• No results found

Taal en Tongval. Jaargang 30 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Taal en Tongval. Jaargang 30 · dbnl"

Copied!
202
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TAAL EN TONGVAL

TIJDSCHRIFT VOOR DIALECTOLOGIE

onder redactie van

J. B. BERNS - Jo DAAN - J. GOOSSENS - H. T. J. MIEDEMA - G. DE SCHUTTER - J. TAELDEMAN - V. F. VANACKER - A. WEIJNEN

DERTIGSTE JAARGANG, 1978

UITGEGEVEN MET STEUN VAN HET

MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN VAN NEDERLAND, VAN HET MINISTERIE VAN NATIONALE OPVOEDING EN CULTUUR VAN BELGIË

EN VAN DE UNIVERSITAIRE STICHTING VAN BELGIË

V. F. Vanacker, Gentstraat 163, B.9110 St.-Amandsberg

J. B. Berns, Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde,

(2)
(3)

INHOUD

blz.

J o DAAN : U en je 50

F. DEBBABANDEBE : Het woord wijngaardsnijder 186

K. D E PBEZ en G. GEEBTS : Lexicale variabelen met een ( + Frans)-variant

in Brabant 5 J. D E ROOIJ : Dubbel Genus II. Een dialectgeografische studie met een

mislukte poging tot sociolinguistische inbreng 105

M. D E VISSEB : Ik heb er mert an 184

T. D E VBIES : De duivel in het dialect 186 G. R . W . D I B B E T S : „ K o n i n g e n g e v o l g " v e r v o l g d . . . . . . 9 1 A . F . F L O B I J N : Pietersens Friese taaiideologie, een poging tot herinterpretatie 82

G. G E B B T S : zie K . D E P B E Z .

H . H E I K E N S : Een sociolinguistisch opgebouwd corpus Amsterdamse spreektaal 36 L . K B E M E B : Standaardtaal-interferenties in de woordgeografle aan weers-

kanten van de Nederlandse oostgrens . . . 143

H . T . J . M I E D E M A : Fries leaf ( é2) , oerlau (Holl. loof) e n wurch (Eng. weary), drie woorden voor vermoeid . . . . . . . . . . 7 6

J. L. PAUWELS : Wat is „een straatje zonder eind(e)" ? 188 W. P E E : Dr. Ruth Klapperbach 1 T. VAN VEEN : Jus, doop, stip 136 R. WILLEMSEN : Kleur bekennen 179 Boekbesprekingen :

ENTJES, H. : Dialecten in Nederland (J. Stroop) 93 SJÖLIN, B. : Myn Frysk (G. Van Der Meer) 94 HEESTEBMANS, H . : Geschiedenis van de Nederlandse Taalkunde (red.

D. M. Bakker en G. R. W. Dibbets) 192 Bladvullingen :

J . B . BEBNS : Huissen 49

Geil 49

A. GOEMAN : Min 90

Onderzoek op het gebied van de dialectologie 102 Verslag van de contactdag „Kennismaking met de sociolinguistiek" Antwerpen

(UIA), 8 oktober 1977 102 IVG-Internationale Vereinigung für germanische Sprach- und Literatur-

wissenschaft 103 Totstandkoming van een Werkverband Dialectologie binnen de Stichting Taal-

wetenschap 195

(4)
(5)
(6)
(7)

Dr. RUTH KLAPPENBACH

Niedersteinbach 1911 — Schöneiche (Berlijn) 1977

In een van de eerste afleveringen van het „Wörterbuch der deutschen Gegenwartssprache" die ik in 1977 ontving, stak een kaartje waarin het

„Zentralinstitut für Sprachwissenschaft" meedeelde dat de uitgeefster van het woordenboek de tweede februari 1977 op vijfenzestigjarige leef- tijd was overleden. De dood van Ruth Klappenbach, die ik meer dan twintig jaar had gekend en met wie ik bevriend was geworden, heeft mij diep bedroefd.

Toen ik in 1956 enkele dagen doorbracht in de D.D.R. en er Theodor Frings bezocht, bracht hij mij te Leipzig, en te Berlijn, in kennis met verscheidene van zijn collega's, medewerkers, oud-studenten, studenten en vrienden, van wie de meesten, maar niet allen, filologen waren in de ruimste zin van het woord. Zo ontmoette ik te Berlijn zijn collega, professor Wolfgang Steinitz en de gezusters Klappenbach : Ruth Klap- penbach en Helene Malige-Klappenbach, zijn beide oud-studenten.

Ruth Klappenbach en Wolfgang Steinitz hadden toen, sinds de stich- ting van het „Institut für deutsche Sprache und Iiteratur" in 1952, de leiding van het „Wörterbuch der deutschen Gegenwartssprache", waar- van de twee eerste afleveringen (A-annehmen) samen in 1961 verschenen.

Mijn vriend Steinitz heb ik slechts een tiental jaren ontmoet, want hij overleed reeds in 1967 op tweeënzestigjarige leeftijd. Ruth Klappenbach heeft dus gedurende tien jaar alleen de leiding van het woordenboek in handen gehad.

Ik heb in dit tijdschrift (Jg. XIX [1967], afl. 3-4) een kort In Memo- riam aan Wolfgang Steinitz gewijd. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat ook hier de aandacht van onze neerlandici wordt gevestigd op de uit- zonderlijk begaafde taalkundige die Ruth Klappenbach was. Behalve het zesdelig woordenboek, waardoor haar naam bij alle germanisten, ook in het buitenland, een welverdiende faam geniet, publiceerde zij nog haar doctoraal proefschrift en een dertigtal taalkundige bijdragen, waaronder een tiental over (Duitse) spellingproblemen. Zij hield bovendien een aantal lezingen over taalkundige onderwerpen in de D.D.R., maar ook in de U.S.S.R., Tsjechoslovakije, Polen, Hongarije, Finland en Zweden.

De drie lezingen die zij voor 1977 in Denemarken had toegezegd, kon

zij helaas niet meer houden.

(8)

Ruth Klappenbach, geboren op 7 oktober 1911 te Niedersteinbach (Kreis Geithain), een zeer klein dorpje ten Z.-O. van Leipzig, was de jongste van de drie kinderen die het gezin Klappenbach telde. In dat- zelfde jaar promoveerde Theodor Frings, haar leermeester die zij zo diep hoogachtte, te Marburg bij Ferdinand Wrede op een studie over de dialekten van zijn geboortestreek. In mei 1918 trokken de Klappenbachs naar Leipzig, waar de vader leraar werd aan een H.B.S.

Hij was een vooruitstrevend links georiënteerde intellektueel, die zeker niet zonder invloed op het denken van zijn kinderen is geweest, maar het is ongetwijfeld de moeder die in het gezin de belangrijkste rol heeft gespeeld. Toen na de eerste wereldoorlog zij door allerlei familie- omstandigheden in die benarde jaren alleen voor de opvoeding en de toekomst van haar kinderen moest zorgen, heeft zij offervaardig en vast- beraden alle drie hoger onderwijs laten genieten. Zij moet een bewon- derenswaardige vrouw zijn geweest, voor wie de kinderen dan ook een diepe verering koesterden.

Ruth ontving haar lager en middelbaar onderwijs te Leipzig en legde haar eindexamen aan het Gymnasium af in 1931 met het beste cijfer.

Haar oudere zuster Helene was een jaar vroeger bij Frings gepromo- veerd en had als vakken Duits, Engels en geschiedenis gekozen. Zij raadde haar zuster aan haar voorbeeld te volgen, wat dan ook gebeurde.

Rtith studeerde van 1931 tot 1935 aan de universiteit te Leipzig, waar zij nog hetzelfde jaar haar studie met goed gevolg voltooide. Datzelfde jaar legde zij ook het staatsexamen voor hoger onderwijs af met een studie over „Parataxe und Hypotaxe im Deutschen" (cijfer I).

Van 1935 tot 1945 was zij lerares aan een gymnasium te Leipzig en tevens assistente van professor Frings, bij wie zij zich aan wetenschap- pelijk werk kon wijden, zoals blijkt uit haar promotie in 1942 tot doctor phil. met een proefschrift „Zur Urkundensprache des 13. Jahrhunderts.

Auf Grund des Corpus der altdeutschen Originalurkunden bis zum Jahre 1300".

In 1946-1947 bezocht zij de tolkenschool te Leipzig en legde er in 1947 het tolkexamen voor de Russische taal af. Van dat jaar af tot 1952 was zij docente en lerares Duits bij de Naamloze Sovjetvennootschap voor brandstofenergie „Braunkohle" in Leipzig en Espenhain.

1 september zou voor Ruth Klappenbachs verdere loopbaan beslis-

send zijn. Frings' collega en vriend Wolfgang Steinitz had namelijk in

dat jaar in de „Deutsche Akademie der Wissenschaften zu Berlin" een

plan voorgelegd voor een woordenboek van de actuele Duitse taal.

(9)

Frings stelde aan zijn oud-studente en -assistente voor naar Berlijn te gaan om er met Steinitz de leiding van de voorbereiding en van de samenstelling ervan op zich te nemen.

Hoewel zij nog in de diachronische taalbeschouwing was opgeleid, had zij vrij spoedig, waarschijnlijk door haar kennis van het Russisch, haar aandacht aan de synchronische taaiopvatting gewijd. Dank zij de beheersing van die taal had zij zich op de hoogte kunnen stellen van de verworvenheden van de Sovjetlinguïstiek, die haar bij haar lexicologisch werk belangrijke diensten zou bewijzen.

