Vraag nr. 67
van 26 november 1996
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Carrefour-arrest Arbitragehof – Federale loyauteit Een maand geleden had ik de eer en het genoegen de minister-president een actuele vraag te stellen over de uitspraken van minister-presidente Onc-kelinckx van de Franse Gemeenschap over het C a r r e f o u r-arrest van het Arbitragehof (Beknopt Verslag nr. 6 van 9 oktober 1996, b l z .1 0 ) . De minis-t e r-presidenminis-t drukminis-te zijn droefenis uiminis-t over de onwil van de Franstaligen om de geest van het arrest te eerbiedigen. Hij gaf toe niet over de hef-bomen te beschikken om het arrest afdwingbaar te m a k e n . Wel zal hij geen samenwerkingsovereen-komst afsluiten alvorens waarborgen over de nale-ving van het territorialiteitsbeginsel te hebben. Enige tijd later werd in de Kamer de federale eer-ste minieer-ster terzake geïnterpelleerd (C201, Beknopt Verslag COM 23.10.1996). Gevraagd werd maatregelen te treffen om de naleving van het arrest te verzekeren. In zijn antwoord verklaarde ook hij zich onbevoegd. Hij verwees naar het A r b i-tragehof en pleitte voor de spoedige afsluiting van een samenwerkingsovereenkomst. Aldus zou de federale loyauteit worden verzekerd.
1. Welke overheid is er bevoegd om het arrest van het Arbitragehof ten uitvoer te leggen en met welke afdwingbaarheid ?
2. Hoe kunnen de beginselen van goed nabuur-schap en territorialiteit ook in feite worden afgedwongen ? Welke rol is daarin weggelegd voor de Vlaamse overheid ?
3. Welke initiatieven heeft de minister-president al genomen om aan de meningsverschillen tussen deelstaten en bondsstaat over de invulling van het begrip "federale loyauteit" een einde te stel-len ?
Antwoord
1. Het gezag van gewijsde "erga omnes" van een vernietigingsarrest impliceert dat iedereen ervan moet uitgaan dat de vernietigde bepaling niet langer van kracht is. Een arrest van het Arbitragehof behoeft met andere woorden geen tenuitvoerlegging (zie o.m. Velaers, J., Van Arbi-tragehof tot Grondwettelijk Hof, M a k l u , 1 9 9 0 , nr. 439 e.v.).
Niet alleen ten aanzien van de rechtsonderhori-gen en de rechtscolleges, maar ook ten aanzien van de overheden die de vernietigde norm heb-ben uitgevaardigd of die met de uitvoering en de toepassing ervan zijn belast, geldt dit gezag van gewijsde (zie advies Raad van State ; Parle-mentaire Stukken Senaat, 1 9 8 8 - 1 9 8 9 , n r. 4 8 3 / 1 , 7 4 ) . Hoewel een vernietigingsarrest op zich geen verbod impliceert om een identieke of analoge bepaling opnieuw uit te vaardigen, zon-digt de wetgevende vergadering die dat wel doet zwaar tegen het principe van de federale l o y a u t e i t . Dit principe is niet afdwingbaar via jurisdictionele weg, maar er is wel artikel 20, 2 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof : deze bepaling laat het Arbitrage-hof toe de schorsing uit te spreken als het beroep is ingesteld tegen een norm die identiek is met een reeds door het Arbitragehof vernie-tigde norm en die door dezelfde wetgever is a a n g e n o m e n , zonder dat een "moeilijk te her-stellen ernstig nadeel" moet worden aange-toond.
2. Voor alle duidelijkheid wil ik eerst wijzen op het wezenlijke onderscheid tussen een bevoegd-h e i d s c o n f l i c t , dat van juridiscbevoegd-he aard is, en een belangenconflict, dat van politieke aard is : – schending van het territorialiteitsprincipe is
een schending van de bevoegdheidsverdeling en wordt jurisdictioneel gesanctioneerd (Raad van State, Arbitragehof) ;
– schending van de principes van goed nabuur-schap en federale loyauteit doet belangen-conflicten ontstaan die het voorwerp uitma-ken van politieke dialoog, inzonderheid in het Overlegcomité.
Maar de procedure in het Overlegcomité veronderstelt een consensus en geen over-heid kan worden gedwongen tot de consen-sus bij te dragen.
In dit geval is door het Arbitragehof vastgesteld dat de Franse Gemeenschap haar bevoegdheid o v e r s c h r e e d . De Franse Gemeenschap is blijk-baar niet bereid de geest van het arrest te eer-biedigen. Dit gaat verder dan een schending van algemene rechtsbeginselen en het maakt elke verdere dialoog zo goed als onmogelijk. Ik ver-wijs hier naar de beslissing van het Vlaams Par-lement van 17 december 1996 om een belangen-conflictenberoep op parlementair niveau in te s t e l l e n . Niettegenstaande dit beroep, werd de aangevochten bepaling toch goedgekeurd door de Franse Gemeenschapsraad. Onze
staatsstruc-tuur is nochtans gebaseerd op dit samenwer-kingsmodel : geen enkele overheid kan zich boven een andere overheid stellen. De Vlaamse regering zal dit principieel punt ter sprake bren-gen in het Overlegcomité.
3. De correcte invulling van het begrip "federale loyauteit" is voor de Vlaamse regering een per-manent aandachtspunt. Zoals hierboven gezegd, beschikt echter noch de Vlaamse regering, noch enige andere instantie, formeel over actiemidde-len om een bepaald gedrag van een andere overheid hic et nunc af te dwingen.