam bankieren voor grote financiële conglomeraten onmogelijk was. Bovendien noemde Jeucken als reden dat er onvoldoende duurzame investeringen mogelijk waren in de mate waarop de beschouwde banken werken. Deze vergaande fase was op dat moment uitsluitend weggelegd voor nichebanken als Triodos en ASN.14
Voor mijn onderzoek zal ik echter geen gebruik maken van deze indeling in fasen van duurzaamheid. Deze indeling impliceert namelijk naar mijn idee een subjectieve indeling van banken en dus een enigszins vertekend beeld. Bij deze indeling in fasen worden banken namelijk in een ‘hokje’ gestopt aan de hand van een beperkt aantal criteria. Bovendien heeft duurzaamheid in de financiële sector zich inmiddels verder ontwikkeld, waardoor bovenstaande typologie geen totaal beeld meer geeft van duurzaamheid in de financiële sector. Banken hebben zich breed ontwikkeld en de relevantie van duurzaamheid is gegroeid. Niet alleen in de financiële sector maar ook in de maatschappij in het algemeen wint duurzaamheid aan belang. Hierdoor gaan banken inmiddels anders o m met duurzaamheid. Voor de beoordeling van banken op duurzaamheid, vergelijk ik de prestaties van de banken op verschillende aspecten van duurzaamheid met de gemiddelde prestatie van de groep banken. Dit geeft voor dit onderzoek naar mijn idee een beter beeld, omdat het onderzoek enkel grote internationale banken betreft. Door deze te vergelijken met op duurzaamheid gespecialiseerde banken (zoals Jeucken hierboven in de typologie aangeeft met ASN en Triodos) ontstaat er mijns inziens een vertekende weergave. De niche banken vervullen een andere positie dan de grootbanken, wat een vergelijking met grootbanken in dit kader niet passend maakt. Daarnaast is het onderzoek van Jeucken moeilijk te reproduceren omdat hij niet precies aangeeft wat de bronnen van zijn data zijn, welke maatstaven hij gebruikt, hoe hij de gegevens verwerkt en op welke wijze hij tot de ‘duurzaamheidsscore’ komt die hij de banken in zijn onderzoek geeft. Bovendien stelt hij de onderliggende data van zijn onderzoek niet beschikbaar. Deze scriptie is er dan ook op gericht een helder, transparant rapport te produceren over de duurzaamheidsprestaties van de geselecteerde banken in 2006 en deze prestaties voor zover mogelijk te vergelijken met die van Jeucken in 2001.
Hoofdstuk 3: Methode en data
In dit hoofdstuk worden de methodiek en de data voor het onderzoek besproken. Eerst zal ik de selectie van de banken toelichten en ingaan op de methodiek van het onderzoek; de manier waarop de verschillende wereldregio’s met elkaar vergeleken worden en de wijze volgens de welke de beoordeling van de banken op individueel niveau tot stand komt. Vervolgens zal ik de verschillende criteria toelichten waarop de banken in dit onderzoek worden beoordeeld. Aan de hand van een overzicht hiervan geef ik een omschrijving van de verschillende criteria en geef ik aan waarom deze van toepassing zijn voor een duurzaamheidsbeoordeling. Tevens bespreek ik de wijze waarop de criteria worden gemeten (de schaal) en geef ik een overzicht van de bronnen die ik per criterium gebruik om de prestaties van de banken te beoordelen.
Wanneer er sprake is van duurzaamheid in de financiële sector, worden in de literatuur vaak de duurzame niche banken zoals Triodos en ASN als voorbeeld genomen. Daarnaast staat een aantal mainstream banken bekend als actieve banken op het gebied van duurzaamheid. Mede doordat in de literatuur vaak dezelfde banken worden aangehaald, is over deze banken dan ook de meeste informatie voorhanden. Wanneer echter alleen de prestaties van deze banken worden bekeken, komt niet duidelijk naar voren in hoeverre duurzaamheid sectorbreed is doorgedrongen.15
Om hier een duidelijker beeld over te schetsen, worden in dit onderzoek niet de bekende koplopers in beschouwing genomen maar is de schaal (totale activa) van een bank als selectiecriterium genomen. Dit onderzoek wijkt dus af van de literatuur waar de koplopers op gebied van duurzaamheid worden bekeken, omdat dit onderzoek zich in beginsel op banken in alle ontwikkelde landen richt, ongeacht het stadium van duurzaamheid waarin een bank zich bevindt. Bovendien gaat het om een vergelijkbare groep banken, aangezien alleen grote banken (de top 100 van de wereld op basis van activa) in het onderzoek zijn meegenomen.16
Selectie van de banken
De voor dit onderzoek geselecteerde banken zijn in beginsel gelijk aan de banken die door Jeucken worden onderzocht. De selectie heeft in 2001 plaatsgevonden aan de hand van twee criteria:
15 Jeucken, 2001, blz. 4 16 Jeucken, 2001, blz. 4
- Totale activa: Een bank dient minimaal 100 miljard euro aan activa te hebben om geselecteerd te worden.17 Dit criterium is gekozen omdat de directe en indirecte milieudruk van banken vooral met de omvang van haar activiteiten samenhangt en daardoor met de omvang van de activa.
- Herkomst en aantal: Het maximale aantal banken dat in het onderzoek wordt meegenomen is op 50 gesteld om de omvang van de steekproef enigszins te beperken. Omdat 50% van de banken in de top-50 hun hoofdkwartier in Duitsland, Japan of de VS hadden, is voor een additioneel selectiecriterium gekozen: per land is uitsluitend de topdrie geselecteerd. (In het onderzoek zijn uitsluitend banken uit ontwikkelde landen opgenomen.)
In totaal voldeden 34 banken uit 15 landen aan deze criteria. De banken kunnen ingedeeld worden in drie wereldregio’s die met elkaar vergeleken zullen worden: Europa (24 banken), Noord-Amerika (6 banken), en ‘Oceanië’ (zijnde Japan en Australië; 4 banken).
In 2006 heeft zich een aantal wijzigingen voorgedaan ten opzichte van 2001. Het aantal banken in Europa wordt met twee verminderd, aangezien drie banken uit het onderzoek van 2001 door een fusie tot dezelfde groep behoren. Bank Austria, HypovereinsBank en Unicredito vallen nu alle drie onder de Unicredit Group. In Europa beschouw ik dus 22 banken. Daarnaast heeft zich een aantal naamswijzigingen voorgedaan (mede door fusies). Chase Bank heet inmiddels JP Morgan Chase, Merita Nordbanken behoort tot Nordea AB, de NatWest Bank behoort tot Royal Bank of Scotland, Citibank is onderdeel van Citigroup, Dresdner Bank is onderdeel van Allianz en Fuji Bank behoort tot de Mizuho Financial Group. Dit brengt echter geen verdere wijzigingen voor het onderzoek met zich mee.
