• No results found

Groen van Prinsterer heeft gezegd: "Het Koninkrijk is de gewijzigde voortzetting van de Republiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groen van Prinsterer heeft gezegd: "Het Koninkrijk is de gewijzigde voortzetting van de Republiek"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EMANCIPATIE EN INTEGRATIE

DOOR

DR. J. A. H. J. S. BRUINS SLOT

Het Koninkrijk der Nederlanden werd gesticht om niet weer te ver- vallen in de fouten van de Republiek der Zeven Provinciën, die aan ver- deeldheid en onmacht was ten onder gegaan.

Vandaar de sterk doorgevoerde centralisatie. De Oranje-dynastie werd van exponent ener partij tot exponent der natie.

De omvang van het Koninkrijk werd door de mogendheden bepaald. Men wilde een sterk bolwerk aan Frankrijks noordgrens en voegde daarom België bij de N oorclelijke Nederlanden. Dit betekende dat het Koninkrijk ook bedoeld was om een functie te vervullen in de internationale politiek, een functie waaraan de Republiek zich sinds het einde van de Spaanse 5Uccessieoorlog had onttrokken.

Het grote vraagstuk van dit Koninkrijk - en dat is de hele geschiedenis van dit Koninkrijk door in tal van belangrijke en vitale aangelegenheden aan de orde tot bij de jongste strijd om ons omroepbestel toe het grote vraagstuk is: wat is de nationale idee die aan dit Koninkrijk ten grond- slag ligt.

Groen van Prinsterer heeft gezegd: "Het Koninkrijk is de gewijzigde voortzetting van de Republiek. In ieder geval kreeg het met al de moeilijk- heden die de Republiek onderdrukt had, te maken. Men kan de Republiek een soort protestantse staat noemen. De Hervormde Kerk was de officiële kerk. Dissenters werden geduld, meer niet. Maar die protestantse staat was bepaald niet zo erg geëxponeerd gereformeerd. Daarvoor had de humanis- tische stroming, in Erasmiaanse zin bedoeld, een veel te grote invloed vooral in de elite die de regenten leverde. Het karakter van de Republiek werd in vele opzichten door de regenten gedicteerd. Zij stonden na Dordrecht 1618-1619 geen generale synode meer toe, waardoor de Her- vormde Kerk de handen gebonden werd. De rooms-katholieken leefden zonder staatkundige rechten in schuilkerken en generaliteitslanden.

Dat was de inbreng van de Republiek in het Koninkrijk.

België bracht er een portie Walen bij. En het probleem van de integratie van Vlamingen en Noord-Nederlanders.

Hoe dit alles onder de kap ener nationale idee te vatten?

In Duitsland is het nationalisme ontstaan onder invloed van de roman- tiek. De taal deed het daar. In Frankrijk is het nationalisme gekenmerkt door de roem van Frankrijk. In Engeland door het bewustzijn een wereld- beheersende positie in te nemen. Al deze nationalismen kenmerken zich door een sterke geldingsdrang naar buiten.

Maar Koning Willem I vond in zijn rijk niets van dat alles. Hij had met een uiterst heterogene verzameling elementen te maken. En toen ging hij proberen een nationale idee van boven af te creëren. Hij was een man

(2)

226 DR. J. A. H. J. S. BRUINS SLOT

uit de school van Napoleon. Hij trachtte een soort van versmelting van de verscheidenheden tot stand te brengen. Dat betekende om te beginnen Koninklijke inmenging in tal van aangelegenheden. Hij kwam in conflict met de liberale Belgen. Hij bemoeide zich intensief met de zaken van de r.k. kerk (het oollegium philosophicum). Hij raakte met die kerk in voort- durend conflict. De Hervormde Kerk legde hij aan de banden der Konink- lijke reglementen.

De afgescheidenen vervolgde hij met de koninklijke dragonders. Koning

\i\lillem I is in dit begin van zijn politiek blijven steken. In het conflict met de Belgen leed hij de nederlaag. Toen deed hij afstand. Daarmede was de internationale functie van het Koninkrijk weer verdwenen. Nederland trok zich weer terug in een isolement waaruit het in 1940 onzacht en definitief is wakker geschud.

Onder het bewind van Koning Willem I is dus gebleken dat onze nationale eenheid niet op een algemene alles-{)mvattende idee berust. De Koning leed schipbreuk in zijn pogingen die te scheppen.

In de verdere historie van het Koninkrijk bleek zijn gedachte alleen steun te vinden bij de liberalen. Het is niet voor niets dat iemand als Thorbecke de dwangmaatregelen tegen de afgescheidenen goedkeurde. Thorbecke's gedachte van een christendom boven geloofsverdeeldheid beoogde een soort ethische basis te leggen voor een algemene nationale ideologie. Ook de openbare school, de school "waaraan de natie gehecht is", was daarvan een uiting.

Maar het zijn niet alleen de liberalen die een bepaalde claim op een algemene nationale idee hadden. Bij de anti-revolutionairen ziet men vele jaren lang iets soortgelijks. Zij zien de natie gekarakteriseerd door wat er "onder leiding van Oranje, onder invloed der hervorming omstreeks 1572" is geschied.

In later jaren wordt dat gerelativeerd doordat men hier slechts één van de staat en natie vormende factoren in ziet. Maar de christelijk-historischen spreken nog altijd van een protestantse natie. Deze stellingen zijn even onwerkelijk als die der liberalen. Zij konden tijdens de Republiek waar zijn, omdat men de rooms-katholieken niet meetelde en onderdrukte. Maar na 1813 telden zij wel mee en daarmee was de alleen door 1572 gekarak- teriseerde natie historie geworden.

De geschiedenis van het Koninkrijk is een voortdurend zich ontworstelen aan de klem van één algemene nationale gedachte, die men nu eens van die, dan weer van deze zijde aan ons volk wilde opdringen.

Men kan die geschiedenis het beste karakteriseren als een reeks grote emancipatieprocessen, waarbij allerlei elementen, groepen en stromingen, die voorheen in de knel zaten, tot hun recht kwamen en zich konden uitleven.

Er zal hierna bij het behandelen dier verschillende processen op gewezen worden hoe hierbij belangrijke figuren uit onze historie soms het ene emancipatieproces bevorderden en het andere tegenstonden. Dat kwam omdat hun eigen visie op de ene algemene nationale idee hun parten speelde. Maar achteraf kan men zien dat al die emancipatie-processen ge- tendeerd hebben naar een Nederlands begrip voor het nationale, namelijk het erkennen van elkaar, ieder in zijn bijzondere eigen aard, en het respecteren van elkaar daarin en in het vinden van een vorm van samen-

(3)

EMANCIPATIE EN INTEGRATIE 227 leven, die aan die verscheidenheid ruimte laat en haar niet onder één noemer brengt, terwijl het toch samenleven blijft.

Wij hebben hierboven het falen van cle Belgische politiek van Koning Willem I genoemd. Dat doet niets af aan cle grote verdiensten die deze vorst overigens heeft gehad, met name voor de opbouw van 's lands economie. Dat laatste wordt èn hier te lande èn in België wel erkend.

