• No results found

Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en een kijk door de trailcam.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en een kijk door de trailcam."

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport Natuurpunt Studie

Vogels onder hoogspanning

in België

Onderzoek 2017

nr 4 I 2018

(2)

   

Natuurpunt Studie contact: studie@natuurpunt.be

Coxiestraat 11 • 2800 Mechelen studie@natuurpunt.be • www.natuurpunt.be

   

Vogels onder hoogspanning

in België

 

       

Een stand van zaken en een kijk door de trailcam

 

 

   

(3)

2   

   

   

OPDRACHTGEVER Elia

Keizerslaan 20 • 1000 Brussel Tel. 02-546 70 11 • Fax. 02-546 70 10 www.elia.be

CONTACTPERSOON ELIA Johan Mortier, johan.mortier@elia.be

TERREINWERK Daniël Acke, Ghisleen De Mits, Dirk Minnebo, Yves Pieters, Ward Ransschaert, Carlos Van Hoorebeke, Dominique Verbelen, Mia Verschaere

TEKST Dominique Verbelen, Kristijn Swinnen FOTO’S Bart Bisschop, Bart Hilven,

KAARTMATERIAAL Karin Gielen

EINDREDACTIE Dominique Verbelen

dominique.verbelen@natuurpunt.be

Wijze van citeren:

Verbelen D. & Swinnen K., 2018. Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en een kijk door de trailcam. Rapport Natuurpunt Studie 2018/4, Mechelen

© januari 2018

Met dank aan de vrijwilligers van Natuurpunt voor hun bijdrage.

(4)

Inhoud

1  Inleiding ... 4 

2  Registratie draadslachtoffers ... 4 

3  Analyse dataset ... 5 

3.1  Waarnemers ... 5 

3.2  Soorten ... 6 

3.3  Geografische spreiding ... 10 

3.4  Relatie tussen ingevoerde draadslachtoffers en gekende ‘zwarte’ lijnen ... 11 

3.5  Evaluatie nieuwe ‘zwarte’ lijnen ... 15 

3.5.1  ‘Zwarte’ lijn 380.73 ‐ 380.74, ‘Doornzele Dries’, Evergem ... 16 

3.5.2  ‘Zwarte’ lijn 150.267 ‐ 150.378, ‘Sifferdok’, Gent ... 19 

4  Monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde ... 23 

4.1  Waarom deze lijn? ... 23 

4.2  Onderzoek 2015 ‐ 2016 ... 24 

4.3  Onderzoek 2017 ‐ 2018 ... 24 

4.4  Alle gegevens van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde ... 27 

5  Onderzoek naar verdwijnsnelheid draadslachtoffers ... 30 

5.1  Waarom? ... 30 

5.2  Materiaal en methode ... 32 

5.2.1  Herkomst en keuze van de kadavers ... 33 

5.3  Resultaten ... 35 

5.3.1  Technische problemen ... 35 

5.3.2  Verdwenen kadavers onder de ‘zwarte’ lijn sneller dan op de controle‐locatie? ... 36 

5.3.3  Verdwenen er meer kadavers onder de ‘zwarte’ lijn dan op de controle‐locaties? ... 40 

5.3.4  Verdwenen lichte kadavers sneller dan zware kadavers? ... 40 

5.3.5  Welke soorten verdwenen het meest/minst en waarom? ... 42 

5.3.6  Wanneer verdwenen de meeste kadavers: ’s nachts of overdag? ... 43 

5.3.7  Correctiefactoren voor het aantal gevonden draadslachtoffers ... 43 

6  Aanbevelingen voor verder onderzoek ... 45 

6.1.1  Onderzoek naar verdwijnsnelheid draadslachtoffers op andere locaties en/of in andere  periodes ... 45 

6.1.2  Monitoring van ‘witte’ lijnen ... 47 

6.1.3  Analyse van alle bestaande datasets uit de Benelux ... 48 

7  Dankwoord ... 49 

8  Referenties ... 50 

9  Bijlagen ... 52 

9.1  Overzicht van alle draadslachtoffers die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be,  chronologisch geordend per soort (dataset afgesloten op 1 november 2017) ... 52 

(5)

1 Inleiding

 

Elia  en  Natuurpunt  werken  al  sinds  2012  samen  om  het  aantal  draadslachtoffers  in  België  te  doen  dalen.  In  twee  uitvoerige  studies  (Derouaux  et  al.,  2012;  Verbelen  et  al.,  2015)  formuleerden  Natuurpunt, Natagora, Vogelbescherming Vlaanderen en het Instituut‐ voor Natuur‐ en Bosonderzoek  een aantal concrete adviezen. Elia nam deze adviezen ernstig, stelde een meerjarenplan op en ging in  december  2014  over  tot  de  bebakening  van  een  ‘zwarte’  lijn  langs  de  Doornikse  Heirweg  in  Oudenaarde. Een doorgedreven monitoring door Natuurpunt toonde aan dat deze bebakening (met  vogelkrullen) succesvol was: het aantal draadslachtoffers daalde er met 97,1 %.  

 

Omdat Elia de impact van bebakening  verder wou laten onderzoeken, vroeg  de beheerder van het  Belgisch  bovengronds  hoogspanningsleidingsnetwerk  om  ook  de  ‘zwarte’  lijn  van  Ertvelde  meer  in  detail op te volgen. In de marge groeide ook de vraag naar een gebruiksvriendelijk registratiesysteem  voor draadslachtoffers, een analyse van alle historische gegevens en adviezen voor nieuwe knelpunten  die  mogelijk  uit  deze  analyse  zouden  naar  voor  komen.  De  resultaten  van  dit  onderzoek  worden  besproken in Verbelen (2017). 

 

Uit  dit  onderzoek  bleek  alvast  dat  de  mogelijkheid  om  draadslachtoffers  online  te  registreren  een  uitermate geschikt medium was om op een zeer efficiënte manier gegevens te verzamelen. Elia gaf in  2017 aan Natuurpunt en Natagora de opdracht om hiermee verder te gaan. Bovendien stelden zich  ook  aan  aantal  nieuwe  onderzoeksvragen.  Eén  van  de  vragen  was  in  welke  mate  en  hoe  snel  draadslachtoffers onder hoogspanningsleidingen zouden kunnen worden verwijderd door predatoren  en hoe dit het onderzoek naar draadslachtoffers zou kunnen beïnvloeden. 

 

In voorliggend rapport worden de resultaten beschreven van deze verschillende aspecten. 

2 Registratie draadslachtoffers

 

Om  een  beter  inzicht  te  krijgen  in  het  aantal  draadslachtoffers  werd  op  8  juli  2015  in  www.waarnemingen.be  een  nieuwe  optie  aangemaakt  zodat  slachtoffers  van  (hoog)spanningsleidingen  efficiënt  zouden  kunnen  worden  geregistreerd.  Hiervoor  werd  aan  het  invoerveld ‘gedrag’ de optie ‘hoogspanningsleidingslachtoffer’ toegevoegd in het drop down‐menu. 

Deze  nieuwe  optie  werd  door  Natuurpunt  en  Natagora  aan  de  vrijwilligers  en  vogelwerkgroepen  gecommuniceerd  via  digitale  flitsen,  regionale  mailinglijsten,  de  nieuwsrubriek  van  www.waarnemingen.be,  facebookpagina’s  en  natuurberichten.  De  bekendmaking  van  deze  nieuwe  optie werd vergezeld van een oproep om ook oude, historische waarnemingen van draadslachtoffers  in te voeren. 

 

In Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren ( VOC’s)  worden  jaarlijks  duizenden  gewonde  vogels  binnengebracht.  Van  elke  soort  wordt  de  reden  van  opname  geregistreerd.  Tot  voor  kort  werden  hoogspanningsleidingsslachtoffers door de medewerkers van VOC’s steeds genoteerd in de categorie 

‘hoogspanning/afsluiting’.  Hierbij  werd  echter  geen  onderscheid  gemaakt  tussen  slachtoffers  van  hoogspanningsleidingen  enerzijds  en  prikkeldraadslachtoffers  anderzijds.  Vogelbescherming  Vlaanderen  heeft  op  vraag  van  Natuurpunt  vanaf  2016  deze  opsplitsing  wel  ingevoerd.  Voor  elk  hoogspanningsleidingsslachtoffer werd aan de asielhouders gevraagd om bij opname onmiddellijk de  exacte  locatie  in  te  voeren  in  www.waarnemingen.be  (met  opgave  van 

‘hoogspanningsleidingsslachtoffer’  in  het  invoerveld  ‘gedrag’).  Natuurpunt  beschikt  niet  over  het  gedetailleerde  jaarbilan  van  alle  slachtoffers  die  werden  binnengebracht  in  alle  opvangcentra  voor  vogels  en  wilde  dieren.  Er  kon  dan  ook  niet  worden  achterhaald  hoe  het  aantal 

(6)

hoogspanningsleidingsslachtoffers  dat  via  VOC’s  in  www.waarnemingen.be  werd  ingevoerd  zich  verhoudt tot het totale aantal slachtoffers dat bij alle VOC’s werd binnengebracht. 

 

De bevraging van de achterban om draadslachtoffers nauwkeurig te registreren, zorgde tussen 8 juli  2015 ‐ 30 november 2016 voor 247 records1. Een aantal draadslachtoffers werd meermaals ingevoerd  (door verschillende waarnemers). Nadat deze ‘dubbele’ records werden verwijderd, telde de dataset  nog  231  records  van  in  totaal  248  exemplaren.  Een  uitvoerige  analyse  van  deze  dataset  werd  gepubliceerd in een vorig rapport (Verbelen, 2017).  