Het is hier niet de plaats om verder over dat woordenboek uit te weiden. Ik wil enkel nog vermelden dat voor de uitgave ervan twee en een half miljoen steekkaarten over de actuele taal werden opgesteld en ook gebruik werd gemaakt van de steekkaartenverzameling van het Grimmse woordenboek. De 57ste en laatste aflevering werd in 1976 aan de drukker toevertrouwd en zag nog in 1977 het licht. Voorbereiding en samenstelling van dat zesdelig verklarend woordenboek, dat 4500 blad- zijden beslaat, heeft slechts vijfentwintig jaar geduurd, ondanks een beperkte staf medewerkers. Een recordtijd! Wie meer over opzet en methode wenst te weten verwijs ik naar het woord vooraf bij de twee eerste afleveringen, dat in 1961 verscheen (blz. 03-026).

Ondanks haar drukke bezigheden bij het woordenboek vervulde Ruth Klappenbach van 1953 tot 1958 nog leeropdrachten over klank- en vormleer, alsook over de Duitse woordenschat van de tegenwoordige tijd aan de Karl Marx-universiteit te Leipzig en aan de Humboldt-universi- teit te Berlijn.

De 16de maart 1956 woonde ik, op uitnodiging van Frings, te Berlijn een werkvergadering bij van de medewerkers aan het woordenboek en leerde daar de gezusters Klappenbach kennen, want Helene Malige- Klappenbach was reeds vanaf 1 december 1952 aan het woordenboek verbonden en werkte in hartelijke verstandhouding met haar zuster mede aan de voorbereiding ervan. Die samenwerking heeft vijfentwintig jaar geduurd.

De Akademie verleende aan Ruth Klappenbach in 1975 haar hoogste wetenschappelijke onderscheiding, de Leibniz-medaille.

Ik heb tussen 1956 en 1975 vele malen de D.D.R. bezocht en heb nooit nagelaten enkele dagen te Leipzig en te Berlijn door te brengen.

Ik trachtte steeds tijd te vinden om naar de Akademie te gaan en daar

met de gezusters Klappenbach een praatje te maken. Ik spreek van de

gezusters omdat ik ze steeds samen aantrof en ik mij niet herinneren

(10)

kan een van hen alleen te hebben ontmoet. Ik had altijd de indruk dat mijn bezoek hun welkom was. Voor mij waren het in ieder geval zeer aangename stonden die ik met hen doorbracht.

Wat mij bij Ruth Klappenbach biezonder heeft getroffen was haar jeugdig enthousiasme, haar taaie arbeidskracht en haar ongewone levens- lust. Zij was vriendelijk en hoffelijk en had alle hoedanigheden van een leidster. Toen zij gepensioneerd was, maar nog steeds sterk wetenschap- pelijk actief, ook bij de uitgave van het woordenboek, woonde zij met haar zuster in een mooie omgeving buiten Berlijn, te Schöneiche. Ik heb ze daar met mijn collega Worgt uit Leipzig in mei 1973 bezocht en er een hele namiddag doorgebracht. Die namiddag behoort tot mijn aan- genaamste herinneringen. Ik heb Ruth Klappenbach niet meer terug- gezien. Zij is op 2 februari 1977 onverwacht, maar gelukkig pijnloos, aan een hartinfarkt overleden.

Met haar verliest de D.D.R. een waardevolle en hoogstaande taal- kundige, wij allen die haar hebben gekend, een edele en voorname vriendin.

Willem P É E

(11)

LEXIKALE VARIABELEN

MET EEN (+ FRANS)-VARIANT IN BRABANT

1

1. Inleiding

Het feit dat de algemene taal in Vlaanderen m.b.t. het lexikale niet samenvalt met de Nederlandse norm, is in het verleden verklaard als een gevolg van 1. Brabantse invloed (Leenen 1969-1970, Goossens 1970, Debrabandere 1971) ; 2. een voorkeur voor het exogene (De Schutter 1973) : voor heel veel Vlamingen zijn de domeinen van de bovenregionale taal te vergelijken met die van het „zondagse pak". Deze beide ver- klaringen sluiten elkaar niet u i t ; integendeel, ze moeten opgevat worden als twee facetten van de historische ontwikkeling van de algemene taal in Vlaanderen. Dit is o.i. voldoende gebleken uit ons onderzoek in West- Vlaanderen (Deprez en Geerts 1976). We hebben toen vastgesteld dat we in het standaardiseringsproces drie fasen moeten onderscheiden. In de eerste fase zijn inderdaad heel wat niet-Nederlandse elementen in Vlaanderen als AN gepropageerd ; deze elementen kunnen we verder indelen in archaïsmen, purismen en brabantismen. De tweede fase ving aan op het moment dat in Vlaanderen ook de Nederlandse alternatieven bekend geraakten, en er dus paren ontstonden zodat men moest gaan kiezen. Het is gebleken dat de overgrote meerderheid van onze infor- manten toen niet zijn gaan kiezen in termen van de ontstane tegen- stelling, nl. [^ NED], maar in termen van een criterium dat dichter bij huis ligt, nl. [ ± EXO].

Ondanks de steeds toenemende kracht van de faktor [ ± NED] — het voornaamste kenmerk van de derde fase — hebben we moeten vast- stellen dat alle kategorieën — op de leraren-Nederlands na — zich nog altijd in de eerste plaats door het criterium [± EXO] laten leiden. Dat criterium is kennelijk veel gemakkelijker te hanteren en dus een groter steunpunt bij het maken van een lexikale keuze : men gaat er van uit dat elementen die niet in de eigen taal voorkomen, eerder Nederlands zijn dan elementen die daar wel in aangetroffen worden. De omstandig -

1

Herziene en uitgebreide versie van een tekst gelezen op de Taaldag georga- niseerd door de Belgische Kring voor Linguïstiek (Brussel, 11 december 1976).

Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door een krediet van het F.K.F.O.

(nr. 2.0045.75).

(12)

heid dat het dialekt bij vergelijking met de standaardtaal als minder- waardig beschouwd wordt, biedt voor de geschetste houding in het lexikale vlak een plausibele verklaring.

Een en ander geldt vanzelfsprekend, en a fortiori, m.b.t. dialekt- woorden die als aan het Frans ontleend bekend of herkenbaar zijn. De Nederlandse standaardtaal fungeert in de Vlaamse emancipatiebeweging als nationaal symbool en dat impliceert dat de strijd tegen de verfran- sing ook direkt betrekking heeft op Franse woorden. In het AN worden de lexikale elementen 'natuurlijk' verwacht zowel [ + EXO] als [— FRA]

te zijn. M.b.t. [— EXO]- en [ + FRA]-woorden kan men zich dan ook zonder moeite voorstellen dat die met het grootste plezier en gemak vervangen worden als er een 'zuiver' alternatief is ... zelfs als dat alter- natief niet algemeen Nederlands is. Woorden als paraplu en portemonnee, die zowel [— EXO] als [ + FRA] zijn bleken de AN-gebruikende West- vlaamse dialektsprekers in een uitermate moeilijke situatie te plaatsen, omdat ze ook [-f- NED] zijn. Slechts weinigen wilden het kenmerk [ + NED] als het belangrijkste erkennen ; veruit de meesten gaven de voorkeur aan een puristische oplossing : ze gebruikten regenscherm en geldbeugel, die allebei f + EXO] en [— FRA] zijn en namen de omstan- digheid dat die woorden bovendien [— NED] zijn, op de koop toe.

Die houding hoeft niet zonder meer als een uiting van partikularisme gezien te worden ; het gaat niet noodzakelijk om een voorkeur voor

„algemeen-Vlaams" tegenover „algemeen-Nederlands". De criteria [ ± EXO] en [ i FRA] zijn immers veel konkreter dan [ ± NED] : het hanteren van het laatste veronderstelt een kennis die tot voor kort slechts voor weinigen in Vlaanderen toegankelijk was. In West-Vlaan- deren bleek dan ook maar één groep, nl. de leraren-Nederlands, dat criterium te hanteren.

De preciese waarde van de faktor [ ± FRA] hebben we in West- Vlaanderen niet kunnen bepalen, omdat we maar twee variabelen met een [ + FRA]-variant in onze enquête hadden betrokken. Vandaar dat we in ons Brabantse onderzoek — een onderzoek dat bedoeld is om de positie van Brabant in het standaardiseringsproces te beschrijven — het nodige gedaan hebben om de faktoren in kwestie wel grondig te kunnen analyseren.

2. Opzet

2.1. De in ons Westvlaamse onderzoek opgenomen variabelen paraplu

(vs. regenscherm) en portemonnee (vs. geldbeugel) zijn [ + FRA], maar

(13)

ook [— EXO] en [ + NED], zodat het ons niet mogelijk was uit te maken welk van die criteria het belangrijkste is. Vandaar dat we in Brabant niet alleen meer, maar ook andere variabelen onderzocht hebben. We hebben de volgende kombinaties gekozen :

1. het endogene (Brabantse) woord is [ + FRA] en [ + NED] ; de variant is een in het AN niet gebruikelijk purisme :

paraplu vs. regenscherm portemonnee vs. geldbeugel

gedekoreerd vs. vereremerkt

2. het endogene woord is [ + FRA] en [— NED], de variant is [ + N E D ] :

velo facteur

botten

vs.