Ttabel 1 geeft een overzicht van de banken die in dit onderzoek zijn opgenomen met de regio waar zij gevestigd zijn (A staat voor Noord Amerika, E voor Europa en O voor Oceanië), de omvang van hun balans aan het einde van 2005 (in miljoenen euro’s), het aantal werknemers eind 2005 en hun solvabiliteit gemeten aan de hand van de Tier 1 kapitaalratio eind 2005. Daarnaast zijn de totale en gemiddelde balansomvang en het totaal en gemiddelde aantal werknemers per regio opgenomen in de tabel.
Tabel 1: Financieel en regionaal overzicht van de banken18 (Balansomvang in miljoenen euro’s)
Regio Omvang Balans Aantal werknemers Tier 1 kapitaal
Royal Bank of Canada A € 372.659 60.012 9,6% Can. Imp. Bank Com. A € 222.530 37.308 8,5%
Bank of Montreal A € 236.151 30.000 10,3% Citigroup A € 1.185.817 134.360 8,8% Bank of America A € 1.025.304 176.638 8,3% JP Morgan Chase A € 951.600 168.847 8,5% Fortis Bank E € 729.000 57.088 7,4% KBC Bank E € 325.801 43.500 9,4% Nordea AB E € 325.500 28.925 6,8% BNP Paribas E € 1.258.079 109.780 7,6% Credit Agricole E € 1.170.349 134.327 7,9% Societe Generale E € 848.400 100.186 7,6% Deutsche Bank E € 992.161 63.427 8,7% Allianz E € 988.584 177.625 10,0% Banca Intesa E € 273.535 60.778 7,9% UniCredit Group E € 787.000 134.799 5,5%
San Paolo IMI E € 263.258 43.476 6,6%
ABN Amro E € 880.804 97.523 8,5% ING Groep E € 1.159.000 116.600 7,3% Rabobank Groep E € 506.234 50.998 11,6% BSCH E € 809.107 129.196 7,9% BBVA E € 392.389 94.681 5,6% Svenska Handelsbanken E € 170.469 9.395 7,6% UBS E € 1.294.469 69.569 12,9%
Credit Suisse Groep E € 841.336 63.523 11,3%
HSBC Holdings E € 1.192.114 268.471 9,0%
Barclays Bank E € 1.367.106 113.300 7,0%
Royal Bank of Scotland E € 1.148.912 131.800 7,6% Nat. Australia Bank O € 247.557 39.328 7,9%
Bank Tokyo Mitsu. O € 796.608 34.274 5,9%
Mizuho Financial Group O € 1.057.254 45.758 6,2%
Sumitomo O € 451.457 39.797 7,2% Aantal banken Totaal Noord-Amerika 6 € 3.994.061 607.165 Totaal Europa 22 € 17.723.606 2.098.967 Totaal Oceanië 4 € 2.552.875 159.157 Gemiddeld N-Amerika € 665.677 101.194 9,0% Gemiddeld Europa € 805.618 95.408 8,3% Gemiddeld Oceanië € 638.219 39.789 6,8% Gemiddeld Totaal € 212.740 13.263 8,0%
Methodiek van het onderzoek
Bij het bespreken van de resultaten zullen net als in het onderzoek van Jeucken, de drie wereldregio’s regelmatig met elkaar worden vergeleken. Wanneer het bij deze vergelijking van de verschillende regio’s gaat om aantallen banken die op een bepaald aspect scoren, zal per regio standaardisatie plaatsvinden om vergelijking mogelijk te maken. Voor een bepaald criterium wordt dus uitsluitend het aandeel van de banken binnen regio A met het aandeel van de banken binnen regio B vergeleken. Indien bijvoorbeeld 4 banken binnen Oceanië en 11 banken in Europa een duurzaamheidsverslag uitbrengen, dan is de gestandaardiseerde score voor Oceanië 100% en voor Europa 50%. Naast de vergelijking tussen de verschillende werelddelen geef ik een analyse op landelijk en individueel niveau voor de banken. Dit doe ik aan de hand van een overzicht van de prestaties van de banken op de verschillende duurzaamheidscriteria. Hiervoor deel ik de criteria in vier categorieën in, te weten:
- gedragscodes, duurzaamheidsverslaggeving en milieuzorgsystemen
- milieuzorg in de praktijk
- financiële producten met een duurzaam karakter
- sociaal-economische activiteiten
Bij deze indeling komen de verschillende aspecten van duurzaamheid in de bedrijfsvoering van een bank duidelijk naar voren. Door middel van duurzaamheidsverslagen, het onderschrijven van verdragen en het instellen van een milieuzorgsysteem laat een bank zien dat zij zich committeert aan duurzaamheid en dit ook wil integreren in haar bedrijfsvoering. Daarnaast komt de zorg voor duurzaamheid naar voren in haar duurzame activiteiten in de praktijk. Deze zijn onder te verdelen in milieuzorg, het aanbieden van duurzame producten en sociaal-economische activiteiten.