 

Ook  in  2017  vroegen  Natuurpunt  en  Natagora  hun  vrijwilligers  om  draadslachtoffers  te  blijven  invoeren. Sinds het afsluiten van de vorige dataset (op 30 november 2016) werden 64 records van in  totaal 66 exemplaren ingevoerd. Een analyse van alle data wordt in het volgende hoofdstuk besproken  (dataset afgesloten op 31 oktober 2017).  

 

Eerste kanttekening: aangezien slechts zelden wordt gezien dat een vogel een lijn aanvliegt, is het nooit  100%  dat  zo’n  aanvlieging  ook  daadwerkelijk  de  oorzaak  was  van  de  gekwetste/dode  vogel.  In  het  merendeel  van  de  gevallen  zal  dit  echter  wel  het  geval  zijn  aangezien  het  gros  van  de  meldingen  betrekking heeft op vogels met typische aanvliegkwetsuren, gevonden onder of in de onmiddellijke  nabijheid van een hoogspanningsleiding.  

 

Tweede  kanttekening:  wanneer  de  exacte  locatie  van  de  ingevoerde  draadslachtoffers  wordt  vergeleken  met  de  locatie  van  de  hoogspanningsleidingen  die  door  Elia  worden  beheerd,  blijkt  uit  enkele gevallen dat er op sommige vindplaatsen geen Elia‐leiding aanwezig is. Vermoedelijk zal het in  dergelijke  gevallen  steeds  gaan  om  vogels  die  tegen  een  middel‐  of  laagspanningsleiding  zijn  aangevlogen.  Aangezien  Natuurpunt  niet  beschikt  over  een  geografische  laag  van  alle  Belgische  middel‐ of laagspanningsleidingen kon dit vermoeden echter nog niet worden bevestigd. 

3 Analyse dataset

 

3.1 Waarnemers 

 

Indien  de  gegevens  van  de  gedetailleerde  monitoring  van  de  ‘zwarte’  lijn  van  Ertvelde  tussen  1  december 2015 en 31 maart 2016 niet worden weerhouden, werden in totaal 255 gegevens ingevoerd  door 137 waarnemers. In het vorige rapport ‐ waarbij de dataset werd afgesloten op 1 december 2016 

‐ waren de gegevens afkomstig van 119 waarnemers. Door de extra promo naar de achterban konden  18 extra waarnemers dus worden overtuigd om gegevens door te geven in de online invoermodule  van www.waarnemingen.be. 86 van de 137 invoerders (= 62,7%) voerden slechts één draadslachtoffer  in, 29 invoerders (= 21,2%) gaven twee waarnemingen  door, van 9 invoerders (= 6,6%)  steken drie  gegevens  in  de  databank  en  4  invoerders  (2,9%)  gaven  vier  waarnemingen  door.  Het  aantal  waarnemingen dat door elk van de waarnemers werd ingevoerd, wordt weergegeven in Figuur 1. 

 

      

1  In  het  rapport  wordt  met  een  ‘record’  verwezen  naar  een  waarneming  zoals  die  werd  ingevoerd  in  www.waarnemingen.be. Record, waarneming, melding en gegeven worden in het rapport als synoniemen van  elkaar  gebruikt.  Een  melding  (=  record/waarneming/gegeven)  kan  betrekking  hebben  op  één  of  meerdere  exemplaren. 

 

(7)

Figuur 1 Weergave van het aantal ingevoerde records van hoogspanningsleidingsslachtoffers per waarnemer (excl.  

de data van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016). 

 

Deze  lijst  bevat  twee  waarnemers  die  werkzaam  zijn  in  het  Opvangcentrum  voor  Vogels  en  Wilde  Dieren in Merelbeke. Zij voerden alle gegevens in van draadslachtoffers die in het VOC voor verzorging  werden  binnengebracht  en  waarvan  bij  afgave  werd  gemeld  dat  het  om  (vermoedelijke)  hoogspanningsleidingsslachtoffers ging. 

 

3.2 Soorten 

 

In  totaal  werden  327  records  ingevoerd  van  in  totaal  345  exemplaren  (dataset  afgesloten  op  31  oktober  2017).  Een  melding  heeft  in  een  aantal  gevallen  betrekking  op  meerdere  exemplaren.  Een  aantal  draadslachtoffers  werd  meermaals  ingevoerd.  In  de  meeste  gevallen  ging  het  om  éénzelfde  draadslachtoffer  dat  door  meerdere  waarnemers  werd  ingevoerd.  Een  enkele  keer  voerde  één  waarnemer  eenzelfde  slachtoffer  meermaals  in.  Nadat  deze  ‘dubbele’  records  werden  verwijderd,  telde  de  dataset  nog  295  records  van  314  exemplaren,  incl.  alle  draadslachtoffers  die  werden  gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart  2016.  De  dataset  zonder  de  gegevens  van  Ertvelde  telt  255  meldingen,  goed  voor  271  draadslachtoffers. In totaal bevat de volledige dataset gegevens van 70 soorten. Naast de soorten die  konden worden geïdentificeerd, werden ook vier waarnemingen ingevoerd van ‘vogel onbekend’ en  twee van ‘eend, gans of zwaan’ onbekend.  

 

In  vergelijking  met  het  vorige  rapport  ‐  waarbij  alle  gegevens  werden  geanalyseerd  die  werden  ingevoerd tot 30 november 2016 ‐ werden in het kader van voorliggend rapport 64 nieuwe records van  66 draadslachtoffers doorgegeven. 

 

De top 10 van de soorten die het vaakst werden ingevoerd (incl. de draadslachtoffers van Ertvelde  tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016) wordt weergegeven in Tabel 1. 

   

86

29

9 4 5

2 1 1

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

1 2 3 4 5 6 13 18

waarnemers

waarnemingen

(8)

Tabel 1 Top 10 van de soorten die als hoogspanningsleidingsslachtoffer werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (incl. de data van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016).

soort wetenschappelijke naam aantal

Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  36

Stadsduif  Columba livia forma domestica  28

Houtduif  Columba palumbus  23

Stormmeeuw  Larus canus  16

Knobbelzwaan  Cygnus olor  12

Houtsnip  Scolopax rusticola  9

Zilvermeeuw  Larus argentatus  9

Fuut  Podiceps cristatus  9

Spreeuw  Sturnus vulgaris  9

Zwarte kraai  Corvus corone  8

 

Meeuwen (Laridae) zijn met 67 exemplaren goed vertegenwoordigd. Op een totaal van 314 gemelde  draadslachtoffers  is  dit  goed  voor  21,3%.  Naast  Kokmeeuw  (n=36),  Stormmeeuw  (n=16)  en  Zilvermeeuw  (n=9),  werden  ook  Zwartkopmeeuw  (n=2),  Kleine  mantelmeeuw  (n=2),  Grote  mantelmeeuw (n=1) en een niet gedetermineerde meeuw (n = 1) ingevoerd. Ook duiven (Columbidae),  werden met 55 ex. (= 17,5%) veel vastgesteld als draadslachtoffer. Stadsduif (n=28) en Houtduif (n=23)  staan in de top 10 maar ook Holenduif (n=4) werd als draadslachtoffer ingevoerd. Meeuwen en duiven  zijn dus goed voor 122 van de 314 gemelde draadslachtoffers (= 38,9%). Opvallend is de aanwezigheid  van Houtsnip in deze top 10, met 9 gemelde draadslachtoffers. Deze minder algemene soort vliegt  vooral bij schermduister en is hierdoor gevoeliger voor ‘aanvliegingen’ dan soorten die vooral overdag  vliegen.  

Bij een analyse van de dataset valt op hoeveel nachtactieve soorten er werden gemeld. Het gaat niet  enkel om soorten die (hoofdzakelijk) ’s nachts op zoek gaan naar voedsel (bv. uilen) maar evenzeer om  soorten die vanaf schemerduister baltsen (bv. Houtsnip) of ’s nachts trekken (bv. Waterral). Naast de  uitgesproken nachtactieve soorten zijn er bovendien ook nog heel wat soorten die zowel overdag als 

’s  nachts  trekken  (bv.  reigers)  of  in  ochtend‐  en  avondschemer  pendelen  tussen  de  rust‐  en  de  foerageergebieden (bv. meeuwen). Deze vaststelling is van belang bij verdere bebakeningsprojecten  aangezien de standaard‐bebakening doorgaans ’s nachts niet (goed) zichtbaar is. Op trajecten waar  regelmatig/vooral  nachtactieve  soorten  als  draadslachtoffer  worden  gemeld,  kan  dan  ook  worden  overwogen  om  nalichtende  of  fluorescerende  bebakening  te  voorzien. Hoe  lang  fluorescerende  bebakening ervoor zorgt dat de hoogspanningsleiding na valavond of schemerduister meer zichtbaar  blijft,  werd  ‐  voor  zover  ons  bekend  ‐  nog  niet  onderzocht.  Bovendien  zal  een  fluorescerende  bebakening  er  niet  voor  zorgen  dat  de  hoogspanningsleiding  ook  voor  het  ochtendschemer  (meer)  zichtbaar  wordt  aangezien  die  bebakening  op  dat  ogenblik  nog  niet  voldoende  licht  heeft  kunnen  capteren om voor (voldoende) fluorescentie te zorgen. Bijkomend aandachtspunt: indien nalichtende  of fluorescerende bebakening toch zou kunnen zorgen voor een significant hogere zichtbaarheid van  een  hoogspanningsleiding,  dan  nog  kan  het  effect  hiervan  bij  bepaalde  weersomstandigheden  (bv. 

bewolking) beperkt blijven doordat er in zo’n situaties geen lichtbron is die kan worden gereflecteerd.  

