• No results found

Nr. 9. losse nummers f 1,35 België 22F. Bumme en Joppe. op de step

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nr. 9. losse nummers f 1,35 België 22F. Bumme en Joppe. op de step"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nr. 9

losse nummers f 1,35

België 22F.

Bumme en Joppe

op de step

(2)

AIA

Als het voorjaar wordt, gaan alle kinderen van de school „Zullen jullie een beetje op Boemsi letten?” roept mama.

een dagje uit met de bus. leder jaar opnieuw. Een school- „Wat een onzin, om de kleuterschool met de grote school reisje! En dit jaar mag Boemsi ook voor het eerst mee. Dat mee te laten gaan!” denkt Bobo. „De juffrouw past wel op

vindt ze prachtig. haar!” roept hij naar mama.

A ij Hd,

In de speeltuin waar ze heen gaan, is een winkeltje. „Kijk „Welnee!” zegt Krabbel. „Dan is meteen al je zakgeld op.

eens wat prâchtig!” roept Krabbel. „Het snééuwt in deze Kom, we gaan een ijsje kopen!” Allemaal kopen ze ijs, be- dingen!” „Wat mooi,” zegt Boemsi. „Zal ik er eentje voor halve Boemsi. „Ik heb daarstraks al een héle grote ijs ge-

mama en papa kopen?” kocht...” zegt ze. „Ik hoef niet.”

g-2

(3)

Even later krijgen alle kinderen een pannekoek. En ze ko- „Jij wil nérgens aan meedoen!” zegt Bobo kwaad. Ze wil- pen er van hun zakgeld een glas limonade bij. Alleen len nog meer leuke dingen kopen. Uit een automaat heb- Boemsi niet. „Ik hoef geen limonade,” zegt ze. „Je hebt ben ze een verrassingsei gehaald voor een kwartje. Alleen

toch geen heimwee? vraagt Bobo. Boemsi niet.…

„Nou,” zeggen Bobo en Krabbel op de terugweg tegen Boemsi. „JIJ hoeft nooit meer mee te gaan op schoolreis! Jij wil nergens aan meedoen! Nu ook weer geen ijs! Wat ben jij gierig! Je hebt toch óók zakgeld gekregen van mama

voor onderweg!" Boemsi huilt bijna. „Ik heb toch gespeeld?”

„Waarom wou jij nou niets kopen?”

zegt mama. En dán pakt Boemsi haar verrassing. „lk had geen centjes

meer! Dit is voor jou!”

a À

(4)

Jip wordt wakker. En hij kijkt uit het raam.

En het is zo gek. Hij ziet niets buiten. De boom is weg. En er staat toch heus een boom voor het raam. Jip komt gauw uit zijn bed. En nu ziet hij het. Het mist. Het mist heel erg. Alles is grijs. De hele tuin is er niet meer. Hij gaat naar beneden.

En hij zegt: Moeder ik ga naar buiten.

Welja, zegt moeder. In je pyjama? En zonder

eten? Dan word je ziek. Eerst moet Jip zich

aankleden. En als hij klaar is, komt Janneke.

Ga je mee naar buiten? vraagt ze.

Jip moet eerst z'n boterham eten, zegt moe- der.

En dan mag hij mee. Maar heel eventjes,

want mist is ongezond. Eindelijk is Jip klaar.

En ze gaan samen naar buiten. Wat is het gek.

Met die mist.

Ga eens bij het schuurtje staan, zegt Jip.

Janneke doet het.

Zie je me nou? vraagt Jip.

Nee, ik zie je niet.

Ik zie jou ook niet.

Zullen we treintje spelen? zegt Jip. Wacht, ik weet wat. Hij gaat naar binnen en hij komt

met een zaklantaren terug. Die is van vader.

9-4

Jip en Janneke

Mist

verteld door Annie M.G. Schmidt

getekend door Fiep Westendorp

En Jip heeft hem weggepakt uit de kast.

In ben de trein, zegt Jip. En jij bent het sein.

Als ik kom aanrijden, moet je het sein naar boven doen.

Dan is het veilig.

En als het naar beneden gaat, is het onvei-

lig.

Janneke staat met de lantaren te zwaaien.

En daar komt de trein aan. Heel hard. Het sein gaat naar beneden. Maar o wee, de trein rijdt toch door. Hij rijdt zo hard! Hij rijdt zo hard! En

boem, daar rijdt de trein tegen het schuurtje.