Om de banken op individueel niveau te beoordelen, bereken ik het percentage van de criteria binnen een categorie waarop de bank positief scoort. Wanneer een bank bijvoorbeeld positief scoort op 7 van de 10 criteria binnen de categorie ‘milieuzorg in de praktijk’, krijgt deze bank een score van 70% voor deze categorie. De prestaties van de landen worden berekend door het gemiddelde van de prestaties van de verschillende banken in één land te nemen. Wanneer Fortis op een bepaald aspect bijvoorbeeld 100% scoort en KBC 50%, dan geldt voor België een score van 75%. De percentages op landelijk en individueel niveau vergelijk ik met de gemiddelde prestaties van alle banken aan de hand van een tweezijdige t-toets. Deze toets is passend aangezien de resultaten normaal verdeeld zijn19, met uitzondering van de resultaten van ‘sociaal-economische activiteiten’ op individueel niveau. De tweezijdige t-toets vergelijkt de waarden van
een set waarnemingen met het gemiddelde en de standaarddeviatie. Aan de hand van een kritieke waarde wijst de toets uit welke waarnemingen significant hoger of lager zijn dan het gemiddelde. De normaalheid van de verdeling toets ik aan de hand van de éénzijdige Kolmogorov-Smirnov toets, die is bedoeld om te toetsen of de steekproefwaarnemingen afkomstig zijn van een normale verdeling. Voor elke waarneming wordt de cumulatieve relatieve frequentie in de steekproef bepaald evenals de cumulatieve kans op de beschouwde waarneming indien de waarnemingen inderdaad afkomstig zouden zijn uit de gepostuleerde verdeling. Vervolgens wordt het absolute verschil tussen deze beide cumulatieve relatieve frequenties bepaald. Tenslotte wordt de grootste van deze absolute verschillen als toetsgrootheid gebruikt en vergeleken met de kritieke waarde.20 Voor de sociaal-economische activiteiten op individueel niveau gebruik ik de niet-parametrische Wilcoxon rangorde toets.21 Door de resultaten te ordenen en van een rang te voorzien beoordeel ik met behulp van deze toets of de banken significant (op 5% niveau) beter of slechter presteren dan het gemiddelde voor de vier bovengenoemde categorieën. Daarnaast toets ik of er een verband bestaat tussen de prestaties van de banken op de vier verschillende categorieën door de correlaties tussen deze categorieën te berekenen aan de hand van de Spearman rangcorrelatie toets. Deze beoordeelt de lineaire samenhang tussen twee variabelen door de correlatie van rangnummers te berekenen. Deze toets is geschikt voor interval- en ratiovariabelen.22 De significantie van deze verbanden beoordel ik op een niveau van 5%. Vervolgens vergelijk ik op individueel e n l a n d e l i j k niveau de duurzaamheidsprestaties van de banken m e t d e ‘duurzaamheidsscore’ die zij in 2001 hebben gekregen. Dit doe ik ook aan de hand van de Spearman rangcorrelatie toets. Het verband tussen de rangen toets ik eveneens op een significantieniveau van 5%. Eventuele strategiewijzigingen probeer ik te verklaren aan de hand van antwoorden van de banken op een korte enquête die ik hen heb toegestuurd. Deze had betrekking op factoren die zij van invloed achten op hun strategie ten opzichte van duurzaamheid.23 De enquête is door elf banken ingevuld, waardoor ik geen compleet beeld kan schetsen van de motivatie tot strategieveranderingen van de banken op duurzaam vlak. Uiteraard gebruik ik de antwoorden van de banken die ik heb wel om de individuele prestaties t e analyseren. Daarnaast vergelijk ik mijn resultaten met de banken die opgenomen zijn in een aantal duurzame indices; zowel twee wereldwijde indices als een Amerikaanse index en een index voor de Europa. Aangezien er geen specifieke duurzame index voor de regio Oceanië voorhanden is, ontbreekt voor deze regio een dergelijke vergelijking. Tot slot toets ik aan de hand
20
Voorhoeve, 2002, blz. 5-6
21
Berenson, Levine, Krehbiel, 2006, blz. 486-489
22 Voorhoeve, 2002, blz. 13-14 23 Zie bijlage 1 voor de enquête
van de Spearman rangcorrelatie toets of er een verband bestaat tussen de efficiëntie24 van de banken en de duurzaamheidsprestatie die zij behalen.
Toetsingscriteria op het gebied van duurzaamheid
Om de banken te beoordelen op hun prestaties op het gebied van duurzaamheid, toets ik de banken in dit onderzoek op een aantal criteria die zowel sociale als milieuaspecten beslaan. Hoewel ook Corporate Governance, compliance en risicobeheersing naar mijn mening onderdeel uitmaken van duurzaamheid, neem ik deze criteria niet op in mijn onderzoek. De reden hiervan is dat deze zaken van een andere orde zijn dan onderstaande criteria. Zo is het voor iedere bank die aan een beurs genoteerd staat, verplicht een corporate governance beleid te vormen en de regels van de beurs op dit gebied te volgen en is het voor iedere bank verplicht een compliance beleid op te stellen en te volgen. De criteria die ik in dit onderzoek hanteer, vallen onder een meer offensieve manier van het integreren van duurzaamheid in de bedrijfsvoering en zijn specifieker gericht op de zorg voor milieu en sociale zorg door banken. Corporate Governance, compliance en risicobeheersing zijn zaken die al volledig zijn doorgedrongen tot de dagelijkse bedrijfsvoering van de financiële sector. De criteria die ik in dit onderzoek hanteer hebben een vrijwillig karakter en laten duidelijker zien in welke mate een bank duurzaamheid tot de kern van haar handelen laat doordringen. Naast de beoordeling op deze criteria, kijk ik of de banken al dan niet opgenomen zijn in een aantal duurzame indices. Dit laatste neem ik niet zozeer op als criterium maar meer als controlemiddel van mijn resultaten.
In tabel 2 wordt per criterium aangegeven hoe de prestaties van de banken volgens het betreffende criterium worden gemeten en welke bron wordt geraadpleegd om deze te beoordelen. De belangrijkste bron om de prestaties van de banken op duurzaamheid te meten zijn de duurzaamheidsverslagen over 2001 tot en met 2005 van de verschillende banken. Wanneer deze niet beschikbaar zijn, wordt gebruik gemaakt van het milieuverslag of sociaal jaarverslag en in derde instantie van het financiële jaarverslag. (De meest recente verslagen gelden als belangrijkste bron.) Daarnaast wordt de informatie gebruikt die via de officiële websites van de individuele banken beschikbaar is. Om de prestaties van de banken te beoordelen, gebruik ik enkel de bronnen die in onderstaande tabel per criterium zijn aangegeven. Wanneer banken bijvoorbeeld niet in hun verslaggeving of op hun website aangeven de richtlijnen van de Wereldbank te onderschrijven, ga ik ervan uit dat zij dit niet doen.
