• No results found

Verdwenen kadavers onder de ‘zwarte’ lijn sneller dan op de controle‐locatie?

5  Onderzoek naar verdwijnsnelheid draadslachtoffers

5.3  Resultaten

5.3.2  Verdwenen kadavers onder de ‘zwarte’ lijn sneller dan op de controle‐locatie?

5.3.2 Verdwenen kadavers onder de zwarte lijn sneller dan op de controle-locatie?

 

De  hypothese  dat  predatoren  zouden  hebben  geleerd  om  systematisch  ‘zwarte’  lijnen  (of  hoogspanningsleidingen in het algemeen) af te speuren omdat ze zouden hebben geleerd dat onder  een ‘zwarte’ lijn doorgaans meer kadavers liggen dan op andere plaatsen, kon door ons onderzoek niet  worden bevestigd.  

 

Tijdens de onderzoeksperiode van 95 dagen werd slechts op vier dagen een Buizerd geregistreerd bij  een kadaver dat was uitgelegd onder de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde. Op 16 en 17 november 2017 zat een  Buizerd op een Houtduif die op 15 november was uitgelegd bij pyloon 11. De tweede dag werd deze  Buizerd geregistreerd tussen 13:24:50 en 13:54:37 (Figuur 16) In 29 minuten 47 seconden werd de  Houtduif grotendeels geplukt en opgegeten. Op 19 december 2017 werd om 12:46:00 een Houtduif  uitgelegd aan de Schapenweide. Om 17:04:49 ‐ na amper 04:18:49 ‐ werd deze Houtduif al geplukt  door een Buizerd maar dezelfde nacht werd het kadaver door een Vos verwijderd. De Buizerd keert  niet  meer  terug  naar  deze  locatie.  Een  Meerkoet  werd  op  20  januari  uitgelegd  aan  pyloon  10  om  15:11:21. De volgende dag wordt een Buizerd geregistreerd om 12:24:01 en opnieuw om 16:24:25. 

Eens  een  kadaver  door  een  Buizerd  is  ontdekt,  werd  dus  wel  meermaals  naar  het  kadaver  teruggekeerd, maar het gros van de kadavers werd niet door Buizerds gevonden, wat aangeeft dat ze  niet systematisch/dagelijks de lijn afspeuren op nieuwe draadslachtoffers. 

 

Figuur 16 Buizerd werd op vier dagen geregistreerd onder de ‘zwarte’ lijn van Ertvelde.  

 

Uit  een  vergelijk  met  de  data  van  de  kadavers  die  werden  uitgelegd  op  de  controlelocaties,  blijkt  eenzelfde  verhaal.  Ook  daar  werden  drie  uitgelegde  kadavers  bezocht  door  een  Buizerd.  In  de  Bommels  werd  op  19  november  2017  een  Houtduif  uitgelegd  om  09:31:56.  Op  20  november  2017  registreert  de  trailcam  een  bleke  Buizerd  op  het  uitgelegde  kadaver.  Hetzelfde  exemplaar  wordt  opnieuw op hetzelfde kadaver geregistreerd op 23 november 2017, om 10:00:08 en om 11:54:57. Een  andere (donkere) Buizerd  werd  door de trailcam vastgelegd op  dezelfde Houtduif op 20  november  2017, tussen 16:28:56 en 16:51:16. Een tweede Houtduif die was uitgelegd op 24 november 2017 om  15:32:04  werd  geplukt  door  (vermoedelijk  dezelfde  donkere)  Buizerd  op  26  november  2017.  Dit  exemplaar bleef ter plaatse tussen 12:23:16 en 12:31:34. Op delfde locatie werd ook een Blauwe reiger  uitgelegd op 4 december 2017 om 14:27:15. Na 02:40:51 had (vermoedelijk) dezelfde donkere Buizerd  dit kadaver al ontdekt. Maar tussen 29 november en 2 februari werden geen Buizerds meer vastgesteld  bij de uitgelegde kadavers.  

 

Maar  was  er  nu  een  statistisch  significant  verschil  tussen  de  verdwijnsnelheid  van  de  uitgelegde  kadavers onder de ‘zwarte’ lijn vs. de kadavers die werden uitgelegd op de controlelocaties? 