Maar de afscheiding van België was het eerste openbaar worden van een emancipatie-proces. En de Belgische liberalen èn de Belgische rooms- katholieken konden zich niet voegen in het hun vrijheid en verscheidenheid aantastende Koninklijk bewind. Groen van Prinsterer doorzag de fout van het Koninklijk beleid; "Holland en België werden geworpen in de smelt- kroes der moderne theorie om er als Koninkrijk der Nederlanden uit te komen.", zo schreef hij. Dit noemde hij: "gedwongen amalgameren".

Hij bepleitte toen het al te laat was - een federalisatie van de een- heidsstaat. Groen moge daarbij het bijoogmerk gehad hebben dat hij zo het protestants karakter van N oord-Nederland beter zou kunnen handhaven, historisch gezien had hij het bij het juiste eind. Er is voor Nederland niet één algemeen geldige ideologische nationale idee. Van deze gedachte is de {ederalisatie de politieke belichan1ing, die men wellicht nog eens in de toe- komst in de Benelux weer zal vinden.

;..J aast de afscheiding van België is er een andere aischeiding geweest onder het bewind van Koning \Villem I die al evenzeer als een emancipatie- proces kan worden gezien. \Ve bedoelen de Afscheiding uit het Nederlands Hervormd Kerkgenootschap van 1834.

':\I(en doet de Afscheiding onrecht als men ze alleen en primair als een emancipatie-proces ziet. Voor alles was de Afscheiding een poging om de belijdenis der kerk ook werkelijk te beleven. Zij is dus een religieuze be- weging, waarbij het om de rechte verhouding van de mens en van de kerk tot God gaat. Dat is het wat mensen als De Cock, Scholte, Van Raalte en Brummelkamp bewogen heeft.

Maar in haar historische verschijningsvorm is de afscheiding een eman- cipatie zoals in 1886 de Doleantie ook een emancipatie was. De afscheiding was een emancipatie uit de macht van het "caesaropapistische staatcrea- tuur" , dat, naar de woorden van Groen van Prinsterer, de Nederlandse Hervormde Kerk door toedoen van Koning Wïllem I geworden is.

De koning had de Hervormde Kerk gereglementeerd. En die reglementen gingen boven cle belijdenis der kerk.

Sterk spreekt hier de nationale idee van Koning vVillem 1. Eigenlijk had hij van bovenaf alle protestantse kerken in Nederland tot één willen ver- smelten. De idee van een afscheiding was van uit zijn idee volstrekt contra- hande. Toen de Afscheiding doorzette kwamen de vervolgingen. Gevangen- schap, inkwartiering van dragonders bij de afgescheidenen en een voortdurend gekwel. Zo erg waren de vervolgingen dat velen van hen hier te lande het niet meer konden uithouden. Zij vluchtten naar Amerika.

Kuyper heeft geschreven; "Onze eerste landverhuizers, die in 1843 onder Van Raalte's heroieke leiding derwaarts togen, waren geen landverhuizers in eigenlijke zin, maar ballingen, ballingen om der religie wil; vrome, trouwe, stoere mannen en vrouwen, maar die het vaderland feitelijk uit- wierp door, om der religie wil, hun hier het leven ondraaglijk te maken."

(4)

228 DR. J. A. H. J. S. BRUINS SLOT

Een schip met deze ballingen aan boord werd op volle zee gepraaid door een ander vaartuig, welks gezagvoerder de kapitein vroeg naar de inhoud van zijn lading. Het antwoord dat de kapitein gaf, doelend op de afge- scheidenen, die hij overbracht was: "Valse munt in Nederland niet gang- baar!"

Men ziet hier de nationale en staatkundige betekenis van de Afscheiding.

Van een conflict binnen de kerk, werd zij tot een conflict met de staat, een conflict met de nationale idee van Koning vVillem 1. In dit conflict hebben de afgescheidenen het gewonnen. Zij emancipeerden zich van de Koninklijke reglementen en slaagden er in tegen de nationale conceptie des Konings in zich zelf te blijven. En hier was 1lhorbecke tegen het eman- cipatie-proces en Groen van Prinsterer er voor.

Een conflictsituatie ontstond onder Koning Willem look met de rooms- katholieken. Le Sage ten Broek, een der r.k. leiders uit die tijd, schreef dat

"het doel der regering was het land te decatholiseren, waartoe het opkomend geslacht in monopoliescholen moest worden verbasterd."

Het was duidelijk dat Koning Willem I de r.k. kerk in de hand wilde houden. Een hevige strijd en het recht van placet, dat is het recht van inzage en goedkeuring dat een regering zich voorbehoudt ten opzichte van de publikatie van kerkelijke wetten en besluiten vond plaats.

Onder Koning Willem II veranderde de situatie. Deze vorst was de rooms-katholieken zeer welgezind.

De rooms-katholieken voelden zich sterk achteruitgezet. Zij waren for- meel wel bevrijd van de situatie uit de Republiek, waarbij de positie der kerken door een r.k. spreker aldus werd getekend: "Het Mohammedaanse huwelijk van het oude bestuur, waar de ene sultane en de andere maar bijwijven waren en de hatelijke jaloezie van de eerste de laatste onop- houdelijk tot vervolging en verdrukking strekte."

Dat was nu uit. Maar de emancipatie was niet tot bevrediging der rooms- katholieken tot stand gekomen. Getuige een versje uit die jaren:

Maar die goede katholieken deugen die ook wel tüt iets?

Blijkens hunne statistieken zelfs tot klerk en poortcommies.

Laat ze meedoen, Pius' zonen!

Meedoen? Ja, voor spek en bonen!

Een belangrijke stoot in het emancipatie-proces is het herstel der hiërar- chie in de r.k. kerk van 1853 geweest. De paus maakte de r.k. kerk in Nederland tot een zelfstandige kerkprovincie met een aartsbisdom in Utrecht en de bisdommen Haarlem, Roermond, Den Bosch en Breda. De paus deed dat zelfstandig. De regering wist wel dat het zou komen, maar zij stond, terecht, op het standpunt dat dit het grondwettig recht van de r.k.

kerk was. Daarmee was aan alle pogingen tot i.nmenging der regering in de zaken der r.k. kerk, zoals die inmenging tot dusverre steeds had plaats gevonden, een einde gemaakt. Dit geschiedde onder het eerste ministerie Thorbecke.

Er stak in Nederland tegen deze daden een hevige storm op. Heel

(5)

EMANCIPATIE EN INTEGRATIE 229

protestants Nederland liep te hoop ûver deze zaak; de zg. aprilbeweging.

Men zag de brandstapels al weer roken en vreesde de verroomsing van Nederland.

De achtergrûnd van de aprilbeweging was de gedachte dat Nederland een prûtestantse staat was, waar de rooms-katholieken slechts werden ge- duld. Groen van Prinsterer stûnd hier bij deze emancipatiebeweging, anders dan bij de Afscheiding, aan de verkeerde kant. Thorbecke stond hier, anders dan bij de Afscheiding, aan de gûede kant. Dit is zeer verklaarbaar. De Afscheiding ging tegen Thûrbecke' s nationale idee van het christendom boven gelûofsverdeeldheid in. Het herstel der hiërarchie ging tegen Groens nationale idee van de protestantse natie in.

Maar Thorbecke en de r.k. kerk stûnden sterk met hun berûep ûp de Grondwet, een beroep dat ook door Groen niet kûn worden betwist.

