3500 Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/22 32 40 F. 011/23 46 70 9032 Gent Industrieweg 118/4 T. 09/216 80 00 F. 09/375 36 17 1000 Brussel Clovislaan 82 T. 02/734 02 65 F. 02/734 61 80 5004 Bouge Route de Hannut 55 T. 081/22 60 82 F. 081/22 99 22
Bioterra NV
Site Genk Bilzerweg 15 3600 Genk
Kennisgeving – MER Bijlagen
Juni 2015
BIJLAGE 1
Figuren
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Bijlage 1: Figuren
Figuur B.I-1 Overzichtsplan site Bioterra NV te Genk;
Figuur B.I-2 Luchtfoto’s projectgebied;
Figuur B.I-3 Luchtfoto omgeving projectgebied;
Figuur B.I-4 Gewestplan;
Figuur B.I-5 Bedrijventerreinen;
Figuur B.I-6 Vogel- en Habitatrichtlijngebieden;
Figuur B.I-7 NATURA 2000;
Figuur B.I-8 VEN en IVON;
Figuur B.I-9 Biologische waarderingskaart;
Figuur B.I-10 Zoneringsplan;
Figuur B.I-11 Vlaamse hydrografische atlas;
Figuur B.I-12 Boskartering en speelzones.
Figuur B.I-1: Overzichtsplan site Bioterra NV te Genk
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Figuur B.I-2: Luchtfoto’s projectgebied
Bron: Bing Maps
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Figuur B.I-3: Luchtfoto omgeving projectgebied
Bron: Bing Maps
Bioterra NVFiguur B.I-4: Gewestplan
Bron: Geopunt Bioterra NV
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Legende Gewestplan
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Figuur B.I-5: Bedrijventerreinen
Bron: Geopunt
Bioterra NVKennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Legende:
Bedrijventerreinen - percelen
Figuur B.I-6: Vogel- en Habitatrichtlijngebieden Bron: Geopunt
Habitatrichtlijngebieden: Bioterra NV
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Vogelrichtlijngebieden: Bioterra NV
Figuur B.I-7: NATURA 2000
Bron: AGIV
Bioterra NVKennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Figuur B.I-8: VEN en IVON
Bron: Geopunt
Bioterra NVFiguur B.I-9: Biologische waarderingskaart
Bron: Geopunt
Bioterra NVKennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Legende:
Biologische waarderingskaart
Figuur B.I-10: Zoneringsplan
Bron: VMM
Bioterra NVKennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Legende:
clusters
Collectief geoptimaliseerd buitengebied Collectief te optimaliseren buitengebied Individueel te optimaliseren buitengebied
centraal gebied Centraal gebied
waterlopen bevaarbaar categorie 1 categorie 2 categorie 3 buiten categorie
wegen
wegen (bron: NVEC)
gemeenten
gemeentegrenzen provincie
provinciegrenzen
Figuur B.I-11: Vlaamse hydrografische atlas
Bron: Geopunt
Bioterra NVKennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Legende:
VHA-waterloopsegmenten
Figuur B. I-12: Boskartering en speelzones
Bron: Geopunt
Bioterra NVKennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 1
Legende:
BIJLAGE 2
Huidige vergunningssituatie
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 2
Bijlage 2: Huidige vergunningssituatie:
1. Overzicht milieuvergunningen
Nr. Vergunning-
verlenende overheid Datum
beslissing Referentie Naam van de exploitant zoals die vermeld wordt in het besluit
1 Bestendige
Deputatie van
Limburg 30/04/1981 -- Nv Maasland
2 Bestendige Deputatie van
Limburg 15/02/1989 -- Nv Maasland
3 Bestendige Deputatie van
Limburg 15/09/1994 -- Nv Maasland
4 Bestendige Deputatie van
Limburg 20/11/1996 -- Nv Maasland
5 Bestendige Deputatie van
Limburg 04/03/1999 -- Nv Maasland
6 Bestendige Deputatie van
Limburg 13/02/2003 -- Nv Maasland
7 Bestendige Deputatie van
Limburg 27/05/2004 -- Nv Bosatec
8 Bestendige Deputatie van
Limburg 25/08/2005 -- Nv Bosatec
9 Bestendige Deputatie van
Limburg 27/05/2010 124.04.20/V2010N021653
750.71/A/10.016 Nv Bosatec
10 Bestendige Deputatie van
Limburg 27/12/2014 124.04.20/V2014N016578
750.71/A/2014.270 Bioterra nv
2. Rubriekenlijst (zoals opgenomen in de aanvraag tot wijziging van de milieuvergunning d.d. mei 2015)
Rubrieknr. Omschrijving Kl. Bem. Mc. Aud. Jv. Vla.