De dataset bevat ook een verrassend hoog aantal meldingen van minder algemene soorten. Mogelijk  is dit het gevolg van een waarnemers‐bias: zeldzamere soorten worden immers gemakkelijke gemeld  dan algemenere soorten. Toch is de soortenlijst in Tabel 2 best opmerkelijk. 

   

(9)

Tabel 2 Opmerkelijke soorten die als draadslachtoffer werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (incl. de data van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde). Van soorten die met een * staan aangeduid, werden waarnemingen ingevoerd tussen 1 december 2016 en 1 november 2017. 

soort  wetenschappelijke naam  aantal 

Ooievaar*  Ciconia ciconia  7

Waterral*  Rallus aquaticus  5

Oehoe*  Bubo bubo  5

Roerdomp*  Botaurus stellaris  4

Porseleinhoen  Porzana porzana  2

Ransuil  Asio otus  2

Woudaap  Ixobrychus minutus  2

Zwartkopmeeuw  Ichthyaetus melanocephalus  2

Beflijster  Turdus torquatus  1

Bokje  Limnocryptes minimus  1

Geoorde fuut  Podiceps nigricollis  1

Griel*  Burhinus oedicnemus  1

Grote zilverreiger  Ardea alba  1

Kerkuil  Tyto alba  1

Kokardezaagbek  Lophodytes cucullatus  1

Kwartel  Coturnix coturnix  1

Lepelaar  Platalea leucorodia  1

Rode wouw*  Milvus milvus  1

Toendrarietgans  Anser serrirostris  1

 

Van  de  soorten  waarvan  nieuwe  draadslachtoffers  werden  ingevoerd  sinds  1  december  2016  (aangeduid  met  *)  merken  we  vooral  de  drie  meldingen  op  van  Ooievaar,  op  resp.  25,  27  en  29  augustus  2017.  In  deze  periode  werden  in  België  ongewoon  hoge  aantallen  van  doortrekkende  Ooievaars vastgesteld (Figuur 2). De invoerder van de Ooievaar die op 29 augustus werd gevonden in  Ohey (Namen) meldt dat  de vogel onder een middenspanningsleiding lag. Bij controle  blijkt dat de  afstand  tussen  dit  hoogspanningsleidingsslachtoffer  en  de  dichtstbijzijnde  pyloon  van  het  hoogspanningsleidingsnetwerk van Elia (pyloon 33, circuit 380.10) ca. 1,5 km bedraagt. Dit slachtoffer  kan  vermoedelijk  dan  ook  niet  worden  toegewezen  aan  een  Elia‐leiding.  De  Ooievaar  die  op  29  augustus 2017 werd gemeld als draadslachtoffer in Viroinval kan eveneens niet in verband worden  gebracht met een hoogspanningsleiding van Elia. 

 

Bij  een  volgende  geografische  analyse  lijkt  het  aangewezen  om  enkel  die  slachtoffers  binnen  een  bepaalde buffer van een hoogspanningsleiding van Elia effectief ook aan het Elia‐netwerk toe te wijzen. 

Bovendien  zou  het  nuttig  zijn  indien  ook  de  digitale  laag  van  het  Belgische  midden‐  en  laagspanningsleidingsnetwerk digitaal beschikbaar zou zijn, zodat ook de impact van deze lijnen zou  kunnen worden in kaart gebracht.  

 

(10)

Figuur 2 In augustus 2017 werden in België ongewoon hoge aantallen van doortrekkende Ooievaars vastgesteld  

(bron: www.waarnemingen.be).

 

De vondst van een Oehoe die op 18 augustus 2017 werd gevonden in Estinnes (Henegouwen) is het  vermelden waard. Opmerkelijk: op 22 juli 2015 werd in Estinnes ook al een Oehoe gevonden onder  dezelfde leiding. Beide locaties zijn slechts 860 meter van elkaar verwijderd. Uit een ruimtelijke analyse  blijkt dat deze leiding niet door Elia wordt beheerd. Tot slot stippen we ook nog de Griel aan die op 2  maart  2017  werd  aangetroffen  in  Peer  (Figuur  3).  Deze  vogel  werd  binnengebracht  bij  het  Natuurhulpcentrum Opglabbeek. De wonde was echter zo groot en geïnfecteerd, waardoor de vogel  enkele  dagen  later  is  gestorven  (Michaël  Deryckere,  in  litt.)  De  Griel  is  in  België  een  erg  zeldzame  verschijning, al zit er een duidelijk stijgende trend in het aantal waarnemingen van deze zuiderse soort. 

Grielen zijn vaak actief in het schemerduister en ’s nachts. 

 

Figuur 3 De Griel die op 2 maart 2017 werd gevonden in het centrum van Peer (foto: Bart Hilven).  

 

 

 

(11)

3.3 Geografische spreiding 

 

In  totaal  werden  327  records  ingevoerd  van  in  totaal  345  exemplaren  (dataset  afgesloten  op  31  oktober  2017).  Een  aantal  draadslachtoffers  werd  meermaals  ingevoerd  (door  verschillende  waarnemers). Nadat deze ‘dubbele’ records werden verwijderd, telde de dataset nog 295 records van  in totaal 314 exemplaren. Dit aantal omvat ook alle draadslachtoffers die werden gevonden tijdens de  monitoring van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016 . De dataset  zonder de gegevens van Ertvelde telt 255 records, goed voor 271 vogels.  

 

Een  overzicht  van  de  geografische  spreiding  van  alle  295  ingevoerde  draadslachtoffers  (incl.  de  waarnemingen van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016) wordt  weergegeven in Figuur 4. 

   

Figuur 4 Geografische spreiding van de hoogspanningsleidingsslachtoffers die werden ingevoerd op  

www.waarnemingen.be (incl. de data van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016) (dataset afgesloten op 31 oktober 2017). 

 

Omdat de gegevens van het specifieke monitoringsproject van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31  maart 2016 een vertekend beeld geven van de geografische spreiding van de ingevoerde data (i.e. een  oververtegenwoordiging  van  Oost‐Vlaamse  data),  zal  de  verdere  analyse  gebeuren  op  de  dataset  zonder deze gegevens (= 255 records, 271 vogels). De verdeling van deze 271 draadslachtoffers over  de verschillende provincies wordt weergegeven in Figuur 5. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen  alle  gegevens  die  werden  ingevoerd  enerzijds  (weergegeven  in  blauw)  en  de  gegevens  die  werden  ingevoerd sinds 1 december 2016 en dus in het kader van voorliggend project aan de dataset konden  worden toegevoegd. Hierbij valt vooral de relatief sterke stijging van het aantal meldingen in Oost‐

Vlaanderen en Limburg op. De campagne die door Natagora in 2017 bij haar achterban werd gevoerd 

(12)

om  meer  Waalse  gegevens  te  pakken  te  krijgen,  leverde  slechts  negen  waarnemingen  op.  Een  geringere waarnemersdichtheid zal hier ongetwijfeld aan de basis van liggen. 

 

Figuur 5 Provinciale verdeling van het aantal draadslachtoffers die werden ingevoerd op www.waarnemingen.be  

(excl. de data van de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016) (dataset afgesloten op 31 oktober 2017).

 

De Vlaamse provincies zijn goed voor 242 van de 271 draadslachtoffers (= 89,3%). Oost‐Vlaanderen  neemt het leeuwendeel van de draadslachtoffers voor zich met 37,3% van het totaal aantal ingevoerde  hoogspanningsleidingsslachtoffers.  Vlaams‐Brabant  is  de  Vlaamse  provincie  met  het  laagste  aantal  meldingen,  met  amper  9,6%  van  het  totale  aantal.  Het  hoge  meldingspercentage  in  Vlaanderen  is  mogelijk rechtstreeks gerelateerd aan de ruime persaandacht die het project in Vlaanderen verkreeg. 

Ook  de  communicatiekanalen  van  Natuurpunt  en  Vogelbescherming  Vlaanderen  werden  volop  ingezet. De prominente plek van Oost‐Vlaanderen heeft vooral te maken met enkele ‘veel‐invoerders’. 

Hierbij kan vooral de rol van de medewerkers van het Opvangcentrum voor Vogels en Wilde dieren  van Merelbeke worden vermeld: zij voerden in totaal 23 draadslachtoffers (= 8,5%) in die bij het VOC  werden  binnengebracht  voor  verdere  verzorging.  In  een  aantal  gevallen  kunnen  ‘veel‐invoerders’ 

ervoor zorgen dat bepaalde vaak belopen lijnen (bv. op een woon‐werk‐traject) oververtegenwoordigd  zijn in de dataset. Deze opmerking geldt echter niet voor de waarnemingen die werden ingevoerd door  de medewerkers van het VOC Merelbeke. Hoewel zij 23 draadslachtoffers invoerden, waren die bijna  alle afkomstig van verschillende locaties. De invoerders van het VOC waren dus ‘slechts’ invoerders  van hoogspanningsleidingsslachtoffers die verspreid over Vlaanderen door sympathisanten toevallig  werden gevonden en voor verdere verzorging werden binnengebracht in het VOC.  

