• No results found

Vogels onder hoogspanning in België

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vogels onder hoogspanning in België"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport Natuurpunt Studie

Vogels onder hoogspanning

in België

Een stand van zaken en de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde

nr 4 I 2017

(2)

   

Natuurpunt Studie contact: studie@natuurpunt.be Coxiestraat 11 • 2800 Mechelen studie@natuurpunt.be • www.natuurpunt.be

 

Vogels onder hoogspanning

in België

 

       

Een stand van zaken en de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde

       

(3)

     

   

OPDRACHTGEVER Elia

Keizerslaan 20 • 1000 Brussel Tel. 02-546 70 11 • Fax. 02-546 70 10 www.Elia.be

CONTACTPERSOON ELIA Johan Mortier, johan.mortier@Elia.be

TERREINWERK Daniël Acke, Ghisleen De Mits, Dirk Minnebo, Yves Pieters, Ward Ransschaert, Carlos Van Hoorebeke, Dominique Verbelen

TEKST Dominique Verbelen

FOTO’S Griet Nijs, Yves Pieters, Dominique Verbelen, Elia KAARTMATERIAAL Karin Gielen

EINDREDACTIE Dominique Verbelen

Wijze van citeren:

Verbelen, 2017. Vogels onder hoogspanning in België: een stand van zaken en de ‘zwarte lijn’

van Ertvelde. Rapport Natuurpunt Studie 2017/4, Mechelen

© Januari 2017

Met dank aan de vrijwilligers en collega’s van Natuurpunt voor hun bijdrage.

(4)

 

Inhoudsopgave

 

Samenvatting ... 4 

1  Inleiding ... 5 

2  Registratie draadslachtoffers ... 5 

3  Analyse dataset ... 6 

3.1  Waarnemers ... 6 

3.2  Soorten ... 7 

3.3  Geografische spreiding ... 8 

3.4  Evaluatie nieuwe ‘zwarte lijnen’ ... 12 

3.4.1  Zwarte lijn 150.0 ‐ 150.1, ‘Marselaer’, Lippelo ... 12 

3.4.2  ‘Zwarte lijn’ 150.11 ‐ 150.12, ‘Liedermeerspark’, Merelbeke ... 13 

3.4.3  ’Zwarte lijn’ 150.200 ‐ 380.11 en 150.151 ‐ 150.228, ‘Munsterbos’, Munsterbilzen ... 15 

4  Monitoring ‘zwarte lijn’ Ertvelde ... 17 

5  Draagvlakverbreding ... 22 

6  Monitoring voorafgaand aan bebakening ... 23 

7  Expertadvies ... 24 

8  Dankwoord ... 25 

9  Referenties ... 26 

10  Bijlagen ... 27 

10.1 Bijlage 1: Chronologisch overzicht van alle draadslachtoffers die werden ingevoerd in  www.waarnemingen.be (excl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde) ... 27 

10.2 Bijlage 2: Chronologisch overzicht van alle draadslachtoffers onder de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde in de  periode 1 december 2015 ‐ 31 maart 2016 ... 34   

(5)

Samenvatting

 

In 2012 gaf een studie van Natuurpunt, Natagora, Vogelbescherming Vlaanderen en het Instituut voor  Natuur‐ en Bosonderzoek aan dat 3,4% van het Belgisch bovengronds hoogspanningsleidingsnetwerk  dat wordt beheerd door Elia een verhoogd risico vormt voor vogels (Derouaux et al., 2012). In een  opvolgstudie in 2014, uitgevoerd door Natuurpunt en Natagora, werd een ranking opgesteld van de  gevaarlijkste lijnen. Deze lijst met ‘zwarte lijnen’ wordt sindsdien gebruikt door Elia om te kijken welke  lijnen  best  eerst  kunnen  worden  bebakend.  Bebakening  kan  immers  het  aantal  draadslachtoffers  drastisch doen dalen. Dit was al voldoende aangetoond door buitenlandse studies maar dit bleek ook  uit een Vlaamse studie (Geiregat, 2014). Omdat Elia het effect en nut van bebakening met vogelkrullen  beter zou kunnen onderbouwen, besteedde ze in 2015 een nieuwe opdracht uit aan Natuurpunt om  gedurende  vier  maand  een  ‘zwarte  lijn’  in  Ertvelde  op  te  volgen.  Dit  onderzoek  leverde  41  draadslachtoffers op.  

 

Natuurpunt, Natagora en Vogelbescherming Vlaanderen mobiliseerden in 2016 hun achterban om alle  gevonden  draadslachtoffers  (eventueel  met  terugwerkende  kracht)  nauwkeurig  in  te  voeren  in  www.waarnemingen.be.  Deze  oproep  resulteerde  in  een  dataset  van  209  draadslachtoffers.  Een  ruimtelijke  analyse  bevestigde  vooral  het  gevaar  van  de  ‘zwarte  lijnen’  die  reeds  in  2012  en  2014  werden geïdentificeerd. De analyse bracht echter ook enkele nieuwe knelpunten aan het licht. Elk van  deze nieuwe ‘zwarte lijnen’ werden in opdracht van Elia door Natuurpunt bezocht en voor elk van deze  lijnen werd een risicoanalyse uitgevoerd en werden adviezen geformuleerd. 

 

Sinds de samenwerking tussen Elia en Natuurpunt werd opgestart, werd erg veel belang gehecht aan  draagvlakverbreding.  De  succesvolle  samenwerking  tussen  de  beheerder  van  het  Belgisch  hoogspanningsnet en de grootste natuurvereniging in Vlaanderen werd sterk gesmaakt in de media en  leidde ook tot interessante voordrachten op thematische studiedagen. De samenwerking haalde 64  keer de media, met zes TV‐items en 21 krantenartikels, acht radiogesprekken en vier persberichten  van BELGA als meest opvallende resultaten. 

   

(6)

1 Inleiding

 

Natuurpunt  en  Elia  werken  al  sinds  2012  samen  om  het  aantal  draadslachtoffers  in  België  te  doen  dalen.  In  twee  uitvoerige  studies  (Derouaux  et  al.,  2012  en  Verbelen  et  al.,  2015)  formuleerden  Natuurpunt, Natagora, Vogelbescherming Vlaanderen en het Instituut‐ voor Natuur‐ en Bosonderzoek  een aantal concrete adviezen. Elia nam deze adviezen ernstig, stelde een meerjarenplan op en ging in  december  2014  over  tot  de  bebakening  van  een  ‘zwarte  lijn’  langs  de  Doornikse  Heirweg  in  Oudenaarde. Een doorgedreven monitoring door Natuurpunt toonde aan dat deze bebakening (met  vogelkrullen) uitermate succesvol was: het aantal draadslachtoffers daalde er met 97,1 %.  

 

Omdat Elia de impact van bebakening  verder wou laten onderzoeken, vroeg  de beheerder van het  Belgisch bovengronds hoogspanningsleidingsnetwerk om de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde op te volgen. In  de marge groeide ook de vraag naar een gebruiksvriendelijk registratiesysteem voor draadslachtoffers,  een analyse van alle historische gegevens en adviezen voor nieuwe knelpunten die mogelijk uit deze  analyse zouden naar voor komen. 

 

Omdat de samenwerking tussen een prominente speler op de Belgische energiemarkt en de grootste  natuurvereniging van België toch vrij uniek is maar vooral zeer concrete resultaten opleverde, vroeg  Elia aan Natuurpunt om dit ook via een uitgebreid communicatieplan bekend te maken bij een breder  publiek. 

 

De resultaten van dit project worden besproken in dit rapport. 

   

2 Registratie draadslachtoffers

 

Om een beter inzicht te krijgen in het aantal draadslachtoffers werd in www.waarnemingen.be een  nieuwe optie aangemaakt zodat slachtoffers van (hoog)spanningsleidingen efficiënt zouden kunnen  worden geregistreerd. Hiervoor werd in het veld ‘gedrag’ de optie ‘hoogspanningsleidingslachtoffer’ 

toegevoegd  aan  het  drop  down‐menu.  Deze  nieuwe  optie  werd  aan  de  vrijwilligers  en  vogelwerkgroepen gecommuniceerd via de Vogelflits, regionale mailinglijsten, de nieuwsrubriek van  www.waarnemingen.be,  de  facebookpagina’s  van  Natuurpunt  en  Natagora  en  natuurberichten.  De  bekendmaking  van  deze  nieuwe  optie  werd  vergezeld  van  een  oproep  om  ook  oude,  historische  waarnemingen van draadslachtoffers in te voeren. 

 

In Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren ( VOC’s)  worden  jaarlijks  duizenden  gewonde  vogels  binnengebracht.  Van  elke  soort  wordt  de  reden  van  opname  geregistreerd.  Tot  voor  kort  werden  hoogspanningsleidingsslachtoffers genoteerd in de categorie ‘hoogspanning/afsluiting’. Hierbij werd  dus  geen  onderscheid  gemaakt  tussen  slachtoffers  van  hoogspanningsleidingen  en  prikkeldraadslachtoffers.  Vogelbescherming  Vlaanderen  heeft  in  het  kader  van  voorliggend  project  deze  opsplitsing  ingevoerd.  Voor  elk  hoogspanningsleidingsslachtoffer  werd  aan  de  asielhouders  gevraagd om bij opname onmiddellijk de exacte locatie in te voeren in www.waarnemingen.be (met  opgave  van  ‘hoogspanningsleidingsslachtoffer’  in  het  veld  ‘gedrag’).  Vogelbescherming  Vlaanderen  heeft bovendien in haar ledentijdschrift ‘Mens en Vogel’ aandacht besteed aan deze problematiek,  met de vraag om elk gevonden slachtoffer (gewond of dood) eveneens in www.waarnemingen.be in  te voeren. 

