Rapport Natuurpunt Studie
Vogels onder hoogspanning
in België
Een stand van zaken en de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde
nr 4 I 2017
Natuurpunt Studie contact: studie@natuurpunt.be Coxiestraat 11 • 2800 Mechelen studie@natuurpunt.be • www.natuurpunt.be
Vogels onder hoogspanning
in België
Een stand van zaken en de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde
OPDRACHTGEVER Elia
Keizerslaan 20 • 1000 Brussel Tel. 02-546 70 11 • Fax. 02-546 70 10 www.Elia.be
CONTACTPERSOON ELIA Johan Mortier, johan.mortier@Elia.be
TERREINWERK Daniël Acke, Ghisleen De Mits, Dirk Minnebo, Yves Pieters, Ward Ransschaert, Carlos Van Hoorebeke, Dominique Verbelen
TEKST Dominique Verbelen
FOTO’S Griet Nijs, Yves Pieters, Dominique Verbelen, Elia KAARTMATERIAAL Karin Gielen
EINDREDACTIE Dominique Verbelen
Wijze van citeren:
Verbelen, 2017. Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en de ‘zwarte lijn’
van Ertvelde. Rapport Natuurpunt Studie 2017/4, Mechelen
© Januari 2017
Met dank aan de vrijwilligers en collega’s van Natuurpunt voor hun bijdrage.
Inhoudsopgave
Samenvatting ... 4
1 Inleiding ... 5
2 Registratie draadslachtoffers ... 5
3 Analyse dataset ... 6
3.1 Waarnemers ... 6
3.2 Soorten ... 7
3.3 Geografische spreiding ... 8
3.4 Evaluatie nieuwe ‘zwarte lijnen’ ... 12
3.4.1 Zwarte lijn 150.0 ‐ 150.1, ‘Marselaer’, Lippelo ... 12
3.4.2 ‘Zwarte lijn’ 150.11 ‐ 150.12, ‘Liedermeerspark’, Merelbeke ... 13
3.4.3 ’Zwarte lijn’ 150.200 ‐ 380.11 en 150.151 ‐ 150.228, ‘Munsterbos’, Munsterbilzen ... 15
4 Monitoring ‘zwarte lijn’ Ertvelde ... 17
5 Draagvlakverbreding ... 22
6 Monitoring voorafgaand aan bebakening ... 23
7 Expertadvies ... 24
8 Dankwoord ... 25
9 Referenties ... 26
10 Bijlagen ... 27
10.1 Bijlage 1: Chronologisch overzicht van alle draadslachtoffers die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (excl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde) ... 27
10.2 Bijlage 2: Chronologisch overzicht van alle draadslachtoffers onder de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde in de periode 1 december 2015 ‐ 31 maart 2016 ... 34
Samenvatting
In 2012 gaf een studie van Natuurpunt, Natagora, Vogelbescherming Vlaanderen en het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek aan dat 3,4% van het Belgisch bovengronds hoogspanningsleidingsnetwerk dat wordt beheerd door Elia een verhoogd risico vormt voor vogels (Derouaux et al., 2012). In een opvolgstudie in 2014, uitgevoerd door Natuurpunt en Natagora, werd een ranking opgesteld van de gevaarlijkste lijnen. Deze lijst met ‘zwarte lijnen’ wordt sindsdien gebruikt door Elia om te kijken welke lijnen best eerst kunnen worden bebakend. Bebakening kan immers het aantal draadslachtoffers drastisch doen dalen. Dit was al voldoende aangetoond door buitenlandse studies maar dit bleek ook uit een Vlaamse studie (Geiregat, 2014). Omdat Elia het effect en nut van bebakening met vogelkrullen beter zou kunnen onderbouwen, besteedde ze in 2015 een nieuwe opdracht uit aan Natuurpunt om gedurende vier maand een ‘zwarte lijn’ in Ertvelde op te volgen. Dit onderzoek leverde 41 draadslachtoffers op.
Natuurpunt, Natagora en Vogelbescherming Vlaanderen mobiliseerden in 2016 hun achterban om alle gevonden draadslachtoffers (eventueel met terugwerkende kracht) nauwkeurig in te voeren in www.waarnemingen.be. Deze oproep resulteerde in een dataset van 209 draadslachtoffers. Een ruimtelijke analyse bevestigde vooral het gevaar van de ‘zwarte lijnen’ die reeds in 2012 en 2014 werden geïdentificeerd. De analyse bracht echter ook enkele nieuwe knelpunten aan het licht. Elk van deze nieuwe ‘zwarte lijnen’ werden in opdracht van Elia door Natuurpunt bezocht en voor elk van deze lijnen werd een risicoanalyse uitgevoerd en werden adviezen geformuleerd.
Sinds de samenwerking tussen Elia en Natuurpunt werd opgestart, werd erg veel belang gehecht aan draagvlakverbreding. De succesvolle samenwerking tussen de beheerder van het Belgisch hoogspanningsnet en de grootste natuurvereniging in Vlaanderen werd sterk gesmaakt in de media en leidde ook tot interessante voordrachten op thematische studiedagen. De samenwerking haalde 64 keer de media, met zes TV‐items en 21 krantenartikels, acht radiogesprekken en vier persberichten van BELGA als meest opvallende resultaten.
1 Inleiding
Natuurpunt en Elia werken al sinds 2012 samen om het aantal draadslachtoffers in België te doen dalen. In twee uitvoerige studies (Derouaux et al., 2012 en Verbelen et al., 2015) formuleerden Natuurpunt, Natagora, Vogelbescherming Vlaanderen en het Instituut‐ voor Natuur‐ en Bosonderzoek een aantal concrete adviezen. Elia nam deze adviezen ernstig, stelde een meerjarenplan op en ging in december 2014 over tot de bebakening van een ‘zwarte lijn’ langs de Doornikse Heirweg in Oudenaarde. Een doorgedreven monitoring door Natuurpunt toonde aan dat deze bebakening (met vogelkrullen) uitermate succesvol was: het aantal draadslachtoffers daalde er met 97,1 %.
Omdat Elia de impact van bebakening verder wou laten onderzoeken, vroeg de beheerder van het Belgisch bovengronds hoogspanningsleidingsnetwerk om de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde op te volgen. In de marge groeide ook de vraag naar een gebruiksvriendelijk registratiesysteem voor draadslachtoffers, een analyse van alle historische gegevens en adviezen voor nieuwe knelpunten die mogelijk uit deze analyse zouden naar voor komen.
Omdat de samenwerking tussen een prominente speler op de Belgische energiemarkt en de grootste natuurvereniging van België toch vrij uniek is maar vooral zeer concrete resultaten opleverde, vroeg Elia aan Natuurpunt om dit ook via een uitgebreid communicatieplan bekend te maken bij een breder publiek.
De resultaten van dit project worden besproken in dit rapport.
2 Registratie draadslachtoffers
Om een beter inzicht te krijgen in het aantal draadslachtoffers werd in www.waarnemingen.be een nieuwe optie aangemaakt zodat slachtoffers van (hoog)spanningsleidingen efficiënt zouden kunnen worden geregistreerd. Hiervoor werd in het veld ‘gedrag’ de optie ‘hoogspanningsleidingslachtoffer’
toegevoegd aan het drop down‐menu. Deze nieuwe optie werd aan de vrijwilligers en vogelwerkgroepen gecommuniceerd via de Vogelflits, regionale mailinglijsten, de nieuwsrubriek van www.waarnemingen.be, de facebookpagina’s van Natuurpunt en Natagora en natuurberichten. De bekendmaking van deze nieuwe optie werd vergezeld van een oproep om ook oude, historische waarnemingen van draadslachtoffers in te voeren.
In Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren ( VOC’s) worden jaarlijks duizenden gewonde vogels binnengebracht. Van elke soort wordt de reden van opname geregistreerd. Tot voor kort werden hoogspanningsleidingsslachtoffers genoteerd in de categorie ‘hoogspanning/afsluiting’. Hierbij werd dus geen onderscheid gemaakt tussen slachtoffers van hoogspanningsleidingen en prikkeldraadslachtoffers. Vogelbescherming Vlaanderen heeft in het kader van voorliggend project deze opsplitsing ingevoerd. Voor elk hoogspanningsleidingsslachtoffer werd aan de asielhouders gevraagd om bij opname onmiddellijk de exacte locatie in te voeren in www.waarnemingen.be (met opgave van ‘hoogspanningsleidingsslachtoffer’ in het veld ‘gedrag’). Vogelbescherming Vlaanderen heeft bovendien in haar ledentijdschrift ‘Mens en Vogel’ aandacht besteed aan deze problematiek, met de vraag om elk gevonden slachtoffer (gewond of dood) eveneens in www.waarnemingen.be in te voeren.