24 Voor de mate van efficiëntie is de kosten-baten ratio genomen (des te hoger de ratio, des te minder
Tabel 2: Toetsingscriteria, de schaal waarop deze worden gemeten en de bronnen
Criterium Schaal Bron
Duurzaamheidsverslag Jaartal eerste verslag Website banken
ICC Business Charter Onderschrijven richtlijnen (ja/nee) Website en duurzaamheids- verslagen banken
UNEP FI Onderschrijven richtlijnen (ja / nee) www.unepfi.org en
www.unpri.org
Equator Principles Onderschrijven richtlijnen (ja / nee) www.equatorprinciples.com
Global Compact Onderschrijven compact (ja / nee) www.unglobalcompact.org
‘Who Cares Wins’ Deelname publicatie rapport (ja / nee)
Who Cares Wins statement (www.unepglobalcompact.org
) Milieuzorgsysteem
(gecertificeerd)
ISO 14001, EMAS Website en duurzaamheids- verslagen banken
Transparantie milieuprestaties Kwantitatief / kwalitatief Website en duurzaamheids- verslagen banken
Doelen (op milieugebied) Kwantitatief / kwalitatief Website en duurzaamheids- verslagen banken
Milieubeleid Milieubeleid opgesteld door bank (ja / nee)
Website en duurzaamheids- verslagen banken
Inkoopbeleid Beleid opgesteld m.b.t. duurzaamheid voor inkopen
Website en duurzaamheids- verslagen banken
Milieurisicomanagement (kredietverlening)
Managen van milieurisico’s (ja / nee) Website en duurzaamheids- verslagen banken Richtlijnen Wereldbank (milieurisico management) Onderschrijven richtlijnen (ja / nee) Website en duurzaamheids- verslagen banken
Richtlijnen OESO (milieurisico management)
Onderschrijven richtlijnen (ja / nee)
Website en duurzaamheids- verslagen banken
Aanbod duurzame producten Productenrange Website en duurzaamheids- verslagen banken
Community involvement (evt. via Foundation)
Donaties via Foundation en vrijwilligerswerk (ja / nee)
Website en duurzaamheids- verslagen banken
Sponsoring Sponsoring community
(ja / nee)
Website en duurzaamheids- verslagen banken
Zorg dragen voor werknemers Trainingen, gelijke carrièrekansen mannen en vrouwen, feedback en communicatie werknemers
Website en duurzaamheids- verslagen banken
Bedrijfsethiek Code of conduct; bedrijfsprincipes Website en duurzaamheids- verslagen banken
Dow Jones Sustainability Group Index
Opname in de DJSGI (ja / nee) DJSI World Constituent Data FTSE4Good Opname in de FTSE4Good (ja / nee) FTSE4Good Global Index
Constituent data Domini Social Index Opname Noord-Amerikaanse banken
in de Domini Social Index (ja / nee)
DSI Constituent Data ESI Europe Opname Europese banken in de ESI
Europe (ja / nee)
De criteria zijn opgedeeld in gedragscodes, duurzaamheidsverslaggeving en milieuzorgsystemen, milieuzorg in de praktijk en sociaal-economische activiteiten.
Gedragscodes, duurzaamheidsverslaggeving en milieuzorgsystemen
- Duurzaamheidsverslagen
- Milieuverklaringen en gedragscodes: ICC Business Charter for Sustainable Development, UNEP Statement by Financial Institutions on the Environment and Sustainable Development, de Equator Principles, Global Compact van de VN en ‘Who cares wins’ - Standaarden voor en certificering van milieumanagementsystemen: ISO 14001 en EMAS
Milieuzorg in de praktijk
- Beleid; milieubeleid en inkoopbeleid
- Transparantie over interne en externe milieugegevens en doelen voor de nabije toekomst - Milieurisico analyses, sector uitsluitingen, gebruik van Wereldbank of OESO-richtlijnen - Financiële producten met een duurzaam karakter
Sociaal-economische activiteiten
- Community involvement: donaties (via Foundation) en vrijwilligerswerk
- Sponsoring als bijdrage aan de samenleving (bijv. ten behoeve van kunst en cultuur) - Interne sociaal-economische doelen of activiteiten
- Zorg dragen voor werknemers - Bedrijfsethiek
Opname in duurzame indices
- Dow Jones Sustainability Index - FTSE4Good
- Ethibel ESI Excellence Europe - Domini Social Index
Gedragscodes, duurzaamheidsverslaggeving en milieuzorgsystemen
Het uitbrengen van een duurzaamheidsverslag, onderschrijven van gedragscodes en implementeren van een milieuzorgsysteem geven aan dat een bedrijf zich concreet committeert aan duurzaamheid.25
25 Voor diepgaandere uitleg over duurzaamheidsverslaggeving, richtlijnen, milieuzorg in de praktijk en
Duurzaamheidsverslaggeving
Het afleggen van verantwoording komt tegemoet aan de wens van de samenleving, waaronder duurzame beleggers om te weten wat de ethische, sociale en milieueffecten van de activiteiten van een onderneming en van haar producten of diensten zijn. Zo kunnen deze beleggers geïnformeerde en verantwoorde keuzes maken. Het afleggen van verantwoording vereist openheid (transparantie) en bereidheid tot het aangaan van de dialoog met de samenleving. Door openheid kan een onderneming en specifiek een bank vertrouwen winnen bij haar ‘stakeholders’, haar reputatie versterken en mensen aan zich binden.
Van ondernemingen wordt heldere communicatie en relevante informatie verwacht. Deze moet uitgebreider zijn naarmate de betreffende onderneming een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid draagt of grotere maatschappelijke effecten veroorzaakt.
Duurzaamheidsverslaggeving is een goede indicator voor de prestaties van banken op dit vlak omdat zij in hun duurzaamheidsverslag verantwoording afleggen tegenover hun stakeholders. Op deze manier maken zij de buitenwereld duidelijk welke activiteiten zij in het kader van duurzaamheid ondernemen en hoe zij presteren op bepaalde sociale en milieuaspecten.
Milieuverklaringen en gedragscodes
- H e t ‘Business Charter for Sustainable Development’ bevat 16 uitgangspunten voor milieumanagement en gerelateerde terreinen als gezondheid en veiligheid. Essentieel is dat milieumanagement moet worden gezien als een onlosmakelijk deel van de bedrijfsvoering. De ICC wil met dit charter wereldwijd het milieugedrag van bedrijven verbeteren. Door het charter te ondertekenen dragen ondernemingen verantwoordelijkheid voor hun bijdrage aan een duurzame ontwikkeling van de samenleving, en voor hun communicatie daarvan met hun stakeholders.26
- UNEP Statement by Financial Institutions on the Environment and Sustainable Development is
een verklaring van het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) waarin banken aangeven zich concreet in te zetten voor het bereiken van duurzaamheid. De hieraan gerelateerde ‘Principles for Responsible Investment’ (PRI) is een code waarmee institutionele beleggers wereldwijd onderschrijven dat milieu-, sociale en corporate governance factoren invloed hebben op het beleggingsresultaat en daarmee het belang van het integreren van deze factoren in het beleggingsproces.27
- Global Compact van de VN en ‘Who cares wins’
26 www.bsdglobal.com 27 www.unepfi.org
Het Global Compact is een internationaal initiatief om bedrijven en VN-organisaties, vakbonden en maatschappelijke organisaties te verbinden om universele sociale en milieuprincipes te ondersteunen. ‘Who cares wins’ is een gezamenlijke intentieverklaring van de financiële sector die stelt dat sociale, milieu- en governance kwesties van vitaal belang zijn voor het goed functioneren van de financiële markten.28
- Equator Principles
De Equator Principles is een verzameling vrijwillige richtlijnen die door de banken zijn ontwikkeld ten behoeve van de beheersing van de sociale- en milieuaspecten die verbonden zijn aan de financiering van ontwikkelingsprojecten. In juli 2006 hebben deze internationale banken allemaal een herziene versie van de Principles ondertekend. Deze herziening reflecteert de ervaring van de financiële instellingen die de Principles momenteel toepassen en de vooruitgang die zij op dit vlak hebben geboekt.29
Deze vier bovenstaande gedragscodes en verklaringen zijn van belang voor de ontwikkeling van duurzaamheid in de financiële sector, omdat onderschrijven hiervan aangeeft dat een bank zich concreet wil inzetten voor het integreren van duurzaamheid in haar bedrijfsvoering. Het onderschrijven van bovenstaande initiatieven is dus een goede maatstaf om prestaties van banken op milieugebied te meten.