 

Zowel Natuurpunt, Natagora als Vogelbescherming Vlaanderen zullen ook na het beëindigen van dit  project  hun  achterban  blijven  mobiliseren  om  alle  draadslachtoffers  in  te  voeren  op  www.waarnemingen.be. Mogelijk zullen hierdoor nog nieuwe knelpunten kunnen worden ontdekt. 

 

(7)

3 Analyse dataset

 

3.1 Waarnemers 

 

Er werden gegevens ingevoerd door 119 waarnemers. Drie personen voerden enkel gegevens in in het  kader van het monitoringsproject van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde. Indien de gegevens van de monitoring  van deze ‘zwarte lijn’ buiten beschouwing worden gelaten, ziet de top 10 van de 116 invoerders er als  volgt uit: 

 

Tabel 1: Top 10 van waarnemers die meerdere waarnemingen van hoogspanningsleidingsslachtoffers invoerden in www.waarnemingen.be (excl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)

waarnemer aantal 

Dominique Verbelen  8 

Floris Verhaeghe  8 

Lieselot De Vos  7 

Koen Maes  6 

Bram Vogels  5 

Davy De Groote  5 

Jos Cuppens  5 

Bart Bisschop  4 

Bert Mestdagh  4 

Nick De Meulemeester  4 

 

69 van de 116 invoerders (= 59,4%) voerden slechts één draadslachtoffer in, 27 invoerders (= 23,2%)  meldden twee slachtoffers en van tien waarnemers (= 8,6%) steken drie gegevens in de databank. Dit  betekent  dus  dat  106  invoerders  (=  91,3%)  in  totaal  153  (=  73,2%)  van  de  209  doorgegeven  draadslachtoffers  invoerden.  Het  aantal  waarnemingen  dat  door  elk  van  de  waarnemers  werd  ingevoerd, wordt weergegeven in Figuur 1. Deze lijst bevat twee waarnemers (Lieselot De Vos, Nick De  Meulemeester) die werkzaam zijn in het Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren in Merelbeke  en gegevens invoerden van draadslachtoffers die in het VOC werden binnengebracht.  

 

(8)

Figuur 1: Weergave van het aantal ingevoerde hoogspanningsleidingsslachtoffers per waarnemer (excl. de data van de zwarte  

lijn in Ertvelde)

 

3.2 Soorten 

 

In  totaal  werden  247  records  ingevoerd  (dataset  afgesloten  op  30  november  2016).  Een  aantal  draadslachtoffers  werden  meermaals  ingevoerd  (door  verschillende  waarnemers).  Nadat  deze 

‘dubbele’ records werden verwijderd, telde de dataset nog 233 records van in totaal 250 exemplaren. 

Dit aantal omvat ook alle draadslachtoffers die werden gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte  lijn’ in Ertvelde. De dataset zonder de gegevens van Ertvelde telt 195 meldingen, goed voor 209 vogels. 

In totaal bevat de dataset gegevens van 64 soorten. 

 

De top 10 van de soorten die het vaakst werden ingevoerd (incl. de waarnemingen van Ertvelde) wordt  weergegeven in Tabel 2. 

 

Tabel 2: Top 10 van de soorten die als hoogspanningsleidingsslachtoffer werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (incl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)

soort wetenschappelijke naam aantal

Kokmeeuw  Chroicocephalus ridibundus  29 

Houtduif  Columba palumbus  20 

Stadsduif  Columba livia forma domestica  15 

Stormmeeuw  Larus canus  15 

Knobbelzwaan  Cygnus olor  12 

Fuut  Podiceps cristatus 

Blauw reiger  Ardea cinerea 

Kievit  Vanellus vanellus 

Houtsnip  Scolopax rusticola 

Spreeuw  Sturnus vulgaris 

 

69

27

10

3 3

1 1 2

0 10 20 30 40 50 60 70 80

1 2 3 4 5 6 7 8

waarnemers

hoogspanningsleidingsslachtoffers

(9)

Meeuwen (Laridae) zijn met 44 ex. sterk vertegenwoordigd, net als duiven (Columbidae), goed voor 35  ex. Opvallend is de aanwezigheid van Houtsnip in deze top 10, met zes gemelde draadslachtoffers. 

Deze  minder  algemene  soort  vliegt  vooral  bij  schermduister  en  is  hierdoor  gevoeliger  voor 

‘aanvliegingen’ dan soorten die vooral overdag vliegen. De dataset bevat ook een verrassend aantal  meldingen  van  minder  algemene  soorten.  Mogelijk  is  dit  het  gevolg  van  een  waarnemers‐bias: 

zeldzamere  soorten  worden  doorgaans  sneller  ingevoerd  dan  algemenere  soorten.  Toch  is  de  soortenlijst in Tabel 3 best opmerkelijk. 

 

Tabel 3: Opmerkelijke soorten die als hoogspanningsslachtoffer werden ingevoerd in www.waarnemingen.be (incl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)

soort  wetenschappelijke naam  aantal 

Oehoe  Bubo bubo 

Ooievaar  Ciconia ciconia 

Roerdomp  Botauris stellaris 

Waterral  Rallus aquaticus 

Porseleinhoen  Porzana porzana 

Ransuil  Asio otus 

Woudaap  Ixobrychus minutus 

Zwartkopmeeuw  Ichthyaeuys lmelanocephalus 

Beflijster  Turdus torquatus 

Bokje  Lymnocryptes minimus 

Geoorde fuut  Podiceps nigricollis 

Grote zilverreiger  Ardea alba 

Kerkuil  Tyto alba 

Kokardezaagbek  Lophodytes cucullatus 

Toendrarietgans  Anser serrirostris 

 

Opvallend: vooral soorten die ’s nachts vliegen of trekken zijn sterk vertegenwoordigd in deze lijst: 

Oehoe,  Roerdomp,  Waterral,  Porseleinhoen,  Ransuil,  Woudaap,  Bokje,  Geoorde  fuut  en  Kerkuil  of  zeven van de 15 opgelijste soorten. Een overzicht van alle draadslachtoffers die werden ingevoerd in  www.waarnemingen.be  (excl.  de  draadslachtoffers  van  de  ‘zwarte  lijn’  van  Ertvelde)  wordt  weergegeven in Bijlage 1 

 

3.3 Geografische spreiding 

 

In  totaal  werden  247  records  ingevoerd  (dataset  afgesloten  op  30  november  2016).  Een  aantal  draadslachtoffers werd meermaals ingevoerd (door verschillende waarnemers). Nadat deze ‘dubbele’ 

records werden verwijderd, telde de dataset nog 233 records van in totaal 250 exemplaren. Dit aantal  omvat ook alle draadslachtoffers die werden gevonden tijdens de monitoring van de ‘zwarte lijn’ in  Ertvelde. De dataset zonder de gegevens van Ertvelde telt 195 records, goed voor 209 vogels. Figuur 2  toont alle draadslachtoffers die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, incl. de gegevens die  werden gegenereerd tijdens de intensieve monitoring van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde.  

 

Een  overzicht  van  de  geografische  spreiding  van  alle  ingevoerde  draadslachtoffers  (incl.  de  waarnemingen van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde) wordt weergegeven in Figuur 2. Omdat de gegevens  van dit specifieke monitoringsproject een vertekend beeld geven van de geografische spreiding van de  ingevoerde  data  (i.e.  een  oververtegenwoordiging  van  Oost‐Vlaamse  data),  zal  de  verdere  analyse  gebeuren op de dataset zonder de gegevens van Ertvelde (= 195 records, 209 vogels). De verdeling van  deze 209 draadslachtoffers over de verschillende provincies wordt weergegeven in Figuur 3. 

 

(10)

Figuur 2: Geografische spreiding van de hoogspanningsleidingsslachtoffers die werden ingevoerd op www.waarnemingen.be  

(incl. de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde)

 

   

Figuur 3: Provinciale verdeling van de hoogspanningsleidingsslachtoffers die werden ingevoerd op www.waarnemingen.be (excl.

de data van de ‘zwarte lijn’ in Ertvelde) 75

50

24 22

18

7 7

3 3

0 10 20 30 40 50 60 70 80

Geografische spreiding

(11)

De  Vlaamse  provincies  tekenen  voor  189  van  de  209  draadslachtoffers  (=  90,4%).  Oost‐Vlaanderen  neemt het leeuwendeel van de draadslachtoffers voor zich met 35,8% van het totaal aantal ingevoerde  hoogspanningsleidingsslachtoffers. Limburg is de ‘zwakste’ Vlaamse provincie, met amper 3,3% van  het totale aantal. Het hoge meldingspercentage in Vlaanderen is mogelijk rechtstreeks gerelateerd aan  de  ruime  persaandacht  die  het  project  verkreeg.  Ook  de  communicatiekanalen  van  Natuurpunt  en  Vogelbescherming Vlaanderen werden volop ingezet. De prominente plek van Oost‐Vlaanderen heeft  vooral te maken met enkele ‘veel‐invoerders’. 