Zowel Natuurpunt, Natagora als Vogelbescherming Vlaanderen zullen ook na het beëindigen van dit project hun achterban blijven mobiliseren om alle draadslachtoffers in te voeren op www.waarnemingen.be. Mogelijk zullen hierdoor nog nieuwe knelpunten kunnen worden ontdekt.
3 Analyse dataset
3.1 Waarnemers
Er werden gegevens ingevoerd door 119 waarnemers. Drie personen voerden enkel gegevens in in het kader van het monitoringsproject van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde. Indien de gegevens van de monitoring van deze ‘zwarte lijn’ buiten beschouwing worden gelaten, ziet de top 10 van de 116 invoerders er als volgt uit:
Tabel 1: Top 10 van waarnemers die meerdere waarnemingen van hoogspanningsleidingsslachtoffers invoerden in www.waarnemingen.be (excl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)
waarnemer aantal
Dominique Verbelen 8
Floris Verhaeghe 8
Lieselot De Vos 7
Koen Maes 6
Bram Vogels 5
Davy De Groote 5
Jos Cuppens 5
Bart Bisschop 4
Bert Mestdagh 4
Nick De Meulemeester 4
69 van de 116 invoerders (= 59,4%) voerden slechts één draadslachtoffer in, 27 invoerders (= 23,2%) meldden twee slachtoffers en van tien waarnemers (= 8,6%) steken drie gegevens in de databank. Dit betekent dus dat 106 invoerders (= 91,3%) in totaal 153 (= 73,2%) van de 209 doorgegeven draadslachtoffers invoerden. Het aantal waarnemingen dat door elk van de waarnemers werd ingevoerd, wordt weergegeven in Figuur 1. Deze lijst bevat twee waarnemers (Lieselot De Vos, Nick De Meulemeester) die werkzaam zijn in het Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren in Merelbeke en gegevens invoerden van draadslachtoffers die in het VOC werden binnengebracht.
Figuur 1: Weergave van het aantal ingevoerde hoogspanningsleidingsslachtoffers per waarnemer (excl. de data van de zwarte
lijn in Ertvelde)
3.2 Soorten
In totaal werden 247 records ingevoerd (dataset afgesloten op 30 november 2016). Een aantal draadslachtoffers werden meermaals ingevoerd (door verschillende waarnemers). Nadat deze
‘dubbele’ records werden verwijderd, telde de dataset nog 233 records van in totaal 250 exemplaren.
Dit aantal omvat ook alle draadslachtoffers die werden gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde. De dataset zonder de gegevens van Ertvelde telt 195 meldingen, goed voor 209 vogels.
In totaal bevat de dataset gegevens van 64 soorten.
De top 10 van de soorten die het vaakst werden ingevoerd (incl. de waarnemingen van Ertvelde) wordt weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2: Top 10 van de soorten die als hoogspanningsleidingsslachtoffer werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (incl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)
soort wetenschappelijke naam aantal
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus 29
Houtduif Columba palumbus 20
Stadsduif Columba livia forma domestica 15
Stormmeeuw Larus canus 15
Knobbelzwaan Cygnus olor 12
Fuut Podiceps cristatus 8
Blauw reiger Ardea cinerea 7
Kievit Vanellus vanellus 7
Houtsnip Scolopax rusticola 6
Spreeuw Sturnus vulgaris 6
69
27
10
3 3
1 1 2
0 10 20 30 40 50 60 70 80
1 2 3 4 5 6 7 8
waarnemers
hoogspanningsleidingsslachtoffers
Meeuwen (Laridae) zijn met 44 ex. sterk vertegenwoordigd, net als duiven (Columbidae), goed voor 35 ex. Opvallend is de aanwezigheid van Houtsnip in deze top 10, met zes gemelde draadslachtoffers.
Deze minder algemene soort vliegt vooral bij schermduister en is hierdoor gevoeliger voor
‘aanvliegingen’ dan soorten die vooral overdag vliegen. De dataset bevat ook een verrassend aantal meldingen van minder algemene soorten. Mogelijk is dit het gevolg van een waarnemers‐bias:
zeldzamere soorten worden doorgaans sneller ingevoerd dan algemenere soorten. Toch is de soortenlijst in Tabel 3 best opmerkelijk.
Tabel 3: Opmerkelijke soorten die als hoogspanningsslachtoffer werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (incl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)
soort wetenschappelijke naam aantal
Oehoe Bubo bubo 3
Ooievaar Ciconia ciconia 3
Roerdomp Botauris stellaris 3
Waterral Rallus aquaticus 3
Porseleinhoen Porzana porzana 2
Ransuil Asio otus 2
Woudaap Ixobrychus minutus 2
Zwartkopmeeuw Ichthyaeuys lmelanocephalus 2
Beflijster Turdus torquatus 1
Bokje Lymnocryptes minimus 1
Geoorde fuut Podiceps nigricollis 1
Grote zilverreiger Ardea alba 1
Kerkuil Tyto alba 1
Kokardezaagbek Lophodytes cucullatus 1
Toendrarietgans Anser serrirostris 1
Opvallend: vooral soorten die ’s nachts vliegen of trekken zijn sterk vertegenwoordigd in deze lijst:
Oehoe, Roerdomp, Waterral, Porseleinhoen, Ransuil, Woudaap, Bokje, Geoorde fuut en Kerkuil of zeven van de 15 opgelijste soorten. Een overzicht van alle draadslachtoffers die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (excl. de draadslachtoffers van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde) wordt weergegeven in Bijlage 1
3.3 Geografische spreiding
In totaal werden 247 records ingevoerd (dataset afgesloten op 30 november 2016). Een aantal draadslachtoffers werd meermaals ingevoerd (door verschillende waarnemers). Nadat deze ‘dubbele’
records werden verwijderd, telde de dataset nog 233 records van in totaal 250 exemplaren. Dit aantal omvat ook alle draadslachtoffers die werden gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde. De dataset zonder de gegevens van Ertvelde telt 195 records, goed voor 209 vogels. Figuur 2 toont alle draadslachtoffers die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, incl. de gegevens die werden gegenereerd tijdens de intensieve monitoring van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde.
Een overzicht van de geografische spreiding van alle ingevoerde draadslachtoffers (incl. de waarnemingen van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde) wordt weergegeven in Figuur 2. Omdat de gegevens van dit specifieke monitoringsproject een vertekend beeld geven van de geografische spreiding van de ingevoerde data (i.e. een oververtegenwoordiging van Oost‐Vlaamse data), zal de verdere analyse gebeuren op de dataset zonder de gegevens van Ertvelde (= 195 records, 209 vogels). De verdeling van deze 209 draadslachtoffers over de verschillende provincies wordt weergegeven in Figuur 3.
Figuur 2: Geografische spreiding van de hoogspanningsleidingsslachtoffers die werden ingevoerd op www.waarnemingen.be
(incl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)
Figuur 3: Provinciale verdeling van de hoogspanningsleidingsslachtoffers die werden ingevoerd op www.waarnemingen.be (excl.
de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde) 75
50
24 22
18
7 7
3 3
0 10 20 30 40 50 60 70 80
Geografische spreiding
De Vlaamse provincies tekenen voor 189 van de 209 draadslachtoffers (= 90,4%). Oost‐Vlaanderen neemt het leeuwendeel van de draadslachtoffers voor zich met 35,8% van het totaal aantal ingevoerde hoogspanningsleidingsslachtoffers. Limburg is de ‘zwakste’ Vlaamse provincie, met amper 3,3% van het totale aantal. Het hoge meldingspercentage in Vlaanderen is mogelijk rechtstreeks gerelateerd aan de ruime persaandacht die het project verkreeg. Ook de communicatiekanalen van Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen werden volop ingezet. De prominente plek van Oost‐Vlaanderen heeft vooral te maken met enkele ‘veel‐invoerders’.