 

3.4 Relatie tussen ingevoerde draadslachtoffers en gekende ‘zwarte’ lijnen 

 

In 2012 gaf een studie van Natuurpunt, Natagora, Vogelbescherming Vlaanderen en het Instituut voor  Natuur‐ en Bosonderzoek aan dat 3,4% van het Belgisch bovengronds hoogspanningsleidingsnetwerk  dat wordt beheerd door Elia een verhoogd risico vormt voor vogels (Derouaux et al., 2012). Deze lijst  met ‘zwarte’ lijnen kwam tot stand door een uitgebreide desktopanalyse waarbij de gegevens van een  groot  aantal  ornithologische  databanken  werden  gelinkt  aan  de  geografische  spreiding  van  de  hoogspanningsleidingen die door Elia worden beheerd.  

 

101

56

31 28 26

12 8 4 4 1

26

6 13

4 5 5 1 1 1 1

0 20 40 60 80 100 120

geografische spreiding van de ingevoerde draadslachtoffers

alle gegevens sinds 1 december 2016

(13)

In  een  opvolgstudie  die  in  2015  werd  uitgevoerd  door  Natuurpunt  en  Natagora  werd  een  ranking  opgesteld van de  gevaarlijkste lijnen (Verbelen  et  al., 2015).  Noch in  de eerste, noch in  de  tweede  studie kon worden gebruik gemaakt van data over effectief gevonden draadslachtoffers. Deze data  kwamen immers pas later ter beschikking. 

 

Intussen  werden  er  reeds  295  records  van  in  totaal  314  draadslachtoffers  doorgegeven.  Het  is  interessant om te kijken of/in welke mate deze gegevens een bevestiging vormen van de ‘zwarte’ lijnen  die door de eerste twee studies werden geïdentificeerd. Deze oefening leert dat van de 314 gemelde  draadslachtoffers  er  123  (=  39,27%)  werden  gevonden  onder  hoogspanningsleidingen  die  in  het  rapport ‘Reducing bird mortality with high and very high voltage power lines in Belgium’ (Derouaux et  al., 2012) reeds werden weerhouden als een prioritaire lijn.  

 

In ‘Vogels onder hoogspanning in België’ (Verbelen, 2017) werden nog een aantal bijkomende ‘zwarte’ 

lijnen geïdentificeerd. Indien ook deze extra ‘zwarte’ lijnen in rekening worden gebracht, dan stijgt het  aantal draadslachtoffers gevonden onder ‘zwarte’ lijnen met 26 tot 149 (= 47,5%). Tabel 3 geeft een  overzicht  van  de  reeds  gekende  ‘zwarte’  lijnen.  waarvoor  minstens  drie  draadslachtoffers  werden  ingevoerd in www.waarnemingen.be. Merk op dat het steeds gaat om lijnen die in de vervolgstudie 

‘Reducing bird mortality caused by high‐voltage power lines in Belgium: field evaluation of high‐risk  lines in the Elianetwork’ (Verbelen et al., 2015) op één na allemaal de hoogste prioriteit (1, 1+ of 1++)  kregen  toegewezen.  De  meldingen  in www.waarnemingen.be  bevestigen  dus  de  analyses  die  in  voorgaande rapporten werden gemaakt. 

 

Tabel 3 Gekende ‘zwarte’ lijnen waarvoor minstens drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, met opgave van de lijnnummer, pylonen, de pagina waarop deze lijn werd besproken in Verbelen et al. (2015) of Verbelen (2017), een toponiem, de toegekende prioriteit en het aantal gemelde hoogspanningsslachtoffers.

gemeente  lijn  pyloon  pagina  toponiem  score 

Ertvelde  150.140 ‐ 150.141  9‐13  94 (2015)  Walprij  1++  43

Munsterbilzen  150.151 ‐ 150.228  57 ‐ 60bis  15 (2015)  Munsterbos  1++  11

Merelbeke  150.11 ‐ 150.12  56‐61  13 (2017)  Liedermeerspark  3  10

Oudenaarde  70.506  1 ‐ 11  0 (2015)  Doornikse Heirweg  1++  9

Tienen  70.802  17 ‐ 40  154 (2015)  Bezinkingsputten Tienen  1+  8

Diksmuide  70.552  1 ‐12  74 (2015)  IJzerbroeken Merkem  1++  7

Kallo‐Doel  150.108 ‐ 150.128  2‐6  48 (2015)  Groot Rietveld Kallo  1++  7 Kallo‐Doel  150.124 ‐ 150.129  2bis‐6bis  50 (2015)  Rietmoerassen Melsele  1++  5 Zandvliet  150.127 ‐ 380.25  12 ‐ 14  29 (2015)  Groot Buitenschoor  1  5

Oudenaarde  70.506  12 ‐ 17  0 (2015)  Stad Linkeroever  1+  5

Londerzeel  150.0 ‐ 150.1  30 ‐ 34  15 (2017)  Marselaer  1++  5

Bornem  150.0 ‐ 150.1  1N ‐ 8  102 (2015)  Noordelijk Eiland Wintam  1+  4 Kallo‐Doel  380.51 ‐ 380.52  25 ‐ 29  51 (2015)  Rietmoerassen Melsele  1+  3 Waarmaarde  380.79 ‐ 380.80  133 ‐ 136 146 (2015)  Waarmaarde  1  3

Een aantal resultaten uit bovenstaande tabel worden hieronder verder toegelicht. 

 

De  hoogspanningsleiding  van  het  Liedermeerspark  in  Merelbeke  werd  uitgebreid  besproken  in  het  voorgaande rapport (Verbelen, 2017). Bij het vastleggen van een prioriteit naar bebakening toe wordt  in dat rapport aangegeven met welke factoren rekening werd gehouden. Sindsdien zijn extra gegevens  beschikbaar  gekomen  over  draadslachtoffers  onder  deze  lijn.  Sinds  1  december  2016  werden  zes  nieuwe  draadslachtoffers  van  deze  lijn  ingevoerd  in www.waarnemingen.be  waardoor  het  totale  aantal is gestegen tot 10. Hiermee is deze lijn, na de ‘zwarte’ lijnen van Ertvelde en Munsterbilzen, de 

(14)

lijn met het hoogste aantal geregistreerde draadslachtoffers. Het hoge aantal is wel deels het gevolg  van een actieve waarnemer die in het gebied woont en werkt waardoor mogelijk een relatief hoog  percentage van het werkelijke aantal slachtoffers in kaart werd gebracht. Maar een aantal dode en  gekwetste vogels zal zeker ook niet worden opgemerkt. Voor de locatie van het Liedermeerspark kan  worden opgemerkt dat de verhoogde spoorwegbedding van de lijn 50A (Brussel ‐ Gent) mogelijk een  aantal  vogels  over  de  spoorweglijn  ‘opstuwt’,  waardoor  de  kans  op  een  aanvlieging  met  de  hoogspanningsleiding  hoger  zou  kunnen  liggen.  Bovendien  is  deze  regio  ook  ’s  nachts  aanzienlijk  verlicht.  In  hoeverre  dit  de  hoogspanningsleiding  meer  of  minder  ‘aanvlieggevoelig’  maakt,  is  niet  bekend. 

 

Naast de meldingen van nieuwe draadslachtoffers werden tussen 1 januari 2017 ‐ 11 november 2017  ook  een  aantal  nieuwe  tellingen  uitgevoerd  op  de  voorverzamelplaats  aan  het  Sluizencomplex  van  Merelbeke. De meeuwen die hier voorverzamelen, verlaten het sluizencomplex om ‐ op lage hoogte ‐  door te trekken naar slaapplaatsen in de Gentse Kanaalzone (bv. het waterspaarbekken van Kluizen). 

Het gaat in hoofdzaak om Kokmeeuwen. In totaal werden 13 nieuwe tellingen uitgevoerd waarbij het  aantal Kokmeeuwen varieerde tussen 19 ex. (op 2 juli 2017) en 240 ex. (op 11 november 2017). Op  zich zijn dit relatief lage aantallen. In Verbelen (2017) werd reeds gemeld dat een telling op 1 november  2016 tussen 16:30 en 17:30 goed was voor 1.414 ex. De meeste meeuwen houden hierbij een west tot  noordwestelijke richting aan, waardoor de hoogspanningslijn (of toch het deel dat dwars op de vlieglijn  ligt) net niet wordt ontweken door een aanzienlijk deel van de meeuwen. De geleidingskabels en de  aardingskabel  van  deze  hoogspanningsleiding  zijn  nog  vrij  goed  zichtbaar  op  het  ogenblik  dat  de  meeste  meeuwen  het  sluizencomplex  verlaten.  Mogelijk  is  deze  hoogspanningsleiding  bij  goede  zichtbaarheid dus geen ‘zwarte’ lijn voor deze meeuwen op slaaptrek. Dat verandert echter bij een  geringere  zichtbaarheid  (bv.  bij  mist).  Dan  blijkt  dat  meeuwen  die  de  draden  kruisen  uitwijkmanoeuvres moeten maken wanneer ze plots de draden zien opdoemen op het ogenblik dat ze 

‐ op lage hoogte ‐ het sluizencomplex verlaten om hun slaaptrek aan te vatten. Verder onderzoek naar  het aantal exemplaren dat deze ‘slaaproute’ bevliegt, de dominante richting van de vliegbewegingen,  het tijdstip waarop de slaaptrek doorgaat en het aantal aanvliegingen zou hier meer zekerheid kunnen  over  geven.  Op  basis  van  alle  bijkomende  data  (extra  slaapplaatstellingen  en  bijkomende  draadslachtoffers) lijkt het aangewezen om de eerder toegekende prioriteit van 3 te verhogen naar 1+. 