 

Figuur  17  Verdwijnsnelheid  (inclusief  95%  betrouwbaarheidsintervallen)  van  de  kadavers  op  de  controle‐locatie en de ‘zwarte’ lijn. De overlap in betrouwbaarheidsintervallen toont aan dat er geen  significant verschil is in de verdwijnsnelheid tussen beide locatiesWel moet er rekening mee worden  gehouden worden dat het voorliggend onderzoek eerder beperkt is qua opzet, met ‘slechts’ een 20‐

tal kadavers per locatie. Wat wel opvalt, is dat de kans dat een kadaver verdwijnt in de eerste 24 uur  (op het moment dat de kadavers nog vers zijn) groter is. Deze vaststelling werd ook eerder al gedaan  in andere onderzoeken naar verdwijnsnelheid van kadavers onder hoogspanningsleidingen (Ponce et  al., 2015). Specifiek in voorliggende studie is wel dat er ook heel wat kadavers verdwenen tussen de  derde en de vierde dag. 

 

Figuur 17 Verdwijnsnelheid (inclusief 95% betrouwbaarheidsintervallen) van de kadavers op de controle-locatie en  

de ‘zwarte’ lijn. De overlap in betrouwbaarheidsintervallen toont aan dat er geen significant verschil is in de verdwijnsnelheid tussen beide locaties.

 

We  hadden  verwacht  dat  de  kadavers  onder  de  hoogspanningsleiding  significant  sneller  zouden  verdwijnen dan de kadavers op de controle‐locaties doordat aaseters mogelijk zouden kunnen hebben  geleerd dat er onder een hoogspanningsleiding gemiddeld maar aas te vinden valt dan op locaties waar  geen  hoogspanningsleiding  boven  loopt.  Deze  aanname  kon  door  het  veldexperiment  in  Ertvelde  echter  niet  worden  hard  gemaakt,  mogelijk  omdat  de  steekproef  te  beperkt  was  in  omvang.  Ook  onderzoek  naar  verdwijnsnelheid  van  kadavers  bij  hoge  gebouwen  kon  niet  aantonen  dat  aaseters  systematisch  op  deze  plaatsen  op  zoek  zouden  gaan  naar  dode  vogels  (Flint  et  al.,  2010).  Andere  onderzoeken konden wel aantonen dat sommige aaseters er specifiek voor kozen om dicht bij wegen  naar voedsel te zoeken, omdat daar de kans op aas (i.e. roadkills) groter was. (Lambertucci et al., 2009). 

Het ontbreken van een specifiek zoeken naar kadavers door aaseters onder hoogspanningsleidingen  maar  het  wel  aanwezig  zijn  van  zo’n  verband  tussen  het  zoekgedrag  van  aaseters  in  de  directe  omgeving  van  wegen,  wordt  door  Borner  et  al.  (2017)  verklaard  doordat  er  vermoedelijk  minder  draadslachtoffers vallen dan verkeersslachtoffers. 

 

De  ruwe  data  kunnen  ook  anders  worden  voorgesteld.  Figuur  18  toont  het  percentage  van  de  uitgelegde  kadavers  dat  verdween  per  24  uur.  Figuur  19  toont  de  som  van  het  percentage  van  de  slachtoffers  verdwenen.  Ook  deze  figuur  toont  duidelijk  aan  dat  de  meeste  kadavers  verdwenen  binnen de 24 uur nadat ze werden uitgelegd. Hierbij moet worden opgemerkt dat de data tegen het  einde  van  de  5  dagen  een  vertekend  beeld  geven:  kadavers  die  verdwenen  zonder  dat  er  een 

cameravalopname van gemaakt werd, werden pas als verdwenen beschouwd op het ogenblik dat het  kadaver niet meer aanwezig was.  

 

Figuur 18 Percentage van de kadavers dat verdwijnt per periode van 24 uur. Let op: het laatste kadaver werd pas  

na 127 uur vervangen. De categorie > 120 bestaat uit een kortere periode.

 

Figuur 19 De som van de percentages van de kadavers die per blok van 24 uur verdwijnen. Bijna 50% van de  

kadavers verdween voordat de kadavers na ca. 5 dagen vervangen werden. Let op: het laatste kadaver werd na 127 vervangen. De categorie > 120 bestaat uit een kortere periode.

     

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

0‐24 24‐48 48‐72 72‐96 96‐120 > 120

% van het origineel aantal kadavers

% van kadavers verdwenen per blok van 24 uur

0 10 20 30 40 50 60

0‐24 24‐48 48‐72 72‐96 96‐120 > 120

%´van het origineel aantal kadavers

cumulatief percentage van verdwenen kadavers