Opvallend: van de 209 gemelde draadslachtoffers werden er 60 (= 28,7%) gevonden onder hoogspanningsleidingen die in het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very high voltage power lines in Belgium’ (Derouaux et al., 2012) reeds werden weerhouden als een prioritaire lijn. Indien ook de 41 draadslachtoffers van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde worden meegerekend, stijgt het aantal meldingen onder reeds eerder geïdentificeerde ‘zwarte lijnen’ tot 101, goed voor 48,3% van het totaal aantal gemelde draadslachtoffers. Tabel 4 geeft een overzicht van de gekende ‘zwarte lijnen’ waarvoor in het kader van voorliggend project minstens drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be. Merk op dat het steeds gaat om lijnen die in de vervolgstudie ‘Reducing bird mortality caused by high‐voltage power lines in Belgium: field evaluation of high‐risk lines in the Elia‐
network’ allemaal de allerhoogste prioriteit (1, 1+ of 1++) kregen toegewezen. De meldingen in www.waarnemingen.be vormen dus een stevige bevestiging van de bevindingen die reeds eerder in beide voornoemde rapporten werden geformuleerd.
Tabel 4: Gekende ‘zwarte lijnen’ waarvoor minstens drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, met opgave van de lijnnummer, de pylonen, de pagina waarop deze lijn werd besproken in Verbelen et al., 2015, een toponiem, de toegekende prioriteit en het aantal gemelde hoogspanningsslachtoffers
gemeente lijn pyloon pagina toponiem prioriteit slachtoffers
Tienen 70802 17 ‐ 29 204 Bezinkingsputten Tienen 1+ 8
Diksmuide 70552 1 ‐ 12 95 IJzerbroeken Merkem 1++ 7
Kallo‐Doel 150.108 ‐ 150.128 2 ‐ 6 60 Kallo ‐ Groot Rietveld 1++ 5 Kallo‐Doel 150.108 ‐ 150.128 2bis ‐ 6bis 62 Rietveld Kallo 1++ 5 Zandvliet 150.127 ‐ 380.25 12 ‐ 14 34 Groot Buitenschoor 1 5
Oudenaarde 70.506 12 ‐ 17 203 Stad Linkeroever 1+ 5
Bornem 150.0 ‐ 150.1 1N ‐ 5N 131 Noordelijk Eiland Wintam 1+ 4 Kallo‐Doel 380.51 ‐ 380.52 25 ‐ 29 63 Rietveld Kallo 1+ 3 Waarmaarde 380.79 ‐ 380.80 133 ‐ 136 198 Avelgem ‐ Scheldegebied 1 3
Hierbij moet worden opgemerkt dat de lijn 70.506, pyloon 12 ‐ 17 (per vergissing) niet werd opgenomen in de .shp die eerder aan Elia werd aangeleverd als digitale bijlage bij het rapport ‘Reducing bird mortality caused by high‐voltage powerlines in Belgium’ (Verbelen et al., 2015). Dit traject werd wel weerhouden in het rapport en kreeg er, op basis van een kort terreinbezoek op 23 januari 2014, een prioriteit 1+ toegewezen.
Losse gegevens van draadslachtoffers ingevoerd op www.waarnemingen.be geven aan dat deze hoge prioriteit zeker terecht is. Net ten zuidoosten van pyloon 13 ‐ tegen het jaagpad van de Schelde aan ‐ werden vijf draadslachtoffers geregistreerd. Op 13 februari 2000 werden voor deze locatie een dode Kuifeend en een dode Kievit ingevoerd. Zowel op 16 april 2014 als op 11 september 2014 werd een Fuut als hoogspanningsleidingsslachtoffer opgemerkt en op 11 maart 2015 werd een dode Dodaars vastgesteld. Alle slachtoffers werden gevonden tijdens toevallige bezoeken door éénzelfde persoon.
Het lijkt er dus naar dat een meer intensieve opvolging van dit traject, zowel op de linkeroever als op de rechteroever van de Schelde, een veel hoger aantal draadslachtoffers zou kunnen opleveren. Vooral
het traject dat over de Schelde loopt (tussen pyloon 13 en 16) heeft een verhoogd risico. Tijdens een meer uitvoerig terreinbezoek op 22 december 2016 werd vastgesteld dat de hoogspanningsleiding er bestaat uit zes dunne geleidingskabels (drie aan elke kant van de pyloon) en een zeer dunne aardingskabel. De lijn is niet bebakend en tussen de geleidingskabels onderling zijn geen afstandshouders aanwezig. De hoogspanningsleiding kruist de Schelde en staat loodrecht op één van de belangrijkste trekroutes van de regio. Het Scheldetraject tussen Ename en Oudenaarde wordt in de periode oktober ‐ maart maandelijks geteld in het kader van de midmaandelijkse watervogeltellingen die worden gecoördineerd door het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek. Hieruit blijkt dat in de periode 2006 ‐ 2016 op dit korte stukje Schelde (waar de lijn 70.056 over loopt) wintermaxima werden geteld van bv. 146 Meerkoeten en 201 Kokmeeuwen. Geen enorme aantallen maar toch wel een indicatie dat dit zeker geen ‘leeg’ stuk is.
Ook het traject tussen pyloon 12 en 13 heeft een verhoogd aanvliegrisico. Net ten noordwesten van pyloon 13 liggen de Zevenputten, een relatief kleine plas, omgeven door hogere (deels dode) bomen.
Dit gebied is een voormalige broedplaats van Kwak (adult met juveniel vastgesteld op 9 augustus 2000) maar is vooral een plek waar Aalscholvers regelmatig in de dode bomen komen rusten. Aangezien het gebied wordt omgeven door hoge bomen, worden overvliegende vogels hier ‘opgestuwd’ waardoor ze dichter bij de hoogspanningsleiding komen en de kans op een aanvlieging vergroot. Dit risico neemt verder toe doordat de hoogspanningsleiding ook over de spoorlijn loopt. Net als de hoge bomen rond de Zevenputten zorgt ook het verhoogde spoorwegtalud er voor dat vogels hoger moeten gaan vliegen en dichter bij de hoogspanningsleiding komen. Ter hoogte van pyloon 12 buigt de leiding af naar het westen en loopt ze over enkele weides. Navraag bij de eigenaar van deze weides (die woont in de Broekstraat 187) leert dat het traject tussen pyloon 12 en 13 jaarlijks goed is voor een tiental dode reisduiven. Dit traject werd niet weerhouden om prioritair te worden bebakend.
Bij de lijnen waarvoor minimaal drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be zitten ook twee lijnen die niet bij eerdere analyses werden weerhouden als ‘potentieel gevaarlijk’. Het gaat dus om nieuwe knelpunten, die door voorliggende studie konden worden opgespoord. Deze lijnen worden weergegeven in Tabel 5.
Tabel 5: Nieuwe ‘zwarte lijnen’ waarvoor minstens drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, met opgave van de lijnnummer, de pylonen, een toponiem en het aantal gemelde hoogspanningsslachtoffers
gemeente lijn pyloon toponiem slachtoffers
Lippelo 150.0 ‐ 150.1 31 ‐ 34 Marselaer 5
Merelbeke 150.11 ‐ 150.12 55 ‐ 60 Liedermeerspark 4 Munsterbilzen 150.200 ‐ 380.11 122 ‐ 128 Munsterbos 3
3.4 Evaluatie nieuwe ‘zwarte lijnen’
3.4.1 Zwarte lijn 150.0 - 150.1, Marselaer , Lippelo
Figuur 4: Situering van de ‘zwarte lijn’ van Marselaer, Lippelo, met aanduiding van de draadslachtoffers die werden gemeld in www.waarnemingen.be
Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 31 en 34 van de hoogspanningsleiding 150.0 ‐ 150.1 in de onmiddellijke omgeving van de Schrielbossen in Lippelo niet weerhouden als een prioritaire lijn. De score per pyloon varieerde er tussen 12 (pyloon 31) en 16 (pylonen 32, 33 en 34). Om te worden weerhouden als een prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te zijn.
Het gebied is van regionaal belang voor enkele minder algemene broedvogels zoals Wespendief, Kleine bonte specht, Middelste bonte specht en Zwarte specht. In de winterperiode wordt ook Houtsnip regelmatig in het bosgebied vastgesteld.