Het emancipatie-proces der rooms-kathûlieken heeft zich in 1853 voort- gezet. Vooral nadat ûnder leiding van Schaepman zich een zelfstandige rooms-katholieke politiek en later een r.k. politieke partijfûrmatie kon ont- wikkelen. Dezen gingen hand in hand met r.k. activiteit in maatschappelijk- organisatorische en culturele zin. Daarmede werd de illusie van een protes- tants Nederland verstûord. De grondtoon van Kuypers a.r. program was niet meer de grondtoon, maar een der grondtûnen van ons volkskarakter.

Dat is de werkelijkheid.

De aprilbeweging is een vûlkomen mislukte beweging geweest. In feite was zij de stuiptrekking van de monolitisahe natiûnaliteitsidee, die Willem I voor ogen had gestaan. Het is dan ook begrijpelijk dat Kûning Willem IU de aprilbeweging welwillend tegemoet trad. In deze zaak steunden de liberalen de rooms-katholieken en bestreden de anti-revolutionairen de rooms-kathûlieken. Dat is te belangwekkender ûmdat dit zelfstandig wûrden der rooms-katholieken moest uitlopen ûp een zich distantiëren van de liberalen, waarmee zij principiëe1 ten diepste verschilden en moest uit- lopen op een samengaan met de anti-revolutionairen, met wie zij ûp vele punten overeenkwamen.

Het merkwaardige is dat althans anti-revûlutionairen en rooms-kathû- lieken zich dit bij het naderen van het herstel der hiërarchie bewust waren.

Groen beriep zich op wat rooms-katholieken en anti-revûlutiûnairen gemeen hadden. Hij trachtte de rooms-katholieken tût zijn standpunt van een protestantse staat, met een eervûlle maar suspecte positie voor de rooms- katholieken, over te halen met een beroep op de r.k. kritiek ûp de beginselen van het liberalisme. De rooms-katholieken waren het met Groen wel eens over die kritiek. Maar zij liepen niet in Groen' s fuik. De Tijd schreef:

Wij willen in de eerste plaats geen zelfmoord plegen!

Maar tûen de zaak eenmaal uitgevûchten was lagen de wegen die naar distantie met de liberalen en naar tûenadering tussen de christelijke partijen voerden, ûpen. Het jaar 1853 is vûor de structuur van de Neder- landse natio.naliteitsidee een beslissend jaar geweest. Want het heeft zûwel de idee van de protestantse natie als de idee van de algemene ideolûgie ener nationale eenheid om hals gebracht, hoezeer men ûns deze laatste nog tot op de huidige dag tracht aan te praten.

Het is de verdienste van de Grûndwet van 1848 en dus van Thûrbecke geweest, dat zij 1853 hebben mûgelijk gemaakt. De Grondwet van 1848 betekende demûcratisering. En democratisering maakte emancipatie mûge-

(6)

230 DR. J. A. H. J. S. BRUINS SLOT

lijk. Het is alweer een merkwaardige zaak dat de doorwerking van deze democratie in de ontwikkeling van het kiesrecht de macht van het libe- ralisme zou breken, terwijl deze Grondwet, door Groen principiëel be- streden, hem die juist zo traditioneel gebonden was, in staat zou stellen om de voorvechter te worden van het volk achter de kiezers (de Nederlanders die geen stemrecht hadden) en om te worden, naar de uitspraak van Buys, de grote strijder voor de rechten van het parlement.

Een emancipatie-proces van enorm formaat is de schoolstrijd, die de tweede helft der vorige eeuwen de eerste decenniën van deze eeuw heeft beheerst.

Het is een emancipatie-proces dat gelijkelijk rooms-katholieken en ortho- dox-protestanten betreft. Het schuift zich dan ook ergens in in het eman- cipatie-proces der rooms-katholieken als zodanig en het schuift naar de protestantse zijde in in de emancipatie der "kleine luyden", in de ontwik- keling van de anti-revolutionaire en christelijk-historische partijen.

Ook hier is het emancipatie-proces een emancipatie uit de klem van een monolitische nationale ideologie. Het richt zich rechtstreeks tegen het idool der aanhangers daarvan: de openbare school. Het proces heeft de mythe aan flarden gescheurd dat de openbare school de school zou zijn waaraan "de natie" gehecht was.

Evenals bij de afscheiding moet duidelijk gesteld worden dat emanci- patie niet alleen en niet primair de inzet van de schoolstrijd was. Zij was - en wij beperken ons hier tot de schoolstrijd van protestantse zijde - de strijd van ouders die hun doopbeloften na wilden leven. Dat betekende voor hen een "school met de Bijbel", een school waarin de sfeer en het onderwijs doordrenkt zouden zijn van het Evangelie van Gods genade in Jezus Christus. Die school konden christenouders van de Nederlandse overheid niet krijgen. Want het openbaar onderwijs werd met eerbiediging van ieders godsdienstige gevoelens gegeven. Het was neutraal. Dat paste in de nationale idee der liberalen. Dat paste niet bij het geweten van tien- duizenden christenouders in Nederland. Zie daar het conflict. En zo werd het een emancipatiestrijd. Zonder enige overheidssubsidie werden scholen gesticht. Onderwijzers werden bereid gevonden om voor zeer magere salarissen, soms voor hongerlonen, hun mede-gelovigen te dienen. Uit de krappe beurzen der "kleine luyden" werden scholen naar de minimum- eisen gebouwd en onderwijzers krap betaald.

In 1876 kwam de liberale minister Kappeijne met een nieuw ontwerp- onderwijswet dat veel hogere eisen aan school en onderwijs stelde dan tot dusverre. Het betekende een buitengewone verzwaring van de lasten die de voorstanders van het bijzonder onderwijs moesten opbrengen. Naar de mens gesproken kon het niet. Fel werd er van r.k.- en a.r. zijde geopponeerd tegen de wet. In feite betekende zij de onderdrukking van minderheden ten behoeve van een monolitische nationale ideologie. Niettemin werd de wet aanvaard. De man die haar had verdedigd had enkele jaren te voren in de Kamer in antwoord op het verwijt dat de bevoordeling van het open- baar onderwijs en het ongesubsidieerd laten van het bijzonder onderwijs onderdrukking van mindeliheden betekende, geantwoord: "Zegt men: in- dien gij dat wilt, onderdrukt gij de minderheid, zou ik bijna zeggen: welnu dan moet die minderheid maar worden onderdrukt, want dan is zij de

(7)

,. ,

:l

1

e

t e e :l

1

e

:l

s

11

e

EMANCIPATIE EN INTEGRATIE 231

vlieg, die de ganse zalf bederft, en heeft zij in onze maatschappij geen recht van bestaan."

Zelden is op onverbloemder wijze het conflict om de nationale ideo- logie aan het licht getreden en is gedemonstreerd hoezeer zij de vrijheid aantast.

Op de aanneming der wet volgde het volkspetitionnement getekend door 305.000 protestantse Nederlanders en een adres van 164.000 r.k. hoofden- van-gezinnen. Men vroeg de Koning de wet niet te tekenen. Maar minister Kappeijne betichtte de adressanten van het "grofste communisme". De Koning tekende en het smeekschrift door "W. Hüvy te Amsterdam en een menigte adressanten tot Zijne Majesteit de Koning gericht" werd afge- wezen.