Au, mijn neus! roept de trein.

Je bent ook door het sein heen gereden, zegt Janneke.

Maar jij deed het verkeerd, huilt Jip.

Niet waar!

Wel waar!

Binnenkomen, roept moeder. Mist is onge-

zond! Wat heb je daar, Jip? Vaders zaklanta- ren?

Maar dat mag volstrekt niet. En ze pakt Jip

bij een oor. Binnen krijgen ze een appelbol.

Morgen gaan we weer treintje spelen, zegt Jip.

In de mist.

(5)
(6)

Op de step

Bumme en ik hadden het gister- avond over mensen met hoeden die heel veel geld hebben en over mensen met petten, die wat min- der hebben. Dat denkt Bumme tenminste. Ik weet het niet zo pre- cies. M'n oom heeft een pet op en als hij op visite komt, geeft hij me altijd een kadootje. Een andere oom heeft altijd een hoed op en geeft bijna nooit wat en een ande- re oom heeft helemaal niks op Z'n kop en is toch aardig.

Bumme kent veel een pet op.

petten gezien,” zei hij. '

Toen vroeg ik: ‚Nou, maar heb je mensen met

‚Ik heb alle soorten

wel eens iemand gezien die een autoped op had?”

Bumme dacht na, keek me strak aan en zei: „Nee. Zo iets stoms

BAE ar ET

eha: Filds Bom beng Acheningen: Fiel van deren.

heb ik nog nóóit gezien. Wel iemand, die op een autoped ging staan.” „Wat is een autoped dan?” vroeg ik.

Bumme zei: „Een autoped is een plankje met een stuurtje. En aan één kant zit een wiel.” es,

„Aan de andere kant Ad

ook,” zei ik. \

„Een autoped heeft twee wielen.”

„Eén,” zei Bumme. „Twee,” zei ik.

Toen hielden we allebei een poosje onze mond. Ik denk, dat Bumme alleen rommelmarktse autopeds heeft gezien, van die kapotte, met één wiel.

Ik vroeg: „Bumme, als je nou es

een tijdje op een autoped gaat staan, met alleen een wiel aan de achterkant?”

Zei Bumme: „Dan gebeurt er niks. Je kan de hele dag blijven staan.” Zei ik: „En als je nou es aan de voorkant EN aan de ach-

terkant een wiel hebt en je gaat er dan op staan? Wat gebeurt er dan?’ Bumme dacht een poosje na en zei toen: „Dan val je om.”

Toen zei ik: „Goed. Dan val je om.

Maar als je nou op dat plankje gaat staan en iemand geeft je meteen een flinke zwieper in je rug?”

‚Dan val je niet om, dan val je er âf‚” zei Bumme.

„Nee,” zei ik. „Jawel, me. „Met een rotsmak.”’

Daarom begon ik opnieuw.

Ik vroeg: „Bumme, als je op dat plankje van die autoped gaat staan en iemand geeft je dan voorzichtig een duw in de rug en je houdt je zo goed vast, dat je er niet af valt?”

Bumme ‘dacht heel goed na, tot zei Bum-

(7)

hij een rooie kop kreeg. Van het nadenken of van de opwinding.

Hij zei: „Kijk. Als je nou een auto- ped hebt met een wiel aan de voorkant en één aan de achterkant en je gaat op dat plankje staan.

En iemand zet z'n hand in je rug en hij geeft je voorzichtig een duw, dan... dan ga... dan ga je rijden!

Zo maar. Je hoeft er niks voor te doen.”

Toen keek Bumme opeens heel treurig. Hij zei: „Ja goed, maar na een poosje is de vaart eruit en sta je stil en val je tóch om. Jammer nou weer.”

„Bumme,” zei ik heel voorzichtig,

Bumme, als je je stuur eens goed vasthield en je ging op één been staan en….”

‚Kijk maar uit,” zei Bumme. „Je valt tóch.”

„Nee nee,” zei ik, „je doet het heel voorzichtig. Je staat met één voet op dat plankje...”

‚„‚Káân,”’ zei Bumme nadenkend.

„Een voet op dat plankje en met je andere voet geef je afzetjes op

straat... Maar voorzichtig natuur- lijk.”

„Ik weet het niet,” zei Bumme.

„Volgens mij val je er af. Als het niet meteen is, dan na een poos- je. Of je knalt met je kop tegen een muur.”