 

De  hoogspanningsleiding  langsheen  de  Doornikse  Heirweg  in  Oudenaarde  was  de  eerste  die  in  december 2014 door Elia werd bebakend naar aanleiding van een hoog aantal draadslachtoffers. Een  doorgedreven  monitoring  door  Natuurpunt  toonde  aan  dat  deze  bebakening  (met  vogelkrullen)  uitermate  succesvol  was:  het  aantal  draadslachtoffers  daalde  er  met  97,1  %  (Verbelen,  2017).  Het  traject wordt nog steeds nauwlettend opgevolgd door een buurtbewoner. In 2016 ‐ 2017 werden hier  slechts  twee  slachtoffers  gemeld:  een  Zilvermeeuw  op  23  februari  2017  en  een  Zilvermeeuw  (met  wetenschappelijke  ring)  op  28  februari  2017.  Dit  project  toont  aan  dat  een  goed  aangebrachte  bebakening  op  strategisch  gekozen  locaties  een  significant  positieve  impact  kan  hebben  op  het  verlagen  van  het  aantal  ‘aanvliegingen’.  De  site  zal  ook  de  komende  jaren  door  de  buurtbewoner  verder worden opgevolgd. 

 

In  het  voorgaande  rapport  werden  drie  nieuwe  ‘zwarte’  lijnen  geïdentificeerd,  resp.  in  Londerzeel,  Merelbeke  en  Munsterbilzen  (Verbelen,  2017).  Deze  lijnen  waren  niet  naar  voor  gekomen  uit  de  theoretische desktopanalyse (Derouaux et al., 2012) maar werden weerhouden op basis van het aantal  draadslachtoffers dat werd ingevoerd in www.waarnemingen.be (aangevuld met een terreinbezoek)  (Verbelen, 2017). Om na te gaan of deze lijnen terecht als ‘zwarte’ lijn werden weerhouden, werd aan  lokale gebiedsexperten gevraagd om extra aandacht te besteden aan eventuele draadslachtoffers. Dit  zorgde ervoor dat sinds het afsluiten van de dataset die werd geanalyseerd in het vorige rapport, één  nieuw draadslachtoffer werd ingevoerd voor de lijn van Londerzeel, zes voor de lijn van Merelbeke en  acht  voor  de  lijn  van  Munsterbilzen.  Deze  passieve  monitoring  ‐  via  losse  meldingen  in 

(15)

www.waarnemingen.be ‐ bevestigt voor elk van deze lijnen dat ze wel degelijk een gevaar vormen voor  aanvliegingen door vogels.  

 

Vooral voor de lijn van Munsterbilzen is het aantal van 11 draadslachtoffers opvallend. Deze lijn werd  immers  recent  bebakend.  Tussen  pyloon  124  en  pyloon  128  werden  reeds  kleine  vogelkrullen  aangebracht, alternerend op beide aardingskabels. Hoewel de vogelkrullen om de vijf meter werden  aangebracht  (met  bv.  tussen  pyloon  124  en  pyloon  125  telkens  40  krullen  op  elk  van  beide  geleidingskabels),  zijn  deze  krullen  nauwelijks  zichtbaar.  De  150  KV‐lijn  bestaat  uit  zes  dunne  geleidingskabels  (drie  aan  elke  kant  van  de  pyloon)  en  een  dunne  aardingskabel.  Deze  lijn  is  niet  bebakend  en  tussen  de  geleidingskabels  onderling  zijn  geen  afstandshouders  aanwezig.  In  totaal  bestaat  dit  traject  uit  18  geleidingskabels  (12  op  de  380  KV‐lijn,  zes  op  de  150  KV‐lijn)  en  drie  aardingskabels  (twee  op  de  380  KV‐lijn  en  één  op  de  150  KV‐lijn),  goed  voor  21  kabels.  De  hoge  dichtheid aan kabels zorgt er zeker voor dat de zichtbaarheid van deze bundel wordt verhoogd. Ook  de afstandshouders en (in beperkte mate) de recent aangebrachte kleine vogelkrullen maken de lijnen  beter  zichtbaar  voor  overvliegende  vogels.  Aangezien  er  geen  gestandaardiseerde  zoektocht  werd  verricht vooraleer de vogelkrullen werden aangebracht, is het onmogelijk om te achterhalen of door  het aanbrengen van de vogelkrullen het aantal draadslachtoffers is gedaald. Een monitoring na het  aanbrengen  van  de  krullen  kan  enkel  aantonen  of  er  nog  steeds  slachtoffers  vallen  en  op  welke  trajecten de meeste slachtoffers vallen. Indien dit door Elia zou worden gewenst, kan worden gekeken  of  hiervoor  lokale  ‘draadlopers’  zouden  kunnen  worden  gevonden.  Het  is  zeer  interessant  en  bemoedigend  om  te  kunnen  vaststellen  dat  een  bebakening  werkt  (zoals  langsheen  de  Doornikse  Heirweg in Oudenaarde) maar ook negatieve resultaten worden best zo nauwkeurig mogelijk in kaart  gebracht.  De  lijn  van  Munsterbilzen  lijkt  zich  hiertoe  te  lenen.  Tabel  4  geeft  een  overzicht  van  alle  draadslachtoffers die intussen van de ‘zwarte’ lijnen van Munsterbilzen werden ingevoerd. Bemerk de  duidelijke toename nadat deze lijn werd geïdentificeerd in Verbelen (2017) en de lokale vrijwilligers  werd gevraagd om een verhoogde aandacht aan deze problematiek te besteden. De toename is dus  niet het gevolg van een verhoogd aantal aanvliegingen maar van een verhoogde zoekinspanning naar  mogelijke draadslachtoffers. 

 

 Tabel 4 Draadslachtoffers die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, voor de ‘zwarte’ lijn van Munsterbilzen. 

datum soort wetenschappelijke naam waarnemer

28/03/2009  Bokje  Lymnocryptes minimus  Peter Gabriels 

6/04/2013  Houtsnip  Scolopax rusticola  Karel Sauwens 

3/12/2013  Houtsnip  Scolopax rusticola  Christof Van Ackere 

4/01/2017  Stadsduif  Columba livia forma domestica  Peter Van Lindt  4/01/2017  Stadsduif  Columba livia forma domestica  Dominique Verbelen 

4/01/2017  vogel onbekend  Aves species  Dominique Verbelen 

14/03/2017  Grauwe Gans  Anser anser  Ward Cielen 

28/03/2017  Tafeleend  Aythya ferina  Ward Cielen 

28/03/2017  Stadsduif  Columba livia forma domestica  Ward Cielen 

11/04/2017  Zwarte Kraai  Corvus corone  Ward Cielen 

9/05/2017  Stadsduif  Columba livia forma domestica  Ward Cielen 

27/05/2017  Grauwe Gans  Anser anser  Ward Cielen 

16/08/2017  Spreeuw  Sturnus vulgaris  Ward Cielen 

  

Figuur  6  geeft  aan  waar  de  draadslachtoffers  onder  de  ‘zwarte’  lijnen  van  Munsterbilzen  werden  gevonden. Vooral de concentratie rond het vijvergebied valt op. De kans dat zeldzame, nachtactieve  reigerachtigen als Roerdomp en Woudaap deze lijnen (die recht boven het vijvergebied lopen) zullen  aanvliegen, lijkt groot. Beide soorten werden in 2017 in het gebied vastgesteld. Voor beide soorten is  het gebied geschikt als overwinteringsgebied en als broedgebied. Een literatuurstudie moet uitmaken 

(16)

of  het  zinvol  zou  zijn  om  ‐  zeker  boven  het  vijvergebied  ‐  extra  fluorescerende  bebakening  aan  te  brengen  om  het  aantal  nachtelijke  aanvliegingen  door  vogels  te  verlagen.  Navraag  bij  lokale  vogelkijkers leert dat het lijstje draadslachtoffers uit Tabel 7 nog verder kan worden aangevuld met  een Roerdomp (2009), een Kerkuil (2009), een Blauwe reiger, een Houtsnip (2015) en een Boomvalk. 

Deze draadslachtoffers werden vooralsnog niet ingegeven in www.waarnemingen.be (Feys, 2017). 

 

Figuur 6 Situering van 13 draadslachtoffers dier werden gevonden onder de ‘zwarte’ lijn van Munsterbilzen.  

 

3.5 Evaluatie nieuwe ‘zwarte’ lijnen 

 

Bij de lijnen waarvoor minimaal drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be  zitten twee lijnen die niet bij eerdere analyses als ‘zwarte’ lijnen werden weerhouden. Het gaat dus  om nieuwe knelpunten die door voorliggende studie konden worden opgespoord. Deze lijnen worden  weergegeven in Tabel 5. 

 

Tabel 5 Nieuwe ‘zwarte’ lijnen waarvoor minstens drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, met opgave van het lijnnummer, de pylonen, een toponiem en het aantal gemelde hoogspanningsslachtoffers. 

gemeente  lijn  pyloon  toponiem  slachtoffers 

Evergem  380.73 ‐ 380.74  5 ‐ 9  Doornzele Dries  7

Gent  150.267 ‐ 150.378  7 ‐ 15  Sifferdok  3

 

Elk van deze nieuw geïdentificeerde ‘zwarte’ lijnen werd in 2017 bezocht om te kunnen inschatten wat  de noodzaak was om ook over te gaan tot een advies voor effectieve bebakening. Voor elk van deze  locaties werd ook gezocht naar data in ornithologische databanken om het advies maximaal te kunnen  onderbouwen. Tot slot werden ook gebiedsexperten bevraagd. 