2.1.2 b) Opslag en overslag van afvalstoffen die niet aan verwerking verbonden zijn, met een opslagcapaciteit van (overslag van afvalstoffen is het bijeenvoegen van gelijksoortige
afvalstoffen in grotere recipiënten en/of transportmiddelen met het oog op een rendabeler transport ervan): b) meer dan 1 ton voor afvalstoffen die ook asbestafval als bedoeld sub c) kunnen omvatten
1 O, T B A
Nieuwe rubriek:
Op- en overslag van maximum 30.000 ton (= 20.000 m³) gronden en afvalstoffen die extern verwerkt worden, thermisch en/of op andere manieren.
2.1.3.2° Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die niet voldoet aan een toepassing als vermeld in het
Bodemdecreet en het Vlarebo. Bijhorende beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren en/of zeven van uitgegraven bodem zijn begrepen in deze rubriek met een capaciteit van meer dan 10.000 m³
1 O N A
Vergund:
Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die niet voldoet aan een toepassing als vermeld in het bodemdecreet en het Vlarebo met een capaciteit van 71.500 m³
Wijziging:
Uitbreiding van de maximale opslagcapaciteit met 28.500 m³ Toestand na wijziging:
Vergund voor tussentijdse opslagplaatsen voor uitgegraven bodem die niet voldoet aan een toepassing als vermeld in het bodemdecreet en het Vlarebo met een capaciteit van 100.000 m³ 2.2.2.a)2° Opslag en mechanische behandeling van inerte afvalstoffen,
met een opslagcapaciteit van meer dan 1.000 m³ 1 O, T B A
Vergund:
Het opslaan en mechanisch behandelen met behulp van een mobiele puinbreker van 20.000 m³ te breken en gebroken inerte afvalstoffen
Geen wijziging
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 2
2.2.2.f)2° Opslag en mechanische behandeling van andere niet- gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton
1 O, T B A
Vergund:
Het zeven van 100.000 ton bodems verontreinigd met steenpuin op een terrein van 7 ha en het zeven van 50.000 ton bagger-, ruimings- en gelijkaardige species verontreinigd met steenpuin op een terrein van 1,6 ha.
Wijziging:
Uitbreiding van de maximaal opgeslagen hoeveelheid met 100.000 ton Toestand na wijziging:
Het opslaan en uitzeven van verontreinigde gronden en diverse afvalstoffen en gronden die door de aard van de verontreiniging als andere niet gevaarlijke afvalstoffen kunnen gecatalogeerd worden, afkomstig van verschillende sectoren, waarbij de opslag van de diverse deelstromen kan variëren, maar waarbij de totale opslag van de voor reiniging in aanmerking komende stromen na wijziging maximaal 250.000 ton (= 170.000 m³) bedraagt.
2.2.3.e) Opslag en biologische behandeling van : vergisting van niet gevaarlijke afvalstoffen
1 G, M, O, T
B E J
Nieuwe rubriek:
Opslag (5.000 ton) en vergisting (25.000 ton per jaar) van niet gevaarlijke afvalstoffen die vrijkomen bij het behandelen en/of reinigen van bodems (eigen productieproces) op eigen terrein.
2.2.3.f) Opslag en biologische behandeling van:
andere biologische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen
1 G, M,
O, T B E J
Vergund:
Het behandelen van bodems verontreinigd met koolwaterstoffen met een maximale opslagcapaciteit van 50.000 ton op een terrein van 7 ha.
Geen wijziging
2.2.5a)2° Opslag en fysisch-chemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van niet gevaarlijke slibs, met een opslagcapaciteit meer dan 1 ton
1 M, O, T
A B
Vergund:
Het opslaan en ontwateren van met bagger-, ruimings- en gelijkaardige species vergelijkbare niet gevaarlijke slibs met een maximale opslagcapaciteit van 5.000 ton
Geen wijziging
2.2.5e)2° Opslag en fysisch-chemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit meer dan 1 ton
1 M, O,
T A B
Nieuwe rubriek:
Opslaan en reinigen – wassen van verontreinigde gronden en diverse afvalstoffen en gronden die door de aard van de verontreiniging als andere niet gevaarlijke afvalstoffen kunnen gecatalogeerd worden, afkomstig van verschillende sectoren, waarbij de opslag van de diverse deelstromen kan variëren, maar waarbij de totale opslag van de voor reiniging in aanmerking komende stromen na wijziging maximaal 250.000 ton (= 170.000 m³) bedraagt
2.2.8.a) Opslag en behandeling van baggerspecie afkomstig van het ruimen, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen behorende tot het openbaar hydrografisch net en/of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur
opslag in afwachting van behandeling
3 A
Nieuwe rubriek:
Opslaan van maximaal 35.000 m³ (50.000 ton) baggerspecie afkomstig van het ruimen, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen behorende tot het openbaar hydrografisch net en/of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur
2.2.8.b) Opslag en behandeling van baggerspecie afkomstig van het ruimen, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen behorende tot het openbaar hydrografisch net en/of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur
mechanische, fysisch-chemisch en/of biologische behandeling
3 A
Vergund:
Opslag en mechanisch, fysisch-chemisch en/of biologisch behandelen van baggerspecie afkomstig van het ruimen, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen behorende tot het openbaar hydrografisch net en/of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur, met een maximale opslagcapaciteit van 50.000 ton
Geen wijziging
2.3.2.e) Opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met mechanische behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek 2.3.7., van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen
1 O, T A A
Vergund:
Opslag en gebruik van secundaire productie als toeslagstof bij het conditioneren van baggerspecie en bodem met een opslagcapaciteit van maximaal 60 ton (opslag in big bags) Geen wijziging
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 2
2.4.3.b)1° Afvalbeheer in het kader van industriële emissies.
