• No results found

Verband tussen de duurzaamheidsscore en efficiëntie

4.4 Verband tussen de duurzaamheidsscore en efficiëntie

Ter afsluiting zoek ik naar een verband tussen het profiel van een bank en haar prestaties op gebied van duurzaamheid. In dit kader onderzoek ik de correlatie tussen de totale duurzaamheidsprestaties van de banken en de mate van efficiëntie. Voor deze laatste neem ik de kosten-baten ratio, gemeten als de operationele bedrijfslasten gedeeld door de operationele baten.68 Dit is dezelfde ratio die Jeucken in 2001 gebruikte.69 Hoe hoger deze ratio, hoe minder efficiënt een bank is. De correlatie wordt berekend aan de hand van de Spearman rangcorrelatie toets. Waar Jeucken voor dit verband in zijn onderzoek van 2001 nog een significante correlatie vond (0,41), blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat dit in 2006 niet meer het geval is. De

68

De rente-inkomsten worden als nettobedrag opgenomen in de operationele baten omdat de banken het ook op deze manier rapporteren in hun financieel jaarverslag

correlatie die uit de Spearman rangcorrelatie toets voortkomt, is -0,287.70 Dit betekent dat er geen correlatie bestaat tussen deze twee variabelen en dus geen significant verband (op 5% niveau). Dit verschil met 2001 is wellicht te verklaren door het feit dat er een groot verschil in kosten-baten ratio te vinden is tussen de banken die wel en geen verzekeringstak bezitten. De banken met een grote verzekeringstak zoals ING en Allianz laten namelijk relatief een hoge kosten-baten ratio zien. Onduidelijk is of Jeucken hiervoor gecorrigeerd heeft in zijn onderzoek. Ik acht dit wel waarschijnlijk gezien het grote verschil dat bestaat tussen banken met en zonder verzekeringstak.

4. 5 Samenvatting

Regionale analyse

Alle drie de regio’s presteren erg goed op duurzaamheidsverslaggeving. Zowel in Oceanië als Noord-Amerika publiceren alle banken een duurzaamheidsverslag en in Europa zijn er slechts twee banken die geen dergelijk verslag uitbrengen. Het volgen van de richtlijnen lijkt enigszins regionaal gebonden te zijn. Waar Noord-Amerika het hoogste scoort op de UNEP FI en de Equator Principles, scoort Europa het beste op de ICC Business Charter, het Global Compact en Who Cares Wins. Laatstgenoemde is opvallend door alleen maar Europese banken uitgebracht. Oceanië blijft over het algemeen achter bij de twee andere regio’s op dit gebied. De banken uit Oceanië hebben daarentegen wel allemaal e e n gecertificeerd milieuzorgsysteem, terwijl dit percentage veel lager is in Europa en Noord-Amerika.

Zowel op milieubeleid als op inkoopbeleid scoren de Noord-Amerikaanse banken het beste met een score van 100%. Banken in Oceanië blijven vooral achter op inkoopbeleid. D e Europese banken zijn het meest transparant over hun prestaties op duurzaamheidsgebied. Opvallend is echter wel dat het percentage banken dat in kwantitatieve termen over haar doelstellingen rapporteert het hoogst is in Noord-Amerika.

Het percentage banken dat expliciet milieurisico analyses uitvoert bij het beoordelen van kredietverleningen is het hoogst in Noord-Amerika (100%); ditzelfde geldt voor het percentage banken dat aangeeft bapaalde sectoren uit te sluiten van fincaniering. Er is daarentegen geen enkele Amerikaanse bank die de richtlijnen van de OESO volgt. Daarnaast is opvallend dat Oceanië het hoogste percentage banken heeft dat de richtlijnen van de Wereldbank volgt, terwijl het percentage banken dat aangeeft milieurisico analyses uit te voeren en sector uitsluitingen handhaaft, in deze regio het laagst is.

Het aanbod duurzame producten is in de afgelopen vijf jaar aanzienlijk gestegen. Opvallend is dat 100% van de Noord-Amerikaanse banken haar klanten milieuadvies biedt, terwijl dit percentage in de twee andere regio’s veel lager is. Daarnaast valt op dat 100% van de banken in Oceanië milieulenigen of financieringen aanbiedt, terwijl deze regio in het onderzoek van 2001 met een percentage van 25% het laagst scoorde op dit onderdeel.

Op de sociale criteria scoren de banken in Noord-Amerika en Oceanië op alle criteria positief, met uitzondering van ‘het feedback vragen van werknemers’. Op dit criterium scoort Europa opvallend het beste, terwijl de banken in Europa enigszins achterblijven op de andere sociale criteria.