VS.

V S .

fiets postbode

laarzen

3. het endogene woord is [ + NED] ; de variant is een in het AN niet gebruikelijk Frans woord :

aannemer vs. entrepreneur

stalen vs. échantillons (plus : monsters = [ + EXO], [ + NED]) ijskast vs.frigidaire (plus : koelkast = [ + EXO], [ + NED])

4. het endogene woord is [— N E D ] ; de variant is een in het AN gebruikelijk Frans woord :

pennezakske vs. etui

appelsiensap vs.jus d'orange (plus : sinaasappelsap = [ + EXO], [+NED], [—FRA])

zetel vs. fauteuil

2.2. Deze paren hebben we in dialektzinnen (zie Appendix) verwerkt

die op dezelfde manier als in West-Vlaanderen aan de informanten

werden voorgelegd. Het interview bestaat dus uit drie delen : in deel 1

moeten de informanten de dialektzinnen in het AN vertalen; in deel 2

moeten ze een keuze maken uit de aangeboden alternatieven ; in deel 3

moeten ze hun gebruik (deel 1) en hun norm (deel 2) verantwoorden

(zie voorts Deprez en Geerts 1976, 286-287).

(14)

Onze opvatting over gebruik en norm zijn gebaseerd op een analyse van de „situationele as", zoals die door Labov (1972, hoofdstuk 3) gedefi- nieerd is in termen van „attention paid to speech". We gaan ervan uit dat 1. de vorm die de informanten rustig kunnen kiezen uit de twee of drie alternatieven die hen aangeboden worden, beschouwd moet worden als de vorm die zij zouden gebruiken als zij maximale aandacht aan hun AN-gebruik zouden (kunnen) schenken, d.w.z. dat die vorm uiterst rechts op de situationele as geplaatst moet worden, en dat 2. het gebruik van de informanten zeker niet uiterst links op die as gesitueerd mag worden, omdat onze informanten — allen dialektsprekers — in de meest informele omstandigheden geen AN spreken. Maar het lijdt voor ons geen twijfel dat onze informanten in deel 1 van het interview minder aandacht aan hun AN besteden dan in deel 2 en dat het gebruik derhalve zonder meer links van de norm geplaatst moet worden. Hoeveel linkser is met onze methode niet uit te maken ; daarvoor zouden we over tests moeten beschikken die de hele gamma konteksten van 'casual' dialekt tot het meest formele AN kunnen helpen registreren.

2.3. De informanten zijn dialektsprekende mannelijke inwoners van Duffel en Lier, geselekteerd op basis van zes leeftijdskategorieën. De nagestreefde selektie bedroeg 144 personen ; daarvan konden er 123 gevonden worden (85 %). Bij de studerende jongeren (LI, L2, L3(S)) hebben we ons tot twee leden per cel beperkt; bij de ouderen (L4, L5, L6) en bij de werkende jongeren (L3(W)) was het de bedoeling per cel drie leden te ondervragen. L2 bestaat uit leerlingen uit het technisch onder- wijs en leerlingen uit de humaniora. Bij L3 maken we een gelijksoortig onderscheid : hoger technisch vs. universitair onderwijs.

Als sociale kategorieën onderscheiden we :

25— : SJ (studerende jongeren : scholieren en studenten) : LI -f L2 -+- L3(S) : 41 informanten ;

WJ (werkende jongeren) : L3(W) : 8 informanten ;

25+ : La (lagere beroepen : beroepsgroepen 1 tot en met 4 : 36 infor- manten ;

Ler (leraren) : beroepsgroepen 5 en 7 : 15 informanten ;

H' (hogere beroepen) : beroepsgroepen 6, 8, 9 en 10 : 23 infor-

manten.

(15)

TABEL 1

Het sample : leeftijdskategorieën, beroepsgroepen (voor scholieren en studenten beroepsgroep van de vader); per cel: het aantal ondervraagden

LI (11-12)

L.O.

2 2 2 2

2

2

I (14 Tech

1 1 1 1

0

1 ,2 -16)

Hum

1 1 1 1

1

1

L3 (19 Tech

1 1 1 1

1

1

(S) -21)

Univ

1 1 1 1

1

1

L3 (W) (19-21)

3 2 2 1

L4 (25-35)

3 3 3 3 2 3 3 2 3

L5 (45-55)

3 3 3 3 3 3 3 3 1

L6 (65+)

3 3 3 3 3 1 1 1 2

1 = ongeschoolde arbeider 2 = geschoolde arbeider 3 = kleine zelfstandigen 4 = lagere bedienden

5 = leraren Nederlands (NÜHO-opleiding)

6 = anderen, met NUHO-opleiding

7 = leraren Nederlands (UHO-opleiding)

8 = anderen met UHO-opleiding (korte type)

9 = UHO-opleiding, langere type

(16)

3. Globale resultaten

TABEL 2

Globale resultaten (relatieve waarden tussen haakjes)

1. etui-pennezakje gebruik etui

schooletui pennezakje pennedoos pennehouder pennetas schrijfgerief kazakske (weet het niet)

norm etui

pennezakje (geen voorkeur)

3 2 99 6 6 2 2 1 2

15 107 1

f Jf\ f\A\

> (U.U4)

(0.80)

(0.12) (0.87)

2. jus d'orange-appelsiensap-sinaas- appelsap

gebruik

jus d'orange jus de fruit appelsiensap sinaasappelsap oranjesap fruitsap zuidvrucht

norm jus d'orange appelsiensap sinaasappelsap (geen voorkeur) 3. fauteuil-zetel

gebruik fauteuil

zetel stoel

norm fauteuil

zetel

3 2 82 30 3 3 1 2 42 74 5

7 114 2

7 116

> (V.öó) (0.67) (0.24)

(0.02) (0.34) (0.60)

(0.06) (0.92)

(0.06) (0.94)

4. entrepreneur-aannemer gebruik entrepreneur aannemer aannemersbedrij f (bouw)ondernemer onderneming

norm entrepreneur aannemer

0 119 1 2 1

1 112 5. échantillons-stolen-monsters

nehruik échantillons stalen monsters voorbeelden modellen proeven

gebruiksaanwi j zing folders

(weet het niet) norm échantillons stalen monsters (geen voorkeur)

0 83 34 1 1 1 1 1 1

0 55 65 3 6. frigidaire-ijskast-koelkast

gebruik frigidaire

ijskast/frigidaire frigo

ijskast koelkast

norm frigidaire ijskast koelkast (geen voorkeur)

0 ) , 3 72 45

0 37 82 4

(0.97)

(0.01) (0.99)

(0.67) (0.28)

(0.45) (0.53)

(0.59) (0.37)

(0.30) (0.67)

(17)

7. paraplu-regenscherm gebruik paraplu

regenscherm norm paraplu

regenscherm (geen voorkeur)

8. portemonnee-geldbeugel gebruik portemonnee portefeuille geldbeugel geldtas brieventas

norm portemonnee geldbeugel

9. gedekoreerd-vereremerkt gebruik

gedekoreerd

een dekoratie verleend (gegeven -gekregen) gedekoreerd/vereremerkt vereremerkt

onderscheiden, 'n onder- scheiding gegeven 'n ereteken gegeven gehuldigd

bevorderd gepromoveerd van rang verhoogd gediplomeerd versierd toegetakeld (weet het niet)

64 59

18 104 1

39 14 65 2 3

17 106

86 4 i

2 ) , 15 \ ' 6 1 1 1 1 1 1 1 1 2

(0.52) (0.48)

(0.15) (0.85)

(0.32) (0.53)

(0.14) (0.86)

f ff\ 7QV

| («•'•')

) f ( \ 1 A \

norm gedekoreerd vereremerkt (geen voorkeur) 10. velo-fiets

gebruik velo

flets

norm velo

flets

11. f acteur-postbode gebruik facteur

postbode brievenbesteller

brievendrager, briefdrager briefontvanger

norm facteur

postbode (geen voorkeur)

12. botten-laarzen gebruik botten

laarzen rubberlaarzen schoenen overschoenen

norm botten

laarzen

(geen voorkeur)

79 43 1

7 116

1 122

17 76 21 8 1

6 115 2

47 67 1 7 1

8 114 1

(0.64) (0.35)

(0.06) (0.94)

(0.01) (0.99)

(0.14) (0.62)

(0.05) (0.93)

(0.38) (0.54)

(0.07) (0.93)

3.1. De afkeer van Franse leenwoorden is zeer sterk : 1. ze hebben

geen prestige : voor 11 van de 12 [-|- FRA]-varianten ligt de norm-

waarde tussen 0.15 en 0.00 ; 2. maar twee van de twaalf worden door

de meerderheid van de informanten gebruikt (m.b.t. paraplu is die

meerderheid bovendien miniem : 0.52).

(18)

3.2. Die afkeer is zo sterk dat zelfs de meest elementaire verwach- tingen niet meer ingelost worden. Totnogtoe hebben we altijd moeten konstateren dat endogene elementen meer gebruikt dan gewaardeerd worden, terwijl dat bij exogene elementen net andersom ligt. Welnu, m.b.t. variabelen met een [-}- FRA]-variant gaat deze regel maar gedeel- telijk meer op. Zeker, endogene [ + FRA]-elementen worden meer ge- bruikt dan gewaardeerd (we noteren zelfs enkele forse verschuivingen van het endogene weg), maar m.b.t. exogene [ + FRA]-varianten kan niet gezegd worden dat hun prestige beduidend hoger ligt dan hun gebruik (één lichte uitzondering : etui) (tabel 3).