 

Opvallend:  van  de  209  gemelde  draadslachtoffers  werden  er  60  (=  28,7%)  gevonden  onder  hoogspanningsleidingen die in het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very high voltage  power lines in Belgium’ (Derouaux et al., 2012) reeds werden weerhouden als een prioritaire lijn. Indien  ook de 41 draadslachtoffers van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde worden meegerekend, stijgt het aantal  meldingen onder reeds eerder geïdentificeerde ‘zwarte lijnen’ tot 101, goed voor 48,3% van het totaal  aantal gemelde draadslachtoffers. Tabel 4 geeft een overzicht van de gekende ‘zwarte lijnen’ waarvoor  in  het  kader  van  voorliggend  project  minstens  drie  draadslachtoffers  werden  ingevoerd  in  www.waarnemingen.be. Merk op dat het steeds gaat om lijnen die in de vervolgstudie ‘Reducing bird  mortality caused by high‐voltage power lines in Belgium: field evaluation of high‐risk lines in the Elia‐

network’  allemaal  de  allerhoogste  prioriteit  (1,  1+  of  1++)  kregen  toegewezen.  De  meldingen  in  www.waarnemingen.be vormen dus een stevige bevestiging van de bevindingen die reeds eerder in  beide voornoemde rapporten werden geformuleerd. 

 

Tabel 4: Gekende ‘zwarte lijnen’ waarvoor minstens drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, met opgave van de lijnnummer, de pylonen, de pagina waarop deze lijn werd besproken in Verbelen et al., 2015, een toponiem, de toegekende prioriteit en het aantal gemelde hoogspanningsslachtoffers

gemeente  lijn  pyloon  pagina toponiem  prioriteit  slachtoffers

Tienen  70802  17 ‐ 29  204  Bezinkingsputten Tienen  1+  8 

Diksmuide  70552  1 ‐ 12  95  IJzerbroeken Merkem  1++  7 

Kallo‐Doel  150.108 ‐ 150.128  2 ‐ 6  60  Kallo ‐ Groot Rietveld  1++  5  Kallo‐Doel  150.108 ‐ 150.128  2bis ‐ 6bis  62  Rietveld Kallo  1++  5  Zandvliet  150.127 ‐ 380.25  12 ‐ 14  34  Groot Buitenschoor  1  5 

Oudenaarde  70.506  12 ‐ 17  203  Stad Linkeroever  1+  5 

Bornem  150.0 ‐ 150.1  1N ‐ 5N  131  Noordelijk Eiland Wintam  1+  4  Kallo‐Doel  380.51 ‐ 380.52  25 ‐ 29  63  Rietveld Kallo  1+  3  Waarmaarde  380.79 ‐ 380.80  133 ‐ 136  198  Avelgem ‐ Scheldegebied  1  3   

Hierbij  moet  worden  opgemerkt  dat  de  lijn  70.506,  pyloon  12  ‐  17  (per  vergissing)  niet  werd  opgenomen in de .shp die eerder aan Elia werd aangeleverd als digitale bijlage bij het rapport ‘Reducing  bird mortality caused by high‐voltage powerlines in Belgium’ (Verbelen et al., 2015). Dit traject werd  wel weerhouden in het rapport en kreeg er, op basis van een kort terreinbezoek op 23 januari 2014,  een prioriteit 1+ toegewezen.  

 

Losse gegevens van draadslachtoffers ingevoerd op www.waarnemingen.be geven aan dat deze hoge  prioriteit zeker terecht is. Net ten zuidoosten van pyloon 13 ‐ tegen het jaagpad van de Schelde aan ‐  werden vijf draadslachtoffers geregistreerd. Op 13 februari 2000 werden voor deze locatie een dode  Kuifeend en een dode Kievit ingevoerd. Zowel op 16 april 2014 als op 11 september 2014 werd een  Fuut als hoogspanningsleidingsslachtoffer opgemerkt en op 11 maart 2015 werd een dode Dodaars  vastgesteld. Alle slachtoffers werden gevonden tijdens toevallige bezoeken door éénzelfde persoon.  

 

Het lijkt er dus naar dat een meer intensieve opvolging van dit traject, zowel op de linkeroever als op  de rechteroever van de Schelde, een veel hoger aantal draadslachtoffers zou kunnen opleveren. Vooral 

(12)

het traject dat over de Schelde loopt (tussen pyloon 13 en 16) heeft een verhoogd risico. Tijdens een  meer uitvoerig terreinbezoek op 22 december 2016 werd vastgesteld dat de hoogspanningsleiding er  bestaat  uit  zes  dunne  geleidingskabels  (drie  aan  elke  kant  van  de  pyloon)  en  een  zeer  dunne  aardingskabel.  De  lijn  is  niet  bebakend  en  tussen  de  geleidingskabels  onderling  zijn  geen  afstandshouders aanwezig. De hoogspanningsleiding kruist de Schelde en staat loodrecht op één van  de belangrijkste trekroutes van de regio. Het Scheldetraject tussen Ename en Oudenaarde wordt in de  periode oktober ‐ maart maandelijks geteld in het kader van de midmaandelijkse watervogeltellingen  die worden gecoördineerd door het Instituut voor Natuur‐ en Bosonderzoek. Hieruit blijkt dat in de  periode 2006 ‐ 2016 op dit korte stukje Schelde (waar de lijn 70.056 over loopt) wintermaxima werden  geteld  van  bv.  146  Meerkoeten  en  201  Kokmeeuwen.  Geen  enorme  aantallen  maar  toch  wel  een  indicatie dat dit zeker geen ‘leeg’ stuk is.  

 

Ook het traject tussen pyloon 12 en 13 heeft een verhoogd aanvliegrisico. Net ten noordwesten van  pyloon 13 liggen de Zevenputten, een relatief kleine plas, omgeven door hogere (deels dode) bomen. 

Dit gebied is een voormalige broedplaats van Kwak (adult met juveniel vastgesteld op 9 augustus 2000)  maar is vooral een plek waar Aalscholvers regelmatig in de dode bomen komen rusten. Aangezien het  gebied wordt omgeven door hoge bomen, worden overvliegende vogels hier ‘opgestuwd’ waardoor  ze dichter bij de hoogspanningsleiding komen en de kans op een aanvlieging vergroot. Dit risico neemt  verder toe doordat de hoogspanningsleiding ook over de spoorlijn loopt. Net als de hoge bomen rond  de Zevenputten zorgt ook het verhoogde spoorwegtalud er voor dat vogels hoger moeten gaan vliegen  en dichter bij de hoogspanningsleiding komen. Ter hoogte van pyloon 12 buigt de leiding af naar het  westen en loopt ze over enkele weides. Navraag bij  de eigenaar  van deze weides (die woont in de  Broekstraat 187) leert dat het traject tussen pyloon 12 en 13 jaarlijks goed is voor een tiental dode  reisduiven. Dit traject werd niet weerhouden om prioritair te worden bebakend.  

 

Bij de lijnen waarvoor minimaal drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be  zitten ook twee lijnen die niet bij eerdere analyses werden weerhouden als ‘potentieel gevaarlijk’. Het  gaat dus om nieuwe knelpunten, die door voorliggende studie konden worden opgespoord. Deze lijnen  worden weergegeven in Tabel 5. 

 

Tabel 5: Nieuwe ‘zwarte lijnen’ waarvoor minstens drie draadslachtoffers werden ingevoerd in www.waarnemingen.be, met opgave van de lijnnummer, de pylonen, een toponiem en het aantal gemelde hoogspanningsslachtoffers

gemeente  lijn  pyloon  toponiem  slachtoffers 

Lippelo  150.0 ‐ 150.1  31 ‐ 34  Marselaer  5 

Merelbeke  150.11 ‐ 150.12  55 ‐ 60  Liedermeerspark  4  Munsterbilzen  150.200 ‐ 380.11  122 ‐ 128  Munsterbos  3   

   

(13)

3.4 Evaluatie nieuwe ‘zwarte lijnen’ 

3.4.1 Zwarte lijn 150.0 - 150.1, Marselaer , Lippelo  

Figuur 4: Situering van de ‘zwarte lijn’ van Marselaer, Lippelo, met aanduiding van de draadslachtoffers die werden gemeld in www.waarnemingen.be 

 

Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very  high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 31 en 34 van de  hoogspanningsleiding 150.0 ‐ 150.1 in de onmiddellijke omgeving van de Schrielbossen in Lippelo niet  weerhouden  als  een  prioritaire  lijn.  De  score  per  pyloon  varieerde  er  tussen  12  (pyloon  31)  en  16  (pylonen 32, 33 en 34). Om te worden weerhouden als een prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te  zijn. 

 

Het gebied is van regionaal belang voor enkele minder algemene broedvogels zoals Wespendief, Kleine  bonte  specht,  Middelste  bonte  specht  en  Zwarte  specht.  In  de  winterperiode  wordt  ook  Houtsnip  regelmatig in het bosgebied vastgesteld.  