Milieumanagementsystemen
Een milieumanagementsysteem is, bij voorkeur, een onderdeel van het gangbare managementsysteem en richt zich speciaal op het beheersen en verbeteren van prestaties op milieugebied. Hierbij staan twee belangrijke uitgangspunten centraal: voldoen aan wet- e n regelgeving en het beheersen van milieurisico’s en streven naar een permanente verbetering van de milieuprestaties van een organisatie. Als een bedrijf kiest voor een milieumanagementsysteem en dit wilt laten certificeren, bestaan er twee mogelijkheden: de ISO 14001 norm en/of de EMAS verordening. Dit zijn beide internationaal geaccepteerde normen die aangeven waaraan een goed milieumanagementsysteem zou moeten voldoen.
Het gebruik van een milieumanagementsysteem door een bank is een relevant criterium omdat een dergelijk systeem een duidelijke methode verschaft om een bank inzicht te geven in haar m i l i e u p r e s t a t i e s e n in hoe ze deze kan verbeteren. Certificering van het milieumanagementsysteem geeft aan dat het systeem voldoet aan bepaalde normen. Er zijn ook
28 www.unglobalcompact.org 29 www.equator-principles.com
banken die een milieumanagementsysteem hebben dat niet gecertificeerd is. Hiervan is echter moeilijk te meten of het systeem wel aan bepaalde minimumnormen voldoet.
Milieuzorg in de praktijk: beleid, doelstellingen en gerapporteerde data
De zorg voor het milieu in de praktijk kan worden aangetoond door middel van een milieubeleid en een inkoopbeleid waarin gelet wordt op duurzaamheidsprestaties van de leverancier van een bank. Daarnaast geeft transparantie over zowel milieuprestaties als doelstellingen op dat gebied een goed beeld van de mate waarin een bank zich in de praktijk met milieuzorg bezighoudt. Tot slot komt de zorg voor milieu naar voren in de manier waarop banken omgaan met milieurisico’s en in de producten met een duurzaam karakter die banken aanbieden.
Beleid
Een milieubeleid wordt door een bank opgesteld met als doel in haar volledige bedrijfsvoering op een verantwoorde manier met het milieu om te gaan. In dit beleid geven banken over het algemeen aan hoe zij met milieurisico’s omgaan en hoe zij hun directe en indirecte milieudruk trachten te minimaliseren. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen banken die een officieel milieubeleid voeren en banken die hun ambitie ten aanzien van milieu in het duurzaamheidsverslag in enkele zinnen vermelden. Voor een bank is één van de manieren om indirecte milieudruk te verlagen het opstellen van een inkoopbeleid. Een inkoopbeleid houdt in dat een bank ook haar inkopen op een verantwoorde manier doet, doordat dit beleid eisen stelt aan de duurzaamheidsprestaties van de leveranciers van de bank. Een inkoopbeleid wordt dan ook meestal vastgesteld aan de hand van de duurzaamheidsstrategie van een bank zelf. Een inkoopbeleid is niet alleen gericht op milieucriteria, maar er is over het algemeen ook aandacht voor andere aspecten van duurzaamheid.
Het al dan niet vormen van een beleid op milieuvlak geeft duidelijk aan in hoeverre een bank milieuzorg integreert in haar bedrijfsvoering en een inkoopbeleid geeft aan dat een bank zich ook richt op de indirecte invloed die zij heeft op milieudruk. Deze twee vormen van beleid zijn dus goede criteria voor de mate waarin een bank milieuzorg en duurzaamheid in de praktijk brengt.
Transparantie met betrekking tot duurzaamheidsprestaties en doelstellingen
Zoals al eerder gezegd in de paragraaf over duurzaamheidsverslaggeving komt de transparantie tegemoet aan de wens van de samenleving om te weten wat de ethische, sociale en milieueffecten zijn van de activiteiten van een onderneming. Banken rapporteren dan ook steeds meer over hun prestaties en doelstellingen op het vlak van duurzaamheid. Dit komt onder andere tot uiting in de
groei van de duurzaamheidsverslaggeving. Banken kunnen hun prestaties en doelstellingen op sociaal en milieuvlak in kwalitatieve en in kwantitatieve termen uitdrukken. Kwalitatieve verslaggeving is minder concreet dan kwantitatieve verslaggeving. Zo is de kwalitatieve uitspraak “Wij hebben onze CO2 uitstoot in 2005 gereduceerd” minder precies dan de kwantitatieve vorm
“Wij hebben onze CO2 uitstoot in 2005 met 6% verminderd”.
Transparantie is een goed criterium voor de duurzaamheidsprestaties van een bank omdat het een teken is dat een bank op een serieuze manier bezig is met haar duurzaamheidsprestaties. De mate van precisie van deze verslaggeving geeft blijk van het kunnen van de desbetreffende bank om zowel prestaties als doelstellingen inzichtelijk te maken voor zichzelf en voor stakeholders. Banken die kwantitatief rapporteren zijn in deze zin verder dan banken die kwalitatief rapporteren.