Dat was in 1878. De organisatoren van het vülkspetitionnernent gingen tezamen een blijvende organisatie vormen tüt steun van het christelijk onderwijs: de unie: "Een school met de Bijbel". Een enorme activiteit ontplooide zich in de christelijke politiek. In plaats van tot afbreuk leidde de nieuwe wet tot toenemende uitbreiding van het christelijk onderwijs.

Tien jaren later was er het eerste christelijke coalitie-kabinet dat met de schoolwet-Mackay het begin van de subsidiëring van het bijzonder onder- wijs bracht. De emancipatie van de bijzondere school was begonnen. Zij werd in 1921 voltooid, door de onderwijswet-De Visser, die op het pacifi- catierapport van de staatsoommissie-Büs berustte en algehele ge1ij kstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs bracht. Alleen de liberaal Visser van IJzendoorn stemde tegen. De monopolie-school was weg.

lVIede door de schoolstrijd werden de "kleine luyden" betrokken bij het openbare leven van staat en maatschappij. Hun grote klokkenist was Abra- ham Kuyper, die hen er van wist te düordringen dat zij niet in de "nacht- school" mochten blijven zitten maar dat zij een staatkundige, maatschappe- lijke en culturele taak hadden üp alle levensgebied. "Geen duimbreed is er, op heel het erf van ons menselijk leven, waarvan de Christus, die aller souverein is, niet zegt: mijn." Aldus een uitspraak in zijn inaugurele oratie

"Soevereiniteit in eigen kring" bij de opening van de Vrije Universiteit in de Nieuwe Kerk in Amsterdam in 1880. Zo brak ook hier de monoli- tische nationale idee stuk op een spectaculaire emancipatie van een ver- geten groep. Evenals 1853 is 1878 voor de structuur van de Nederlandse

nationaliteitsidee een beslissend jaar geweest.

Een niet minder groot emancipatie-proces vond plaats in de laatste jaren der vorige en de eerste helft van deze eeuw. Dat is het emancipatie- proces der arbeiders.

Overrompeld door de industriële revolutie van de vorige eeuw hadden de toenmalige staat en maatschappij met hun voor deze situatie ver- ouderde Romeins-rechtelijke opvattingen en hadden de kerken met te

weinig begrip voor hun evangelische roeping ten aanzien van de rijzende vraagstukken, .niet kunnen voorkomen, dat een proletariaat ontstond, dat in grote ellende onder de slechtst denkbare arbeidersvoorwaarden zijn bestaan sleet. De arbeiders waren de gevangenen van een kapitalistisch stelsel dat hun arbeid slechts als koopwaar en de arbeiders zelf .niet als medewerkers in een produktie-gemeenschap zag.

Toen dit eenmaal doorgedrongen was werd van verschillende zijden

(8)

232 DR. J. A. H. J. S. BReINS SLOT

--- ---

de strijd om emancipatie, om een leefwaardig bestaan, om recht, aange- bonden.

Deze strijd werd gevoerd door de moderne arbeidersbeweging, later vak- beweging, politiek nauw gelieerd aan de sociaal-democratie. Van protes- tants-christelijke zijde werd de strijd begonnen door Patrimonium, later door de christelijke vakbeweging, in nauwe samenhang met de A.R Partij en de CH. Unie. Het eerste christelijk-sociaal congres van 1891, het tweede van 1919 zijn mijlpalen in deze sociale strijd. De rede van Kuyper op het eerste christelijk-sociaal congres over "Het sociale vraagstuk en de christe- lijke religie" is de basis voor de christelijk-sociale activiteit geworden.

Armoede en onrecht waren synoniem geworden. Schaarse barmhartigheid nam de plaats van het recht in. Daartegen ging de strijd.

Van rooms-katholieke zijde werd de strijd gevoerd door de rooms- katholieke vakbeweging, eerst het RK. Werkliedenverbond, later de K.A.B.

in nauwe samenwerking met eerst de RK. Staatspartij, later de K.V.P.

Figuren als Arriens en Poels moeten hier worden genoemd.

De S.D.A.P. waarvan Troe1stra de eerste grote leider was, heeft aan de moderne arbeidersbeweging gestalte gegeven. Zij werd iets in N ederla.nd dat er te voren niet was. Aanvankelijk ten dele min of meer marxistisch georiënteerd, wist hij zich gaandeweg en soms niet zonder moeite en emoties -- men denke aan november 1918! -- te ontdoen van haar revo- lutionaire doelstellingen om zo te worden tot een van de specifieke con- structieve elementen in het tableau van de Nederlandse samenleving.

De sociale activiteit aan de zijde van rooms-katholieken en protestants- christelijken leidde tot een ideële en organisatorische verrijking van het maatschappelijk leven en gaf aan het politieke leven der protestants- ohristelijke partijen nieuwe impulsen. We noemen hier de namen van Talma, Aalberse en Slotemaker de Bruine.

Deze veelzijdige emancipatiebeweging vond allengs begrip in werkgevers- kringen en heeft zo geleid tot een situatie, waarin het proletariaat is ver- dwenen. Een zekere algemene welstand mag op heden worden gecon- stateerd. De vraag naar de rechtmatige verhoudingen in de arbeidsgemeen- schap blijft eahter actueel. Deze emancipatiebeweging is en blijft een architectonische kritiek op onze maatschappij.

Men kan ook hier weer niet zeggen dat dit emancipatie-proces zich in de eerste plaats tegen een bepaalde nationale idee richt. Het ging allereerst om reoht voor de verdrukte. Maar zijdelings is het echter wel degelijk het geval. Dit emancipatie-proces heeft maatschappelijke groepen geschapen en bepaalde politieke groepen gemaakt of versterkt, die het veelkleurige cul- tuurpatroon van Nederland dat zich verzet tegen de monolitische nationale idee, in zeer sterke mate accentueren.

Het laatste en voor Nederland het moeilijkste elnancipatie-proces is dat hetwelk geleid heeft tot de breuk tussen Nederland en het voormalige Nederlands-Indië. Hier gaat het ten diepste rechtstreeks tegen de karika- tuur van de valse monolitische nationale idee, namelijk tegen de rijks- eenheidsgedachte.

Men kan veel van het verleden laten rusten. Maar het was in het begin dezer eeuw duidelijk geworden dat de band tussen Nederland en Indonesië niet die van een rijksverband zou kunnen en mogen zijn. De oveliheersing

(9)

EMANCIPATIE EN INTEGRATIE 233 van het ene volk door het andere is zedelijk niet duurzaam aanvaardbaar.

l'~n anders was een rijksverband niet denkbaar in de gegeven verhoudingen.

De relatie die er tussen Nederland en Indonesië bestond had er toe moeten leiden dat de politiek van Nederland er op gericht zou zijn om van Indo- nesië een onafhankelijke staat te maken. Zo mogelijk met goede culturele en politieke betrekkingen met Nederland. In de Nederlandse politiek zijn elementen van dat streven merkbaar geweest. Aan de andere kant ook elementen die precies het omgekeerde beoogden. Die in Indonesië een stuk Nederland wilden zien, die het Nederlandse gezag essentieel achtten voor een Indonesische samenleving.

Dat is de verwerpelijke rijkseenheidsgedachte.