„Met de voet, waarmee je afzetjes geeft,” zei ik, „kan je ook een beetje remmen. Het hoeft toch ook niet ZO hard te gaan.”

„Dat is waar,” zei Bumme. „Je kan af en toe een afzetje geven.

Maar Joppe, waarom doe je het niet?”

€ én ie

Ik gniffelde tegen Bumme. „Ik heb een autoped,”’ zei ik. „En het gaat.”

Bumme hield zijn hoofd schuin.

„Met één wiel dan toch.”

„Twee,” zei ik.

„Ik wil OOK,” zei Bumme. „Mor- gen?”

„Morgen,” beloofde ik.

Meteen na school heb ik Bumme

6

van het voeteneind gehaald en meegenomen naar m'n autoped.

Hij kon net met zijn poten bij het stuur en daarmee hield hij zich stevig vast.

„Je kan het toch goed hè?” vroeg Bumme, die strak voor zich uit keek. „Je haalt toch geen malle dingen uit.”

„Bangerd,” zei ik. „We gaan lek- ker rijden. Steppen. Autoped- den.”

„Autopetten,” zei Bumme. „Je lijkt wel mal.”

„Steppen,” zei ik en daar gingen we. Ik kon aan Bumme merken dat hij het machtig vond. Na een poosje begon hij „broemm broemm”’ te zeggen en we bleven steppen tot het donker werd.

's Avonds in bed vertelde Bumme me, wat hij allemaal

had gezien, op de step en dat hij het machtig vond en morgen wéér. Maar hij hield vol, dat het autopetten was, op een autoped.

Of steppen, dat MW À

vond hij ook 38

goed. Maar wat is het nu? Autopetten of autopedden?

Ik weet het niet. Wil je es vragen?

Dag!

(8)

geschubde ktzwammen

| in Ì

Í À Ì Ï

*

Paddestoele

honingzwam

ig met fototoestel _— NS £

ieveheers- bees tje b

idderzwammen

paarse r

immer- inktzwammen gl

aardster

marialiaec

(9)

TREE DI EE B EN

ee 7

inman

tu cactus met stekels es

en cactussen

een pot

cactussen

k in

ij $

amen eene El

reuzecactus

prij bj 0 ‚© 1979hutchings/purnell ltd. england

we

nee

ei

tuUSsän

vnacac

ildpadden woestijn

sch

EEE EE

(10)

Een dode egel

Wat is Knofje toch handig.

Weet je wat ze al kan?

Boodschappen doen!

Helemaal alleen.

Moeder heeft het aan haar ge- vraagd.

En nu staat ze bij de bakker.

Eén brood, zegt Knofje.

Wit of bruin? vraagt het winkel- meisje.

Ik denk bruin, zegt Knofje.

Het meisje pakt een bruin brood.

Gesneden? vraagt ze

Nee hoor, zegt Knofje dat doen we zelf wel.

Het winkelmeisje lacht

Ze doet het brood in een zak en geeft het aan Knofje.

Hier.

Knofje geeft het meisje haar por- temonnee.

Daar zitten centjes in, zegt Knof- je.

Ik hoop dat het genoeg is.

Gelukkig is het genoeg.

Knofje krijgt zelfs nog centjes te- rug.

Met het brood onder haar arm loopt Knofje naar huis.

Gelukkig hoeft ze nergens over te steken.

De straten zijn ook zo druk.

Hé. Wat is dat?

Wat ligt daar naast de stoeprand?

Het lijkt wel een beest.

Knofje gaat op haar hurken zitten.

Ze knikt.

Het is een egel, denkt Knofje.

Egels hebben altijd van die ste- kels.

Dag egel, zegt Knofje.

Dag egel, slaap je?

De egel ligt doodstil naast de stoeprand.

Of heb je honger?

Knofje houdt het brood vlakbij de egel.

Maar de egel doet niks.

De egel ligt alleen maar stil.

Knofje breekt een stukje van het brood.

Ze gooit het voor de egel.

Hier, zegt ze, eet maar lekker op.

Maar de egel heeft geen honger.

De egel blijft maar stil liggen.

Ben je soms dood?

Knofje geeft een zacht duwtje te- gen de egel.

Q!

De egel rolt zomaar op haar rug.

Met haar pootjes in de lucht.

Knofje zucht.

Ze praat in zichzelf.

Ik denk dat de egel dood is, zegt Knofje.

Dat is niet zo leuk.

Maar gelukkig weet de egel het zelf niet.