  

In www.waarnemingen.be werden vijf draadslachtoffers ingevoerd voor dit traject. Op 25 maart 2010  werd een dood Porseleinhoen gevonden in een tuin onder de hoogspanningsleiding. Op 15 april 2011  werd een Nijlgans gevonden aan de Waterwinning Koevoet. Gezien de afstand tot de dichtstbij gelegen  hoogspanningsleiding, is het echter niet duidelijk of het hier wel om een draadslachtoffer gaat. Op 7  april 2013 werd vastgesteld hoe drie ‘wedstrijdduiven’ tegelijk tegen de hoogspanningsleiding vlogen: 

twee  overleefden  de  aanvlieging  niet,  een  derde  exemplaar  viel  gekwetst  neer.  Tijdens  een  eigen  terreinbezoek op 4 januari 2017 werden tussen pyloon 32 en 33 de restanten van een aangevlogen  Stadsduif  gevonden.  Een  bevraging  van  mensen  die  het  terrein  onder  de  hoogspanningsleiding 

(14)

intensief  gebruiken,  leerde  dat  het  aantal  opgemerkte  draadslachtoffers  erg  laag  ligt.  De  terreinarbeiders  van  aspergekweker  Goossens  (gevestigd  op  Kruisheide  4/2)  geven  aan  dat  de  aanwezigheid van dode vogels op de akker onder de hoogspanningsleiding tussen pyloon 33 en 34 hen  in elk geval nog nooit is opgevallen. De akker wordt door hen wel enkel intensief bezocht in april, mei  en  juni.  Een  bevraging  van  de  eigenaar  van  de  aangrenzende  paardenweide  leverde  eenzelfde  resultaat op, al gaf die wel aan dat er ‘recent’ nog ‘een hoopje pluimen’ op de weide lag. De link met  de  hoogspanningsleiding  en  de  kans  op  een  draadslachtoffer  werd  door  deze  persoon  echter  niet  gemaakt.  

 

Het lijkt er naar dat een meer intensieve opvolging van dit traject een hoger aantal draadslachtoffers  zou kunnen opleveren. Vooral het traject tussen pyloon 32 en 33 lijkt een reëel risico op te leveren. Dit  traject doorsnijdt immers het bosgebied. Vogels die pendelen tussen beide bospercelen, moeten bij  deze vliegbeweging de hoogspanningsleiding loodrecht kruisen. Vooral de talrijke aanwezigheid van  Houtduiven  zou  voor  een  aantal  draadslachtoffers  kunnen  zorgen.  Tijdens  een  meer  uitvoerig  terreinbezoek op 4 januari 2017 werd vastgesteld dat de hoogspanningsleiding er bestaat uit zes (vrij  dikke) geleidingskabels (drie aan elke kant van de pyloon) en een dunne aardingskabel. De lijn is niet  bebakend en tussen de geleidingskabels onderling zijn geen afstandshouders aanwezig.  

3.4.2 Zwarte lijn 150.11 - 150.12, Liedermeerspark , Merelbeke  

Figuur 5: Situering van de ‘zwarte lijn’ van het Liedermeerspark, Merelbeke, met aanduiding van de draadslachtoffers die werden  

gemeld in www.waarnemingen.be   

Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very  high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 56 en 60 van de  hoogspanningsleiding 150.11 ‐ 150.12 boven het Liedermeerspark in Merelbeke niet weerhouden als 

(15)

een prioritaire lijn. De score per pyloon varieerde er tussen 22 (pyloon 57) en 30 (pylonen 58, 59 en  60). Om te worden weerhouden als een prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te zijn. De relatief  lage scores voor de pylonen in het Liedermeerspark waren vooral het gevolg van het feit dat voor deze  locatie niet alle relevante data beschikbaar waren in de geraadpleegde databanken op het ogenblik  van de analyses. 

 

In het Liedermeerspark is een gemengde kolonie van Aalscholvers en Blauwe reigers aanwezig. Het  aantal  bezette  nesten  van  Aalscholver  varieerde  in  de  periode  2006  ‐  2016  tussen  nul  en  11.  Deze  aantallen werden mee opgenomen in de analyses die werden uitgevoerd in Derouaux et al. 2012 maar  wogen niet zwaar door bij het toekennen van een finale score. De aantallen van de kolonie Blauwe  reigers waren op het ogenblik van de analyses niet beschikbaar. Navraag leert dat deze kolonie in 2016  26 nesten telde, 2015 was goed voor 34 bezette nesten, een telling in 2014 leverde 32 bezette nesten  op en in 2013 ging het eveneens om 32 bezette nesten. Indien deze cijfers beschikbaar zouden zijn  geweest voor de analyses die werden uitgevoerd in 2012, zouden de pyloonscores zeker hoger hebben  gelegen.  

 

Waarnemingen van lokale vogelkijkers geven bovendien aan dat het sluizencomplex van Merelbeke  ter  hoogte  van  het  Liedermeerspark  bij  valavond  een  relatief  belangrijke  voorverzamelplek  is  voor  honderden meeuwen (hoofdzakelijk Kokmeeuwen). Deze meeuwen verlaten het sluizencomplex om ‐  op  lage  hoogte  ‐  door  te  trekken  naar  slaapplaatsen  in  de  Gentse  Kanaalzone  (bv.  het  waterspaarbekken van Kluizen). Een telling op 1 november 2016 tussen 16:30 en 17:30 leverde 1.414  ex. op. De meeste meeuwen houden hierbij een west tot noordwestelijke richting aan, waardoor de  hoogspanningslijn (of toch het deel dat dwars op de vlieglijn ligt) net niet wordt ontweken door een  aanzienlijk  deel  van  de  meeuwen.  De  geleidingskabels  en  de  aardingskabel  van  deze  hoogspanningsleiding  zijn  nog  vrij  goed  zichtbaar  op  het  ogenblik  dat  de  meeste  meeuwen  het  sluizencomplex  verlaten.  Mogelijk  is  deze  hoogspanningsleiding  bij  goede  zichtbaarheid  dus  geen 

‘zwarte lijn’ voor deze meeuwen op ‘slaaptrek’. Dat verandert echter bij een geringere zichtbaarheid  (bv. bij mist). Dan blijkt dat meeuwen die de draden kruisen plots uitwijkmanoeuvres moeten maken  wanneer  ze  plots  de  draden  zien  opdoemen  op  het  ogenblik  dat  ze  ‐  op  lage  hoogte  ‐  het  sluizencomplex  verlaten  om  hun  slaaptrek  aan  te  vatten.  Verder  onderzoek  naar  het  aantal  exemplaren dat deze ‘slaaproute’ bevliegt, de dominante richting van de vliegbewegingen, het tijdstip  waarop de slaaptrek doorgaat en het aantal aanvliegingen zou hier meer zekerheid kunnen over geven. 

Hoe het ook zij: de data van deze voorverzamelplaats waren niet beschikbaar toen de analyses in 2012  werden uitgevoerd. Indien dit wel het geval zou zijn geweest, zou dit zeker hebben geleid tot hogere  pyloonscores. 

 

Andere  belangrijke  ‐  en  bij  de  eerdere  analyses  ontbrekende  ‐  data  hebben  betrekking  op  grotere  concentraties van pleisterende Kieviten aan het sluizencomplex (bv. 312 ex. op de sluismuren op 14  februari 2015), een kleine slaapplaats van Spreeuw in de Liedermeerswijk (bv. 650 ex. op 26 oktober  2016),  een  slaapplaats  van  Kauw  (ca.  1.000  ‐  1.500  ex),  een  kleine  slaapplaats  van  Houtduif  in  het  Liedermeerspark (ca. 200 ex), een bezette nestbak van Slechtvalk aan de gebouwen van Amcor, net  ten westen van het Liedermeerspark en de aanwezigheid van meerdere Waterrallen in de rietvelden  van het park. 

 

In www.waarnemingen.be werden vier draadslachtoffers ingevoerd voor deze locatie. Op 11 mei 2007  werd een dode Roerdomp gevonden onder de hoogspanningsleiding in de Verlorenbroodstraat. Op  dezelfde locatie viel op 30 mei 2009 ook een Brandgans als draadslachtoffer. Op 12 juli 2014 werd een  Bergeend als draadslachtoffer gemeld en op 25 juli 2016 vloog een jonge Blauwe reiger zich te pletter  tegen een geleidingsdraad tussen pyloon 59 en 59. 

 

Het lijkt er naar dat een meer intensieve opvolging van dit traject een hoger aantal draadslachtoffers  zou kunnen opleveren. Vooral het traject dat over het Liedermeerspark loopt (tussen pyloon 58 en 61) 

(16)

lijkt  gevaarlijk  voor  de  aanwezige  broedvogels  (Aalscholver,  Blauwe  reiger,  Waterral,  Slechtvalk). 

Tijdens  een  meer  uitvoerig  terreinbezoek  op  22  december  2016  werd  vastgesteld  dat  de  hoogspanningsleiding er bestaat uit zes dunne geleidingskabels (drie aan elke kant van de pyloon) en  een zeer dunne aardingskabel. De lijn is niet bebakend en tussen de geleidingskabels onderling zijn  geen  afstandshouders  aanwezig.  Enkel  tussen  pyloon  59  en  60  werden  reeds  25  zeer  kleine  vogelkrullen  aangebracht.  Het  traject  tussen  pyloon  57  en  60  wordt  op  basis  van  bovenstaande  gegevens  een  prioriteit  1+  toegekend.  Bebakening  met  vogelkrullen  op  de  aardingskabel  en  alternerend op de middelste geleidingskabels, met een tussenafstand van 10 meter is aangewezen. De  overige delen, tussen pyloon 56 en 56 enerzijds en tussen pyloon 60 en pyloon 61 anderzijds, krijgt  een prioriteit 3.  