TABEL 3

a. prestige van de ( + F BA)-varianten (relatieve norm-waarden);

b. verachü tussen de (relatieve) norm-waarde en de (relatieve) gebruik-waarde : negatief indien norm < gebruik, positief indien norm > gebruik

a. b.

1. gedekoreerd 2. paraplu 3. portemonnee 4. etui

5. botten 6. fauteuil 7. facteur 8. jus d'orange 9. entrepreneur 10. velo

11. frigidaire 12. échantillons

(— EXO) (— EXO) (— EXO) (+ EXO) (— EXO) (+ EXO) (— EXO) (+ EXO) (+ EXO) (— EXO) (+ EXO) (+ EXO)

0.64 0.15 0.14 0.12 0.07 0.06 0.05 0.02 0.01 0.01 0.00 0.00

— 0.09

— 0.37

— 0.18 + 0.08

— 0.31

— 0.09

— 0.Ö1 + 0.01

— 0.05

? — 0.02

We kunnen dus nu al stellen dat [ ± EXO] nog nauwelijks iets betekent als ook de faktor [^ FRA] meespeelt : men verschuift dan niet meer zozeer van het endogene weg en naar het exogene toe als van het Franse weg en naar het niet-Franse toe.

En dit geldt ook voor het uit het Frans afkomstige gedekoreerd, dat inderdaad minder gewaardeerd wordt dan gebruikt, maar waarvan de N- en G-waarden anderzijds toch nog een stuk boven de 50 % liggen...

4. Gedekoreerd-vereremerkt : een hinderlijke variabele

De scores voor deze variabele wijken inderdaad in veel opzichten van die voor de andere variabelen af :

4.1. De normscore van de [ + FRA]-varianten ligt zeer laag, behalve

(19)

die van gedekoreerd (0.64). Het verschil tussen N gedekoreerd en N paraplu bedraagt 0.49, terwijl het verschil tussen de N-waarde van paraplu en die van échantillons en frigidaire (de laagste) slechts 0.15 bedraagt (zie tabellen 2 en 3).

4.2. Green enkele [ + FRA]-variant wordt door ook maar één enkele leeftijdskategorie of sociale groep als norm beschouwd, behalve gedeko- reerd, dat door de meeste kategorieën beter wordt gevonden dan ver- eremerkt. Alleen L6, La en H' geven de voorkeur aan vereremerkt — geen enkele jongere kategorie dus, en bij de 25+-groep ook de leraren niet!

(zie tabel 4).

TABEL 4

Norm- en gebruik-waarden voor twaalf ( + FRA)-varianten : relatieve waarden voor zes leeftijds- en voor vijf sociale kategorieën

1. etui

L I L2

L3(S)

L4 L5 L6 SJ W J La H ' Ler 2. jus L I L2

L3(S)

L4 L5 L6 SJ W J La H ' Ler

(schooletui) N 36 — 23 — 7 — 8 — 11 — 5 — 22 — 0 — 0 — 13 — 20 — d'orange (jus 0 — 8 — 7 — 0 — 0 — 0 — 5 — 0 — 0 — 0 — 0 —

G 14

8

0 %

0

7 0

7 0

0 %

0 13

de fruit)

0 0 7

8 %

4 0

2 0

0 %

4 13

3. fauteuil LI L2 L3(S) L4 L5 L6 SJ WJ La H' Ler

N 0 15 7 0 14 0

7 0 0 0 27

4. entrepreneur

LI

L2 L3(S) L4 L5 L6 SJ WJ La H' Ler

G

0 8 0 0 18 0 2 13 3 0 33

%

(20)

5. échantillons

LI L2 L3(S) L4 L5 L6 SJ W J La H ' Ler

N O O O

o o o o o o o o

G O O

o o o o o o o o o

8. portemonnee

L I L 2 L3(S) L 4 L 5 L 6 SJ W J L a H ' L e r

N 0 15 0 4 25 29 5 13 19 9 33

G

— 43

— 31

— 21

— 16

— 32

— 38

— 31

— 63

— 36

— 22

— 33

6. frigidaire LI

L2 L3(S) L4 L5 L6 SJ WJ La H' Ler

7. paraplu L I L2 L3(S) L4 L5 L6 SJ W J La H ' Ler

7 8 7 12 25 19 7 13 17 17 27

100 62 43 52 36 29 68 88 39 39 40

9. gedekoreerd (een dekoratie gekregen, verleend, gekregen)

o//o

L I L 2 L3(S) L 4 L 5 L 6 SJ W J L a H ' L e r

10. Velo L I L2 L3(S) L 4 L 5 L 6 SJ W J L a H ' Ler

57 — 77 — 100 — 64 — 50 — 48 — 78 — 88 — 44 — 48 — 87 —

0 — 0 — 0 — 0 — 0 — 5 — 0 — 0 — 0 — 4 0 —

93 61 86 80 54 71 80 88 64 74 80

0 0 0 0 4 29 0 0 14 9 0

(21)

11. f acteur

LI L 2

L3(S)

L 4 L 5 L 6

SJ W J L a H ' L e r

N 0 0 0 4 4 19

0 0 11 4 7

G

— 14

— 8

— 0

— 0

— 11

— 38 7

— 38

— 14

— 17

— 13

0/

/o

/o

12. botten

L I L 2

L3(S)

L 4 L 5 L 6

S J W J L a H ' L e r

N

0 — 0 — 0 — 8 — 14 — 10 — 0 — 0 — 8 — 13 — 14 —

G 36 31 22 36 39 52

30 50 47 39 33

4.3. Hoewel jong (25—) en oud (25 + ) m.b.t. het prestige van onze [+FRA]-varianten in het algemeen niet erg veel van elkaar verschillen, kan toch gekonstateerd worden dat de verschillen duidelijk systematisch zijn. De jongeren hebben een grotere voorkeur voor exogene [ + FRA]- varianten dan de ouderen (ook als we de reeks entrepreneur-échantillons- frigidaire als te verwaarlozen beschouwen), terwijl de ouderen een relatief

TABEL 5

Prestige (relatieve norm-waarden) van 12 (+ FRA)-varianten bij twee leeftijdskategorieën : 25— (49 informanten) en 25 + (74 informanten)

25 — 25 + 1. — [—FRA], + EXO, + NED

etui 0.18 0.08 jus d'orange 0.04 0.00 fauteuil 0.06 0.04 2. — [— FRA], + EXO, — NED

entrepreneur 0.01 0.00 éohantillons 0.00 0.00 frigidaire 0.00 0.00 3. — [— FRA], — EXO, + NED

paraplu 0.08 0.19 portemonnee 0.06 0.19 gedekoreerd 0.80 0.54 4. — [— FRA], — EXO, — NED

velo 0.00 0.01

facteur 0.00 0.11

botten 0.00 0.08

(22)

grotere voorkeur hebben voor endogene [-\- FRA]-varianten. Maar ook in dit opzicht vormt het endogene [ + FRA] gedekoreerd weer een uit- zondering : het wordt door de jongeren meer gewaardeerd dan door de ouderen (zie tabel 5).

4.4. Al voldoet de ordening van de drie tot nog toe behandelde 'constraints' aan wat Labov (1969, 740-741) „a strong type of ordering"

genoemd heeft, en al is de kwantifikatie van die ordening op z'n minst even regelmatig te noemen als de resultaten die Labov (1969, 749) en Wolfram en Fasold (1974, 105) ter verdediging van dit model aanhalen, toch willen we niet ontkennen dat het patroon van tabel 6 minder regelmatig is dan we zouden wensen. Maar het is zonder meer duidelijk dat vooral de erg afwijkende norm-score van gedekoreerd voor de gekon- stateerde verstoring verantwoordelijk is (zie tabel 6)*,

2

.

TABEL 6

Onderlinge ordening van drie faktoren die het prestige van een ( + FBA)-variant bevorderen (gemiddelde normwaarden)

— [— FRA], + NED, — EXO (paraplu-portemonnee-gedekoreerd) 0.31 0.15 0.14 0.64

— [— FRA], + NED, + EXO (etui-jus d'orange-fauteuil) 0.07 0.12 0.02 0.06

— [—FRA], —NED, —EXO (velo-facteur-botten) 0.04 0.01 0.05 0.07

— [— FRA], — NED, + EXO (entrepreneur-échantillons-frigidaire) 0.00 0.01 0.00 0.00

Als we op grond van deze bevindingen gedekoreerd als een buiten- beentje willen beschouwen, dat niet in één reeks met paraplu en porte- monnee geplaatst mag worden, dan stellen we daarmee meteen vast dat de bevordering (of verdringing) van de [ + FRA]-varianten door meer dan drie faktoren beïnvloed wordt. Deze stap leidt ons naar drie nieuwe stadia van de analyse :

1. een behandeling van de gegevens zonder de variabele gedekoreerd- vereremerkt (§ 5) ;

1

Aangezien de resultaten, reeks per reeks, komplementair zijn, hebben we ons in tabellen 6 en 7, per kategorie, beperkt tot het weergeven van de beneden- helft van de figuur.

2

In termen van 'constraints', d.w.z. strikt technisch genomen, wordt het

prestige van een element bevorderd als het element ' + [—FRA]' is.