In www.waarnemingen.be werden vijf draadslachtoffers ingevoerd voor dit traject. Op 25 maart 2010 werd een dood Porseleinhoen gevonden in een tuin onder de hoogspanningsleiding. Op 15 april 2011 werd een Nijlgans gevonden aan de Waterwinning Koevoet. Gezien de afstand tot de dichtstbij gelegen hoogspanningsleiding, is het echter niet duidelijk of het hier wel om een draadslachtoffer gaat. Op 7 april 2013 werd vastgesteld hoe drie ‘wedstrijdduiven’ tegelijk tegen de hoogspanningsleiding vlogen:
twee overleefden de aanvlieging niet, een derde exemplaar viel gekwetst neer. Tijdens een eigen terreinbezoek op 4 januari 2017 werden tussen pyloon 32 en 33 de restanten van een aangevlogen Stadsduif gevonden. Een bevraging van mensen die het terrein onder de hoogspanningsleiding
intensief gebruiken, leerde dat het aantal opgemerkte draadslachtoffers erg laag ligt. De terreinarbeiders van aspergekweker Goossens (gevestigd op Kruisheide 4/2) geven aan dat de aanwezigheid van dode vogels op de akker onder de hoogspanningsleiding tussen pyloon 33 en 34 hen in elk geval nog nooit is opgevallen. De akker wordt door hen wel enkel intensief bezocht in april, mei en juni. Een bevraging van de eigenaar van de aangrenzende paardenweide leverde eenzelfde resultaat op, al gaf die wel aan dat er ‘recent’ nog ‘een hoopje pluimen’ op de weide lag. De link met de hoogspanningsleiding en de kans op een draadslachtoffer werd door deze persoon echter niet gemaakt.
Het lijkt er naar dat een meer intensieve opvolging van dit traject een hoger aantal draadslachtoffers zou kunnen opleveren. Vooral het traject tussen pyloon 32 en 33 lijkt een reëel risico op te leveren. Dit traject doorsnijdt immers het bosgebied. Vogels die pendelen tussen beide bospercelen, moeten bij deze vliegbeweging de hoogspanningsleiding loodrecht kruisen. Vooral de talrijke aanwezigheid van Houtduiven zou voor een aantal draadslachtoffers kunnen zorgen. Tijdens een meer uitvoerig terreinbezoek op 4 januari 2017 werd vastgesteld dat de hoogspanningsleiding er bestaat uit zes (vrij dikke) geleidingskabels (drie aan elke kant van de pyloon) en een dunne aardingskabel. De lijn is niet bebakend en tussen de geleidingskabels onderling zijn geen afstandshouders aanwezig.
3.4.2 Zwarte lijn 150.11 - 150.12, Liedermeerspark , Merelbeke
Figuur 5: Situering van de ‘zwarte lijn’ van het Liedermeerspark, Merelbeke, met aanduiding van de draadslachtoffers die werden
gemeld in www.waarnemingen.be
Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 56 en 60 van de hoogspanningsleiding 150.11 ‐ 150.12 boven het Liedermeerspark in Merelbeke niet weerhouden als
een prioritaire lijn. De score per pyloon varieerde er tussen 22 (pyloon 57) en 30 (pylonen 58, 59 en 60). Om te worden weerhouden als een prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te zijn. De relatief lage scores voor de pylonen in het Liedermeerspark waren vooral het gevolg van het feit dat voor deze locatie niet alle relevante data beschikbaar waren in de geraadpleegde databanken op het ogenblik van de analyses.
In het Liedermeerspark is een gemengde kolonie van Aalscholvers en Blauwe reigers aanwezig. Het aantal bezette nesten van Aalscholver varieerde in de periode 2006 ‐ 2016 tussen nul en 11. Deze aantallen werden mee opgenomen in de analyses die werden uitgevoerd in Derouaux et al. 2012 maar wogen niet zwaar door bij het toekennen van een finale score. De aantallen van de kolonie Blauwe reigers waren op het ogenblik van de analyses niet beschikbaar. Navraag leert dat deze kolonie in 2016 26 nesten telde, 2015 was goed voor 34 bezette nesten, een telling in 2014 leverde 32 bezette nesten op en in 2013 ging het eveneens om 32 bezette nesten. Indien deze cijfers beschikbaar zouden zijn geweest voor de analyses die werden uitgevoerd in 2012, zouden de pyloonscores zeker hoger hebben gelegen.
Waarnemingen van lokale vogelkijkers geven bovendien aan dat het sluizencomplex van Merelbeke ter hoogte van het Liedermeerspark bij valavond een relatief belangrijke voorverzamelplek is voor honderden meeuwen (hoofdzakelijk Kokmeeuwen). Deze meeuwen verlaten het sluizencomplex om ‐ op lage hoogte ‐ door te trekken naar slaapplaatsen in de Gentse Kanaalzone (bv. het waterspaarbekken van Kluizen). Een telling op 1 november 2016 tussen 16:30 en 17:30 leverde 1.414 ex. op. De meeste meeuwen houden hierbij een west tot noordwestelijke richting aan, waardoor de hoogspanningslijn (of toch het deel dat dwars op de vlieglijn ligt) net niet wordt ontweken door een aanzienlijk deel van de meeuwen. De geleidingskabels en de aardingskabel van deze hoogspanningsleiding zijn nog vrij goed zichtbaar op het ogenblik dat de meeste meeuwen het sluizencomplex verlaten. Mogelijk is deze hoogspanningsleiding bij goede zichtbaarheid dus geen
‘zwarte lijn’ voor deze meeuwen op ‘slaaptrek’. Dat verandert echter bij een geringere zichtbaarheid (bv. bij mist). Dan blijkt dat meeuwen die de draden kruisen plots uitwijkmanoeuvres moeten maken wanneer ze plots de draden zien opdoemen op het ogenblik dat ze ‐ op lage hoogte ‐ het sluizencomplex verlaten om hun slaaptrek aan te vatten. Verder onderzoek naar het aantal exemplaren dat deze ‘slaaproute’ bevliegt, de dominante richting van de vliegbewegingen, het tijdstip waarop de slaaptrek doorgaat en het aantal aanvliegingen zou hier meer zekerheid kunnen over geven.
Hoe het ook zij: de data van deze voorverzamelplaats waren niet beschikbaar toen de analyses in 2012 werden uitgevoerd. Indien dit wel het geval zou zijn geweest, zou dit zeker hebben geleid tot hogere pyloonscores.
Andere belangrijke ‐ en bij de eerdere analyses ontbrekende ‐ data hebben betrekking op grotere concentraties van pleisterende Kieviten aan het sluizencomplex (bv. 312 ex. op de sluismuren op 14 februari 2015), een kleine slaapplaats van Spreeuw in de Liedermeerswijk (bv. 650 ex. op 26 oktober 2016), een slaapplaats van Kauw (ca. 1.000 ‐ 1.500 ex), een kleine slaapplaats van Houtduif in het Liedermeerspark (ca. 200 ex), een bezette nestbak van Slechtvalk aan de gebouwen van Amcor, net ten westen van het Liedermeerspark en de aanwezigheid van meerdere Waterrallen in de rietvelden van het park.
In www.waarnemingen.be werden vier draadslachtoffers ingevoerd voor deze locatie. Op 11 mei 2007 werd een dode Roerdomp gevonden onder de hoogspanningsleiding in de Verlorenbroodstraat. Op dezelfde locatie viel op 30 mei 2009 ook een Brandgans als draadslachtoffer. Op 12 juli 2014 werd een Bergeend als draadslachtoffer gemeld en op 25 juli 2016 vloog een jonge Blauwe reiger zich te pletter tegen een geleidingsdraad tussen pyloon 59 en 59.
Het lijkt er naar dat een meer intensieve opvolging van dit traject een hoger aantal draadslachtoffers zou kunnen opleveren. Vooral het traject dat over het Liedermeerspark loopt (tussen pyloon 58 en 61)
lijkt gevaarlijk voor de aanwezige broedvogels (Aalscholver, Blauwe reiger, Waterral, Slechtvalk).