 

3.4.3 Zwarte lijn 150.200 - 380.11 en 150.151 - 150.228, Munsterbos , Munsterbilzen

Figuur 6: Situering van de ‘zwarte lijn’ van het Munsterbos, Munsterbilzen, met aanduiding van de draadslachtoffers die werden  

gemeld in www.waarnemingen.be

 

Bij de analyses die werden uitgevoerd voor het rapport ‘Reducing bird mortality with high and very  high voltage lines in Belgium’ (Derouaux et. al, 2012) werd het traject tussen pyloon 122 en 128 van  de hoogspanningsleiding 150.200 ‐ 380.11 boven het Munsterbos in Munsterbilzen niet weerhouden  als een prioritaire lijn. De score per pyloon varieerde er tussen 16 (pylonen 127 en 128) en 40 (pyloon  124). Om te worden weerhouden als een prioritaire lijn dient de pyloonscore ≥ 50 te zijn. 

 

Het gebied is van regionaal belang voor een aantal minder algemene broedvogels. Vooral de territoria  van Roerdomp (in 2009, 2010 en 2012) en Woudaap (in 2006, 2008, 2011 en 2015) zijn het vermelden  waard.  In  de  recente  Rode  Lijst  van  de  broedvogels  in  Vlaanderen  wordt  Roerdomp  opgelijst  in  de  categorie  ‘Ernstig  bedreigd’,  Woudaap  wordt  weerhouden  in  de  categorie  ‘Bedreigd’  (Devos  et  al.,  2016).  Het  gebied  telt  nog  een  aantal  andere  Rode  Lijst‐soorten.  Sinds  2000  werden  er  territoria 

(17)

vastgesteld van Ringmus (uit de categorie ‘Ernstig bedreigd), van Kievit, Graspieper en Wielewaal (uit  de categorie ‘Bedreigd’), van IJsvogel, Boerenzwaluw, Nachtegaal, Fluiter, Fitis, Staartmees, Huismus,  Kneu en Kruisbek (uit de categorie ‘Kwetsbaar’) en van Knobbelzwaan, Wespendief, Havik, Boomvalk,  Houtsnip, Nachtzwaluw, Middelste bonte specht, Boomleeuwerik, Boompieper, Grote gele kwikstaart,  Grote lijster, Spotvogel, Tuinfluiter, Grauwe vliegenvanger, Zwarte mees en Rietgors (uit de categorie 

‘Bijna  in  gevaar’.  De  laatste  uitgebreide  territoriakartering  dateert  van  2012.  Toen  werden  o.a. 

territoria vastgesteld van Wespendief (2), Havik (3), Boomvalk (1), Waterral (5), Houtsnip (3), IJsvogel  (1), Middelste bonte specht (7), Zwarte specht (1), Boomleeuwerik (2), Boompieper (32), Nachtegaal  (1)  en  Wielewaal  (2)  (J.  Gabriëls,  in  litt.).  Hierbij  valt  het  grote  aantal  aan  ‘aanvliegingsgevoelige’ 

soorten op: Roerdomp, Woudaap, Boomvalk, Waterral, Houtsnip. 

 

Het gevaarlijkste traject van de hoogspanningsleiding situeert zich tussen pyloon 125 en 126. Door een  aantal  herstelmaatregelen  werd  het  habitat  tussen  deze  pylonen  de  voorbije  jaren  aanzienlijk  verbeterd  voor  riet‐  en  moerasgebonden  soorten.  Het  lijkt  dan  ook  aannemelijk  dat  het  aantal  territoria van o.a. Roerdomp en Woudaap de komende jaren verder zal toenemen. Beide soorten zijn  (deels)  nachtactief  en  hebben  daardoor  een  verhoogd  aanvliegkans.  Boven  het  vijvergebied  jagen  tussen  mei  en  juli  tot  maximaal  10  Boomvalken  op  libellen.  Ook  voor  deze  soort  vormen  de  hoogspanningsleidingen (vooral tijdens het libellenjagen) een gevaarlijk obstakel. 

 

In www.waarnemingen.be  werden  drie  draadslachtoffers  ingevoerd  voor  deze  locatie,  alle  tussen  pyloon 125 en 126. Op 28 maart 2009 werd een vers Bokje gevonden en op 6 april 2013 en 3 december  2013 werd telkens een dode Houtsnip gemeld. Navraag bij lokale vogelkijkers leert dat dit lijstje kan  worden aangevuld met een Roerdomp (2009), een Kerkuil (2009), een Blauwe reiger, een Houtsnip  (2015)  en  een  Boomvalk.  Deze  draadslachtoffers  werden  vooralsnog  niet  ingegeven  in  www.waarnemingen.be.  Tijdens  een  eigen  terreinbezoek  op  4  januari  2017  werden  drie  dode  Stadsduiven aangetroffen onder deze hoogspanningsleiding. 

 

Het  lijkt  er  naar  dat  een  meer  intensieve  opvolging  van  dit  traject  een  (veel)  hoger  aantal  draadslachtoffers zou kunnen opleveren. Tijdens een terreinbezoek op 4 januari 2017 werd vastgesteld  dat over het gebied meerdere hoogspanningsleidingen lopen. Twee lijnen lopen parallel aan elkaar,  van noord naar zuid: de 380 KV‐lijn 150.200 ‐ 380.11 en de 150 KV‐lijn 150.151 ‐ 150.228. De 380 KV‐

lijn er bestaat uit 12 dikke geleidingskabels (drie keer twee draden aan elke kant van de pyloon) en  twee  dunne  aardingskabels.  Tussen  de  gepaarde  geleidingskabels  werden  afstandshouders  aangebracht. Tussen pyloon 124 en pyloon 128 werden reeds heel erg kleine vogelkrullen aangebracht,  alternerend op beide aardingskabels. Hoewel de vogelkrullen om de vijf meter werden aangebracht  (met bv. tussen pyloon 124 en pyloon 125 telkens 40 krullen op elk van beide geleidingskabels), toch  zijn deze nauwelijks zichtbaar. De 150 KV‐lijn bestaat uit zes dunne geleidingskabels (drie aan elke kant  van de pyloon) en een dunne aardingskabel. Deze lijn is niet bebakend en tussen de geleidingskabels  onderling zijn geen afstandshouders aanwezig. In totaal bestaat dit traject dus uit 18 geleidingskabels  (12 op de 380 KV‐lijn, zes op de 150 KV‐lijn) en drie aardingskabels (twee op de 380 KV‐lijn en één op  de  150  KV‐lijn),  goed  voor  21  kabels.  De  hoge  dichtheid  aan  kabels  zorgt  er  zeker  voor  dat  de  zichtbaarheid van deze bundel wordt verhoogd. Ook de afstandshouders en (in zeer beperkte mate)  de  recent  aangebrachte  vogelkrullen  maken  de  lijnen  beter  zichtbaar  voor  overvliegende  vogels. 

Aangezien  er  geen  gestandaardiseerde  zoektocht  werd  verricht  vooraleer  de  vogelkrullen  werden  aangebracht,  is  het  onmogelijk  om  te  achterhalen  of  door  het  aanbrengen  van  de  vogelkrullen  het  aantal  draadslachtoffers  is  gedaald.  Een  monitoring  na  het  aanbrengen  van  de  krullen  kan  enkel  aantonen of er nog steeds slachtoffers vallen en op welke trajecten de meeste slachtoffers zouden  vallen. Indien dit door Elia zou worden gewenst, kan worden gekeken of hiervoor lokale ‘draadlopers’ 

zouden kunnen worden gevonden.  

 

Gelet  op  de  aanwezigheid  van  heel  wat  zeldzame  (en  aanvlieggevoelige)  broedvogels,  gelet  op  het  belang van dit gebied voor overwinterende Roerdompen en Grote zilverreigers en gelet op het feit dat 

(18)

tijdens een kort terreinbezoek aan het traject tussen pyloon 124 en 126BIS drie dode Stadsduiven als  draadslachtoffer werden aangetroffen, zou kunnen worden besloten dat deze hoogspanningsleidingen  momenteel nog steeds een moeilijke hindernis vormt voor een aantal overvliegende vogels. Het lijkt  dan  ook  aangewezen  om  op  de  380  KV‐lijn  bijkomende,  grotere  bebakening  te  voorzien  op  beide  aardingskabels, minimaal en prioritair tussen pylonen 125 en 126BIS. Het type van de bebakening moet  worden afgestemd op de maximale draagkracht van de aardingskabels. De huidige bebakening lijkt  (veel) te klein. De bebakening moet om de 5 meter worden aangebracht, alternerend op beide kabels. 

Ook  de  aardingskabel  van  de  150  KV‐lijn  moet  op  hetzelfde  traject  op  eenzelfde  wijze  worden  bebakend. Aan beide trajecten wordt een prioriteit 1++ toegekend. In Figuur 6 wordt aangegeven dat  ook andere trajecten van beide hoogspanningsleidingen best kunnen worden bebakend, hoofdzakelijk  in  functie  van  (baltsende)  Houtsnippen.  Aan  deze  trajecten  werd  echter  een  lagere  prioriteit  toegekend. 

 

Aansluitend bij deze concrete case van het vijvergebied van Munsterbilzen willen we meegeven dat  Natuurpunt door een gerichte bevraging intussen al informatie heeft over vier Roerdompen en één  Woudaap,  alle  draadslachtoffers  van  hoogspanningsleidingen  over  riet‐  en  moerashabitat.  Op  zich  voldoende voor een dringende vraag om geen nieuwe hoogspanningsleidingen aan te leggen boven  deze  habitats,  om  de  gekende  ‘zwarte  rietveldlijnen’  bij  hoogdringendheid  te  bebakenen  en  om  te  onderzoeken welk van deze luchtlijnen ondergronds zouden kunnen worden gebracht.  