(23)

2. een nieuwe bespreking van de drie totnogtoe gehanteerde faktoren en een aanvulling daarvan (§ 6) ;

3. een aparte behandeling van de variabele gedekoreerd-vereremerkt (§ 7).

5. Geometrische ordening van drie faktoren m.b.t. elf variabelen met een ( + FRA)-variant

Zonder de variabele gedekoreerd-vereremerkt vertonen de scores m.b.t.

het totale sample weliswaar nog geen volledige regelmaat (tabel 7 : I), maar het is daar toch niet ver van af.

TABEL 7

Ordening van drie faktoren die het prestige van (+ FBA)-variant bepalen; m.b.t. I.

het totale sample, II. zes leeftijds- en III. vijf sociale kategorieën (gemiddelde norm- waarden)

I. Totale sample (123 inf.) —[—FRA], + NED, —EXO 0.14 (paraplu, portemonnee)

— [— FRA], + NED, + EXO 0.07 (etui, jus d'orange, fauteuil)

— [—FRA], —NED, —EXO 0.04 (velo, facteur, botten)

— [— FRA], — NED, + EXO 0.00 (entrepreneur, échantillons, frigidaire)

II. LeefUjdskategorieën

LI : — [ _ F R A ] , + NED, + EXO 0.12 (14 inf) _ [ _ F R A ] , + N E D , — EXO 0.04 overige twee reeksen 0.00 0.00 L2 : _ [ — F R A ] , + NED, + EXO 0.15 (13 inf) —[—FRA], + NED, —EXO 0.12

— [— FRA], — NED, + EXO 0.03

— [—FRA], —NED, —EXO 0.00 L3 (S) : — [— FRA], + NED, + EXO 0.07 (14 inf) _ [ _ F R A ] , + NED, —EXO 0.04 overige twee reeksen 0.00 0.00 L4 : — [— FRA], — EXO, + NED 0.08 (25 inf) —[—FRA], —EXO, —NED 0.04

— [— FRA], + EXO, + NED 0.03

— [— FRA], + EXO, — NED 0.00 L5 : — [— FRA], + NED, — EXO 0.25 (28 inf) — [— FRA], + NED, + EXO 0.08

— [— FRA], — NED, — EXO 0.06

— [— FRA], — NED, + EXO 0.00

(24)

TABEL 7 {vervolg) L6 : — [— FRA],

(21 inf) —[—FRA], _ [_ FRA],

— [— FRA], III. Sociale kategorieën

SJ : — [— FRA], (41 inf) —[—FRA],

— [— FRA], _ [_ FRA], Ler : — [— FRA], (15 inf) —[—FRA],

— [—FRA],

— [— FRA], WJ : — [— FRA], (8 inf) overige drie ]

La : — [— FRA], (36 inf) — [— FRA],

— BXO, +

— BXO, — + EXO, + + EXO, — + NED, + + NED, —

— NED, +

— NED, — + NED, — + NED, +

— NED, —

— NED, +

— EXO, 4- reeksen

— EXO, +

— EXO, — overig drie reeksen H' : — [— FRA], (23 inf) —[—FRA],

— [— FRA], _ r _ FRA1.

— EXO, +

— EXO, — + EXO, + 4- EXO. —

N E D N E D N E D N E D

E X O E X O EXO E X O E X O E X O E X O EXO N E D

N E D N E D

N E D N E D N E D N E D

0.24 0.11 0.02 0.00 0.11 0.06 0.01 0.00 0.30 0.16 0.04 0.00 0.125 0.00 0.00 0.00 0.18 0.06 0.00 0.00 0.13 0.09 0.04 0.00

5.1. Het meest opvallende feit is zonder meer de enorme kracht van de faktor [ + FRA]. Van een variabele die uit een [ + FRA]- en een [— FRA]-variant bestaat krijgt de laatste in het slechtste geval de voor- keur van 86 % van de informanten! Dat betekent meteen dat andere faktoren de keuzes nog nauwelijks kunnen beïnvloeden...

Hoe beperkt de betekenis van de twee andere faktoren overigens ook is, er zijn twee redenen waarom ze nog verder onze aandacht verdienen : 1. de faktor [ ± NED] is weliswaar sterker dan de faktor [ ± EXO] wat het totale sample betreft, maar niet voor elke kategorie afzonderlijk (zie §5.2.);

2. de betekenis van [^ EXO] blijkt niet voor alle kategorieën dezelfde te zijn (zie § 6).

5.2. Van de zeer kleine bereidheid vanwege scholieren en studenten

om [ + FRA]-varianten te aanvaarden kan nog gekonstateerd worden

(25)

dat die slechts betrekking heeft op varianten die ook [ + NED] zijn ; wel is het prestige van exogene Nederlandse leenwoorden iets groter dan dat van endogene.

Bij de oudere informanten liggen de verhoudingen omgekeerd : de faktor [ ± EXO] is bij hen sterker dan de faktor [ ± NED], en boven- dien zijn de ouderen iets meer geneigd de endogene varianten hoger te waarderen dan de exogene. (Dat L5 daar een uitzondering op vormt, is uitsluitend het gevolg van de sterke pro-Nederlandse houding van de zes leraren-Nederlands in die kategorie.)

De leraren nemen een middenpositie in tussen jong en oud (en de positie van L5 komt daar helemaal mee overeen). Net zoals de jongeren letten zij meer op de faktor [ ± NED] bij [ + FRA]-varianten dan op de faktor [ + EXO], maar anderzijds sluiten zij zich door hun grotere voorkeur voor endogene [ + FRA]-varianten bij hun leeftijdsgenoten aan. We kunnen hun houding misschien het best begrijpen als we aan- nemen dat de leraren enerzijds wel een zeker begrip hebben voor de voorkeur van hun leeftijdsgenoten, maar er anderzijds door hun grotere kennis van en belangstelling voor de Nederlandse norm het meest toe aangezet worden om ook endogene leenwoorden uit het Frans te aan- vaarden. Maar ook bij hen is die bereidheid in het beste geval niet groter dan 30 %! Toch is dit het hoogste cijfer. Bij scholieren en studenten is de anti-Franse reflex nog sterker. Bij de studenten noteren we zelfs het hoogste cijfer : 0.93... wat in feite neerkomt op : geen Frans, punt!

5.3. We leiden uit tabel 7 ook af dat de termen exogeen en endogeen niet voor alle kategorieën op dezelfde manier fungeren. Bij de ouderen (25+) heeft endogeen een positieve konnotatie, bij de jongeren daaren- tegen een negatieve. Wat betekent dat?

6. Hoe verantwoorden de informanten hun keuzes ?

6.1. Het hoofdargument is in 10 van de 11 gevallen [ ± Frans]. De andere argumenten kunnen we het best per reeks van variabelen be- spreken .

6.1.1. Het prestige van de reeks entrepreneur-échantillons-frigidaire is nul, niet alleen omdat deze elementen [ + FRA] zijn, maar ook omdat ze voor heel wat (vooral jongere) informanten volslagen onbekende woorden zijn („althans in het Nederlands") (zie tabel 8a).

6.1.2. M.b.t. de reeks etui-fauteuil-jus d'orange is de argumentatie al

wat meer gediversifieerd. Deze woorden worden immers ook via de

(26)

TABEL 8a

Argumenten pro aannemer en contra entrepreneur zoals ze door de verschillende kategorieën gebruikt worden (absolute cijfers) (

1

),

AANNEMEB = NOBM

1. entrepreneur = Frans 2. entrepreneur : ken ik niet (in 't Nederlands) (aant. informanten voor wie aannemer = norm)

LI

8 6

(14)

L2

5

7

(12)

L3(S) 10

4

(14)

L4

22 3

(25)

L5

26 2

(28)

L6 20

(21)

SJ

23 17

(40)

W J

7 1

(8)

La 34

(35)

Ler

12 3

(15)

H' 22 1

(23)

1

Niet alle informanten kunnen of willen hun keuzes verantwoorden ; bijgevolg heeft het a) weinig zin hier met relatieve cijfers te werken ; en 6) mogen alleen opvallende, eenduidige verschillen bij de analyse betrokken worden.

2

We geven geen cijfers voor de variabelen échantillons — enz. enfrigidaire — enz. omdat die uit drie varianten bestaan, zodat de

diskussie niet altijd op de [ + FRA]-variant betrekking had. Telkens als dat wel het geval was, werden geen afwijkende argumenten

gebruikt.