Het verband tussen de prestaties op de vier verschillende categorieën is het sterkst en in alle gevallen significant voor de drie categorieën die van origine meer gericht waren op het milieuaspect van duurzaamheid (‘duurzaamheidsverslaggeving, gedragscodes en milieuzorgsystemen’, ‘milieuzorg in de praktijk’ en ‘duurzame producten’). Het verband is minder sterk en in twee van de drie gevallen niet significant tussen deze drie categorieën en de ‘sociaal-economische activiteiten’.

Landelijke analyse

Landelijk gezien scoren Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk het beste voor de categorie ‘duurzaamheidsverslaggeving, richtlijnen en milieuzorgsystemen’ terwijl Noord-Europa hier het slechtste scoort. Op gebied van ‘milieuzorg in de praktijk’ neemt Australië een leidende positie in en ook hier is het Noord-Europa dat het slechtste scoort, gevolgd door Japan en Spanje. Nederland is duidelijk de koploper wat betreft ‘duurzame producten, gevolgd door Duitsland. Naast Noord-Europa presteert ook Italië erg slecht op dit onderdeel. Tot slot scoort op ‘sociaal-economische activiteiten’ een groot aantal landen maximaal en dus positief op alle criteria. Ook hier blijft Noord-Europa duidelijk achter bij de rest. Over het geheel gezien presteren Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland significant beter dan het gemiddelde en presteren Japen, Italië en Noord-Europa significant slechter dan het gemiddelde. Er bestaat geen significant verband tussen de preataties op landelijk niveau in 2001 en 2006. De correlatie tussen de prestaties in deze twee jaren is -0,066.

Individuele analyse

Uit dit onderzoek komt naar voren dat, evenals in 2001, de Rabobank het hoogste scoort op gebied van duurzaamheid. Rabobank wordt echter op de voet gevolgd door een eveneens Nederlandse bank: ABN Amro. Deutsche Bank, die in 2001 nog de tweede plaats innam, behoort

volgens dit onderzoek niet meer tot de leiders op duurzaamheidsgebied in de financiële sector. De duurzaamheidsprestaties van het Britse HSBC zijn in de afgelopen vijf jaar relatief veel vooruit gegaan. Deze bank behoort nu tot de best presterende banken van het onderzoek, terwijl zij in 2001 nog tot de middenmoot behoorde. Ditzelfde geldt voor Barclays, Allianz en Société Général, BNP Paribas, Fortis en JP Morgan Chase. UBS daaarentegen, is hoewel zij nog steeds significant beter presteert dan gemiddeld, behoorlijk in rang gedaald vergeleken met 2001. Ook Bank of America is relatief veel achteruit gegaan in haar duurzaamheidsprestaties sinds het onderzoek van 2001. San Paolo IMI was in 2001 nog de slechtst presterende bank van het onderzoek, maar heeft zich de afgelopen vijf jaar relatief snel ontwikkeld op duurzaamheidsvlak. De oude positie van San Paolo IMI is in dit onderzoek overgenomen door Svenska Handelsbanken, gevolgd door de andere Noord-Europese bank Nordea AB.

Uit dit onderzoek blijkt dat er tussen de ranking van de banken in 2001 en 2006 een correlatie bestaat van 0,575. Dit verband is significant op een niveau van 5% en kan als redelijk sterk geïnterpreteerd worden.

Hoofdstuk 5: Conclusie

In deze scriptie is onderzocht hoe een selectie van 32 internationale topbanken presteert op verschillende aspecten van duurzaamheid. De basis van deze scriptie is het onderzoek dat Jeucken in 2001 heeft gedaan naar duurzaamheid bij internationale topbanken. Aangezien zich in de afgelopen vijf jaar een aantal ontwikkelingen heeft voorgedaan op gebied van duurzaamheid, heb ik de studie van Jeucken op drie manieren uitgebreid om het onderzoek vernieuwde relevantie te geven.

- Analyse van de banken op basis van recentere gegevens, waarmee dit onderzoek de banken voor een langere periode op hun prestaties op duurzaamheidsgebeid beoordeelt. - De beoordeling van de banken is op een groter aantal criteria gebaseerd dan in 2001. - Tot slot vergelijk ik de ranking die de banken in 2001 en 2006 hebben gekregen en

probeer deze verschillen te verklaren.