Milieurisico analyses, sectoruitsluitingen en richtlijnen
Kredietverlening brengt voor banken risico’s met zich mee die veroorzaakt worden door milieuaspecten. Banken kunnen deze milieurisico’s beperken door een milieurisicobeleid in de kredietverlening toe te passen. Dit beleid beoordeelt kredietaanvragers op het milieurisico dat zij met zich mee brengen. Specifiek kunnen banken de kans op milieurisico verkleinen door bijvoorbeeld bepaalde risicosectoren30 volledig uit te sluiten van financiering.Het uitsluiten van sectoren of activiteiten is binnen banken een teer onderwerp en het is de vraag of het nastreven hiervan verstandig is. Voor financieringen van projecten of bedrijven in ontwikkelingslanden bestaan verschillende richtlijnen, zoals de richtlijnen van de Wereldbank en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkelingen (OESO). Hiermee kan een bank kredietnemers beoordelen. De eerder genoemde Equator Principles zijn gebaseerd op de richtlijnen van de IFC en de Wereldbank en van hieruit ontwikkeld.31 De banken die de Equator Principles hebben ondertekend, onderschrijven dus automatisch ook de richtlijnen van de Wereldbank.
Het al dan niet in beschouwing nemen van milieurisico’s en deze proberen te beperken is een goed criterium voor het presteren op duurzaam gebied. Banken tonen hier namelijk mee aan dat zij in hun dagelijkse bedrijfsvoering letten op de risico’s die voortkomen uit milieugerelateerde zaken. Kredietverlening vormt een belangrijke tak binnen bankieren en banken kunnen via deze weg dan ook invloed uitoefenen en kredietnemers dwingen op een meer duurzame manier te werk
30
De kans op milieurisico’s is in bepaalde sectoren hoger dan in andere. Er is sprake van een verhoogd risico bij de zogenaamde risicosectoren (zoals mijnbouw, defensie en bosbouw). Daarnaast brengen projecten in zeer arme streken en landen (ontwikkelingslanden), die worden gekenmerkt door corruptie en een gebrekkig wettelijk kader, een verhoogd risico met zich mee.
te gaan. Volgen van vastgestelde richtlijnen (Wereldbank en OESO) en een beleid ten aanzien van financieringen geeft aan dat banken serieus omgaan met de mogelijke milieurisico’s.
Financiële producten met een duurzaam karakter
Duurzame financiële producten zijn gedefinieerd als producten die naast financiële ook sociale en/of milieucriteria hanteren. In de laatste jaren zijn door financiële instellingen veel verschillende duurzame en groene producten op het gebied van lenen, financieren, sparen, verzekeren, hypotheken en beleggen op de markt gebracht. Hieronder volgt een overzicht van een groot aantal van deze producten en diensten die door commerciële banken worden aangeboden.
Duurzaam beleggen is het beleggen in fondsen die voldoen aan de gestelde
duurzaamheidscriteria. Groen beleggen en sociaal ethisch beleggen vallen onder duurzaam beleggen, maar aan deze vormen zijn in de meeste gevallen wettelijke vereisten verbonden. In veel gevallen valt dit echter weer samen met voordelige voorwaarden die hieraan verbonden zijn, zoals de fiscale faciliteit in Nederland32. Voor duurzame beleggingsfondsen bestaan geen eenduidige regels. Wereldwijd is er echter wel een lijn te zien in de criteria. Er zijn drie velden waarop duurzaamheid wordt beoordeeld: milieucriteria, sociale criteria en financiële criteria. De meeste duurzame beleggingsfondsen beleggen in beursgenoteerde bedrijven maar enkele ook in projecten of niet-genoteerde bedrijven (‘private equity’).33
Op dit moment beginnen er ook steeds meer ‘structured products’ met een duurzaam karakter op de markt te komen. Voor deze producten geldt een ander duurzaam beleggingsproduct / duurzame index als basis.
Duurzaam sparen kan door middel van spaar- en depositorekeningen waarvan het geld uitsluitend
aan duurzame projecten wordt uitgeleend. Veel spaarproducten bieden daarnaast de mogelijkheid om een deel van de rente te schenken aan een aantal charitatieve instellingen. Naast spaarrekeningen en deposito's zijn er ook groencertificaten. Deze certificaten maken in Nederland gebruik van de fiscale vrijstelling voor groenfondsen. Geld dat wordt gespaard via deze certificaten, wordt uitsluitend geïnvesteerd in door de overheid goedgekeurde groenprojecten. De rente die op de certificaten wordt ontvangen is onbeperkt belastingvrij. Groencertificaten hebben, evenals een deposito, een vaste looptijd en een vaste rente.
Duurzaam lenen komt vaak in de vorm van een groenlening waar over het algemeen favoriete
voorwaarden aan verbonden zijn, zoals de fiscale faciliteit in Nederland. Aan deze leningen zijn
32
Zowel groen beleggen als sociaal ethisch beleggen genieten een fiscaal voordeel. Dit is vrijstelling op de vermogensrendementheffing van 1,2% (tot ca. 50.000 euro). Daarnaast mag 1,3% van het vrijgestelde bedrag als heffingskorting worden afgetrokken van de te betalen inkomstenbelasting.
dan ook specifieke voorwaarden verbonden. In de Europese Gemeenschap kan het midden- en kleinbedrijf voor milieuprojecten een half procent goedkoper lenen met behulp van onder andere een garantie van het Europees Investeringsfonds (EIF).34
Duurzaam financieren is net als duurzaam lenen aan wettelijke vereisten verbonden. Zo is voor
groenfinancieringen in Nederland een groenverklaring van de overheid vereist. Door de professionalisering van duurzaamheid in de financiële sector, komt duurzaam financieren steeds vaker voor. Doordat banken financieren van duurzame projecten (zoals windmolenparken) steeds minder als risicovol zien, worden dit soort projecten steeds minder vaak via een milieu lease gefinancierd. De milieu lease is een veiligere productvorm dan duurzaam financieren waarbij de bank juridisch eigenaar blijft van het goed (bijvoorbeeld het windmolenpark).
Sinds de Verenigde Naties het jaar 2005 uitriep tot het jaar van het Microkrediet, is dit een bekend onderdeel van duurzaam financieren. Microkrediet is het verschaffen van kleine leningen (maximaal enkele honderden euro's) aan ondernemers die te arm zijn om aan de eisen van traditionele banken te voldoen.
Duurzaam verzekeren kan door middel van levensverzekeringsproducten waarbij de premie wordt
belegd in een duurzaam beleggingsfonds. Dit is in Nederland een fiscaal aantrekkelijke verzekeringsvorm.35
Hoewel milieuadviesdiensten weinig te maken hebben met de kernactiviteiten van bankieren, zijn banken toch actief op dit gebied. Het geven van milieuadvies aan klanten kan uiteenlopen van het uitbrengen van brochures over energiebesparingen tot een advies op maat.36
Banken ontwikkelen ook steeds vaker klimaatproducten, zoals een klimaatcreditcard, waarmee milieuvriendelijke activiteiten worden gesteund. Andere goede voorbeelden zijn klimaatderivaten of zogenaamde ‘debt-for-nature swaps’.37
De groene hypotheek is een fiscaal aantrekkelijke hypotheek die wordt verstrekt wanneer een woning aan bepaalde eisen voldoet. Zo moet een woning in Nederland een groenverklaring hebben van de overheid.