Tijdens een meer uitvoerig terreinbezoek op 22 december 2016 werd vastgesteld dat de hoogspanningsleiding er bestaat uit zes dunne geleidingskabels (drie aan elke kant van de pyloon) en een zeer dunne aardingskabel. De lijn is niet bebakend en tussen de geleidingskabels onderling zijn geen afstandshouders aanwezig. Enkel tussen pyloon 59 en 60 werden reeds 25 zeer kleine vogelkrullen aangebracht. Het traject tussen pyloon 57 en 60 wordt op basis van bovenstaande gegevens een prioriteit 1+ toegekend. Bebakening met vogelkrullen op de aardingskabel en alternerend op de middelste geleidingskabels, met een tussenafstand van 10 meter is aangewezen. De overige delen, tussen pyloon 56 en 56 enerzijds en tussen pyloon 60 en pyloon 61 anderzijds, krijgt een prioriteit 3.
3.4.3 Zwarte lijn 150.200 - 380.11 en 150.151 - 150.228, Munsterbos , Munsterbilzen
Figuur 6: Situering van de ‘zwarte lijn’ van het Munsterbos, Munsterbilzen, met aanduiding van de draadslachtoffers die werden
gemeld in www.waarnemingen.be
Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 122 en 128 van de hoogspanningsleiding 150.200 ‐ 380.11 boven het Munsterbos in Munsterbilzen niet weerhouden als een prioritaire lijn. De score per pyloon varieerde er tussen 16 (pylonen 127 en 128) en 40 (pyloon 124). Om te worden weerhouden als een prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te zijn.
Het gebied is van regionaal belang voor een aantal minder algemene broedvogels. Vooral de territoria van Roerdomp (in 2009, 2010 en 2012) en Woudaap (in 2006, 2008, 2011 en 2015) zijn het vermelden waard. In de recente Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen wordt Roerdomp opgelijst in de categorie ‘Ernstig bedreigd’, Woudaap wordt weerhouden in de categorie ‘Bedreigd’ (Devos et al., 2016). Het gebied telt nog een aantal andere Rode Lijst‐soorten. Sinds 2000 werden er territoria
vastgesteld van Ringmus (uit de categorie ‘Ernstig bedreigd), van Kievit, Graspieper en Wielewaal (uit de categorie ‘Bedreigd’), van IJsvogel, Boerenzwaluw, Nachtegaal, Fluiter, Fitis, Staartmees, Huismus, Kneu en Kruisbek (uit de categorie ‘Kwetsbaar’) en van Knobbelzwaan, Wespendief, Havik, Boomvalk, Houtsnip, Nachtzwaluw, Middelste bonte specht, Boomleeuwerik, Boompieper, Grote gele kwikstaart, Grote lijster, Spotvogel, Tuinfluiter, Grauwe vliegenvanger, Zwarte mees en Rietgors (uit de categorie
‘Bijna in gevaar’. De laatste uitgebreide territoriakartering dateert van 2012. Toen werden o.a.
territoria vastgesteld van Wespendief (2), Havik (3), Boomvalk (1), Waterral (5), Houtsnip (3), IJsvogel (1), Middelste bonte specht (7), Zwarte specht (1), Boomleeuwerik (2), Boompieper (32), Nachtegaal (1) en Wielewaal (2) (J. Gabriëls, in litt.). Hierbij valt het grote aantal aan ‘aanvliegingsgevoelige’
soorten op: Roerdomp, Woudaap, Boomvalk, Waterral, Houtsnip.
Het gevaarlijkste traject van de hoogspanningsleiding situeert zich tussen pyloon 125 en 126. Door een aantal herstelmaatregelen werd het habitat tussen deze pylonen de voorbije jaren aanzienlijk verbeterd voor riet‐ en moerasgebonden soorten. Het lijkt dan ook aannemelijk dat het aantal territoria van o.a. Roerdomp en Woudaap de komende jaren verder zal toenemen. Beide soorten zijn (deels) nachtactief en hebben daardoor een verhoogd aanvliegkans. Boven het vijvergebied jagen tussen mei en juli tot maximaal 10 Boomvalken op libellen. Ook voor deze soort vormen de hoogspanningsleidingen (vooral tijdens het libellenjagen) een gevaarlijk obstakel.
In www.waarnemingen.be werden drie draadslachtoffers ingevoerd voor deze locatie, alle tussen pyloon 125 en 126. Op 28 maart 2009 werd een vers Bokje gevonden en op 6 april 2013 en 3 december 2013 werd telkens een dode Houtsnip gemeld. Navraag bij lokale vogelkijkers leert dat dit lijstje kan worden aangevuld met een Roerdomp (2009), een Kerkuil (2009), een Blauwe reiger, een Houtsnip (2015) en een Boomvalk. Deze draadslachtoffers werden vooralsnog niet ingegeven in www.waarnemingen.be. Tijdens een eigen terreinbezoek op 4 januari 2017 werden drie dode Stadsduiven aangetroffen onder deze hoogspanningsleiding.
Het lijkt er naar dat een meer intensieve opvolging van dit traject een (veel) hoger aantal draadslachtoffers zou kunnen opleveren. Tijdens een terreinbezoek op 4 januari 2017 werd vastgesteld dat over het gebied meerdere hoogspanningsleidingen lopen. Twee lijnen lopen parallel aan elkaar, van noord naar zuid: de 380 KV‐lijn 150.200 ‐ 380.11 en de 150 KV‐lijn 150.151 ‐ 150.228. De 380 KV‐
lijn er bestaat uit 12 dikke geleidingskabels (drie keer twee draden aan elke kant van de pyloon) en twee dunne aardingskabels. Tussen de gepaarde geleidingskabels werden afstandshouders aangebracht. Tussen pyloon 124 en pyloon 128 werden reeds heel erg kleine vogelkrullen aangebracht, alternerend op beide aardingskabels. Hoewel de vogelkrullen om de vijf meter werden aangebracht (met bv. tussen pyloon 124 en pyloon 125 telkens 40 krullen op elk van beide geleidingskabels), toch zijn deze nauwelijks zichtbaar. De 150 KV‐lijn bestaat uit zes dunne geleidingskabels (drie aan elke kant van de pyloon) en een dunne aardingskabel. Deze lijn is niet bebakend en tussen de geleidingskabels onderling zijn geen afstandshouders aanwezig. In totaal bestaat dit traject dus uit 18 geleidingskabels (12 op de 380 KV‐lijn, zes op de 150 KV‐lijn) en drie aardingskabels (twee op de 380 KV‐lijn en één op de 150 KV‐lijn), goed voor 21 kabels. De hoge dichtheid aan kabels zorgt er zeker voor dat de zichtbaarheid van deze bundel wordt verhoogd. Ook de afstandshouders en (in zeer beperkte mate) de recent aangebrachte vogelkrullen maken de lijnen beter zichtbaar voor overvliegende vogels.
Aangezien er geen gestandaardiseerde zoektocht werd verricht vooraleer de vogelkrullen werden aangebracht, is het onmogelijk om te achterhalen of door het aanbrengen van de vogelkrullen het aantal draadslachtoffers is gedaald. Een monitoring na het aanbrengen van de krullen kan enkel aantonen of er nog steeds slachtoffers vallen en op welke trajecten de meeste slachtoffers zouden vallen. Indien dit door Elia zou worden gewenst, kan worden gekeken of hiervoor lokale ‘draadlopers’
zouden kunnen worden gevonden.
Gelet op de aanwezigheid van heel wat zeldzame (en aanvlieggevoelige) broedvogels, gelet op het belang van dit gebied voor overwinterende Roerdompen en Grote zilverreigers en gelet op het feit dat
tijdens een kort terreinbezoek aan het traject tussen pyloon 124 en 126BIS drie dode Stadsduiven als draadslachtoffer werden aangetroffen, zou kunnen worden besloten dat deze hoogspanningsleidingen momenteel nog steeds een moeilijke hindernis vormt voor een aantal overvliegende vogels. Het lijkt dan ook aangewezen om op de 380 KV‐lijn bijkomende, grotere bebakening te voorzien op beide aardingskabels, minimaal en prioritair tussen pylonen 125 en 126BIS. Het type van de bebakening moet worden afgestemd op de maximale draagkracht van de aardingskabels. De huidige bebakening lijkt (veel) te klein. De bebakening moet om de 5 meter worden aangebracht, alternerend op beide kabels.
Ook de aardingskabel van de 150 KV‐lijn moet op hetzelfde traject op eenzelfde wijze worden bebakend. Aan beide trajecten wordt een prioriteit 1++ toegekend. In Figuur 6 wordt aangegeven dat ook andere trajecten van beide hoogspanningsleidingen best kunnen worden bebakend, hoofdzakelijk in functie van (baltsende) Houtsnippen. Aan deze trajecten werd echter een lagere prioriteit toegekend.