(27)

TABEL 8b

Argumenten pro en contra etui en fauteuil zoals ze door de verschillende kategorieën gebruikt worden (absolute cijfers) PENNEZAKJE (P), ZETEL (Z) = NOBM

1. etui/fauteuil = Frans 2. etui/fauteuil : worden

weinig gebruikt, ieder- een gebruikt en kent P/Z 3. etui/fauteuil: ken ik niet 4. betekenisverschil 5. etui=vaag, P=duidelijk

(aantal inform. voor wie P resp. Z = norm)

ETUI, FAUTEUIL = NORM

1. propaganda : de school, de leraar, het handboek 2. betekenisverschil aantal inform. voor wie

L I 3/8 - / l 4/1 2 / -

—/—

(9) (14)

3 / - - / -

L 2 6/8

1/1 1 / - 1 / - 1 / -

(10) (11)

2/1 - / l

L3(S) 10/10

1/2

1 / - - / - 1 / -

(13) (13)

1/1 _ / _

L 4

16/23

3/1

Ih

1/1

V-

(22) (25)

2/- _/_

L 5 20/20

- / - - / - - / 2 5 / -

(25) (24)

2/4

- / -

L6 14/17

3/4

1 / - - / - 1 / -

(20)(21)

- / - . - / -

SJ 19/26

2/4 6/1 3 / -

21-

(32)(38)

6/2

- / l

W J 7/5

- / - - / -

—/—

- / -

(8) (8)

- / - - / -

La 29/29

3/4 2 / -

~ / 3 2 / -

(36) (36)

- / - - / -

Ler 5/9 3 / -

—1—

11-

3 / -

(11) (11)

2/4

- / -

H ' 17/21

1/1 - / -

—/—

2 / -

(20) (23)

21-

-1-

(28)

school en allerlei (hand)boeken over taaizuivering gepropageerd. De propaganda bereikt echter niet iedereen, en wie bereikt wordt is niet altijd zonder meer overtuigd : „tenslotte kent en gebruikt iedereen de andere variant". ;'

Idiosynkratische features spelen ook een rol : een woord als etui doet veel minder specifiek aan dan zijn tegenhanger pennezak : pennezak ver- wijst naar 'schrijfgerei', etui kan voor alles en nog wat zijn. Sommige informanten veronderstellen dan ook dat er een betekenisverschil bestaat tussen etui en pennezak, zonder dat ze dat verschil evenwel nader kun- nen aangeven.

I.v.m. een eventueel verschil in betekenis tussen fauteuil en zetel krijgen we wel enkele konkrete aanduidingen : een fauteuil is kleurrijker, en groter ('je kunt er op gaan liggen') ; blijkbaar is dat verschil ook in het dialekt aanwazig (zie tabel 8b).

6.1.3. Velo-facteur-botten zijn endogene elementen en worden bijge- volg niet alleen verworpen omdat ze Frans zijn, maar ook omdat ze in het dialekt voorkomen. Fiets-postbode-laarzen zijn dus 'beter',: „Neder- lands", „beter Nederlands", 'ABN' (zie tabel 8c). •

Botten neemt in deze reeks een enigszins aparte positie in. Het woord bestaat uit CVC plus de meervoudsuitgang -en, het kan dus net zo goed een autentiek Nederlands woord zijn. Het voornaamste criterium is bijgevolg nu eens een keer niet [ ± FRA], maar wel het al dan niet voorkomen in het eigen dialekt. Het argument 'betekenisverschil' sluit daar rechtstreeks bij aan : 1. via de propaganda hebben een aantal informanten een onderscheid leren maken tussen het dialektwoord botten 'schoeisel', en het Nederlandse woord botten 'knoppen (van planten en bloemen)', 'knoken' ; 2. het dialektwoord wordt geassocieerd met 'rubber, werkkledij', het Nederlandse woord met 'leer, betere kledij'. Dit laatste onderscheid wordt duidelijk als belangrijk ervaren, zodat het zeker in de ene of de andere vorm ook in het dialekt aanwezig moet zijn. Ander- zijds kan niet uitgesloten worden dat het voor sommigen alleen maar een voorwendsel is om toch het dialektwoord niet te hoeven kiezen : het dient immers meestal om (in een neutrale zin !) een voorkeur voor het exogene niet-Franse element te verantwoorden (zie ook etui-pennezak).

Het prestige van velo-f acteur-botten is dus zeer klein (geworden). De

weinigen die er nog aan vasthouden doen dat 1. omdat velo-f acteur-botten

de 'gewone', 'ingeburgerde', 'algemeen gebruikte'woorden zijn ; 2. we-

gens het bovenvermelde betekenisverschil tussen botten en laarzen.

(29)

TABEL 8e

Argumenten pro en contra velo, facteur en botten zoals ze door de verschillende kategorieên gebruikt worden (absolute cijfers) FIETS, POSTBODE, LAARZEN = NOBM

1. velo, facteur, botten = Frans 2. velo, facteur,

botten = dialekt 3. flets, postbode,

laarzen = ABN, meer, beter Nederl.

4. botten-laarzen : betekenisverschil aant. inform. voor wie F, resp. P, resp. L = norm)

LI

5/7/- 4/5/3

5/2/4

(UXUXU,

L2

3/5/- 3/5/4

5/3/2

(13)(13)(13)

L3(S)

6/7/- 2/2/4

5/6/4

L4

14/17/1 5/1/12

4/6/3

-1-/5

(25)(24)(22)

L5

15/21/1 8/3/7

4/2/7 -/-/».

(28)(27)(24)

L6

9/9/1 7/5/8

4/1/6

-H*

( 2

o

) ( 1 5 ) ( 1 9 )

13/19/- 9/12/11

15/10/10 -HU

<«x«x«,

W J

2/5/- 5/2/5

1/1/2 -Hl

(8) (8) (8)

La

21/22/1 8/4/10

6/6/10 -/-/11

(36)(32)(33)

Ler

6/6/2 6/3/7

3/3/2 -7-/2

H '

11/19/- 6/2/10

3/-/4 -/-/*

VELO, F ACTEUR, BOTTEN = NOBM

1. velo, facteur, botten

= gewoon, ingebur- gerd, iedereen ge- bruikt het (soms : toegegeven, het is plat Vlaams) 2. botten-laarzen :

betekenisverschil

- / - / -

-H-

- / -/ -

- / - / -

-I-h -/-/-

-/i/i -Hi

-/1/2 -H2

1/4/1 -Hl

- / - / - - / - / -

-H- -/-/-

-/4/1

-i-n

-/-/- -h/2

1/2/3

-H-

(30)

6.1.4. Paraplu-portemonnee worden hoofdzakelijk om dezelfde redenen verworpen als velo-facteur-botten. De puristische oorsprong van regen- scherm en geldbeugel brengt met zich mee dat deze woorden ook als 'duidelijker', 'suggestiever' ervaren worden. Anders dan bij fiets — enz.

vinden een aantal ondervraagden het nodig erop te wijzen dat ze regen- scherm en geldbeugel door de propaganda opgedrongen kregen ; dit zou erop kunnen wijzen dat ze er weet van hebben dat er m.b.t. deze ele- menten niet dezelfde eenstemmigheid bestaat als m.b.t. fiets — enz.

Er zijn twee redenen om paraplu en portemonnee als norm te be- schouwen :

1. die woorden worden door iedereen gebruikt;

2. men kreeg via de school en de taalzuivering in het algemeen te horen dat regenscherm en geldbeugel ten onrechte gepropageerd werden, geen Nederlands zijn (zie tabel 8d).

6.2.1. Uit dit overzicht valt af te leiden dat [± FRA], [± NED], en [ i EXO] technische termen zijn die de informanten niet zonder meer ter beschikking hebben. [^ FRA] is waarschijnlijk makkelijker te han- teren dan de andere criteria, maar dan toch ook alleen zolang het woord duidelijk als uit het Frans afkomstig bekend of herkenbaar is. Een vorm als botten bv. wordt niet meer afgedaan als 'Frans' maar als 'dialekt'.

Wat [ i NED] voor de ondervraagden betekent is allerminst duide- lijk : 1. ze gebruiken meestal het argument ' ^ ABN', maar dat hoeft niet meer te betekenen dan dat men op de een of andere manier ver- nomen heeft of zelfs maar denkt of hoopt dat 'die variant beter is' ; het betekent m.a.w. in een aantal gevallen hoogstwaarschijnlijk zoveel als '— dialekt' ; 2. ook als de informanten uitdrukkelijk stellen dat ze de variant op school geleerd hebben of via boeken en rubrieken over taai- zuivering vernomen hebben dat het woord in kwestie de voorkeur ver- dient — een argumentatie die we graag in de term 'propaganda' zouden willen samenvatten — dan nog is [ + PROP] niet altijd een subkategorie van [ + NED]; er zijn immers ook heel wat niet-Nederlandse elementen gepropageerd.

I.p.v. [ ± EXO] blijken de informanten twee andere criteria te

gebruiken : „ ^ dialekt", en „iedereen gebruikt het vs. niemand gebruikt

het". [ + EXO] blijkt dus de ene keer een positieve konnotatie te hebben,

namelijk „komt niet in het dialekt voor", de andere keer een negatieve,

namelijk „niemand gebruikt het".

(31)

TABEL 8d

Argumenten pro en contra paraplu en regenscherm zoals ze door de verschillende kategorieên gebruikt worden (absolute cijfers)

REGENSCHEBM, GELDBEUGEL = NOBM

1. paraplu, portemonnee = Frans

2. paraplu, portemonnee = dialekt

3. regenscherm, geldbeugel = beter, meer Nederlands, ABN 4. regenscherm, geldbeugel =

duidelijker woord 5. regenscherm, geldbeugel :

propaganda (de school, het handboek, ...)

[aant. inform. voor wie regen- scherm resp. geldb. = norm)

LI

3/6

1/3

6/1

- / -

V-

(13)(14) L2

2/5 2/1 8/3 _/_

- / -

(12)(11)

L3(S)

10/9

-n

i / i

i / i

- / -

(13) (14) L4

16/21 1/1

51- - / -

- / l

(22)(24) L5

16/18 1/1

3/1

_t_

-n

(20)(21) L6

12/12 1/1

3/2

- / -

1 / -

(17)(15) SJ

15/20 3/5

15/5

V- V-

(38) (39) W J

3/5

1 / -

3/1

- / -

_/_

(7) (7) La

23/26 2/1

5/2

- / -

- / -

(30) (29) Ler

8/8

- / -

2 / -

_/_

- / 2

(10)(10) H '

15/18 1/2

2/1

- / -

1 / -

(19)(21)

PABAPLTJ, PORTEMONNEE = N O B M

1. propaganda : school, les moedertaal, handboek, enz.