Financiële producten geven een goede indicatie van de mate waarin duurzaamheid geïntegreerd is in de bedrijfsvoering. Banken bevorderen immers door middel van deze producten en diensten z o w e l e e n duurzame ontwikkeling (door de financiering van groene projecten zoals
34 www.duurzaam-beleggen.nl 35 www.duurzaam-beleggen.nl 36 Jeucken, 2001, blz. 13 37
Debt-for-nature swap houdt in date en hoge-risico lening, meestal aan de overheid in een ontwikkelingsland en ver beneden haar nominale waarde gewaardeerd, wordt kwijtgescholden. Als tegenprestatie stopt de debiteur een veelal proportioneel bedrag in een milieuproject in eigen land. Bron: Jeucken, 2001, blz. 14
windmolenparken) als de integratie van duurzaamheid in financiële producten (door het aanbieden van duurzame beleggingsfondsen die klanten een goed alternatief bieden voor de bestaande beleggingsfondsen).
Het aanbieden van financiële producten en diensten met een duurzaam karakter lijkt dus een goede manier om de prestaties op het gebied van duurzaamheid van banken te kunnen beoordelen.
Sociaal-economische activiteiten
Duurzaamheid kent zowel sociale als milieuaspecten. Tot nog toe zijn vooral milieucriteria behandeld. In criteria als ‘community building’ en bedrijfsethiek komt de sociale kant van het duurzaamheidspresteren van een bank naar voren.
‘Community involvement’
Community involvement houdt in dat banken op een bepaalde manier bijdragen aan de lokale gemeenschap. Dit kunnen banken doen door bijvoorbeeld het ondersteunen van vrijwilligersprojecten (meestal met betrokkenheid van medewerkers) en / of door geld te doneren aan goede doelen. Veel banken hebben een ‘Foundation’ opgericht om hun donaties gericht te kunnen doen. De bank stort jaarlijks een bepaald bedrag in de Foundation en deze selecteert projecten die zijn gericht o p het verhogen van de levensstandaard van individuen en lokale gemeenschappen.
Community involvement is een goed criterium voor duurzaamheid omdat het sociale aspect van duurzaamheid hierin duidelijk tot uitdrukking komt. Een bank geeft door middel van donaties en vrijwilligersprojecten aan dat zij midden in de samenleving staat en daar ook concreet aan bijdraagt en in investeert.
Sponsoring
Sponsoring van projecten ten behoeve van sociale en milieuprojecten ligt erg dicht bij community involvement. Het onderschrijft eveneens duidelijk het sociale aspect van de bank en geeft aan in hoeverre een bank bijdraagt aan haar lokale gemeenschap. Sponsoring houdt in dat de bank bepaalde projecten financieel ondersteunt waar zij veel waarde aan hecht of een partnership aangaat met een organisatie waar zij als bank achter staat. Het betreft hier sponsoring met betrekking op bijvoorbeeld kunst en cultuur of amateursport, maar ook het sponsoren van een dag in het teken van borstkanker of een partnership met een organisatie die zich inzet voor de natuur.
Deze vorm van sponsoring is een goede indicatie voor het duurzaamheidspresteren van banken omdat een bank door middel van sponsoring van projecten die in het belang van de samenleving zijn, laat zien dat zij ook werkelijk geeft om de gemeenschap waarin zij zich begeeft.
Zorg dragen voor werknemers
Zorg dragen voor werknemers betekent onder andere dat een bank goede arbeidsvoorwaarden en werkomgeving biedt, voor opleidingen en trainingen zorgt, gelijke carrièrekansen biedt aan mannen en vrouwen en dat medewerkers ook hun tevredenheid en betrokkenheid kunnen uiten (bijvoorbeeld door een jaarlijkse enquête), etc.
Werknemers vormen een belangrijke groep voor de bank. Het is dan ook van belang dat banken een goed beleid als werkgever voeren. Zorg dragen voor werknemers is een goede maatstaf van duurzaamheid omdat banken hieruit een belangrijk deel van hun sociale beleid kunnen laten blijken. Sponsoring en community involvement zijn gericht op de lokale gemeenschap van de bank, terwijl dit criterium gericht is op de eigen werknemers en dus het interne sociale aspect van duurzaamheid onderstreept.
Bedrijfsethiek (Code of conduct of bedrijfsprincipes)
Bedrijfsethiek is de manier waarop een bedrijf of in dit geval bank omgaat met ethische kwesties. Dit komt veelal naar voren in de bedrijfsprincipes of ‘Code of Conduct’ die een bedrijf heeft opgesteld. Hierin komen de normen en waarden van de bank naar voren. Een bank geeft op deze manier aan op welke manier zij maatschappelijk verantwoord onderneemt. Meestal laat een bank in een aantal punten zien op welke manier zij wenst om te gaan met haar verschillende stakeholders (zowel klanten, medewerkers als ook de samenleving als geheel). De bedrijfsethiek van een bank vormt dus eigenlijk de basis van maatschappelijk verantwoord ondernemen en is dan ook een belangrijk onderdeel van duurzaamheid. De banken die aan een beurs genoteerd staan, zijn verplicht bedrijfsprincipes op te stellen volgens de desbetreffende Corporate Governance Codes. De vereisten ten opzichte van bedrijfsethiek verschillen wel per Code; zo vereist de Amerikaanse Sarbanes Oxley- wet van de bedrijven die genoteerd staan aan de NYSE een uitgebreide ‘Code of Conduct’.
De bedrijfsprincipes gelden als goed criterium voor duurzaamheid omdat een bank op deze manier een aantal kernwaarden aangeeft om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Een bank onderstreept door middel van haar bedrijfsethiek het sociale aspect van duurzaamheid doordat zij laat zien hoe zij zich als ‘good corporate citizen’ opstelt.