De ontwikkeling werd versneld en hopeloos getroubleerd door de tweede wereldoorlog. Daardoor kreeg het vrijheidsstreven in de koloniale gebieden een zeer groot elan, dat leidde tot een stuk politiek en soms gewelddadig verzet tegen de koloniale heersers.

In Indonesië hadden de Japanners de Nederlanders verjaagd. Indonesië kon de terugkeer van de Nederlanders niet meer aanvaarden. Nederland kon deze turbulente ontwikkeling niet verwerken. Het is het probleem dat het heersen van het ene volk over het andere verwerpelijk is, maar dat ook de gewelddadige verbreking van eeuwenoude rechtsbanden verwer- pelijk is.

Nederland en Indonesië hebben onder die omstandigheden de weg tot elkaar niet kunnen vinden.

Toen is Indonesië de weg naar emancipatie door strijd gegaan. En het heeft daarin de rijkseenheidsgedachte, het laatste voorbeeld van de mono- liti5che nationale idee vernietigd. In 1962 heeft Nederland dit aanvaard.

Een nieuwe toekomst wordt nu zichtbaar.

Zo is de Nederlandse geschiedenis sinds 1813 één voortdurende strijd voor emancipatie van verschillende elementen in onze nationale en staat- kundige samenleving. Daarbij is duidelijk geworden dat intern van een algemene ideologisch georiënteerde nationale idee geen sprake is.

Van een nationale idee die zich als geldingsdrang naar buiten kon mani- festeren was evenmin sprake. Voorzover zij ten aanzien van Indonesië zich heeft gemanifesteerd, is zij mislukt.

De beide wereldoorlogen hebben Nederland weer geconfronteerd met de internationale politiek. De eerste keer zijn wij de dans ontsprongen. Ik herinner mij een kaart tijdens de eerste wereldoorlog waarop de landen van Europa in de vorm van mensen en dieren waren afgebeeld. Rusland was een grote beer - de kop was Finland - die Duitsland aanviel.

Duitsland werd gevormd door twee soldaten die rug aan rug vochten tegen Rusland en Frankrijk. Engeland was een middeleeuws krijger, Schotland het hoofd, De Hebriden de helmkam, Ierland het schild. N eder- land was een klein boertje dat midden in het strijdgewoel zijn pijp rookte.

Friesland was het hoofd, Noord-Holland de hand met de pijp, de Wadden- eilanden de rook. Dat was Nederland in de eerste wereldoorlog; neutraal, er zich weinig van aantrekkend, zien hoe je zo goed mogelijk er door heen kan komen.

Het is een hersenschim gebleken. Dat heeft de geschiedenis tussen de beide oorlogen al geleerd. Wij ontkwamen niet aan de gevolgen van de

(10)

234 DR. J. A. H. J. S. BRUINS SLOT EMAKCIPATIE. EN INTEGRATIE.

eerste wereldoorlog. \Vij werden in de politiek die daarover handelde be- tmkken.

De tweede wereldoorlog heeft er definitief een eind aan gemaakt. De nationale soevereiniteit, zoals die bij de stichting van het rijk in 1813 was gedacht functioneerde niet meer op de toen gedachte wijze.

Nationale dynastie en Koninkrijk veronderstelden toen zelfstandige zwaardmacht en isolement. Die bestaan niet meer. Daarvoor in de plaats kwamen internationalisatie en integratie.

Na 150 jaar moeten wij constateren, en tot onze blijdschap constateren, dat het Koninkrijk der Nederlanden intern het emancipatie-proces en extern het integratie-proces heeft aanvaard.

Daar zijn wel moeilijkheden bij ge\iI,·eest. Nationaal staan in het emanci- patie-proces: Kuyper, Sahaepman en Troelstra dicht bij elkaar. Thorbecke minder. Hij relativeerde de verschillende "grondtonen" te veel.

Als iets de nationale geest wakker maakt dan is het wel de onder- drukking door een vijandelijke macht. Zo was het ook in Nederland tijdens de tweede wereldoorlog. Dat uitte zich ook in het ondergrondse verzet.

\Vaar men één kon zijn, was men één in dat verzet. Dat bleek in het ge- wapend verzet en in de hulp aan Joden en andere onderduikers.

Maar het merkwaardige is dat in het geestelijke verzet de Nederlandse eigenaardigheid der verscheidenheid zeer sterk naar voren kwam.

De ondergrondse pers vertoonde een verrassende typisch Nederlandse verscheidenheid. Al die bladen verbond de strijd tegen het nazi-dom. Maar de voorliohting in de ondergrondse pers was verder geestelijk veelzijdig.

Wat ook opvalt in het verzet en met name in de ondergrondse pers, was dat het verzet wel nationaal, maar niet nationalistisch was. Voor velen was de strijd tegen de nazi's zelfs meer dan een nationale strijd. Een strijd namelijk om geestelijke waarden van christelijke en humanistische aard die nationale doelei.nden verre achter zich liet.

Het Nederlandse verzet in de tweede wereldoorlog is dan ook een typi- sche manifestatie geweest van wat er sinds 1813 in Nederland is gegroeid.

\Vij worden daarin geconfronteerd met de resultaten van wat wij intern de emancipatie-processen en wat wij extern de neiging naar internationali- satie en integratie noemden.

Het is duidelijk dat een land met zulke gecompliceerde verhoudingen, maar waarin toch door alles heen iets typisch nationaals zit, van de houding en het beleid van een vorstenhuis bijzondere kwaliteiten vergt.

Na de ervaringen van de eerste Oranje-Koningen zijn de beide Oranje- Koninginnen er bijzonder in geslaagd om de bij het Nederlandse volk passende kwaliteiten van een dynastie aan het licht te doen treden. Wij spreken niet over personen. Maar wij zouden willen eindigen met te zeggen dat zij hebben laten zien dat het Koninkrijk der Nederlanden niet voor alles een monarohale zaak is. Integendeel: zij hebben het republikeinse karakter van de Oranje-monarchie steeds duidelijker naar voren gebracht.

Repnblikeins wil in dit verband zeggen: eenheid in verscheidenheid, met de nadruk op het recht der verscheidenheid: wij \villen ons zelf zijn.

(11)

e 3 e s

1, 11

I-

e

.s t.

y ,.

s, n d d

1-

1.

n

1-

1,

g

k ij n )r

;e t.

~t

DE AMERIKAANSE PRESIDENTSVERKIEZING 235

DE AMERIKAANSE PRESIDENTSVERKIEZING

DOOR

T. CNOSSEN

De President van de Verenigde Staten van Amerika wordt officieel niet de derde november gekozen, doch op een latere datum, vast te stellen het Congress. Zo reeds schreef de constitutie het van 't begin af aan voor.

De eerste President, George Washington - de vader des vaderlands ge- noemd werd eerst gekozen op 6 april 1789, aangezien pas op 1 april yall dat jaar het quotum lan kiesgerechtigden aanwezig was. Slechts tien van de dertien Staten, die toen Amerika uitmaakten, namen aan deze stem-

deel. De Staat ~ e\v Y ork, tegenwoordig zich tooiend met de weidse naam yan "Imperial Sta! è", had zulk een ruzie in zijn eigen wetgevend lichaam, dat geen kiesmannen konden worden aangewezen; twee andere Staten hadden de constitutie nog niet geratificeerd.