 

(17)

3.5.1 Zwarte lijn 380.73 - 380.74, Doornzele Dries , Evergem  

Figuur 7 Situering van de ‘zwarte’ lijn van Doornzele Dries, Doornzele, met aanduiding van de draadslachtoffers  

die werden gemeld in www.waarnemingen.be (dataset afgesloten op 31 oktober 2017). 

Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very  high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 5 en 10 van de  hoogspanningsleiding 380.73 ‐ 380.74 niet weerhouden als een prioritaire lijn. De score per pyloon  varieerde er  tussen 46 (pyloon 5) en 48 (alle andere pylonen).  Om te worden weerhouden als een  prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te zijn. 

 

Een terreinbezoek op 20 november 2017 leerde dat deze ‘zwarte’ lijn betrekking heeft op twee parallel  aan elkaar lopende lijnen: het weerhouden stuk van de oostelijke lijn 150.140, 150.141 telt zes pylonen  en loopt van pyloon 5 t.e.m. pyloon 10. Dit traject ‐ met een noordwestelijke‐zuidoostelijke oriëntatie 

‐ wordt gekenmerkt door zes geleidingsdraden (drie aan elke kant). Enkel de aardingskabel is bebakend  met zilvergrijze bollen (telkens negen tussen twee pylonen). Ter hoogte van pyloon 9 buigt het traject  af naar het noordwesten en loopt het door in de al eerder onderzochte ‘zwarte’ lijn van Ertvelde. Het  weerhouden  stuk  van  de  tweede  lijn  (380.73,  380.74)  ligt  iets  westelijker.  Hiervan  werd  enkel  het  traject tussen pyloon 7 en pyloon 10 weerhouden. Op dit traject zijn er 12 geleidingsdraden (zes aan  elke zijde) en twee aardingskabels (één aan elke zijde). Hier werd nog geen bebakening voorzien. De 

‘gepaarde’ geleidingsdraden worden door duidelijk zichtbare afstandshouders van elkaar gescheiden. 

Tussen  twee  pylonen  werden  tussen  elk  draadpaar  telkens  zes  afstandshouders  aangebracht,  goed  voor 46 afstandshouders. De combinatie van beide lijnen is tussen elk paar pylonen dus goed voor 12  geleidingskabels,  36  afstandshouders  en  twee  aardingskabels  voor  lijn  380.73,  380.74  en  zes  geleidingskabels, één aardingskabel en negen bakens voor lijn 150.140, 150.141. Op zich zou mogen  worden verondersteld dat een dergelijk cumulatief effect voldoende zichtbaar zou moeten zijn voor  aanvliegende vogels. Maar toch lijkt dit niet zo te zijn.  

(18)

In www.waarnemingen.be werden zeven waarnemingen ingevoerd van draadslachtoffers die onder  deze  lijn  werden  vastgesteld.  Op  11  september  2012  werd  in  de  voormiddag  een  juveniel  Porseleinhoen gevonden nabij pyloon 5. Aangezien deze locatie op 10 september 2012 nog ’s avonds  werd gecontroleerd, moet de aanvlieging ’s nachts zijn gebeurd. Op dezelfde locatie werd op 7 juni  2013 ook een Kwartel gevonden (Figuur 8).  

 

Figuur 8 Deze Kwartel werd onder de ‘zwarte’ lijn van Doornzele gevonden op 7 juni 2013 in de tuin van iemand  

die onder deze lijn woont (foto: Bart Bisschop).

 

Op  20  oktober  2015  belandde  een  Koperwiek  als  hoogspanningsleidingsslachtoffer  op  de  Doornzeelsestraat. De meest opmerkelijke waarneming is echter die van drie Knobbelzwanen die op  29  november  2016  werden  gevonden  tussen  pyloon  7  en  pyloon  8.  De  drie  volwassen  exemplaren  lagen  op  minder  dan  30  meter  van  elkaar.  Bij  één  van  de  ingevoerde  waarnemingen  schreef  de  invoerder als commentaar ‘Zoveelste slachtoffer van hoogspanningskabel’. Contact met de waarnemer  (die onder de hoogspanningsleiding woont) leerde dat het vooral om Stadsduiven en eenden ging. Hij  voerde enkel de zeldzamere soorten in in www.waarnemingen.be. Hoewel we dus geen gedetailleerde  info hebben over de exacte omvang van de aanvliegproblematiek op deze locatie is het wel duidelijk  dat  de  zeven  ingevoerde  waarnemingen  slechts  het  topje  van  de  ijsberg  vormen.  Tijdens  een  terreinbezoek  op  20  november  2017  werd  eveneens  een  aangevlogen  Stadsduif  gevonden.  De  draadslachtoffers die werden gemeld tussen pyloon 9 en pyloon 10 zijn het resultaat van het intensieve  onderzoek dat werd uitgevoerd in 2015 ‐ 2016 (Verbelen, 2017). In het rapport van 2015 werd deze 

‘zwarte’ lijn toen beperkt tot het stuk tussen pyloon 9 en pyloon 13, maar eigenlijk had het stuk tussen  pyloon 9 en pyloon 10 ook toen al moeten weerhouden zijn geweest als prioritaire lijn (Verbelen et al.,  2015). Deze ‘fout’ wordt dus in dit rapport rechtgezet. 

 

De ‘zwarte’ lijn van Doornzele Dries ligt centraal in het Gentse Havengebied. Net als bij de reeds eerder  onderzochte  lijn  van  Ertvelde  en  de  nieuw  weerhouden  ‘zwarte’  lijn  van  het  Sifferdok  (zie  3.5.2) 

(19)

werden gegevens opgevraagd van de vogelrijke gebieden in de onmiddellijke omgeving van de lijn van  Doornzele Dries. Het gaat in hoofdzaak om het Rodenhuizedok, het Kanaal Gent ‐ Terneuzen en de  Kluizendokken.  Elk  van  deze  gebieden  wordt  zes  keer  per  jaar  geteld  tijdens  de  midmaandelijkse  watervogeltellingen  die  plaatsvinden  in  het  winterhalfjaar  (tussen  oktober  en  maart).  Voor  elk  van  deze gebieden werden de wintermaxima van de aanwezige watervogels opgevraagd van de voorbije  tien winters (winter van 2007 2008 tot winter 2016 ‐ 2017). Enkel voor die soorten waarvan tijdens  één of meerdere winters aantallen ≥ 200 exemplaren (per maandtelling) werden genoteerd, werden  de aantallen in onderstaande tabel weerhouden Tabel 6.  

 

Tabel 6 Wintermaxima van soorten die werden geteld op drie gebieden in de onmiddellijke omgeving van de nieuw weerhouden ‘zwarte’ lijn van Doornzele Dries. Enkel soorten waarvan tijdens één of meerdere telperiodes aantallen van ≥ 200 exemplaren werden genoteerd, werden in onderstaande tabel weerhouden. De maxima per soort per gebied in de weerhouden periode worden weergegeven in rood.

Rodenhuizedok  07/08  08/09  09/10  10/11  11/12  12/13  13/14  14/15  15/16  16/17 

Bergeend  288  453 567 385 323 588 260  414 584 610

Krakeend  140  254 304 227 119 490 344  312 340 335

Kuifeend  305  677 475 680 104 375 540  267 271 574

Kanaal Gent‐Terneuzen  07/08    08/09 09/10  10/11  11/12  12/13  13/14  14/15  15/16  16/17 

Canadese gans  22  35 178 255 65 83 36  30 21 8

Kievit  0  0 0 0 0 40 25  22 254 60

Krakeend  136  44 69 34 150 108 90  150 205 172

Kuifeend  6  175 244 41 203 22 64  28 45 16

Meerkoet  52  84 212 129 106 82 124  157 180 188

Wilde eend  144  450 510 380 411 243 721  375 400 442

Kluizendokken   07/08  08/09  09/10  10/11  11/12  12/13  13/14   14/15  15/16  16/17 

Bergeend  507  189 478 618 325 121 265  410 281 128

Brandgans  0  1 0 1 2 430 445  86 0 31

Canadese gans  57  180 120 460 117 360 380  226 96 101

Grauwe gans  38  43 130 117 220 312 335  289 58 90

Kievit  2850  1288 6 40 150 0 1550  130 450 0

Kolgans  0  0 38 199 22 1474 2158  830 0 99

Krakeend  83  69 122 118 244 221 145  382 166 155

Kuifeend  410  324 1115 450 125 290 45  85 124 268

Wilde eend  465  576 325 450 310 240 202  315 256 142

Wintertaling  302  98 99 250 124 650 350  520 251 220

Wulp  250  0 150 350 63 210 1190  255 315 365

 

Tijdens aanhoudende vorstperiodes kunnen de ijsvrije dokken van de Gentse Kanaalzone en het Kanaal  Gent ‐ Terneuzen een belangrijke uitwijkplaats vormen voor Kuifeenden. Zo werden op 18 februari  1985  ca.  4.000  Kuifeenden  geteld  op  het  Rodenhuizedok  (Gunter  De  Smet,  pers.  med.).  Dit  geldt  evenzeer  voor  Tafeleenden.  Op  17  en  20  februari  1985  pleisterden  5.900  Tafeleenden  op  het  Rodenhuizedok.  Samen  met  verspreide  groepjes  langs  het  kanaal  Gent  ‐  Terneuzen,  ca.  450  exemplaren op het Petroleumdok en ca. 500 exemplaren op de Schelde leverde dit een totaal op van  ongeveer 7.000 exemplaren. Dergelijke maxima worden al enkele jaren nier meer gehaald. 