    

4 Monitoring ‘zwarte lijn’ Ertvelde

   

De casestudie van de Doornikse Heirweg in Oudenaarde toonde aan dat een doorgedreven monitoring  noodzakelijk is om de impact van een bebakening optimaal te kunnen inschatten (Geiregat, 2014). In  de periode 1 december 2013 ‐ 1 maart 2014 werden onder deze ’zwarte lijn’ ca. 70 draadslachtoffers  gevonden. In de periode 1 december 2014 ‐ 1 maart 2015 werden op hetzelfde traject slechts twee  draadslachtoffers aangetroffen. Gebiedsexperten geven aan dat alle variabelen (aanwezigheid van de  meeuwenslaapplaats ‘De Bruwaan’, aantallen meeuwen op de Donkvijver, weersomstandigheden, …),  intensiteit monitoring in beide periodes (= voor‐ en na de bebakening) identiek waren. De forse daling  in  het  aantal  draadslachtoffers  moet  dan  ook  vermoedelijk  worden  toegeschreven  aan  de  366  aangebrachte  vogelkrullen  die  op  deze  lijn  werden  aangebracht  door  Elia.  Enkel  op  basis  van  deze  (intensieve) monitoring kon deze testcase door alle betrokken actoren positief worden geëvalueerd. 

 

In België is er nauwelijks expertise in het bebakenen van hoogspanningsleidingen. De casestudie van  de  Doornikse  Heirweg  was  een  primeur  voor  België.  Om  verder  expertise  op  te  bouwen  en  om  te  kunnen bijsturen waar nodig, werd voorgesteld om één of meerder lijnen die in het rapport ‘Reducing  bird  mortality  caused  by  high‐voltage  powerlines  in  Belgium’  (Verbelen  et  al.,  2015)  de  hoogste  prioriteit kregen (1++), op te volgen alvorens bebakening werd aangebracht om zo een inschatting te  kunnen maken van de omvang van het probleem.  

 

Aanvankelijk werden volgende lijnen voorgesteld: 

 

‐ Kallo‐Doel Zuid: lijn 150.108,150.128, pyloon 2 tot 6 

‐ Evergem Noord: lijn 150.140,150.141, pyloon 9 tot 13 

‐ Mechelen: lijn 70.710, pyloon 64 to 77 

Na  overleg  met  Elia  werd  besloten  om  de  optie  Mechelen  niet  te  weerhouden  wegens  ‘moeilijk  te  onderzoeken’. Dit geldt deels ook voor een deel van de lijn in Kallo (die o.a. over Rietveld Kallo loopt). 

Een  deel  van  het  traject  van  de  Kallo‐lijn  werd  wel  opgevolgd  als  nevenactiviteit  van  de 

(19)

paddenoverzetactie  die  jaarlijks  langsheen  de  Kwarikweg  wordt  georganiseerd.  De  hoogspanningsleiding in Evergem leek zich het meest te lenen voor een intensievere opvolging.  

 

In 2013 gaf Elia aan Natuurpunt en Natagora de opdracht om alle gevaarlijke lijnen in kaart te brengen. 

Uit deze studie bleek dat 3,4% van het Belgische hoogspanningsnet een hoog risico vormt voor vogels. 

Medewerkers van Natuurpunt en Natagora bezochten in 2014 elk van deze risicolijnen en stelden een  ranking op van de meest gevaarlijke hoogspanningsleidingen in België. Daaruit bleek dat een traject  van 1.330 meter langs de Christoffel Colombuslaan in Ertvelde erg gevaarlijk zou kunnen zijn voor de  duizenden (water)vogels die dagelijks pendelen tussen de Gentse haven en het waterspaarbekken van  Kluizen.  

Deze hoogspanningsleiding staat loodrecht op de vliegbewegingen van (in hoofdzaak) meeuwen die  zich verplaatsen tussen het waterspaarbekken van Kluizen (ten westen van de lijn) en het kanaal Gent‐

Terneuzen  en  de  havendokken  (ten  oosten  van  de  lijn).  Het  waterspaarbekken  is  een  belangrijke  slaapplaats voor Kokmeeuw, Stormmeeuw en (in mindere mate) Zilvermeeuw. Een slaapplaatstelling  op  18  januari  2013  was  bv.  goed  voor  2.500  Kokmeeuwen,  9.400  Stormmeeuwen  en  165  Zilvermeeuwen.  Het  Sifferdok  werd  geteld  op  19  januari  2013.  Deze  telling  leverde  18.500  Kokmeeuwen,  2.200  Stormmeeuwen  en  450  Zilvermeeuwen  op.  Grote  aantallen  meeuwen  verplaatsen  zich  in  de  Gentse  Kanaalzone  in  de  periode  december  ‐  maart  dagelijks  tussen  de  slaapplaatsen en de foerageergebieden in het achterland van de haven. Vele kruisen hierbij de lijn ten  zuiden  van  de  Hoogstraat  in  het  schemerduister  (zowel  ’s  ochtends  als  ’s  avonds).  De  kans  op  een 

‘aanvlieging’ met deze hoogspanningsleiding leek dus aanzienlijk. Het opgevolgde traject en alle 41  gevonden draadslachtoffers worden weergegeven in Figuur 7. 

Figuur 7: Situering van het opgevolgde traject en van 41 draadslachtoffers die tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016 werden aangetroffen tussen pyloon 9 en pyloon 13 van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde 

(20)

Tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016 werd het traject zes keer per week gecontroleerd door  vrijwilligers van Natuurpunt en Interesse Groep Natuur (IGN) Sleidinge. In totaal werd het traject 105  keer bezocht. Het traject op de hoogspanningslijn 150.140,150.141 staat loodrecht op de oost‐west‐

vliegbewegingen en telt vijf pylonen: pyloon 9, 10, 11, 12 en 13. De zoektocht leverde 41 slachtoffers  op, verdeeld over 16 soorten. Op één staat Stormmeeuw (negen ex.), op twee Stadsduif (zeven ex.) en  op een gedeelde derde plaats Kievit en Krakeend (beide drie ex.). Meeuwen vlogen zich het meest te  pletter (negen Stormmeeuwen, twee Kokmeeuwen en één Zilvermeeuw) maar ook eenden en ganzen  werden  regelmatig  onder  de  hoogspanningsleiding  dood  of  gekwetst  aangetroffen  (drie  Krakeend,  twee Kolgans, twee Grauwe gans, één Smient, één Pijlstaart, één Tafeleend en één Nijlgans). Minder  verwachte  soorten  waren  Koperwiek,  Spreeuw,  Houtduif  en  Blauwe  reiger.  Een  overzicht  van  alle  draadslachtoffers die op dit traject werden aangetroffen, wordt weergegeven in Bijlage 2.  

 

In  de  loop  van  het  ‘Ertvelde‐project’  werden  zeven  draadslachtoffers  levend  aangetroffen.  Een  Koperwiek vloog op 4 december 2015 tegen de hoogspanningsleiding, viel versuft neer op de grond  maar  kon  later  weer  wegvliegen.  Op  2  januari  2016  werd  een  Grauwe  gans  levend  aangetroffen,  verscholen in de begroeiing van een gracht. Een deel van de linkervleugel werd door de aanvlieging  met  de  hoogspanningsleiding  afgerukt.  Deze  vleugel  werd  al  op  31  december  2015  opgemerkt.  De  vogel werd overgebracht naar het VOC Merelbeke maar overleed daar later aan de verwondingen. Het  hoogste  dagtotaal  aan  draadslachtoffers  werd  vastgesteld  op  6  februari  2016.  Toen  werden  vijf  Stormmeeuwen gevonden. Alle exemplaren lagen dicht bij elkaar, wat laat vermoeden dat ze als groep  tegen  de  hoogspanningsleiding  aanvlogen.  Drie  exemplaren  overleefden  de  aanvlieging  en  werden  gewond overgebracht naar het VOC Merelbeke: twee met een getorste vleugel, één met een afgerukte  vleugel  (Figuur  8).  Twee  vogels  werden  geëuthanaseerd,  één  overleed  aan  de  opgelopen  verwondingen.  Op  8  februari  2016  werd  een  geringde  Kokmeeuw  aangetroffen  (ringnummer:  7T‐

52651). Deze vogel kon succesvol worden gerevalideerd en werd op 10 maart 2016 vrijgelaten. Een  vierde Stormmeeuw (met gebroken vleugel) werd op 9 februari 2016 naar het VOC overgebracht maar  moest jammer genoeg nog dezelfde dag worden geëuthanaseerd. 

Figuur 8: Stormmeeuw met getorste vleugel: één van de vier exemplaren die zich op 6 februari 2016 te pletter vloog tegen de  

‘zwarte lijn’ van Ertvelde, tussen pyloon 11 en 12 (foto: Yves Pieters) 

(21)

 

Een aantal meldingen van draadslachtoffers had enkel betrekking op pluimresten. Over het lot van  deze vogels kan enkel worden gespeculeerd. Vermoedelijk gaat het om vogels die na een aanvlieging  gewond neervielen, hierbij een aantal veren verloren en zich later in de begroeiing verstopten. Een  meer aannemelijke verklaring lijkt echter dat deze gekwetste vogels werden gepredeerd. Tijdens de  terreinbezoeken werden regelmatig Buizerds opgemerkt. Op 17 februari 2016 zat een Buizerd op een  Krakeend  met  duidelijke  ‘draadverwondingen’.  Ook  op  andere  data  werd  vastgesteld  dat  hoogspanningsleidingsslachtoffers pluk‐ en/of vraatsporen vertoonden. 