George \Vashington, gedurende de vrijheidsoorlog bevelvoerder van het leger, die op 19 oktober 1781 de Engelse commandant bij Yorktown tot overgave dwong, verkreeg alle 69 stemmen. Op 30 april volgde de inaugu-

ratie tot President. Het was Franldin R oosevelt die in 1936 ook bijna alle stemmen op zich verwierf, nl. 523 van de 531, hoewel hij in november 610/0

zijn tegenstander Affred M. Landon 3770 van cle stemmen verkreeg.

Ook generaal EisenhoU'er won in 1956 met 457 tegen 73 stemmen op Stevenson, ofschoon hun percentages nog minder uiteenliepen, nl. resp.

57 en 42.

En in 1960 ging het tussen J. F. Kennedy en R. Nixon gelijk op, ze hadden beiden 5070. Van de toen 48 Staten verklaarden zich 26 voor

0~ixon en 22 voor Kennedy. Toch won de laatste, omdat het aantal kies- gerechtigden in zijn voordeel was: 303 tegen 219.

Er zijn nu bij de aanstaande verkiezing 115 miljoen Amerikaanse bur- gers stemgerechtigd. Deze kiezen in begin november 538 personen, die

~ hoewel nooit als een instelling samenkomend - de naam dragen van the E1cctoral College, eenvoudig vertaald: het Kiescollege.

Verwacht vvordt, daar er geen stemplicht bestaat, dat niet meer dan 70 miljoen kiezers hun stem zullen uitbrengen.

Het aantal Electors (kiesmannen) per Staat te kiezen, is gelijk aan het totaal van de Senatoren en Afgevaardigden, die de Staat vertegenwoordigen in het Congress (de wetgevende lichamen: Huis van Afgevaardigden en Senaat).

Tot nu toe had het District of Columbia, waarin de hoofdstad \i\Tashington ligt, geen deel aan de presidentiële verkiezing. Dit is sinds 1961 gewijzigd en dns mogen ook de burgers van de hoofdstad, hoewel ze geen bevoegd- heid hebben om te stemmen voor de leden van de wetgevende macht, hun electors, zij het slechts 3 in totaal, aanwijzen.

Van de 538 zijn er 270 nodig om een der candidaten (er zijn er meer dan twee, doch de strijd gaat in feite tussen de Democratische en Republi- keinse candidaat), de uiteindelijke verkiezing te waarborgen.

Deze staat met de uitslag van 3 november ook nog niet onomstootbaar

(12)

236 T. CNOSSEN

vast, omdat in de praktijk gebleken is, dat niet alle kiesmannen zich over- eenkomstig hun aanwijzing gedragen. In 1957 bracht 1 Democratische kies- gerechtigde zijn stem niet uit op Stevenson en in 1960 werden 15 stemmen uitgebracht op H arry F. Byrd, die geen officieel candidaat \vas. Toch kan men natuurlijk met grote waarsohijnlijkheid in november al weten, wie de volgende President zal zijn, die dan in januari officieel gekozen wordt.

Het feit, dat Kennedy in 1960 gekozen werd, hoewel hij door een minder groot aantal Staten voorgedragen werd dan zijn tegenstander, ligt aan de zeer grote verschillen bij de onderscheiden Staten inzake het aantal aan te wijzen kiesmannen. De Staat New Vork bv. wijst er 43 aan, Californië 40, daarentegen Virginia 12; Wisconsin 12 en Arizona slechts 5. Het spreekt dus vanzelf dat Goldwater er al heel weinig aan heeft, als de Staat waarin hij woont, op zijn hand is. ] ol111son is in dit opzicht iets heter af.

Texas heeft 25 electors.

De candidaatstelling van de kiesgerechtigde afgevaardigden geschiedt in de verschillende Staten niet eender. De partij-hesturen wijzen de candi- daten aan. Hij, die zijn stem uitbrengt op 3 november, doet dit op het bepaalde aantal kiesmannen, dat zijn Staat vertegenwoordigt, dus als bij ons systeem op één lijst. \Vie de meerderheid krijgt brengt bij de verkiezing in januari al de stemmen, waarop de Staat recht heeft, uit. Neem aan dat de Democratische Partij in de Staat N ew Y ork de meerderheid verkrijgt.

zo vallen de stemmen op de Republikeinse lijst uitgebracht, weg.

Ook het 3.<1.ntal der aan te wijzen electors wijzigt in verband met de bevolkingstoeneming. Californië, de snelst groeiende Staat, mag er nu 8 meer aanwijzen dan in 1960.

De gekozen eleotors in november l11Deten in de respectievelijke Staten bijeenkomen op de eerste maandag na de hveede woensdag in december _ men wist het ook vroeger wel ingevvikkeld te maken! - om hun stem uit te brengen ter verkiezing van de President en vice-president. Hier doet zich weer een merkwaardigheid voor. De e1ectors in de Staten waar de candidaten voor deze hoge ambten wonen, zijn verplicht minstens een keer hun stem uit te brengen op een der candidaten, die niet in hun Staat woont. Om een voorbeeld te geven: De Democratische candidaat voor het vice-presidentschap is H. Humphrey, wonende in Minnesota. Deze Staat brengt 10 stemmen uit. \Vinnen hier op 3 november de Democraten, zo kunnen de electors hun 10 stemmen op Johnson uitbrengen, doch zij zullen hun stem dan niet op hun partij-candidaat voor het vice-president- sohap mogen uitbrengen.

De uitslag van alle Staten gaat naar de voorzitter van de Senaat en in januari komt het Congress (Senaat en Huis van afgevaardigden) hijeen om te constateren, wie de meerderheid verkreeg. Indien 'wat een keer voorkwam, nl. in 1824 - geen der candidaten de meerderheid verkrijgt, dus geen 270 bij de komende verkiezing, wordt het Huis van Afgevaardig- den aangewezen om de President en zijn vervanger aan te wijzen.

De televisie heeft ons reeds enige malen een treffend beeld gegeven van de nationale conventies, die de candidaten voor het presiclent- en vice- presidentschap aanwijzen en van de verkiezingscampagnes, die daarop volgen.

Voorafgaande aan de nationale conventies zijn de adspirantcandidaten reeds lang op stap, om de gunst van de kiezers te \vinnen. Het gaat er op

(13)

r

n p n p

DE AMERIKAA0ISE PRESIDENTSVERKIEZING 237

z'n Amerikaans toe, waarbij de candidaat zich uitslooft om zijn populariteit te verhogen. De wijze waarop dit geschiedt, ligt ons Nederlanders zeker niet.

vVie op het beeldscherm de documentatie heeft gezien van de verkiezings- campagne in 1960, waar het bij de Democraten vooral ging tussen John F.

Kennedy en Herbert Humphrey, en de laatste als het ware zag leuren om de gunst van het publiek, kreeg geen verheffende indruk van zulke stembus-acties. Het laat zich moeilijk denken, dat dezelfde man tot een der hoogste posten geroepen, de karaktervastheid en dignity zal bezitten, waar men ook in het democratische Amerika wel op gesteld is, tot een waardige vervulling van zijn ambt. Trouwens, in het verleden heeft men met President Harding in dit opzicht leergeld betaald.