 

Toch  mag  het  belang  van  het  Gentse  havengebied  (vooral  voor  overwinterende  watervogels)  niet  worden  onderschat.  Om  het  internationaal  belang  van  vogelrijke  gebieden  te  toetsen,  worden  de  maximale aantallen in een winterseizoen (oktober ‐ maart) vergelijken met de geschatte Noord‐West 

(20)

Europese  populatiegrootte  (Wetlands  International).  Wanneer  in  een  gebied  minimaal  1%  van  die  populatie  verblijft,  wordt  het  gebied  voor  die  soort  als  internationaal  belangrijk  beschouwd.  Voor  Krakeend ligt deze 1%‐norm van de biogeografische populatie van Noord‐West Europa op 600 ex., een  aantal dat in het Gentse havengebied regelmatig wordt overschreden, waarbij de meeste exemplaren  doorgaans worden geteld op het Rodenhuizedok en op de Kluizendokken, vlakbij de ‘zwarte’ lijn van  Doornzele  Dries.  Een  ander  criterium  waaraan  het  internationaal  belang  van  een  gebied  voor  watervogels vaak wordt afgetoetst, is of er regelmatig ≥ 25.000 watervogels aanwezig zijn. Ook deze  norm wordt in het Gentse havengebied regelmatig overschreden. Zo werden er bv. op 18 januari 2014  enkel al op de Kluizendokken, het Rodenhuizedok en het Kanaal Gent ‐ Terneuzen 27.280 watervogels  geteld (met o.a. 560 Krakeenden). 

 

Hoe  het  ook  zij:  in  de  onmiddellijke  omgeving  van  het  traject  tussen  pyloon  5  en  pyloon  9  van  de  hoogspanningsleiding  150.140,  150.141  en  van  het  traject  tussen  pyloon  7  en  pyloon  10  van  de  hoogspanningsleiding 380.73 ‐ 380.74 bevinden zich regelmatig (erg) hoge aantallen (water)vogels. Dit  bleek eigenlijk ook al uit de eerste analyse van 2012 (Derouaux et al., 2012), toen alle pylonen een  score kregen tussen 46 en 48. Indien een nieuwe analyse zou worden gemaakt, o.a. gebaseerd op de  meest recente midmaandelijkse watervogeltellingen, met inbegrip van een aantal slaapplaatstellingen  van meeuwen op het Sifferdok, lijkt het aannemelijk dat de betreffende pylonen een score ≥ 50 zullen  krijgen  en  dus  zouden  moeten  worden  weerhouden  als  prioritaire  lijn.  Op  basis  van  bovenstaande  gegevens en naar analogie met de redenering die werd aangehouden bij de prioriteitsbepaling van de 

‘zwarte’ lijn van Ertvelde, wordt voorgesteld om aan dit traject de op één na hoogste prioriteit van 1+ 

te geven. Hierbij wordt aangeraden om de westelijke lijn een duidelijke bebakening aan te brengen  (alternerend)  op  beide  aardingskabels  en  op  elke  geleidingskabel  minimaal  vier  vogelkrullen  te  plaatsen tussen alle reeds geplaatste afstandshouders. Voor de oostelijke lijn lijkt het aangewezen om  om  de  10  meter  alternerend  wit  en  zwarte  (of  rode)  vogelkrullen  aan  te  brengen  op  elk  van  de  geleidingskabels.  

 

3.5.2 Zwarte lijn 150.267 - 150.378, Sifferdok , Gent  

Figuur 9 Situering van de ‘zwarte lijn’ van het Sifferdok, met aanduiding van de draadslachtoffers die werden gemeld   in www.waarnemingen.be (dataset afgesloten op 31 oktober 2017).

(21)

Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very  high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 7 en 15 van de  hoogspanningsleiding 150.267 ‐ 150.378 in de onmiddellijke omgeving van het Sifferdok in Gent niet  weerhouden als een prioritaire lijn. De score per pyloon varieerde er tussen 13 (pylonen 14 en 15) en  36 (pyloon 11). Om te worden weerhouden als een prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te zijn. 

 

Het traject tussen pyloon 7 en pyloon 15 van de lijn 150.267, 150.378 werd op 20 november 2017  bezocht. Het grootste deel van het traject bestaat uit zes geleidingsdraden (drie aan elke kant) en twee  aardingskabels. Op de aardingskabels werd geen bebakening aangebracht. Aangezien het steeds gaat  om  enkelvoudige  geleidingsdraden  konden  er  ook  geen  afstandshouders  worden  aangebracht.  Het  traject  van  pyloon  10  tot  pyloon  11  wijkt  af  van  deze  constellatie.  Hier  zijn  12  geleidingsdraden  aanwezig (zes aan elke kant). Het gaat telkens om ‘gepaarde’ geleidingsdraden die van elkaar worden  gescheiden door afstandshouders. Tussen twee pylonen werden per draadpaar 15 afstandshouders  aangebracht. Het totaal aantal spacers tussen pyloon 10 en pyloon 11 bedraagt 120 stuks, waardoor  dit deel van het traject relatief goed zichtbaar is. De andere stukken (zonder spacers), zijn echter veel  minder goed zichtbaar.  

 

In www.waarnemingen.be  werden  drie  waarnemingen  ingevoerd  van  draadslachtoffers  die  onder  deze lijn werden vastgesteld. Op 17 juni 2016 werd een adulte Fuut gevonden, op 6 december 2015  lag een adult winterkleed Stormmeeuw (met gebroken poot) vlakbij pyloon 7 en een Houtduif die op  28 juli 2017 gekwetst werd aangetroffen tussen pyloon 14 en 15 werd voor verzorging binnengebracht  bij  het  Opvangcentrum  voor  Vogels  en  Wilde  dieren  in  Merelbeke.  Het  eigen  terreinbezoek  op  20  november 2017 leverde een dode Stadsduif op in de berm tussen pyloon 13 en 14. Vermoedelijk ligt  de dodentol van deze lijn aanzienlijk hoger maar wordt het merendeel van de draadslachtoffers niet  opgemerkt  omdat  de  lijn  zich  bevindt  in  havengebied  (verboden  toegang  voor  onbevoegden).  Een  aantal  draadslachtoffers  landt  vermoedelijk  bovendien  op  de  loodsen,  in  de  dokken  en  op  de  afgesloten terreinen van het gebied tussen de Rigakaai, de Farmanstraat en de Singel.  

 

Bevraging  bij  gebiedsexpert  Geert  Spanoghe  leert  dat  het  Sifferdok  tussen  oktober  en  april  als  slaapplaats  wordt  gebruikt  door  5.000  à  20.000  Kokmeeuwen.  Zo  werd  het  Sifferdok  geteld  op  19  januari 2013. Deze telling leverde 18.500 Kokmeeuwen, 2.200 Stormmeeuwen en 450 Zilvermeeuwen  op. Een telling op 28 januari 2017 was goed voor 8.954 Kokmeeuwen en vijf Stormmeeuwen en de  meest  recente  telling,  uitgevoerd  op  9  november  2017,  leverde  ca.  7.500  exemplaren  op  (Geert  Spanoghe,  in  litt.).  Opmerkelijk:  dit  dok  wordt  als  slaapplaats  nauwelijks  gebruikt  door  andere  meeuwensoorten.  Geert  Spanoghe  meldt  dat  er  de  laatste  jaren  ook  een  slaapplaats  van  Zilvermeeuwen is ontstaan op de daken van de gebouwen tussen de Honda‐parking en het Kanaal Gent 

‐  Terneuzen.  Het  gaat  om  max.  1.500  exemplaren.  Bovendien  hebben  zich  in  het  gebied  ook  twee  gemengde broedkolonies gevestigd. Eén kolonie bevindt zich ten oosten van de Rigakaai en ten zuiden  van het Zuiddok. Het gaat om gemengde kolonie van Kleine mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen die  zich heeft gevestigd op de hellende daken van een loods van een houthandel. Het aantal nesten wordt  geschat  op  ca.  150.  Een  tweede  gemengde  broedkolonie  (ca.  40  broedpaar)  zit  tussen  de  Honda‐

parking en het Kanaal Gent‐Terneuzen.  

 

Tijdens de meeste midmaandelijkse wintertelingen die hier tussen oktober ‐ maart worden uitgevoerd,  worden  op  het  Sifferdok  niet  meer  dan  100  watervogels  geteld.  Het  gaat  in  hoofdzaak  om  Wilde  eenden,  Meerkoeten  en  Waterhoenen,  aangevuld  met  Bergeenden  en  Krakeenden.  Deze  grondelsoorten  worden  er  vooral  aangetrokken  door  granen  die  bij  overslag  op  de  kades  of  in  het  Sifferdok worden gemorst. 

 

Een  analyse  van  de  data  die  voor  het  Sifferdok  werden  ingevoerd  in www.waarnemingen.be  de  voorbije  vijf  jaar  (dataset:  1  januari  2014  ‐  1  november  2017)  toont  dat  op  hier  regelmatig  ≥  500 

(22)

watervogels  aanwezig  zijn.  Een  overzicht  van  alle  concentraties  van  ≥  500  ex./soort  wordt  weergegeven in Tabel 7. 