Aansluitend bij deze concrete case van het vijvergebied van Munsterbilzen willen we meegeven dat Natuurpunt door een gerichte bevraging intussen al informatie heeft over vier Roerdompen en één Woudaap, alle draadslachtoffers van hoogspanningsleidingen over riet‐ en moerashabitat. Op zich voldoende voor een dringende vraag om geen nieuwe hoogspanningsleidingen aan te leggen boven deze habitats, om de gekende ‘zwarte rietveldlijnen’ bij hoogdringendheid te bebakenen en om te onderzoeken welk van deze luchtlijnen ondergronds zouden kunnen worden gebracht.
4 Monitoring ‘zwarte lijn’ Ertvelde
De casestudie van de Doornikse Heirweg in Oudenaarde toonde aan dat een doorgedreven monitoring noodzakelijk is om de impact van een bebakening optimaal te kunnen inschatten (Geiregat, 2014). In de periode 1 december 2013 ‐ 1 maart 2014 werden onder deze ’zwarte lijn’ ca. 70 draadslachtoffers gevonden. In de periode 1 december 2014 ‐ 1 maart 2015 werden op hetzelfde traject slechts twee draadslachtoffers aangetroffen. Gebiedsexperten geven aan dat alle variabelen (aanwezigheid van de meeuwenslaapplaats ‘De Bruwaan’, aantallen meeuwen op de Donkvijver, weersomstandigheden, …), intensiteit monitoring in beide periodes (= voor‐ en na de bebakening) identiek waren. De forse daling in het aantal draadslachtoffers moet dan ook vermoedelijk worden toegeschreven aan de 366 aangebrachte vogelkrullen die op deze lijn werden aangebracht door Elia. Enkel op basis van deze (intensieve) monitoring kon deze testcase door alle betrokken actoren positief worden geëvalueerd.
In België is er nauwelijks expertise in het bebakenen van hoogspanningsleidingen. De casestudie van de Doornikse Heirweg was een primeur voor België. Om verder expertise op te bouwen en om te kunnen bijsturen waar nodig, werd voorgesteld om één of meerder lijnen die in het rapport ‘Reducing bird mortality caused by high‐voltage powerlines in Belgium’ (Verbelen et al., 2015) de hoogste prioriteit kregen (1++), op te volgen alvorens bebakening werd aangebracht om zo een inschatting te kunnen maken van de omvang van het probleem.
Aanvankelijk werden volgende lijnen voorgesteld:
‐ Kallo‐Doel Zuid: lijn 150.108,150.128, pyloon 2 tot 6
‐ Evergem Noord: lijn 150.140,150.141, pyloon 9 tot 13
‐ Mechelen: lijn 70.710, pyloon 64 to 77
Na overleg met Elia werd besloten om de optie Mechelen niet te weerhouden wegens ‘moeilijk te onderzoeken’. Dit geldt deels ook voor een deel van de lijn in Kallo (die o.a. over Rietveld Kallo loopt).
Een deel van het traject van de Kallo‐lijn werd wel opgevolgd als nevenactiviteit van de
paddenoverzetactie die jaarlijks langsheen de Kwarikweg wordt georganiseerd. De hoogspanningsleiding in Evergem leek zich het meest te lenen voor een intensievere opvolging.
In 2013 gaf Elia aan Natuurpunt en Natagora de opdracht om alle gevaarlijke lijnen in kaart te brengen.
Uit deze studie bleek dat 3,4% van het Belgische hoogspanningsnet een hoog risico vormt voor vogels.
Medewerkers van Natuurpunt en Natagora bezochten in 2014 elk van deze risicolijnen en stelden een ranking op van de meest gevaarlijke hoogspanningsleidingen in België. Daaruit bleek dat een traject van 1.330 meter langs de Christoffel Colombuslaan in Ertvelde erg gevaarlijk zou kunnen zijn voor de duizenden (water)vogels die dagelijks pendelen tussen de Gentse haven en het waterspaarbekken van Kluizen.
Deze hoogspanningsleiding staat loodrecht op de vliegbewegingen van (in hoofdzaak) meeuwen die zich verplaatsen tussen het waterspaarbekken van Kluizen (ten westen van de lijn) en het kanaal Gent‐
Terneuzen en de havendokken (ten oosten van de lijn). Het waterspaarbekken is een belangrijke slaapplaats voor Kokmeeuw, Stormmeeuw en (in mindere mate) Zilvermeeuw. Een slaapplaatstelling op 18 januari 2013 was bv. goed voor 2.500 Kokmeeuwen, 9.400 Stormmeeuwen en 165 Zilvermeeuwen. Het Sifferdok werd geteld op 19 januari 2013. Deze telling leverde 18.500 Kokmeeuwen, 2.200 Stormmeeuwen en 450 Zilvermeeuwen op. Grote aantallen meeuwen verplaatsen zich in de Gentse Kanaalzone in de periode december ‐ maart dagelijks tussen de slaapplaatsen en de foerageergebieden in het achterland van de haven. Vele kruisen hierbij de lijn ten zuiden van de Hoogstraat in het schemerduister (zowel ’s ochtends als ’s avonds). De kans op een
‘aanvlieging’ met deze hoogspanningsleiding leek dus aanzienlijk. Het opgevolgde traject en alle 41 gevonden draadslachtoffers worden weergegeven in Figuur 7.
Figuur 7: Situering van het opgevolgde traject en van 41 draadslachtoffers die tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016 werden aangetroffen tussen pyloon 9 en pyloon 13 van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde
Tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016 werd het traject zes keer per week gecontroleerd door vrijwilligers van Natuurpunt en Interesse Groep Natuur (IGN) Sleidinge. In totaal werd het traject 105 keer bezocht. Het traject op de hoogspanningslijn 150.140,150.141 staat loodrecht op de oost‐west‐
vliegbewegingen en telt vijf pylonen: pyloon 9, 10, 11, 12 en 13. De zoektocht leverde 41 slachtoffers op, verdeeld over 16 soorten. Op één staat Stormmeeuw (negen ex.), op twee Stadsduif (zeven ex.) en op een gedeelde derde plaats Kievit en Krakeend (beide drie ex.). Meeuwen vlogen zich het meest te pletter (negen Stormmeeuwen, twee Kokmeeuwen en één Zilvermeeuw) maar ook eenden en ganzen werden regelmatig onder de hoogspanningsleiding dood of gekwetst aangetroffen (drie Krakeend, twee Kolgans, twee Grauwe gans, één Smient, één Pijlstaart, één Tafeleend en één Nijlgans). Minder verwachte soorten waren Koperwiek, Spreeuw, Houtduif en Blauwe reiger. Een overzicht van alle draadslachtoffers die op dit traject werden aangetroffen, wordt weergegeven in Bijlage 2.
In de loop van het ‘Ertvelde‐project’ werden zeven draadslachtoffers levend aangetroffen. Een Koperwiek vloog op 4 december 2015 tegen de hoogspanningsleiding, viel versuft neer op de grond maar kon later weer wegvliegen. Op 2 januari 2016 werd een Grauwe gans levend aangetroffen, verscholen in de begroeiing van een gracht. Een deel van de linkervleugel werd door de aanvlieging met de hoogspanningsleiding afgerukt. Deze vleugel werd al op 31 december 2015 opgemerkt. De vogel werd overgebracht naar het VOC Merelbeke maar overleed daar later aan de verwondingen. Het hoogste dagtotaal aan draadslachtoffers werd vastgesteld op 6 februari 2016. Toen werden vijf Stormmeeuwen gevonden. Alle exemplaren lagen dicht bij elkaar, wat laat vermoeden dat ze als groep tegen de hoogspanningsleiding aanvlogen. Drie exemplaren overleefden de aanvlieging en werden gewond overgebracht naar het VOC Merelbeke: twee met een getorste vleugel, één met een afgerukte vleugel (Figuur 8). Twee vogels werden geëuthanaseerd, één overleed aan de opgelopen verwondingen. Op 8 februari 2016 werd een geringde Kokmeeuw aangetroffen (ringnummer: 7T‐
52651). Deze vogel kon succesvol worden gerevalideerd en werd op 10 maart 2016 vrijgelaten. Een vierde Stormmeeuw (met gebroken vleugel) werd op 9 februari 2016 naar het VOC overgebracht maar moest jammer genoeg nog dezelfde dag worden geëuthanaseerd.