De nationale conventies hebben naast de aanwijzing van de candidaten, ook de taak om het verkiezingsprogram vast te stellen en de verkiezingscampagne te organiseren en de middelen daarvoor beschikbaar te stellen. Miljoenen dollars worden uitgegeven.

De constitutie stelt ten aanzien van de President enkele eisen. Hij moet Amerikaan bij geboorte en tenminste 35 jaar oud zijn; in de Verenigde Staten gedurende veertien jaar wonen.

Uiteraard wordt wel op kwaliteiten gelet. Dikwijls zijn het leden van de Senaat of gelijk Grant en Eisenhower, door hun prestaties als opper- bevelhebber, opgevallen figuren, die naar voren treden. De huidige Presi- dent had zeer zeker een grote naam als majority-Ieader (leider van de Democratische fractie) in de Senaat. Goldwater heeft door zijn persoonlijk optreden in dezelfde Senaat, dikwijls meer openhartig dan politiek slim, bij vele gewone Amerikanen sympathie gewonnen, waardoor het hem mogelijk werd een uiterst bekwaam man als Nelson Rockefeller, gouverneur van de Staat N ew York, terzijde te stellen.

Met de verkiezing op 3 november a.s. vallen ook samen de verkiezingen voor leden van het Huis van Afgevaardigden, een deel der leden van de Senaat en tal van leden in de vertegenvvoordigende en wetgevende lichamen van de Staten. Soms gaat het om een keuze uit honderd namen of meer.

De leden van het "Electoral College" komen bijeen op 14 december in de hoofdstad van hun respectievelijke Staten en op 6 januari 1965 komt het nieuwe Congress hij een om te constateren, wie de meerderheid verkreeg van de 538 stemmen. Twee weken later wordt de herkozen of nieuwe President ingez\voren en aanvaardt hij de zware taak op zijn schouders geleg(l.

In de Constitutie is pas het tweede artikel gewijd aan de President. Het eerste handelt, na de preamble met de bekende woorden "We the People of the United States" etc. over de wetgevende macht, berustend bij het Congress, de Senaat en het Huis van Afgevaardigden.

In de President is al de uitvoerende macht belichaamd en het doet voor Nederlandse oren wat vreemd aan, deze geweldige gezagsconcentratie te horen betitelen met administratie.

Hij toch is de opperbevelhebber van leger en vloot, heeft het recht van gratie, hij benoemt (met goedkeuring van de Senaat) Ambassadeurs, Ministers, leden van het Hooggerechtshof enz. en heeft een machtige invloed op de buitenlandse- en binnenlandse politiek van zijn land.

Sinds de eerste, doch zeker sedert de tweede wereldoorlog, is het de

(14)

238 T. CNOSSEN DE AMERIKAANSE PRESIDEXTSVERKIEZING

President van de Verenigde Staten van Amerika, die de voornaamste rol speelt op het gebied van de internationale verhoudingen. Zeer bijzonder waar het geldt de democratisch geregeerde landen en de bijna onbegrensde macht, die hem door de ontwikkeling der kernwapens toeviel.

Niet alleen Amerika, heel de wereld kijkt gespannen toe, wie in de komende maanden voor een periode van vier jaar deze Hercules-taak op lÎch zal nemen.

\Vij wagen ons niet aan een voorspelling.

In 1936 gaven we over hetzelfde onderwerp 111 A.R. Staatkunde een besohouwing.

Verwacht wordt ook nu een overwinning van de reeds fungerende presi- dent. Een belangrijk blad als de N ew Y ork H erald ~ribune, een republi- keins orgaan, koos de zijde van Lyndon B. J ohnson.

Toch mag men niet onderschatten het verschil in zienswijze tussen een

b~l?"ngrijk deel van het Amerikaanse volk en, laat ons zeggen, de Europese

VISIe.

De mondiale politiek der laatste jaren door Amerika gevoerd, heeft niet een ieders instemming. Zij brengt mee een zekere vaagheid, onbeslistheid en onduidelijkheid in het beleid, wat wel eens wordt saamgevat in het woord appeasement. Daarin zitten Nederlandse begrippen als kalmeren en sussen.

Zulk een politiek spreekt als regel het grote publiek niet aan. Boven- dien heeft het suikeroompje spelen Uncle Sam niet veel sympathie opge- leverd, noch in Latijns-Amerika, noch in Indonesië en andere Aziatische gebieden.

Het is niet voor niets, dat een der grote Amerikaanse dagbladen de verzuchting slaakte in een artikel over Soekarno: "Hadden we maar wat eerder en wat meer naar die Hollanders geluisterd."

Het optreden van een man als Barry Goldwater als candidaat voor deze hoge post, moet uit een dergelijk onbehagen worden verklaard.

Overal in de wereld is de roep om wijs staatsmansbeleid.

Kort na de eerste wereldoorlog schreef de Dean of St. Paul' s.'

"Good government is the hardest of all problems, and it has never yet been solved. Bolitical history is an almost unrelieved tragedy, because there :bas never yet been a hopeful experiment that did not break down after a time; there has never been a constitution that did not bear within itself the seeds of its own decay and dissolution" 1).

Als dit gezegd wordt in een land met de oudste democratie van Europa, met zijn Vvilliam Pitts', Lloyd George's, Gladstone's en Churchill's, dan geeft zulks te denken.

Sinds 1922 is er heel wat veranderd in de wereld.

\Vashington kreeg in de rij der politieke oentra een eerste plaats. En de tijd dat Jules Sauerwein kon schrijven: "In de Verenigde Staten draait alles politiek nog om het al of niet volkomen handhaven van de Monroe-

1) Inge, William Ralph: Outspoken Essays; Londen 1922. "Goed gouvernement is het moeilijkste van alle problemen en is nog nooit opgelost. Politieke geschiedenis is een bijna doorlopende tragedie, aangezien er nog nimmer een hoopgevend experiment is geweest, dat na een periode niet bleef steken. Er was nooit een constitutie, die niet de kiemen van verval en ontbinding in zich droeg."

(15)

WILLEM HOVY (1840-1915) 239 leer. Amerika voor de Amerikanen, of het zich al of niet bemoeien met de Europese vr&1,gstukken" 2), is voorbij.

Amerika bemoeit zich en heeft zich moeten bemoeien met wereldvraag- stukken.

Op die weg kan het om eigen levensbehoud, wat in de jaren t.wintig nog niet gold, niet meer terug.

Toch spelen facetten uit de probleemstelling, door Sauerwein geformu- leerd, ook bij deze presidentsverkiezing nog een rol.

Moge de uitslag een voor Amerika èn de wereld gelukkige zijn!

2) Jules Sauerwein: Oorlog, vrede, departementen. Nederlandse vertaling door R.

Pceters, Neder!. Keurboekerij, Amsterdam '1937.

*

WILLEM HOVY (1840-1915) (I)

DOOR

T. D. SMID

"Daar is haast geen droeviger verschijnsel dan dat van een generatie die niet weet te eeren wat groote mannen gewrocht hebben. Het is een bewijs van geestelijke armoede. Maar de rijkdom die in het eeren en vereeren ligt, wordt eerst wezenlijk bezit, indien hij ons eigendom geworden is. En daaraan moet het J,cnnen voorafgaan. Dan verdwijnt het gevaar eener ondiepe geleende vereering vanzelf." Zo schreef Colijn jaren geleden in een inleidend woord voor het eerste deel van Rullmann's Kuyper-Biblio- grafie 1).