Analyse op basis van recente gegevens

Uit de resultaten op regionaal niveau blijkt dat de banken zich de afgelopen vijf jaar duidelijk hebben ontwikkeld op duurzaam vlak. Zo publiceren bijna alle banken een duurzaamheidsverslag waarin zij hun strategie en prestaties op gebied van duurzaamheid uitleggen. Dit toont aan dat de banken in beginsel transparant zijn over hun duurzaamheidsprestaties. In alle drie de regio’s is bij de banken een aanzienlijke toename te zien van activiteiten op duurzaamheidsvlak. Er zijn echter wel opvallende verschillen te vinden op zowel regionaal als landelijk niveau. Bij de Noord-Amerikaanse banken en banken uit Oceanië ligt de nadruk relatief zwaar op de sociale aspecten van duurzaamheid. Dit blijkt niet alleen uit hun relatief goede prestaties op sociale activiteiten ten opzichte van de milieuaspecten maar ook uit het feit dat deze banken veelal duurzame producten met een sociaal karakter bieden. In Europa zijn de producten daarentegen over het algemeen meer gericht op het milieu (groene poducten). Dit is met name het geval in het noordwesten van Europa, waar de banken überhaupt meer gewicht aan milieu schenken dan in de andere regio’s. Dit verschil deed zich volgens het onderzoek van 2001 ook voor. Binnen de regio’s doen zich eveneens verschillen voor. Met name binnen Europa zijn er op landelijk niveau grote afwijkingen te constateren. De banken in noordwest Europa zijn duidelijk een stuk verder in hun ontwikkeling op gebied van duurzaamheid dan de banken in het zuiden. De laatstgenoemde banken blijven vooral met hun prestaties op milieucriteria achter bij de banken in noordwest Europa. Dit verschil is mede te verklaren door het feit dat de overheid in de landen in noordwest Europa van oudsher een grotere rol heeft en de sociale verschillen hier relatief kleiner zijn dan in Zuid-Europa en

zeker dan in Noord-Amerika en Oceanië. Het grote verschil in prestaties binnen Europa komt duidelijk naar voren in het feit dat alle koplopers in dit onderzoek uit Europa komen maar alle banken die relatief het meest achterblijven uit deze zelfde regio afkomstig zijn.

Analyse aan de hand van een groter aantal criteria

De uitbreiding van de criteria ligt voor een deel in aspecten van duurzaamheid die in 2001 nog niet van kracht waren, zoals de Equator Principles en voor een deel in de sociale criteria. Duurzaamheid had in 2001 veelal nog een milieu-gerelateerd karakter maar is inmiddels uitgegroeid tot een breed begrip, waar sociale aspecten van even groot belang zijn als milieuaspecten. Dat voor veel banken de sociale component de laatste jaren een belangrijke rol is gaan spelen blijkt uit de goede resultaten die de banken behalen op de sociale criteria. De prestaties van de banken zijn relatief het beste in de categorie ‘sociaal-economische activiteiten’. Daarnaast is een aantal criteria dat in 2001 enkel betrekking had op het milieu, uitgegroeid tot criteria die zowel sociale als milieuaspecten omvatten. Een goed voorbeeld hiervan is de milieuverslaggeving die zich heeft ontwikkeld tot duurzaamheidsverslaggeving waarin aandacht wordt geschonken aan zowel sociale als milieuaspecten. Naast het toegenomen belang van sociale aspecten in duurzaamheid, ligt de algemene ontwikkeling aan de basis van de uitbreiding van de criteria waarop de banken in dit onderzoek getoetst zijn. In de afgelopen vijf jaar is een aantal initiatieven genomen om duurzaamheid te integreren in de dagelijkse bedrijfsvoering van de banken, zoals de Equator Principles, het Global Cimpact en ‘Who Cares Wins’. Daarnaast besteden banken aandacht aan bijvoorbeeld de duurzaamheid van hun inkopen middels een inkoopbeleid en is er een scala aan duurzame producten en diensten ontwikkeld.

Vergelijking van de ranking van de banken in 2001 en 2006

De ranking van de banken in dit onderzoek komt op een aantal punten overeen met de ranking van 2001, maar uiteraard zijn de afgelopen vijf jaar ook veranderingen opgetreden in deze ranking. Uit het onderzoek blijkt dat er tussen beide rankings een correlatie bestaat van 0,575. Dit verband kan als redelijk sterk geïnterpreteerd worden. Opvallend is dat de koploper van 2001 (Rabobank) ook in dit onderzoek de best presterende bank is, maar dat zich naast deze leidende positie een behoorlijke verschuiving heeft voorgedaan in de ranking van de hoog scorende banken. Hieruit komt naar voren dat een aantal banken zich in de afgelopen vijf jaar heeft ingezet een leidende positie in te nemen op gebied van duurzaamheid en dat andere banken deze snelle ontwikkeling niet geheel hebben kunnen bijhouden. Opvallend is dat negen van de tien best presterende banken in dit onderzoek afkomstig zijn uit Europa en veelal specifiek uit het

noordwesten van Europa. In 2001 kwamen vier van de tien hoogst scorende banken nog uit Noord-Amerika, wat aangeeft dat de Europese banken in de afgelopen vijf jaar beter zijn gaan presteren ten opzichte van de banken uit Noord-Amerika. Evenals in 2001 zijn het de banken uit het noordwesten van Europa (Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België) en Zwitserland die de kopposities innemen. Wellicht is hier sprake van ‘peer pessure’. Tot slot is het opvallend dat de twee slechtst presterende banken uit dit onderzoek evenals de koplopers afkomstig zijn uit het noordwesten van Europa, namelijk Svenska Handelsbanken en het Finse Nordea AB. Deze banken behoorden in 2001 nog tot de middenmoot van de onderzochte banken. Op landelijk niveau is er echter geen verband gevonden tussen de prestaties van 2001 en 2006.