2. paraplu, portemonnee : ge- woon, algemeen gebruikt (R, G = nooit gebruikt, stijf, vergezocht)

[aant. inform. voor wie Pa

1 / - 1/1

11-

1/-

1/1

4/4

3/2 4/6

V-

2/1 1/1

- / l

6/6

4/3

- / l

1/-

2/2

(32)

Tenslotte gebruiken de informanten nog een argument dat totnogtoe niet aan bod is kunnen komen, nl. : [ ± BEKEND], waarbij [-BEKEND]

het feitelijk gebruikte argument is en zoveel betekent als 'ken ik niet', 'heb ik nog nooit gehoord'. Deze konstatering impliceert dat het wan- trouwen tegenover het endogene pas dan een konkrete vorm kan aan- nemen als er tegenover een endogeen woord een bekende, d.w.z. van een bepaald prestige voorziene, exogene tegenhanger komt te staan. De dialektspreker is dus niet bereid zijn eigen elementen voor onverschillig welk exogeen materiaal in te ruilen ; het exogene moet hem op de een of andere manier opgedrongen worden. Zolang dat niet gebeurd is, is er voor de dialektspreker geen sprake van kiezen, heeft er zich dus geen paar gevormd. Entrepreneur-aannemer, échantiüons-stalen, en ijskast- frigidaire zijn dan ook geen echte sociolexikale variabelen zoals die gedefinieerd zijn door Weinreich, Labov en Herzog (een definitie die we in Deprez en Geerts 1976, 286 hebben overgenomen).

' Alles samen tellen we dus zes primaire argumenten. Wanneer ze ge- bruikt worden, hangt van de objektieve status van de varianten af (tabel 9)i.

TABEL 9

Voornaamste argumenten per varianten-reeks die de informanten gebruiken (omcirkeld) om hun keuzes te verantwoorden ; Argumenten :

1. aannemer, ...

2. fiets, ...

3. pennezakje, ...

4. regenscherm, ...

5. paraplu, ...

6. etui, ...

7. velo, ...

8. entrepreneur

[—FRA]

+

+ + + 0

e ©

©

bekend

+

+

©

©

[— dial]

+

© +

©

algemeen gebruikt

©

©

©

ABN

©

© — ;

PROP

—/© ©/—

©

1

Ieder argument pro variant A is meteen zoveel als een argument contra B.

Bijgevolg valt tabel 9 uiteen in een boven- en een benedenhelft, die duidelijk komplementair zijn. Dat neemt evenwel niet weg dat men telkens feitelijk maar één enkel argument hanteert : men kiest bv. regenscherm „omdat paraplu Frans is"

en niet „omdat paraplu Frans is, terwijl regenscherm niet-Frans is". Daarom zijn

de feitelijke gebruikte argumenten in tabel 9 omcirkeld.

(33)

6.2.2. Er zijn nog andere faktoren die het prestige van een variant bevorderen resp. tegengaan. Die faktoren lijken evenwel idiosynkratisch van aard, en zijn m.b.t. de hier behandelde variabelen duidelijk van sekundair belang (zie tabel 8).

a. Een woord dat endogeen en niet-Nederlands is, maar duidelijk het objekt in kwestie omschrijft (vb. pennezakje), is in de ogen van som- migen meer waard dan een variant die weliswaar exogeen én Neder- lands is, maar veel minder specifiek aandoet (vb. etui).

b. Er zijn paren die volgens sommige dialektsprekers behouden moeten blijven, omdat ze voor hen geen synoniemen zijn (vb. botten-laarzen).

c. Het sukses van de propaganda hangt ook af van de frekwentie van het objekt (resp. de handeling, het begrip, enz.). Het feit dat een

„etui-pennezakje" tot de dagelijkse gebruiksvoorwerpen van de scho- lier behoort, maakt het de leraar ongetwijfeld gemakkelijker om op de niet-Nederlandse status van pennezakje te wijzen ; de hogere cijfers voor etui bij L i en L2 moeten m.a.w. mede vanuit de hoge frekwentie van het objekt in het schoolmilieu verklaard worden.

Verschil in frekwentie in het algemeen is ook mede verantwoorde- lijk voor de erg afwijkende scores m.b.t. de variabele dekoreren-

vereremerken... (zie verder 7.2.).

7. Frans, propaganda, frekwentie

7.1. De gehanteerde argumentatie bezorgt ons een middel om het effekt van de faktor [ ± PROP], in verband met de faktor [ ± FRA], nader te bekijken.

7.1.1. Exogene Franse woorden maken niet de minste kans om ingang te vinden als ze niet gepropageerd worden. Dat geldt voor de reeks entrepreneur-êchantillons-frigidaire, waarvan men zonder meer konsta- teert dat het Franse en/of volslagen onbekende woorden zijn.

Worden exogene Franse woorden wel gepropageerd, dan blijft voor alle groepen de konstatering dat die woorden uit het Frans afkomstig zijn, de voornaamste reden om ze te verwerpen. Toch is de argumentatie nu meer gediversifieerd : de gemeenschap valt in drie groepen uiteen, elk mét zijn eigen reaktie tegenover de propaganda :

1. een eerste groep wordt door de propaganda niet bereikt, zodat de

variant bij hen onbekend blijft (dit zijn vooral scholieren en infor-

manten uit de lagere beroepsgroepen) ;

(34)

2. een andere groep wordt wel bereikt, zodat die het woord wel zegt (en blijkt) te kennen ; maar, op grond van de opvatting „dat niemand het woord in kwestie gebruikt", geeft men het in zijn eigen gebruik geen plaats ;

3. de derde groep laat zich overtuigen, omdat men het woord als Neder- lands meent te moeten overnemen (dit zijn een klein aantal leraren- Nederlands en een nog kleiner aantal leerlingen).

Samenvattend moeten we dus konstateren dat het effekt van deze propaganda uitermate beperkt is.

7.1.2. M.b.t. endogene Franse woorden moeten we ook weer twee groepen onderscheiden. Enerzijds zijn er de [— NED]-varianten (de reeks velo-facteur-botten). Aangezien die woorden zowel Frans zijn als dialektisch, zijn ze een gemakkelijke prooi voor de anti-propaganda. Het kost weinig of geen moeite om ze te bestrijden. Alleen oudere infor- manten houden er nog enigszins aan vast — meestal overigens zonder dat ze willen beweren dat die elementen voor hen dé Nederlandse varian- ten zijn. Hun redenering is gewoonlijk dat ze elementen die zij zelf (en zovelen in hun omgeving) toch altijd gebruiken, maar beter ook als hun norm kunnen beschouwen.

Anderzijds zijn er de [-f- NED]-varianten {paraplu en portemonnee), die tegen de vroeger gepropageerde, algemeen bekende en uit Neder- landse elementen samengestelde purismen regenscherm en geldbeugel in, aanbevolen worden. De meeste informanten blijven de „Franse" woor- den afwijzen omdat ze Frans zijn of in het eigen dialekt voorkomen, of omdat ze de puristische tegenhangers op school geleerd hebben, kortom, omdat ze om een van die redenen of om al die redenen samen van oordeel zijn dat regenscherm en geldbeugel wel AN zijn. De kleine groep voor- standers van de [ + FRA]-varianten bestaat uit een aantal informanten (voornamelijk ouderen uit de lagere beroepen) die die woorden ook zonder de propaganda als hun norm beschouwd zouden hebben, en een klein aantal leraren plus een nog kleiner aantal leerlingen die paraplu en portemonnee verkiezen „omdat ze AN zijn"

x

,

2

.

1

Deze resultaten komen dus opvallend goed overeen met die in West-

Vlaanderen. We hebben ook daar gekonstateerd dat : 1. de afkeer van de Franse

leenwoorden paraplu en portemonnee zeer sterk is. Regenscherm en geldbeugel

werden er door resp. 82 en 89 % van de informanten als de betere varianten

beschouwd ; ook werden die woorden er door de meerderheid van de informanten

aktief gebruikt; 2. beide variabelen er anderzijds toch ook al het stadium van

(35)

Ook hier moeten we weer besluiten dat de propaganda slechts een beperkte invloed blijkt te hebben.

Toch heeft ze wat de endogene Franse leenwoorden betreft, tot een (zeer bescheiden) verschuiving geleid. De weinige keren dat oudere informanten (uit La en H') een endogeen leenwoord aanvaarden, doen ze dat (hoofdzakelijk) omdat ze het toch al altijd gebruiken ; de weinige keren dat leraren en studerende jongeren een endogeen leenwoord aan- vaarden, doen ze dat onder druk van de propaganda.

Het belang van de propaganda m.b.t. endogene ([+ NED]) leen- woorden is in dit onderzoek uiteindelijk vooral op indirekte wijze tot uiting gekomen... in de resultaten voor de twaalfde variabele : gedeko- reerd-ver eremerkt.