 

Figuur 9: Indien enkel pluimresten werden aangetroffen, werden die steeds uitgebreid gefotografeerd en voorgelegd aan experten   

voor soortdeterminatie. De foto toont een borstveertje van een Tafeleend, aangetroffen op 12 december 2015 tussen pyloon 11 en 12 (foto: Yves Pieters)

  

Algemeen wordt aangenomen dat bij een onderzoek naar hoogspanningsleidingsslachtoffers niet alle  exemplaren door de onderzoekers ook daadwerkelijk worden gevonden. Een aantal slachtoffers zijn  door de aanvlieging niet  meteen  dood en slagen er in om  zich  nog op eigen  kracht te verplaatsen. 

Andere slachtoffers worden verwijderd door soorten als Buizerd, Vos, Bunzing of Bruine rat, alvorens  ze door de onderzoekers kunnen worden aangetroffen. Bovendien is het vindpercentage bij kleinere  soorten aanzienlijk kleiner dan bij grotere. Om een inschatting te kunnen maken van het reële aantal  draadslachtoffers van de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde tussen 1 december 2015 en 31 maart 2016 worden  de gegevens geëxtrapoleerd op basis van algemeen aanvaarde vindpercentages (Rensen, 1977). Hierbij  wordt aangenomen dat de vindpercentages voor soorten groter dan een lijster op 90% liggen, voor  soorten zo groot als een lijster op 50% en voor soorten kleiner dan een lijster op 25%. De gecorrigeerde  resultaten voor het onderzoek in Ertvelde worden weergegeven in Tabel 6. De twee soorten die (enkel  op basis van pluimpjes) niet op soort konden worden bepaald, werden niet weerhouden. 

 

(22)

Tabel 6: Gecorrigeerde aantallen volgens de vindpercentages van Rensen, 1977

categorie  werkelijk aantal  vindpercentage  gecorrigeerd aantal 

groter dan een lijster  37 90% 41

zo groot als een lijster  1 50% 2

kleiner dan een lijster  1 25% 4

 

Deze correctie brengt het aantal draadslachtoffers van 39 op 47. Indien daarbij ook nog de twee niet  gedetermineerde  vogels  worden  gerekend,  komen  we  op  een  totaal  van  49.  Deze  49  slachtoffers  werden alle gevonden tussen 1 december 2015 en 1 maart 2016, in een tijdsspanne van 122 dagen. 

Indien dit aantal wordt geëxtrapoleerd naar een volledig jaar, komen we op een jaartotaal van 147  vogels  op  het  onderzochte  traject  van  1.330  meter.  Het  aantal  draadslachtoffers  per  dag  per  km  hoogspanningslijn bedraagt dan 0,30. Deze waarde ligt iets lager dan de waarde die werd bekomen in  de enige andere gelijkaardige studie die ooit in België werd uitgevoerd, waarbij in de periode van 5  maart 2001 tot 1 april 2011 een afstand van 3 km werd onderzocht op 70 KV hoogspanningsleiding van  Noordschote ‐ Koksijde (Mortier, 2001), één van de zwartste lijnen van België. 

 

Figuur 10 toont de ruimtelijke spreiding van de 41 gevonden draadslachtoffers. Het hoogste aantal (n 

= 16) werd genoteerd tussen pyloon 11 en 12, het laagste (n = 5) tussen pyloon 10 en 11. Opvallend: 

het  traject  tussen  pyloon  9  en  10  was  goed  voor  7  slachtoffers,  hoewel  dit  traject  uit  een  eerdere  analyse niet werd weerhouden als een ‘zwarte lijn’. Dit toont aan dat de ranking die aan elk transect  werd  toegekend  in  Derouaux  et  al.,  2012  zeker  steeds  ook  moet  worden  getoetst  in  het  veld  om  ‐  indien  nodig  ‐  een  aangepaste  evaluatie  te  kunnen  maken  op  basis  van  een  ‘best  professional  judgement’. Tijdens een terreinbezoek voorafgaand aan de start van de monitoring werd beslist om  ook  het  traject  tussen  pyloon  9  en  pyloon  10  mee  op  te  nemen  in  de  monitoring.  Een  terechte  beslissing, zo blijkt. Het traject tussen pyloon 11 en 12 en het traject tussen pyloon 12 en 13 tekenen  samen  voor  29  draadslachtoffers,  goed  voor  70,7%  van  het  totaal  aantal  gevonden  vogels.  Een  mogelijke  verklaring  hiervoor  zou  kunnen  zijn  dat  de  lijn  ter  hoogte  van  pyloon  12  wijzigt  van  een  noordoost‐  zuidwest‐oriëntatie  naar  een  noordwest‐  zuidoost‐oriëntatie.  Lijnen  die  wijzigen  van  richting  en/of  hoogte  veroorzaken  vaak  meer  draadslachtoffers  dan  lijnen  die  een  zelfde  richting  aanhouden en/of op dezelfde hoogte blijven. 

 

Figuur 10: Spreiding van de 41 draadslachtoffers over de verschillende pyloontransecten 7

5

16

13

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18

9 ‐ 10 10 ‐ 11 11 ‐ 12 12 ‐ 13

aantal draadslachtoffers

pyloontransect

ruimtelijke spreiding

(23)

5 Draagvlakverbreding

   

Sinds de samenwerking tussen Elia en Natuurpunt werd opgestart , werd erg veel belang gehecht aan  draagvlakverbreding. Natuurpunt berichtte vooral via het succesvolle medium van ‘natuurberichten’ 

over  de  samenwerking  tussen  de  beheerder  van  het  Belgisch  hoogspanningsnet  en  de  grootste  natuurvereniging in Vlaanderen. Deze berichten werden ruim opgepikt door de media. Het onderwerp  van ‘draadslachtoffers’, ‘zwarte lijnen’ en ‘vogelkrullen’ was nieuw voor de Belgische media. Het eerste  natuurbericht werd dan ook ruim opgepikt. Nadat het persagentschap BELGA dit bericht had verspreid,  besteedden  Het  Laatste  Nieuws  en  Het  Nieuwsblad  hier  een  krantenartikel  aan. De  Morgen, De  Standaard, Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws, en Vers l' Avenir plaatsen dit item op hun website, net  als De  Redactie, AVS  en VTM.  Beide  nieuwszenders  waren  ook  aanwezig  op  het  persmoment,  wat  leidde tot een item in hun nieuwsbulletins. Het persbericht leidde ook tot interviews op Radio 1, Radio  2 Oost‐Vlaanderen en Radio 2 Vlaams‐Brabant. Ook het natuurbericht over de succesvolle bebakening  van de ‘zwarte lijn’ langsheen de Doornikse Heirweg in Oudenaarde werden gebracht door De Morgen,  Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad. We konden opnieuw rekenen op de nieuwsploeg van VTM om  dit item een maximaal bereik te bezorgen. 

 

Figuur 11: Bebakening van ‘zwarte lijnen’ met ‘vogelkrullen’ was voor de Belgische media een primeur. De media-aandacht voor  

de succesvolle samenwerking tussen Elia en Natuurpunt was dan ook bijzonder groot (foto: Elia)

 

In  2016,  het  jaar  waarin  het  voorliggend  project  werd  opgestart,  werd  de  mediacampagne  verder  gezet. Op 29 juni 2016 lanceerden we een natuurbericht over de ‘zwarte lijn’ van Ertvelde. Dit leidde  tot een krantenartikel in De Gazet van Antwerpen en Het Nieuwsblad. Het item werd ook gebracht  door AVS,  de  regionale  televisie.  Een  tweede  persmoment  kwam  er  op  16  december  2016,  naar  aanleiding van de bebakening van de luchtlijn Stevin tussen Zeebrugge en Dudzele. Ook nu weer kreeg  het onderwerp ruime weerklank in de media met vier berichten in Het Nieuwsblad en twee in de Gazet  van Antwerpen, een radio‐interview voor Radio 2 West‐Vlaanderen en JOE. Een beeldend item zat in 

(24)

het  nieuws  van WTV/FOCUS  en  (alweer)  VTM.  In  totaal  leidde  de  samenwerking  tussen  Elia  en  Natuurpunt tot zes items op TV, acht radio‐interviews, vier BELGA‐persberichten, 21 krantenartikels  en 19 opnames op media‐websites. Het Belgische natuurbericht werd door de Nederlandse collega’s  van Nature Today overgenomen op 20 december 2016, waarmee dit project dus ook internationale  aandacht verkreeg. Een overzicht van alle media‐aandacht wordt weergegeven in Figuur 12. 

 

Figuur 12: Weergave van de persaandacht die de samenwerking tussen ELIA en Natuurpunt kreeg in 2014, 2015 en 2016    

Op  23  januari  2016  werd  de  16de  editie  van  de  Belgische  Vogeldag  georganiseerd  in  de  ‘Drie  Eikencampus’ van de Universiteit Antwerpen. Deze editie werd ook nu weer druk bijgewoond door  deelnemers uit binnen en buitenland. Dominique Verbelen lichtte de resultaten toe van de eerste twee  studies die Natuurpunt in opdracht van Elia uitvoerde in een voordracht met als titel ‘Vogels onder  hoogspanning’. 