Dit onderzoek toont aan dat duurzaamheid internationaal blijft toenemen in relevantie en omvang in de financiële sector en een breder terrein betreft dan in 2001 en geeft aan op welke aspecten de veranderingen zijn toegetreden. Voor banken is duurzaamheid een aspect dat steeds dieper doordringt in de dagelijkse bedrijfsvoering en de kern van het bedrijf en hiermee dus een zaak van ‘business as usual’ wordt. Daarnaast kan aan de hand van de resultaten van dit onderzoek worden aangetoond welke landen en banken een hoge standaard van duurzaamheid kennen en welke landen en banken achterblijven. Uit de enquête blijkt dat banken bij wie duurzaamheid hoog op de agenda van het top management staat, vaak goed presteren op duurzaamheid.

Interessant voor nader onderzoek is de relatie tussen de prestaties op gebied van duurzaamheid en de grootte van een bank te bekijken. Over het algemeen zullen vooral grote banken in de media en door NGO’s kritisch worden gevolgd over hun rol en prestaties op duurzaamheid, aangezien zij het meest bekendheid genieten en voor velen een bepaalde symboolfunctie vervullen.71 Hoewel in dit onderzoek geen significant verband is gevonden voor de relatie tussen duurzaamheid en efficiëntie is de relatie tussen duurzaamheid en de mate waarin een bank internationaal opereert interessant om te onderzoeken. Jeucken vond hier namelijk een significant verband voor. Nader onderzoek is daarnaast nodig om de verbanden van de gevonden resultaten te verklaren en de strategieveranderingen op gebied van duurzaamheid te verklaren. Een nadere verstandhouding met de beschouwde banken of het toevoegen van interviews over de criteria kan een preciezer beeld schetsen van de prestaties van de banken aangezien dan meer informatie kan worden verkregen dan uitsluitend uit externe bronnen. Vervolgonderzoek zou zich ook kunnen richten op de verschillen tussen duurzame nichebanken of banken uit ontwikkelingslanden en grootbanken uit ontwikkelde regio’s.

Literatuurlijst

Berenson, M.L., Levine, D.M. & Krehbiel, T.C. 2006. “Basic Business Statistics”, Pearson Prentice Hall, 1992.

Dijkstra, G., “Dossier: Beursindex Duurzaam Ondernemen”, VBDO en MVO, dec. 2004 Jeucken, M.H.A. 1999. Duurzaam bankieren - Niet voor niche maar voor hele markt, in: M

van Poll (ed.), People, planet, profit - Visies op duurzaam ondernemen en beleggen, het Financieele Dagblad, Amsterdam, pp 58-60.

Jeucken, M.H.A. 2001. Duurzaam bankieren door internationale topbanken in de praktijk, Maandschrift Economie, Vol. 65, Nr 6, pp477-504.

Jeucken, M.H.A. 2004. Bankieren en duurzaamheid: een logisch koppel?, Staatscourant, Nr 222, 17 november 2004, p.6.

Louche C.,2004. “Ethical Investment.” PhD dissertation, Erasmus University Rotterdam. Weperen, E. van, 2006. “Duurzaam sparen en beleggen in Nederland 1987 – 2005”, VBDO. The Sustainability Yearbook 2005, Insights from SAM’s Sustainability Research and PwC’s

ValueReporting.

Galbreath, J., 2006, “ Corporate social responsibility strategy: strategic options, global considerations”, Corporate Governance, Vol. 6, no. 2, p 175-187.

Scholtens, B., 2006 “Duurzaamheid en financiële instellingen”, Rijksuniversiteit Groningen. Voorhoeve W. (2002), “Parametervrije toetsten en statistische decisieleer”,syllabus behorend

bij Statistiek 2 voor Economen en Statistiek voor VDO, Rijksuniversiteit Groningen, september 2002.

Duurzaamheidsverslagen en financiële jaarverslagen van de 32 beschouwde banken

Internetsites: www.duurzaam-beleggen.nl

www.ifc.org

www.adb.org

www.ebrd.com

www.bsdglobal.com

www.unepfi.org

www.unglobalcompact.org

www.equator-principles.com

www.ftse.com

www.sustainability- indices.com

www.domini.com