Onze geschiedenis heeft vele grote figuren gekend, onder hen die hoge Îuncties hebben bekleed, onder geleerden en elders. Aan deze personen is in de regel wel voldoende &1,ndacht besteed. Maar daarnaast zijn er nog vele andere mannen en vrouwen van karakter geweest, die vaak al te zeer op de achtergrond zijn geraakt of zelfs geheel vergeten, terwijl ze ook nu nog onze belangstelling ten volle verdienen. Temeer wanneer zij hun hele leven, denken, spreken en doen, hebben willen richten naar Gods Woord. Zo iemand was Hovy, die op elk gebied met heel zijn volk heeft meegeleefd en in alle kringen van zijn volk werd gewaardeerd.

Willem Hovy is in rechte linie een nakomeling van Jan Hovy, geboren te Pera, een voorstad van Constantinopel, op 19 mei 1674, chirurgijn op de vloot van Czaar Peter van Rusland, en overleden op 14 maart 1743.

Zijn zoon Lodewijk, geboren op 16 september 1704 te Moskou, vestigde zich te Amsterdam als koopman op Rusland, later ook als bankier. Diens zoon Hendrik was directeur van de Moscovisahe Handelmij. Deze had een kleinzoon, eveneens Hendrik genaamd en geboren te Amsterdam op 26 juli 1803. Hij tromvde op 16 augustus 1827 met Elisabeth van Vollen-

1) J. c. Rnllmann, Kuyper-Bibliografie, deel 1, 1923, blz. 2.

(16)

240 T. D. SMID

ho.ven, waardoor hij chef is geworden van de bierbrouwerij "De Gekroonde Valk". Uit dit huwelijk werden dertien kinderen gebo.ren en daarvan was Willem Ho.vy het achtste kind. Een van zijn zusters is de tweede vrouw geweest van lsaac Esser sr., die zeer bekend geworden is om zijn straat- prediking. Hij was een van de eerste directeuren der Vrije Universiteit.

Een andere zuster is gehuwd geweest met diens oudste zoon, de letter- kundige Isaac Esser jr. Een derde zuster was getrouwd met de jongste zo.on uit het eerste huwelijk, de zendeling dr. J. P. Esser.

Wi1lem Ho.vy werd op 17 juli 1840 te Beverwijk geboren, trouwde op 18 mei 1866 met Paulina Geertruida Tutein Nolthenius (1845-1905) en hertrouwde o.p 3 december 1907 met Machteld Esser (1862-1918), dochter van B. H. Esser. Uit zijn eerste huwelijk werden zeventien kinderen ge- boren, waarvan er zes reeds op zeer jeugdige leeftijd stierven. De oudste do.chter, Emilia Paulina, trouwde op 12 september 1889 met pro.f. mr.

VI. H. de Savornin Lohman, hoogleraar aan de Vrije Universiteit van 1890-1896, terwijl zijn oudste zoon gedurende de jaren 1901-1923 burgemeester is geweest van Loosduinen. Verder is een van zijn dochters gehuwd geweest met pro.f. mr. Victor Henri Rutgers en werd een van zijn zo.ons in 1921 benoemd als griffier van het kantongerecht te Sliedrecht 2).

Ho.vy ontving zijn opleiding aan de Technische School te Utrecht, en daarna praktisch aan verschillende brouwerijen. Op 28 juli 1858 kwam hij op de bierbrouwerij en azijnmakerij van de Wed. Van Vollenhoven. Van 1863--1867 was hij er procuratiehouder en sedert laatstgeno.emd jaar com- pagnon in de firma. In 1892 is de firmavorm veranderd in die van een N.V. en van die tijd af was Hovy directeur met als mede-ciirecteur zijn neef, de heer J. Sahwarz.

Zijn liefde tot de Heiland en zijn verhondenheid met de Heer kwamen reeds onmiskenbaar naar voren in een brief, geschreven vanuit Utrecht op 10 november 1862, aan de weduwe van de toen pas overleden J. A.

Wormser. In dit schrijven, naar de vorm, taal en stijl nog wat gebrekkig, geeft Hovy, pas 22 jaar oud, blijk van een hartelijk medeleven met de achtergeblevene, die hij tracht te troosten door haar te wijzen op "dien dierbaaren Jezus" en op de kracht van het gebed 3).

Overgekomen van de Waalse gemeente, liet hij zich op 18 april 1867 inschrijven als lidmaat van de Hervormde Kerk te Amsterdam, waar hij sinds 2 februari 1861, .na zijn vertrek uit Zeist, in de Burgerlijke Stand stond ingeschreven.

In het jaar 1867 valt ook de eerste ontmoeting met dr. A. Kuyper.

Beiden waren toen reeds voor de krachtig opkomende christelijke be- weging gewonnen, maar zonder nog orthodox te zijn in de destijds meest gangbare zin. Hovy voelde zich tot Kuyper aangetrokken omdat hij merkte,

2) Zie over het geslacht Hovy Nederlands Patriciaat, jg. 1, 's-Gravenhage, 1910, en vooral jg. 13, 's-Gravenhage, 1923. Een kort stukje over hem is te vinden in de bij J. H. Kok te Kampen verschenen Christelijke Encyclopaedie, Ie druk, deel 2, 1926.

Ten onrechte wordt daar 1850 als zijn geboortejaar vermeld. Het stukje is iets bekort maar overigens ongewijzigd overgenomen in de 2e druk, deel 3, 1958.

3) Archief-Wormser. Dit waardevolle archief werd door drs. H. Höweler, kleinzoon van J. A. Wormser jr., in bruikleen afgestaan aan de bibliotheek der Vrije Universiteit.

Het bevat een tweeëntwintigtal brieven en briefkaarten van Hovy, één aan de weduwe J. A. Wormser sr. en de rest aan J. A. Wormser jr.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Tolstoi, zijn wezen en zijn werk.. vergeleken bij de trouwe, toegewijde liefde, de roerende aanhankelijkheid, de teedere zorg, die ons uit

„Voor wie zich niet laat overbluf- fen en eens rustig kijkt wat er nu helemaal klopt aan dit soort ar- gumenten, blijft er weinig over dat tegen het bestaan van God

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de

• Vanaf leerjaar 1 volgen leerlingen in de basis- en kader- beroepsgerichte leerwegen lessen praktijkgerichte onderwijs die onlosmakelijk deel uitmaakt van het aanbod, de profielen

Sommige andere respondenten verzetten zich dan weer tegen deze praktijk zolang ze niet officieel toegelaten is en vragen aandacht te hebben voor het

Het gezin wordt niet alleen opgeroepen om de hedendaagse problemen aan te pakken, maar het gezin wordt vooral door God geroepen om zich altijd opnieuw bewust te worden van

• “ik dacht aan een bijbeltekst”: reflecteren vanuit eigen, persoonlijk zoeken... Geloofsvragen

vraag naar de relatie tussen kunst, geschiedenis en kunstgeschiedenis kan vanuit diverse perspectieven worden benaderd en er zijn dan ook geen algemene uitspraken over te