   

6 Monitoring voorafgaand aan bebakening

   

De impact van bebakening kan het meest accuraat worden ingeschat wanneer een monitoring naar  draadslachtoffers  wordt  opgestart  kort  voor  de  bebakening.  Indien  Elia  in  2016  één  of  meerdere  trajecten van bebakening zou voorzien én indien een monitoring naar draadslachtoffers zinvol zou zijn  en/of kan worden uitgevoerd, werd voorgesteld om op deze trajecten een dergelijke monitoring uit te  voeren.  In  onderling  overleg  met  Elia  werd  deze  module  niet  weerhouden  voor  de  geplande  bebakening voor de vernieuwde oversteek van het Kanaal Gent‐Terneuzen (t.h.v. Langerbrugge) en  voor de nieuwe oversteek van de  Schelde  te  Antwerpen. Het gros van de slachtoffers valt op  deze  locaties immers in de waterloop en kan door een slachtofferonderzoek niet voldoende nauwkeurig  worden opgevolgd. 

Op 30 september 2016 werd Natuurpunt door Elia geïnformeerd over de geplande bebakening van de  westelijke waakdraden van de luchtlijn 380.29,380.30 in Zandvliet. Hierbij werd vooral gepolst naar de 

0 5 10 15 20 25 30

2014 2015 2016

9

2

10 11

5

3 5

3 2

1

3 1

2

3 2

1

1

persaandacht

BELGA Natuurbericht TV

Radio Websites Krant

(25)

zin van de eerder door Natuurpunt voorgestelde bebakening (Verbelen et al., 2015) aangezien deze  lijn al was voorzien van bundelgeleiders met afstandhouders, waardoor de lijn mogelijk al voldoende  visueel  zichtbaar  zou  kunnen  zijn  en  een  extra  bebakening  mogelijk  geen  of  een  (te)  geringe  meerwaarde  zou  kunnen  bieden.  Deze  vraag  kon  enkel  worden  beantwoord  door  een  intensieve  monitoring naar draadslachtoffers uit te voeren voor en na de bebakening, zodat de impact van de  bebakening zou kunnen worden vastgesteld. Aangezien de bebakening al zou worden uitgevoerd vanaf  15  oktober  2016  (dus  slechts  15  dagen  na  kennisgeving),  werd  ‐  na  onderling  overleg  tussen  Natuurpunt en Elia ‐ beslist dat een monitoring van maximaal 15 dagen onmogelijk een representatief  beeld  zou  opleveren.  Natuurpunt  geeft  wel  aan  dat  de  vraagstelling  zeker  interessant  is:  is  de  meerwaarde van bebakening op een lijn met afstandhouders kleiner/even groot/groter dan op een lijn  met eenzelfde configuratie maar zonder afstandhouders? Misschien kan dit worden onderzocht in een  vervolgproject. 

 

7 Expertadvies

   

Elia investeert in de verdere uitbouw van een bovengronds netwerk. Om hierbij maximaal rekening te  kunnen houden met een mogelijke impact op vogels, wil Elia zich hierover proactief informeren.  

Natuurpunt  heeft  toegang  tot  een  uitgebreide  dataset  aan  faunagegevens.  Een  aantal  van  deze  gegevens  worden  ingezameld  tijdens  gestandaardiseerde  tellingen:  slaapplaatstellingen  van  meeuwen,  Aalscholvers  en  Wulpen,  midmaandelijkse  watervogeltellingen  (in  de  periode  oktober  –  maart), trektellingen (www.trektellen.nl), … Deze projectmatige datasets worden aangevuld met losse  waarnemingen  (www.waarnemingen.be).  Om  de  impact  van  een  nieuw  geplande  hoogspanningsleiding  maximaal  te  kunnen  inschatten,  moeten  deze  datasets  echter  ook  worden  geïnterpreteerd  door  gebiedsexperten  (bv.  in  functie  van  vliegrichting,  vlieghoogte,  fenologie,  cumulatieve  impact  met  windmolens,  aanwezigheid  van  geleidende  geografische  elementen,  aantrekking via nachtelijke verlichting, …. 

Natuurpunt en Natagora beschikken over een uitgebreid netwerk aan vrijwilligers en kunnen voor elke  locatie  in  Vlaanderen  een  ‘best  professional  judgement’  formuleren  door  een  interpretatie  van  de  beschikbare  datasets  te  combineren  met  een  bevraging  van  gebiedsexperten.  Afhankelijk  van  de  locatie, is een bijkomend terreinbezoek noodzakelijk om een correcte impactanalyse te kunnen maken. 

Afhankelijk van de beschikbare data, de exacte locatie en lengte van het traject waarover advies moet  worden  gegeven  en  de  snelheid  waarmee  gebiedsexperten  hun  advies  formuleren,  kan  een  expertadvies worden afgeleverd maximaal drie weken na het voorleggen van de vraag. De kostprijs  van een expertadvies hangt af van de complexiteit van de vraag, de exacte locatie en lengte van het  traject, de veelheid aan data die hiervoor moet worden geïnterpreteerd en de mate waarin info wordt  verschaft door gebiedsexperten. 

Voorafgaand aan voorliggend project vroeg Elia een expertadvies aan over de aanleg van de nieuwe  luchtlijn  Stevin  (Verbelen,  2015).  Deze  luchtlijn  is  noodzakelijk  voor  de  verbinding  van  de  windmolenparken  op  de  Noordzee  en  zal  met  een  380  kV‐luchtlijn  van  Zeebrugge  naar  de  Blauwe  Toren gaan en van daaruit doorlopen richting de nieuwe post Gezelle, gesitueerd ter hoogte van de  Spie  in  de  Brugse  Haven  (dicht  bij  de  centrale  van  Herdersbrug  van  Electrabel).  De  nieuwe  lijn  zal 

(26)

bestaan uit fasen van vier geleiders met afstandhouders. Natuurpunt stelde hiervoor een expertadvies  op. In de loop van het voorliggende project werden nog twee expertadviezen aangevraagd. Een eerste  advies had betrekking op de lijn tussen de centrale van Bévercé en Bronrome en van Bronrome naar  Coo  (Derouaux  et  Paquet,  2016).  Naar  mogelijke  draadslachtoffers  is  dit  een  erg  belangrijke  hoogspanningsleiding aangezien ze over een aanzienlijke afstand loopt over Natura 2000‐gebieden. 

Een tweede advies werd aangevraagd voor een hoogspanningsleiding in Gaurain.7   

 

8 Dankwoord

 

Een woord van dank aan alle waarnemers die draadslachtoffers invoerden op www.waarnemingen.be. 

Dankzij  hun  waarnemingen  kan  de  impact  van  de  ‘zwarte  lijnen’  nog  beter  worden  ingeschat.  De  dataset liet ons ook toe om drie nieuwe ‘zwarte lijnen’ te ontdekken. Een ferme merci aan Daniël Acke,  Ghisleen  De  Mits,  Dirk  Minnebo,  Yves  Pieters,  Ward  Ransschaert,  Carlos  Van  Hoorebeke  (Interesse  Groep  Natuur,  Sleidinge).  Zij  trotseerden  weer  en  wind  om  gedurende  105  dagen  telkens  weer  opnieuw  de  ‘zwarte  lijn’  van  Ertvelde  af  te  speuren  op  draadslachtoffers.  Zelden  zo’n  gedreven 

‘draadlopers’ ontmoet.  

Figuur 13: Een bijzonder woord van dank aan de ‘draadlopers van Sleine’ (foto: Dominique Verbelen)  

Jimmy  Pycke  (Vogelbescherming  Vlaanderen)  riep  de  verantwoordelijken  van  alle  Vlaamse  Opvangcentra  voor  Vogels  en  Wilde  Dieren  op  om  alle  binnengekomen  slachtoffers  van  hoogspanningsleidingen meteen in te voeren in www.waarnemingen.be. Wouter Faveyts en Nick De  Meulemeester gaven extra info over de ‘nieuwe’ zwarte lijn van het Liedermeerspark in Merelbeke en  Filiep T’ Jollyn en Koen Devos voorzagen ons (vanuit het INBO) van gegevens van de midmaandelijkse  watervogeltellingen voor de lijn van Oudenaarde. Johan Mortier was binnen Elia de drijvende kracht  achter dit project. Dankzij de blijvende inzet van Johan konden Elia en Natuurpunt heel wat nieuwe 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij de afdeling Vormgeving, maak en ontwerp je verschillende (media) producten voor een klant. Het ontwerpproces is daarbij

§ MOGELIJKE PARTNERS IN KAART BRENGEN  . § ORGANSATIE

 Op 16 juli 1942 vertrekt hij uit kamp Westerbork in het tweede transport naar Auschwitz samen met 585 anderen, waaronder zijn broer Markus en zijn neef Jacob..  Ilse kreeg

14-03-2003 zijn de gekantelde blokken die voorzien zijn van afstandhouders (5 vakken) getoetst in Steentoets versie 3.32 waarin de nieuwe.. ontwerpregel

Uw afspraak vindt plaats op donderdag of vrijdag 9.30 uur Reumaconsulente 10.30 uur Ergotherapie. 11.30 uur (donderdag) Fysiotherapie 11.00 uur (vrijdag)

De onderzoeksperiode in 2018 (3 maart 2018 ‐ 7 april 2018) vond plaats op het einde van de winter, 

Vooral voor de lijn van Munsterbilzen is het aantal van 11 draadslachtoffers opvallend. Deze lijn werd  immers  recent  bebakend.  Tussen  pyloon  124  en 

Uit  deze  resultaten  blijkt  dat  de  aantallen  die  worden  bekomen  door