Figuur 8: Stormmeeuw met getorste vleugel: één van de vier exemplaren die zich op 6 februari 2016 te pletter vloog tegen de
‘zwarte lijn’ van Ertvelde, tussen pyloon 11 en 12 (foto: Yves Pieters)
Een aantal meldingen van draadslachtoffers had enkel betrekking op pluimresten. Over het lot van deze vogels kan enkel worden gespeculeerd. Vermoedelijk gaat het om vogels die na een aanvlieging gewond neervielen, hierbij een aantal veren verloren en zich later in de begroeiing verstopten. Een meer aannemelijke verklaring lijkt echter dat deze gekwetste vogels werden gepredeerd. Tijdens de terreinbezoeken werden regelmatig Buizerds opgemerkt. Op 17 februari 2016 zat een Buizerd op een Krakeend met duidelijke ‘draadverwondingen’. Ook op andere data werd vastgesteld dat hoogspanningsleidingsslachtoffers pluk‐ en/of vraatsporen vertoonden.
Figuur 9: Indien enkel pluimresten werden aangetroffen, werden die steeds uitgebreid gefotografeerd en voorgelegd aan experten
voor soortdeterminatie. De foto toont een borstveertje van een Tafeleend, aangetroffen op 12 december 2015 tussen pyloon 11 en 12 (foto: Yves Pieters)
Algemeen wordt aangenomen dat bij een onderzoek naar hoogspanningsleidingsslachtoffers niet alle exemplaren door de onderzoekers ook daadwerkelijk worden gevonden. Een aantal slachtoffers zijn door de aanvlieging niet meteen dood en slagen er in om zich nog op eigen kracht te verplaatsen.
Andere slachtoffers worden verwijderd door soorten als Buizerd, Vos, Bunzing of Bruine rat, alvorens ze door de onderzoekers kunnen worden aangetroffen. Bovendien is het vindpercentage bij kleinere soorten aanzienlijk kleiner dan bij grotere. Om een inschatting te kunnen maken van het reële aantal draadslachtoffers van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016 worden de gegevens geëxtrapoleerd op basis van algemeen aanvaarde vindpercentages (Rensen, 1977). Hierbij wordt aangenomen dat de vindpercentages voor soorten groter dan een lijster op 90% liggen, voor soorten zo groot als een lijster op 50% en voor soorten kleiner dan een lijster op 25%. De gecorrigeerde resultaten voor het onderzoek in Ertvelde worden weergegeven in Tabel 6. De twee soorten die (enkel op basis van pluimpjes) niet op soort konden worden bepaald, werden niet weerhouden.
Tabel 6: Gecorrigeerde aantallen volgens de vindpercentages van Rensen, 1977
categorie werkelijk aantal vindpercentage gecorrigeerd aantal
groter dan een lijster 37 90% 41
zo groot als een lijster 1 50% 2
kleiner dan een lijster 1 25% 4
Deze correctie brengt het aantal draadslachtoffers van 39 op 47. Indien daarbij ook nog de twee niet gedetermineerde vogels worden gerekend, komen we op een totaal van 49. Deze 49 slachtoffers werden alle gevonden tussen 1 december 2015 en 1 maart 2016, in een tijdsspanne van 122 dagen.
Indien dit aantal wordt geëxtrapoleerd naar een volledig jaar, komen we op een jaartotaal van 147 vogels op het onderzochte traject van 1.330 meter. Het aantal draadslachtoffers per dag per km hoogspanningslijn bedraagt dan 0,30. Deze waarde ligt iets lager dan de waarde die werd bekomen in de enige andere gelijkaardige studie die ooit in België werd uitgevoerd, waarbij in de periode van 5 maart 2001 tot 1 april 2011 een afstand van 3 km werd onderzocht op 70 KV hoogspanningsleiding van Noordschote ‐ Koksijde (Mortier, 2001), één van de zwartste lijnen van België.
Figuur 10 toont de ruimtelijke spreiding van de 41 gevonden draadslachtoffers. Het hoogste aantal (n
= 16) werd genoteerd tussen pyloon 11 en 12, het laagste (n = 5) tussen pyloon 10 en 11. Opvallend:
het traject tussen pyloon 9 en 10 was goed voor 7 slachtoffers, hoewel dit traject uit een eerdere analyse niet werd weerhouden als een ‘zwarte lijn’. Dit toont aan dat de ranking die aan elk transect werd toegekend in Derouaux et al., 2012 zeker steeds ook moet worden getoetst in het veld om ‐ indien nodig ‐ een aangepaste evaluatie te kunnen maken op basis van een ‘best professional judgement’. Tijdens een terreinbezoek voorafgaand aan de start van de monitoring werd beslist om ook het traject tussen pyloon 9 en pyloon 10 mee op te nemen in de monitoring. Een terechte beslissing, zo blijkt. Het traject tussen pyloon 11 en 12 en het traject tussen pyloon 12 en 13 tekenen samen voor 29 draadslachtoffers, goed voor 70,7% van het totaal aantal gevonden vogels. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de lijn ter hoogte van pyloon 12 wijzigt van een noordoost‐ zuidwest‐oriëntatie naar een noordwest‐ zuidoost‐oriëntatie. Lijnen die wijzigen van richting en/of hoogte veroorzaken vaak meer draadslachtoffers dan lijnen die een zelfde richting aanhouden en/of op dezelfde hoogte blijven.
Figuur 10: Spreiding van de 41 draadslachtoffers over de verschillende pyloontransecten 7
5
16
13
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18
9 ‐ 10 10 ‐ 11 11 ‐ 12 12 ‐ 13
aantal draadslachtoffers
pyloontransect
ruimtelijke spreiding
5 Draagvlakverbreding
Sinds de samenwerking tussen Elia en Natuurpunt werd opgestart , werd erg veel belang gehecht aan draagvlakverbreding. Natuurpunt berichtte vooral via het succesvolle medium van ‘natuurberichten’
over de samenwerking tussen de beheerder van het Belgisch hoogspanningsnet en de grootste natuurvereniging in Vlaanderen. Deze berichten werden ruim opgepikt door de media. Het onderwerp van ‘draadslachtoffers’, ‘zwarte lijnen’ en ‘vogelkrullen’ was nieuw voor de Belgische media. Het eerste natuurbericht werd dan ook ruim opgepikt. Nadat het persagentschap BELGA dit bericht had verspreid, besteedden Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad hier een krantenartikel aan. De Morgen, De Standaard, Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws, en Vers l' Avenir plaatsen dit item op hun website, net als De Redactie, AVS en VTM. Beide nieuwszenders waren ook aanwezig op het persmoment, wat leidde tot een item in hun nieuwsbulletins. Het persbericht leidde ook tot interviews op Radio 1, Radio 2 Oost‐Vlaanderen en Radio 2 Vlaams‐Brabant. Ook het natuurbericht over de succesvolle bebakening van de ‘zwarte lijn’ langsheen de Doornikse Heirweg in Oudenaarde werden gebracht door De Morgen, Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad. We konden opnieuw rekenen op de nieuwsploeg van VTM om dit item een maximaal bereik te bezorgen.
Figuur 11: Bebakening van ‘zwarte lijnen’ met ‘vogelkrullen’ was voor de Belgische media een primeur. De media-aandacht voor
de succesvolle samenwerking tussen Elia en Natuurpunt was dan ook bijzonder groot (foto: Elia)
In 2016, het jaar waarin het voorliggend project werd opgestart, werd de mediacampagne verder gezet. Op 29 juni 2016 lanceerden we een natuurbericht over de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde. Dit leidde tot een krantenartikel in De Gazet van Antwerpen en Het Nieuwsblad. Het item werd ook gebracht door AVS, de regionale televisie. Een tweede persmoment kwam er op 16 december 2016, naar aanleiding van de bebakening van de luchtlijn Stevin tussen Zeebrugge en Dudzele. Ook nu weer kreeg het onderwerp ruime weerklank in de media met vier berichten in Het Nieuwsblad en twee in de Gazet van Antwerpen, een radio‐interview voor Radio 2 West‐Vlaanderen en JOE. Een beeldend item zat in
het nieuws van WTV/FOCUS en (alweer) VTM. In totaal leidde de samenwerking tussen Elia en Natuurpunt tot zes items op TV, acht radio‐interviews, vier BELGA‐persberichten, 21 krantenartikels en 19 opnames op media‐websites. Het Belgische natuurbericht werd door de Nederlandse collega’s van Nature Today overgenomen op 20 december 2016, waarmee dit project dus ook internationale aandacht verkreeg. Een overzicht van alle media‐aandacht wordt weergegeven in Figuur 12.