 

Tabel 7 Hoge concentraties (≥ 500 ex.) van pleisterende watervogels op het Sifferdok sinds 1 januari 2013 (bron:

ww.waaremingen.be). Het maximumaantal per soort wordt aangeduid in rood. 

soort  wetenschappelijke naam  datum  aantal  waarnemer  Kokmeeuw  Chroicocepahalus ridibundus  19/01/2013 18.500 Geert Spanoghe 

Stormmeeuw  Larus canus  19/01/2013 2.200 Geert Spanoghe 

Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  18/01/2014 8.500 Geert Spanoghe  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  01/02/2014 11.800 Geert Spanoghe  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  14/01/2015 21.500 Geert Spanoghe  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  18/02/2015 20.000 Yolan Bosteels  Zilvermeeuw  Larus argentatus   18/02/2015 2.000 Yolan Bosteels  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  1/03/2015 10.000 Hans Matheve  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  27/10/2015 9.500 Geert Spanoghe  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  7/11/2015 2.000 Yolan Bosteels  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  6/03/2016 6.300 Geert Spanoghe  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  11/09/2016 1.400 Geert Spanoghe  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  20/11/2016 10.500 Geert Spanoghe  Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  2/12/2016 10.000 Yolan Bosteels   

Deze waarnemingen bevestigen vooral het belang van deze locatie als slaapplaats voor Kokmeeuwen  (max. 21.500 ex. op 14 januari 2015), al vallen ook de waarnemingen van 2.200 Stormmeeuwen (op  19 januari 2013) en 2.000 Zilvermeeuwen (op 18 februari 2015) wel op. 

 

Bijkomend  werden  ook  nog  data  van  de  midmaandelijkse  watervogeltellingen  opgevraagd  bij  het  Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek (INBO). Uit een analyse van deze data blijkt dat hier sinds de  winter 2007 ‐ 2008 geen concentraties van ≥ 200 eenden werden geteld.  

 

Tot  slot  kan  ook  nog  worden  vermeld  dat  het  Gentse  Havengebied  broed‐  en  jachtgebied  is  van  meerdere  paartjes  Slechtvalk.  De  dichtstbijzijnde  broedlocatie  bij  het  Sifferdok  bevindt  zich  op  de  koeltoren van Electrabel/Engie langsheen het Rodenhuizedok. De Slechtvalken jagen vooral op de hoge  aantallen verwilderde Stadsduiven  maar zorgen zeker ook bij de pleisterende meeuwen regelmatig  voor  paniek,  waardoor  de  kans  op  een  aanvlieging  tegen  een  hoogspanningsleiding  toeneemt. 

Bovendien worden de meeuwen die komen slapen op de parking van Honda en op de site van KTN in  opdracht  van  de  concessiehouders  actief  verjaagd.  Ook  dit  verhoogt  de  kans  op  eventuele  aanvliegingen. 

 

Ook  al  gaat  het  om  oude  gegevens,  toch  willen  we  even  aanstippen  dat  het  eerste  gepubliceerde  draadslachtofferonderzoek in België in de directe omgeving van de ‘zwarte’ lijn van het Sifferdok werd  uitgevoerd (De Smet, 1973). Dit onderzoek werd opgestart op 22 september 1970 en werd beëindigd  op 12 maart 1972. In totaal werden 16 terreinbezoeken afgelegd verdeeld over september 1970 (n=1),  november 1970 (n=1), januari 1971 (n=5), februari 1971 (n=2), maart 1971 (n=2), augustus 1971 (n=1),  september 1971 (n=2), oktober 1971 (n=3), november 1971 (n=2), december 1971 (n=3), januari 1972  (n=2), februari 1972 (n=2) en maart 1972 (n=1). Er werden twee hoogspanningstracés opgevolgd: 

 

‐ een  bundel  van  drie  hoogspanningsleidingen,  gelegen  tussen  het  verdelingspunt  van  de  toenmalige EBES‐centrale van Rodenhuize en de Kennedybaan. Hier werd een traject van ca. 

500 meter opgevolgd.  

(23)

‐ een hoogspanningsleiding gelegen tussen de Kennedybaan en het Kanaal Gent‐Terneuzen. De  hoogspanningsleiding was afkomstig van de toenmalige EBES‐centrale van Langerbrugge. Hier  werd een traject van ca. 1.000 meter opgevolgd. 

 

Elia meldt dat de eerste leidingenbundel nog steeds in dienst is (Johan Mortier, in litt.). De tweede  leiding vanaf de vroegere centrale van Langerbrugge tot aan de mast 146N werd rond 2014 versterkt  van 70 kV naar 150 kV. Op de oversteek van het kanaal Gent‐Terneuzen werden op dat ogenblik, op  vraag  van  de  administratie  van  het  Agentschap  voor  Natuur  en  Bos  (ANB),  ook  witte  vogelkrullen  aangebracht (Johan Mortier, in litt.) De tweede leiding slaat op de nog steeds actieve leiding EV208  vanaf  pyloon  142  tot  pyloon  147.  Het  onderzoek  dat  begin  jaren  ’70  onder  beide  leidingen  werd  uitgevoerd, leverde 124 draadslachtoffers op, verdeeld over 26 soorten. Tabel 8 toont de top 10 van  de soorten die tijdens dit onderzoek het vaakst werden aangetroffen (De Smet, 1973). 

Tabel 8 Top 10 van de soorten die als hoogspanningsleidingsslachtoffer werden gevonden tijdens het eerste gepubliceerde Belgische draadslachtofferonderzoek dat werd uitgevoerd ingevoerd tussen 1970 - 1972 in de Gentse Kanaalzone, op ca. 1,5 km van de nieuwe ‘zwarte’ lijn van het Sifferdok. 

soort  wetenschappelijke naam  aantal 

Stadsduif  Columba livia forma domestica  45

Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  21

Waterhoen  Gallinula chloropus  7

Kievit  Vanellus vanellus  6

Meerkoet  Fulica atra  5

Wilde eend  Anas platyrchynchos  5

Spreeuw  Sturnus vulgaris  4

Dodaars  Tachybaptus ruficollis  3

Merel   Turdus merula  3

Stormmeeuw  Larus canus  3

 

Daarnaast  werden  ook  minder  algemene  soorten  gevonden  als  Kemphaan,  Kluut,  Kwartel,  Kwartelkoning en Bonte vliegenvanger (telkens 1 ex.). Het valt op dat in bovenstaande studie relatief  veel kleine vogels werden aangetroffen: Bonte vliegenvanger (n=1), Bosrietzanger (n=1), Zanglijster  (n=1), Koperwiek (n=2), Merel (n=3), Spreeuw (n=5), Veldleeuwerik (n=3) en Ringmus (n=1). Doorgaans  blijven kleinere soorten sterk ondervertegenwoordigd in onderzoeken naar draadslachtoffers doordat  ze  sneller  worden  gepredeerd  en  minder  snel  worden  opgemerkt  door  de  onderzoekers.  Mogelijk  heeft die tweede factor in bovenstaand onderzoek iets minder gespeeld. Onder de lijn ter hoogte van  Rodenhuize was toen pas een begin gemaakt met het vullen van het stort met vliegas, een stof die  maar zeer weinig begroeiing toelaat. Hierdoor was het onderzoeksterrein een open kale vlakte waar  elk draadslachtoffer (groot of klein) relatief gemakkelijk kon worden opgemerkt door de onderzoekers. 

Dit wordt ook bevestigd in het artikel waarin wordt gesteld dat ‘de bevloeiingsvlakte volledig kaal is,  zodat hier geen enkele vogel kan gemist worden’ (De Smet, 1973). 

 

We halen bovenstaande case vooral aan omdat het doet denken aan een analoog geval waarbij in de  periode  van  5  maart  2001  tot  1  april  2001  een  afstand  van  3  km  werd  onderzocht  op  70  KV  hoogspanningsleiding  van  Noordschote‐Koksijde  (Mortier,  2001).  Toen  werden  daar  30  draadslachtoffers geregistreerd en werd deze lijn voor het eerst ingeschat als een ‘zwarte’ lijn. Deze  inschatting werd bevestigd in Derouaux et al. (2012) en kreeg in Verbelen et al. (2015) de hoogste  prioriteit 1++ toegekend. Ook in het geval van de ‘Sifferdok‐lijn’ was dus eigenlijk al sinds 1973 bekend  dat hoogspanningsleidingen in deze vogelrijke omgeving voor  heel wat soorten  een aanvlieggevaar  vormden. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de situatie in 1973 niet mag worden vergeleken  met de toestand in 2017, hoewel voor beide periodes wel bekend was/is dat het avifaunistisch belang  van de Gentse Kanaalzone erg hoog was/is.  

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een  voorbeeld  uit  de  periode  waarin  de  laatste  monitoring  van  hoogspanningsleidingsslachtoffers  onder  de  ‘zwarte’  lijn  van  Noordschote 

soorten  waarvan  minstens  één  gegeven  van  een  hoogspanningsleidingsslachtoffer  in  www.waarnemingen.be  werd  ingevoerd,  wordt  zowel  voor  Vlaanderen  als 

Uit Figuur 10 blijkt dat er ook losse gegevens van hoogspanningsleidingsslachtoffer werden ingevoerd 

Het  aantal  nesten  van  Aalscholver  in  de  kolonie  van  de  Volharding  is  sinds  2004  gedaald  doordat  geschikte  broedbomen  in  het  gebied 

Op  12  oktober  2018  werd  een  voordracht  gegeven  voor  de  Vogelwerkgroep  Gent+.  De 

De onderzoeksperiode in 2018 (3 maart 2018 ‐ 7 april 2018) vond plaats op het einde van de winter, 

Uit  deze  resultaten  blijkt  dat  de  aantallen  die  worden  bekomen  door 

het  traject  tussen  pyloon  9  en  10  was  goed  voor  7  slachtoffers,  hoewel  dit  traject  uit  een