Zulke dingen zegt oma Gooi al- tijd.

Als ze over doodgaan praat.

Voor jezelf is het niet zo erg, zegt oma Gooi dan.

Want zelf weet je het toch niet.

Maar voor de andere mensen is het niet leuk.

Die zien je nooit meer.

Knofje kijkt nog eens naar de egel.

Tekst: Burny Bos

Tekening: Dagmar Stam

waar zit je?

Ik neem je wel mee naar oma Gooi, zegt Knofje.

Oma Gooi weet zoveel over dood- gaan.

Thuis zit moeder te wachten.

Ze kijkt op de klok.

Verdorie mompelt moeder.

Ze kan toch allang terug zijn.

Moeder loopt naar het raam.

Ze kijkt de straat in.

Nee hoor.

Ze ziet Knofje nergens.

Hoofdschuddend loopt moeder naar de kapstok.

Even luistert ze nog aan de trap.

Gelukkig. De baby slaapt.

Dan loopt moeder naar buiten.

En daar begint ze te hollen.

Keihard.

Tot aan de bakkerswinkel.

Het meisje in de bakkerswinkel knikt.

Ja hoor mevrouw, zegt ze.

Een klein meisje met een staartje.

Die is hier geweest.

Moeder heeft een knalrood ge- zicht.

Ik begrijp er niks van, zucht moe- der.

Ik begrijp er geen sikkepitje van.

Vlug holt ze de bakkerswinkel weer uit.

Terug naar huis.

Net als ze het huis van oma Gooi uitkomt, ziet Knofje moeder.

Moeder ziet Knofje ook.

Wat kijkt moeder boos.

Wat had ik nou schreeuwt ze.

Je zou direkt thuiskomen!

Rot kind!

Knofje schrikt van moeder.

Zo erg dat ze niks kan zeggen.

gezegd,

(11)

Alleen huilen gaat wel.

Daar hoef je ook niks voor te doen.

Wat moest je nou bij oma Gooi, schreeuwt moeder.

Wat had je daar nou te zoeken!

Knofje kijkt moeder aan.

Door haar tranen.

Er was een dode egel, snikt Knof- je.

En die moest naar oma Gooi.

Moeder kijkt in de war.

Gelukkig schreeuwt ze nu niet meer.

Een dode egel?

Knofje knikt.

Zomaar langs de stoeprand, zegt ze.

Maar nu is-tie gelukkig begraven.

In de tuin bij oma Gooi.

Moeder zucht heel diep.

Ze wrijft de tranen van Knofjes gezicht.

Sorry, zegt moeder, kom maar gauw mee.

Dan gaan we een boter- ham eten.

Ze geeft Knofje een hand.

En samen lopen ze naar huis.

Moeder en Knofje.

(12)
(13)

abuor :buiueye ep HIew |

Voor dit stepspel heb je een dobbelsteen en voor ie- dere speler een pion nodig. Dan kun je net als deze twee jongens op weg gaan. Laat de dobbelsteen maar rollen! Wanneer je met je pion op een plaatje komt, moet je goed opletten. Steppen de jongens snel door, dan mag jij drie vakjes vooruit. Maar kom je op een plaatje waar ze voor iets stoppen, dan moet jij drie vakjes achteruit. Met een beetje geduld kom je vast wel aan het einde! Het is natuurlijk het leukste wan- neer je dit spel met vriendjes speelt.

(14)

Bart is een paar dagen geleden met zijn step tegen een boom ge- botst. Hij heeft de kapotte step dadelijk naar de fietsenmaker ge- bracht. Nu komt hij de step opha- len! Maar wat is dat? De rode

‚step ligt nog helemaal uit elkaar.

Boven in de werkplaats hangt het stuur. Kun jij de andere onderde- len van de step aanwijzen? Dan kan hij snel in elkaar gezet wor-

$

|

EC Jado

EDEN WEDEUM,

(15)

RAN} Spelen

met letters

| In de komende weken laten Daan, Kareltje en

\jhun hondje uw kind op een speelse manier ken- [nis maken met het alfabet. Deze week starten we op jjde achterpagina met de eerste letter. ledere letter Lwordt in de vorm van een stripje behandeld. De be- ij | doeling is dat u samen met uw kleuter de pagina be- L |kijkt en uw kind helpt bij het verzinnen van andere woorden die met een a of b beginnen. Het alfabet is

getekend door het in Engeland wonen- de Nederlandse echtpaar Ron en Atie van der Meer.