Figuur 12: Weergave van de persaandacht die de samenwerking tussen ELIA en Natuurpunt kreeg in 2014, 2015 en 2016
Op 23 januari 2016 werd de 16de editie van de Belgische Vogeldag georganiseerd in de ‘Drie Eikencampus’ van de Universiteit Antwerpen. Deze editie werd ook nu weer druk bijgewoond door deelnemers uit binnen en buitenland. Dominique Verbelen lichtte de resultaten toe van de eerste twee studies die Natuurpunt in opdracht van Elia uitvoerde in een voordracht met als titel ‘Vogels onder hoogspanning’.
6 Monitoring voorafgaand aan bebakening
De impact van bebakening kan het meest accuraat worden ingeschat wanneer een monitoring naar draadslachtoffers wordt opgestart kort voor de bebakening. Indien Elia in 2016 één of meerdere trajecten van bebakening zou voorzien én indien een monitoring naar draadslachtoffers zinvol zou zijn en/of kan worden uitgevoerd, werd voorgesteld om op deze trajecten een dergelijke monitoring uit te voeren. In onderling overleg met Elia werd deze module niet weerhouden voor de geplande bebakening voor de vernieuwde oversteek van het Kanaal Gent‐Terneuzen (t.h.v. Langerbrugge) en voor de nieuwe oversteek van de Schelde te Antwerpen. Het gros van de slachtoffers valt op deze locaties immers in de waterloop en kan door een slachtofferonderzoek niet voldoende nauwkeurig worden opgevolgd.
Op 30 september 2016 werd Natuurpunt door Elia geïnformeerd over de geplande bebakening van de westelijke waakdraden van de luchtlijn 380.29,380.30 in Zandvliet. Hierbij werd vooral gepolst naar de
0 5 10 15 20 25 30
2014 2015 2016
9
2
10 11
5
3 5
3 2
1
3 1
2
3 2
1
1
persaandacht
BELGA Natuurbericht TV
Radio Websites Krant
zin van de eerder door Natuurpunt voorgestelde bebakening (Verbelen et al., 2015) aangezien deze lijn al was voorzien van bundelgeleiders met afstandhouders, waardoor de lijn mogelijk al voldoende visueel zichtbaar zou kunnen zijn en een extra bebakening mogelijk geen of een (te) geringe meerwaarde zou kunnen bieden. Deze vraag kon enkel worden beantwoord door een intensieve monitoring naar draadslachtoffers uit te voeren voor en na de bebakening, zodat de impact van de bebakening zou kunnen worden vastgesteld. Aangezien de bebakening al zou worden uitgevoerd vanaf 15 oktober 2016 (dus slechts 15 dagen na kennisgeving), werd ‐ na onderling overleg tussen Natuurpunt en Elia ‐ beslist dat een monitoring van maximaal 15 dagen onmogelijk een representatief beeld zou opleveren. Natuurpunt geeft wel aan dat de vraagstelling zeker interessant is: is de meerwaarde van bebakening op een lijn met afstandhouders kleiner/even groot/groter dan op een lijn met eenzelfde configuratie maar zonder afstandhouders? Misschien kan dit worden onderzocht in een vervolgproject.
7 Expertadvies
Elia investeert in de verdere uitbouw van een bovengronds netwerk. Om hierbij maximaal rekening te kunnen houden met een mogelijke impact op vogels, wil Elia zich hierover proactief informeren.
Natuurpunt heeft toegang tot een uitgebreide dataset aan faunagegevens. Een aantal van deze gegevens worden ingezameld tijdens gestandaardiseerde tellingen: slaapplaatstellingen van meeuwen, Aalscholvers en Wulpen, midmaandelijkse watervogeltellingen (in de periode oktober – maart), trektellingen (www.trektellen.nl), … Deze projectmatige datasets worden aangevuld met losse waarnemingen (www.waarnemingen.be). Om de impact van een nieuw geplande hoogspanningsleiding maximaal te kunnen inschatten, moeten deze datasets echter ook worden geïnterpreteerd door gebiedsexperten (bv. in functie van vliegrichting, vlieghoogte, fenologie, cumulatieve impact met windmolens, aanwezigheid van geleidende geografische elementen, aantrekking via nachtelijke verlichting, ….
Natuurpunt en Natagora beschikken over een uitgebreid netwerk aan vrijwilligers en kunnen voor elke locatie in Vlaanderen een ‘best professional judgement’ formuleren door een interpretatie van de beschikbare datasets te combineren met een bevraging van gebiedsexperten. Afhankelijk van de locatie, is een bijkomend terreinbezoek noodzakelijk om een correcte impactanalyse te kunnen maken.
Afhankelijk van de beschikbare data, de exacte locatie en lengte van het traject waarover advies moet worden gegeven en de snelheid waarmee gebiedsexperten hun advies formuleren, kan een expertadvies worden afgeleverd maximaal drie weken na het voorleggen van de vraag. De kostprijs van een expertadvies hangt af van de complexiteit van de vraag, de exacte locatie en lengte van het traject, de veelheid aan data die hiervoor moet worden geïnterpreteerd en de mate waarin info wordt verschaft door gebiedsexperten.
Voorafgaand aan voorliggend project vroeg Elia een expertadvies aan over de aanleg van de nieuwe luchtlijn Stevin (Verbelen, 2015). Deze luchtlijn is noodzakelijk voor de verbinding van de windmolenparken op de Noordzee en zal met een 380 kV‐luchtlijn van Zeebrugge naar de Blauwe Toren gaan en van daaruit doorlopen richting de nieuwe post Gezelle, gesitueerd ter hoogte van de Spie in de Brugse Haven (dicht bij de centrale van Herdersbrug van Electrabel). De nieuwe lijn zal
bestaan uit fasen van vier geleiders met afstandhouders. Natuurpunt stelde hiervoor een expertadvies op. In de loop van het voorliggende project werden nog twee expertadviezen aangevraagd. Een eerste advies had betrekking op de lijn tussen de centrale van Bévercé en Bronrome en van Bronrome naar Coo (Derouaux et Paquet, 2016). Naar mogelijke draadslachtoffers is dit een erg belangrijke hoogspanningsleiding aangezien ze over een aanzienlijke afstand loopt over Natura 2000‐gebieden.
Een tweede advies werd aangevraagd voor een hoogspanningsleiding in Gaurain.7
8 Dankwoord
Een woord van dank aan alle waarnemers die draadslachtoffers invoerden op www.waarnemingen.be.
Dankzij hun waarnemingen kan de impact van de ‘zwarte lijnen’ nog beter worden ingeschat. De dataset liet ons ook toe om drie nieuwe ‘zwarte lijnen’ te ontdekken. Een ferme merci aan Daniël Acke, Ghisleen De Mits, Dirk Minnebo, Yves Pieters, Ward Ransschaert, Carlos Van Hoorebeke (Interesse Groep Natuur, Sleidinge). Zij trotseerden weer en wind om gedurende 105 dagen telkens weer opnieuw de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde af te speuren op draadslachtoffers. Zelden zo’n gedreven
‘draadlopers’ ontmoet.
Figuur 13: Een bijzonder woord van dank aan de ‘draadlopers van Sleine’ (foto: Dominique Verbelen)
Jimmy Pycke (Vogelbescherming Vlaanderen) riep de verantwoordelijken van alle Vlaamse Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren op om alle binnengekomen slachtoffers van hoogspanningsleidingen meteen in te voeren in www.waarnemingen.be. Wouter Faveyts en Nick De Meulemeester gaven extra info over de ‘nieuwe’ zwarte lijn van het Liedermeerspark in Merelbeke en Filiep T’ Jollyn en Koen Devos voorzagen ons (vanuit het INBO) van gegevens van de midmaandelijkse watervogeltellingen voor de lijn van Oudenaarde. Johan Mortier was binnen Elia de drijvende kracht achter dit project. Dankzij de blijvende inzet van Johan konden Elia en Natuurpunt heel wat nieuwe