Duurzame indices
Het ontstaan van duurzame indices heeft in grote mate bijgedragen aan de professionalisering van duurzaamheid in de financiële sector. Een essentiële motivatie voor bedrijven om opgenomen te worden in de duurzame indices, is dat het hiermee sociale erkenning kan verdienen en het een constante impuls aan het bedrijf levert om haar duurzaamheidsprestaties te verbeteren.38
DJSGI, FTSE4Good, DSI en ESI Europe
De duurzame indices bestaan naast de traditionele financiële indices sinds 1990. In dat jaar is in de Verenigde Staten de Domini 400 Sustainable Index (DSI) ontwikkeld door KLD39. De DSI volgt de koersontwikkeling van vierhonderd duurzame bedrijven in de VS.40 Sinds september 1999 is er een wereldwijde ‘benchmark’ van de belangrijkste bedrijven die duurzaamheid expliciet in hun bedrijfsbeleid hebben opgenomen; de Dow Jones Sustainability Group Index (DJSGI). Deze index is ontwikkeld in samenwerking met het Zwitserse Sustainable Asset Management (SAM) en is opgebouwd uit tweehonderd bedrijven.41 Tevens bestaat sinds juli 2001 de FTSE4Good indices, ontwikkeld door FTSE in samenwerking met EIRIS.42 Sinds 2002 bestaat de Ethibel Sustainability Index (ESI). Deze index groepeert regionale indices, waarvan één specifiek voor Europa en één voor ‘Asia Pacific’. Het criterium ‘opname in duurzame indices’ wijkt enigszins af van de andere criteria, omdat opgenomen worden in een duurzame index het gevolg is van goed presteren op het gebied van duurzaamheid en het dus niet net als de andere criteria in handen van de bank zelf ligt. Zoals eerder uitgelegd, gebruik ik dit criterium dan ook meer als controlemiddel van mijn resultaten dan dat ik het daadwerkelijk als criterium voor duurzaam presteren van de banken opneem.
38
Louche, 2004, blz. 248
39
KLD is een op duurzaamheid gespecialiseerd onderzoeksbureau
40
www.domini.com
41
www.sustainability-indices.com
42 www.ftse.com, EIRIS is een onderzoeksbureau dat bedrijven beoordeelt op hun prestaties op het gebied
Hoofdstuk 4: Resultaten
In dit hoofdstuk zal ik de resultaten van mijn onderzoek naar de duurzaamheidsprestaties van de banken bespreken. Per criterium (zoals besproken in hoofdstuk 2) zal ik achtereenvolgens aangeven hoe de banken in de verschillende regio’s in 2006 hebben gepresteerd, in hoeverre het criterium betrekking heeft op sociale aspecten en /of milieuaspecten en vergelijk ik de prestaties van de regio’s tussen 2006 en 2001. Vervolgens geef ik aan de hand van een overzicht van de gemiddelde prestaties van de banken per land een analyse op individueel niveau voor de banken.43 Hiervoor deel ik de criteria in vier categorieën in, te weten:
- gedragscodes, duurzaamheidsverslaggeving en milieuzorgsystemen
- milieuzorg in de praktijk
- duurzame producten
- sociaal-economische activiteiten
Daarnaast toets ik de correlatie tussen de prestaties van de banken op de vier genoemde categorieën. Vervolgens v ergelijk ik de prestaties van de individuele banken met de duurzaamheidsscore die zij in 2001 kregen en bekijk ik in hoeverre de resultaten uit dit onderzoek overeenkomen met de samenstelling van een aantal duurzame indices. Tot slot toets ik in hoeverre er een verband bestaat tussen de efficiëntie van de banken en haar duurzaamheidsscore.
4.1 Analyse van de prestaties per regio
Bij de analyse van de prestaties van de drie wereldregio’s gaat het om het aantal banken dat positief op een bepaald aspect scoort. Er zal per regio standaardisatie plaatsvinden om vergelijking mogelijk te maken. Voor een criterium wordt dus uitsluitend het percentage van de banken binnen regio A met het percentage van de banken binnen regio B vergeleken. De totaalscores zijn gewogen naar het totaal aantal banken dat aan het betreffende criterum voldoet.
Gedragscodes, duurzaamheidsverslaggeving en milieuzorgsystemen
Duurzaamheidsverslaggeving
Zoals naar voren komt in tabel 3 brengt in totaal 94% van de banken een duurzaamheidsverslag of sociaal en / of milieuverslag uit. In Europa doen 20 van de 22 banken dat. Svenska Handelsbanken, die geen duurzaamheidsverslag uitbrengt, besteedt in haar jaarverslag echter wel
aandacht aan sociale en duurzaamheidskwesties en Nordea AB doet verslag van haar sociale en milieuprestaties op haar website.
Milieuverslaggeving is in de financiële sector uitgegroeid tot het bredere duurzaamheidsverslaggeving. Dit betekent dat ook sociale kwesties en corporate governance worden besproken in het duurzaamheidsverslag. Er bestaan echter nog steeds banken die alleen een sociaal verslag uitbrengen en milieukwesties in het jaarverslag bespreken zoals Société Géneral en JP Morgan Chase, terwijl UBS een milieuverslag uitbrengt en sociale kwesties op haar website bespreekt.
Tabel 3: Duurzaamheidsverslaggeving: vergelijking 2001 en 2006
Duurzaamheidsverslaggeving 2001 2006
Totaal 32% 94%
Noord-Amerika 17% 100%
Europa 42% 91%
Oceanië 0% 100%
Hoewel duurzaamheidsverslaggeving in 2001 nog een sterk Europees fenomeen was, is in tabel 3 te zien dat verslaggeving over duurzaamheidsaspecten op dit moment in alle drie de regio’s veelvuldig voorkomt. Oceanië viel in 2001 nog op met nul milieuverslagen, terwijl op dit moment alle banken in dit gebied een duurzaamheidsverslag uitbrengen. Het verschil dat banken in de wereldregio’s Noord-Amerika en Oceanië in 2001 meer gericht waren op community involvement en minder op milieuaspecten in tegenstelling tot Europa, geldt op dit moment niet meer. In Noord-Amerika brengen alle banken (met uitzondering van JP Morgan Chase)44 een duurzaamheidsverslag uit, waar naast sociale aspecten ook milieukwesties aan bod komen.
Milieuverklaringen en gedragscodes
De Business Charter for Sustainable Development van de ICC wordt zoals te zien is in tabel 4
door 41% van de banken onderschreven. Uit tabel 5 komt naar voren dat de verklaring van de
UNEP in alle regio’s door meer banken wordt onderschreven. De banken uit Oceanië blijven op
dit gebied nog wat achter bij de Amerikaanse en Europese banken. Uit tabel 6 blijkt dat ook de
Equator Principles in Noord-Amerika door het grootste percentage banken wordt onderschreven
(83%) gevolgd door Europa en Oceanië. Opvallend is dat geen van de Amerikaanse banken deelneemt aan het Global Compact. In tabel 7 is te zien dat in Europa 86% van de banken dit Compact heeft ondertekend en 50% van de banken uit Oceanië. Het initiatief voor ‘Who cares