Wat hangt er in de lucht?

Op veel kleuterscholen wordt met waar- deloos materiaal geknutseld. En dat kan tot de aardigste resultaten leiden! Deze

mobile van hemellichamen is ook ge-

maakt van waardeloos materiaal. Aan een

ring van plastic of karton worden touwtjes

van verschillende lengtes gehangen. Hier worden de voorwerpen aan vastgemaakt.

De zon is van een bal gemaakt waar riet- jes ingestoken zijn, de wolken zijn van watten, de maan is van aluminiumfolie en de ster is van stevig papier gevouwen.

Nikki en zijn zusje Sanne spelen weer de hoofdrol in deze boeken van de Japan- se tekenares Satomi Ichika- wa. Deze kinderen zullen voor veel kleuters geen on- bekenden meer zijn. In „Nik- ki en Sanne en de jaarklok”

worden de vier seizoenen schitterend uitgebeeld. En in het tweede boek richten Nik- ki en Sanne samen met een paar vriendjes een kindercir- cus op. De teksten zijn van Harriet Laurey. Prijs van bei- de boeken: f 12,90. Uitgave:

Gottmer.

in K ee Knutsel zit, 2

en jet helemaal Sen 7

Nr. 9 - 29 februari 1980.

Een uitgave van Oberon B.V, postbus 6003, 2001 HA Haarlem, telefoon 023-33 90 40.

Abonnementsprijs: f 1,20 per week of f 15,60 per kwartaal (13 weken). Losse nummers: f 1,35. België:

prijs per nummer 22 Fr.

Abonnementsopgaven: Schrijf naar Bobo, antwoord- nummer 374, 2000 VE Haarlem of bel 023-31 94 20, Betalingswijze: Abonnees krijgen een stortingsac-

ceptgirokaart toegestuurd. Wie het blad via de bladen- man ontvangt, kan de betaling ook contant met hem re- gelen.

Inlichtingen en klachten voor Postabonnees: U kunt zich van maandag t/m vrijdag van 09.00-16.30 uur wenden tot Medianet B.V. Postbus 299, 2000 AG Haarlem, telefoon 023-31 94 20.

Inlichtingen en klachten voor abonnees via de bla- denman/wederverkoper: U kunt zich van maandag t/m vrijdag van 09.00-16.30 uur wenden tot Medianet

B.V postbus 6298, 2001 HG Haarlem, tel. 023-31 94 20 Adreswijzigingen: Drie weken tevoren opgeven aan de bladenman of bij Medianet B.V

Verdeler voor België: N.V. Tijdschriften Uitgevers Mij.

(Internationale Uitgevers Mij. N.V.) Jan Blockxstraat 7, 2000 Antwerpen, telefoon 031-38 23 80. Postrekening nr. 000.0083405.82. Prijs per nummer 22 Fr. Tevens verkrijgbaar bij uw weekbladverkoper en in de boek- en dagbladhandel.

© Oberon 1980 Nederland

(16)

Dit is de letter a. Appel begint met een a.

O Ron en Atie der van Meer /Cressrelles, England

Daan, mag ik een hapje? Nee Kareltje, afblijven. Ga weg!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Janneke loopt hard naar Jips moeder?. verteld door Annie

ning nr. Tevens ver- krijgbaar bij uw weekbladverkoper en in de boek- en dagbladhandel. Voor velen zullen deze eigenwijze poezen geen on- bekende zijn. Schrijfster

Door de originele tekeningen en de eenvoudige teksten zijn deze prentenboekjes heel geschikt voor de jongste leeftijdsgroep. Deze Sint en Piet zijn van allerlei

Hebt u alstublieft een boterham of een worteltje voor ons?” Tsjoek Tsjoek herkent ze niet.. daa

Bobo speelt op de gitaar die hij van gen, zegt juffrouw Schaap.. Bobo moet

Hij knippert met zijn fluistert hij zijn toverspreuk achter zijn hand, zodat boer Knol ogen.. Mevrouwtje Sprokeboom is naar buiten

speld aan een stokje zoals op de tekening hieronder is aangegeven. gekleurd papier ijzerdraad of een speld en twee kralen.. Een treinenpuzzel waarbij b.v. en in de

We kunnen de juiste lessen ge- hoord hebben en de instructies voor een bepaalde meditatie door en door kennen, maar als we het voortdurend uitstellen om deze meditatie ook echt