7.2. Gedekoreerd-vereremerkt : een interessante variabele

7.2.1. Uit tabel 10 leiden we af dat de purismen geldbeugel, regen- scherm en vereremerkt in het verleden beslist gepropageerd werden : de oudere informanten gebruiken ze aktief, ze moeten ze dus via de school (of andere propagandakanalen) hebben leren kennen. Maar voor ver- eremerkt liggen die gebruikscores aanzienlijk lager dan voor regenscherm en voor geldbeugel. Blijkbaar was ook vroeger vereremerkt minder goed verspreid dan geldbeugel en regenscherm, wat een gevolg zou kunnen zijn van zijn relatief lagere frekwentie.

Onder de jongeren gebruikt, op één scholier na, niemand nog verere- merkt. Als we hun gebruik-scores voor vereremerkt vergelijken met hun gebruik-scores voor regenscherm en voor geldbeugel, dan wordt het beeld erg duidelijk : de jongsten (Li) hebben van geen enkel purisme een degelijke gebruikskennis, maar m.b.t. geldbeugel en regenscherm neemt die kennis toe met de jaren onderwijs ; m.b.t. vereremerkt daarentegen blijft ze op het nulpunt. We leiden hieruit af dat geldbeugel en regen- de „elementaire taaizuivering" bereikt hadden : een meerderheid van de leraren koos, op taalpolitieke gronden, de leenwoorden ; de jeugd volgde zeer schuchter (voor meer details zie Deprez en Geerts, 1977, 78-85).

2

Als we onze bevindingen in het algemeen vergelijken met de antwoorden

die Aspeslagh e.a. (1974) in Hoeselt hebben gekregen op de vraag : „Gebruiken

de Nederlanders te veel vreemde woorden, bv. etage, prefereren, concoursi" dan

konstateren we dat jongere Vlamingen inderdaad nauwelijks minder afwijzend

staan tegenover ontleningen uit het Frans dan hun ouders of grootouders, maar

niet dat de lagere sociale groep zich toleranter tegenover die woorden zou opstellen

dan de hogere. Dit verschil moet waarschijnlijk niet als regionale differentiatie,

maar als een gevolg van het verschil in onderzoeksmethode beschouwd worden.

(36)

scherm nog altijd gepropageerd worden (onder de ondervraagde leraren komt inderdaad een meerderheid voor die varianten op), vereremerkt daarentegen (zo goed als) niet meer. Wat voor de oudere informanten nog een variabele was, is dat voor de jongeren nog nauwelijks.

TABEL 10

Norm- en gebruik-waarden m.b.t. 3 purismen : gemiddelde waarden voor 6 leef tij ds- en 5 sociale groepen

1. GELDBEUGEL

N G

L I 100 — 29 SJ L2 85 — 31 W J L3(S) 100 — 58 % La L4 96 — 76 Ler L5 75 — 64 H ' L6 71 — 57

N 95 88 81 67 91

G

— 39

— 0

— 67

— 60

— 70

2. REGENSCHERM

L I L2

L3(S)

L4 L5 L6

N 93 — 93 — 93 — 88 — 71 — 81 —

G 0 38 57 % 48 64 71

SJ W J L a L e r H '

N 93 88 83 67 83

G

— 32

— 13

—' 61 %

— 60

— 61

22 — 13 — 53 — 13 — 52 —

2 0 17 % 20 22 3. VEBEBEMERKT

N G N G L I 4 3 — 0 SJ

L2 2 3 — 8 W J L3(S) 0 — 0 % La L4 36 — 12 Ler L5 46 — 32 H ' L6 52 — 10

7.2.2. De jongeren kennen de variant vereremerkt inderdaad nog nau- welijks : 23 van de 41 informanten uit de groep SJ verklaren dat ze het woord niet kennen, 4 anderen zeggen dat ze het maar zelden gehoord hebben (tabel 11). Dit leidt tot een nieuw type argument : „vereremerkt is te plechtig, te beschaafd, vergezocht, een stom woord, ouderwets".

Dit laatste argument plus de ervaring dat het woord weinig gebruikt

wordt, zijn voor de oudere informanten de voornaamste redenen om het

woord te weren.

(37)

TABEL 11

Argumenten pro en contra vereremerken en dekoreren zoals ze door de verschillende kategorieën gebruikt worden (absolute cijfers)

VEREREMERKEN = NORM

1. dekoreren = Frans 2. dekoreren = dialekt

3. vereremerken = beter, meer Neder- lands, ABN

4. vereremerken : op school geleerd 5. vereremerken : ken ik niet 6. betekenisverschil

7. „ereteken" -> vereremerken (aant. inform. voor wie V = norm)

LI

3 - - - 3 - - (6)

L 2

2 - - - - _ - -

(3)

L3(S)

-

- - _ - -

(-) L 4

6 1

1 - _ - 1 (9)

L5

8 2

- 1 _ - -

(13) L 6

3 -

1 1 - 2 -

(11) S J

5 _

- - 3

- (9)

WJ

- 1 - _ - -

(1) La

8 1

1 1 _ 1 1

(19) L e r

1 -

- 1 - - -

(2) H'

8 2

1 - _ 1 -

(12)

DEKOREREN = NORM

1. vereremerken : ken ik niet

2. vereremerken : wordt weinig gebruikt 3. vereremerken : te plechtig, te beschaafd,

ouderwets 4. betekenisverschil

5. „dekoratie" —> dekoreren

8 -

- 4 3

2 -

-'

8 1

3 1

1 8

7.

- 1 4

6 -

; - 7

1 -

1 20

4

5 1 - '

1 -

1 2 ' -

10

4 - -

2 4

5 - -

5

5 -

1

(38)

De voornaamste reden om dekoreren te verwerpen is, zoals verwacht, zijn Franse herkomst. Maar dit argument wordt door de jongeren al heel wat minder gebruikt dan door de ouderen. Het weegt blijkbaar niet meer op tegen de konstatering dat het puristisch alternatief niet of nau- welijks bekend is. Dat dit laatste voor drie twaalfjarigen een voldoende reden is om gedekoreerd te verwerpen, mag interessant zijn, tastbare gevolgen heeft dat niet : het volstaat dat die scholieren enkele jaren ouder zijn opdat ze voldoende zelfvertrouwen zouden hebben om een element dat ze niet kennen, te verwerpen.

Hiermee beweren we nog niet dat de jongeren niet wantrouwig zou- den staan tegenover het endogene [ + FRA] dekoreren — de lange reeks probeersels om dekoreren toch maar niet te hoeven gebruiken, bewijst dat ze wel degelijk hun twijfels hebben (tabel 2) — maar het alternatief vereremerken is onvoldoende bekend om een kans te kunnen krijgen !

Al deze gegevens wijzen er o.i. op dat purismen geleidelijk aan weer verdwijnen als er geen bekendheid meer aan wordt gegeven, als ze niet langer gepropageerd worden. In die omstandigheden weet een endogeen element zijn positie te heroveren en te versterken, ook al is het aan het het Frans ontleend.

8. Besluit

8.1. Het is zonder meer duidelijk dat de anti-Franse reflex bij alle informanten — in alle kategorieën — uitermate sterk is. We hebben wel kunnen konstateren dat de leraren zich iets toleranter opstellen tegen- over [ + FRA]-varianten, maar dat neemt niet weg dat ook hun houding nog ondubbelzinnig is : endogene, Franse leenwoorden die ook [-f NED]

zijn waarderen ze maar met 0.30, wat meteen betekent dat hun anti- Franse reflex nog 0.70 is.

Door deze reflex kunnen andere faktoren nog nauwelijks een rol spelen. Die komen maar aan bod, als [ ± FRA] niet aanwezig is, zoals blijkt uit de resultaten voor de variabelen appelsiensap-sinaasappelsap, stalen-monsters en ijskast-koelkast. De tweede variant van ieder paar blijkt als norm beschouwd te worden :

sinaasappelsap 0.60 (N-G = + 0.36) monsters 0.53 (N-G = + 0.25) koelkast 0.67 (N-G = + 0.30)

waaruit zonder meer duidelijk wordt dat de exogene variant de voor-

keur van de informanten wegdraagt en dat er zich bovendien belangrijke

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het Zuid heeft twee gezichten : bepaalde delen zijn intussen vrij verkrotte volksbuurten met hoge overbevolkte herenhuizen geworden, maar andere herenhuizen zijn goed bewaard en

taalverandering veroorzaakt door het verschijnsel ‘forensisme’; de onderzoeksvraag was: is er sprake van een (signifikant) verschil tussen het dialektgebruik van een groep

In een druk van 1531 van een Duitse vertaling van de de Officiis van Cicero werden deze tekens aangewend om de commentaar en de verklaringen, die van de vertaler herkomstig zijn, en

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks).. Incipit: O Belgies dichters vol druck ó velden verschrickt vol droefheden

Dit algemeen en over-precies uitweiden om Offenbach te karakteriseren naar het eigentijds diapason achten wij onmisbaar om te kunnen beklemtonen in welk Parijs Benoit zich bewoog,

in gesloten lettergreep ei pas in 1335 aantreft, is een toeval, te verklaren enerzijds doordat hij slechts enkele ambtelijke teksten uit de 14e eeuw onderzocht heeft (vóór 1335

Treffend is hier tenslotte de kalme sereniteit van een Cosijns die in alle eenvoud kon zeggen dat het zich bedienen van de moedertaal prijzenswaard is, niet omdat ze de beste of

Servatius blijkt hiermee immers niet te bedoelen de eerste vertaling van de volledige werken: in zijn Op-dracht, op een vrij originele wijze gericht Aenden Salighen Vader Joannes