Voor de rubrieken 2.4.1. en 2.4.3. a) en b) wordt de capaciteit bepaald op dit rubrieksniveau en niet op het niveau van de onderliggende opsplitsing van die rubrieken.
(Er kan een overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 2.)
Nuttige toepassing of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van niet- gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag, door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4:
(Als de behandeling van het afval beperkt blijft tot anaërobe vergisting, bedraagt de capaciteitsdrempelwaarde voor die activiteit 100 ton per dag.)
biologische behandeling
1 G, M,
O, T, X A P J, R A, S
Nieuwe rubriek:
Nuttige toepassing van niet-gevaarlijke afvalstoffen door biologische behandeling met een capaciteit van 250 ton per dag
3.6.3.2° Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie: voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom
“indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het Vlarem, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5 ingedeelde inrichtingen, met een effluent:
opmerking: indien het indelingscriterium GS voor een lozingsparameter lager ligt dan de rapportagegrens, vermeld in artikel 4 van bijlage 4.2.5.2 van titel II van het VLAREM, wordt voor deze parameter de rapportagegrens gehanteerd van meer dan 5 m³/h tot en met 50 m³/h
2 A, M, T A
Vergund:
Lozing na behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie van 8 m³/u – 130 m³/dag – 35.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater (zijnde het potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van grondopslag en laguneringsveld) via lozingspunt C in de Kaatsbeek
Geen wijziging 12.1.2° Elektriciteitsproductie
Niet in rubrieken 20.1.5. en 20.1.6. bedoelde inrichtingen voor elektriciteitsproductie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van:
Meer dan 300 kW tot en met 10.000 kW
2 T A
Nieuwe rubriek:
Elektriciteitsproductie met een totaal vermogen van 800 kW, zijnde twee WKK-installaties met elk een vermogen van 400 kW (de aangewende brandstof is afkomstig van de eigen
vergistingsinstallatie – rubriek 2.2.3°.e))
12.2.1° Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA 3
Nieuwe rubriek:
Het gebruik van drie transformatoren met individueel nominale vermogens van 950kVA aan fysico-chemie, 2 x 600 kVA aan vergistingsinstallatie en 400 kVA aan menginstallatie.
15.1.1° Al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5 en rubriek 19.8, waarin gestald worden:
3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens
3
Nieuwe rubriek:
Een stalplaats voor 20 voertuigen
15.4.1° Niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5:
volledig gelegen in een industriegebied
3
Vergund:
Een verharde afspuitplaats voor werfmachines Geen wijziging
16.1.b)3° De productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd,:
overige, met een productiecapaciteit van:
meer dan 100 Nm³/h.
1 A B
Nieuwe rubriek:
Productie, met inbegrip van het ontzwavelen van 300 Nm³/u biogas uit de vergistingsinstallatie 16.3.1.1° Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen
(samenpersen – ontspannen):
Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en
airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van:
5 kW tot en met 200 kW
3
Nieuwe rubriek:
Compressoren met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 75 kW (25 kW in de
vergistingsinstallatie – 25 kW in de fysisch-chemische behandelingsinstallatie – 25 kW bij de menginstallatie)
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 2
16.8.3° Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs,
uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten (reserve aan koelmiddel in een opslagtank waarvan de afnameleiding afgesloten is van het koelcircuit valt hier niet onder), met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen:
van meer dan 10.000 l
1 T B
Nieuwe rubriek:
De opslag van maximaal 1.040 m³ (1.040.000 liter) biogas in een alleenstaande ballon met dubbel membraan
17.3.3.3° Opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van:
meer dan 50.000 kg
1 B P J B
Nieuwe rubriek:
De opslag van 770 ton irriterende producten in vier silo’s van respectievelijk 2 x 240 ton (vliegas, papieras of ongebluste kalk), 1 x 210 ton (vliegas, papieras of ongebluste kalk) en 1 x 80 ton (cement).
De opslag van 6.000 kg (5.000 liter) poly-elektroliet, 1.000 kg (800 liter) natronloog 40% en 54 kg (60 liter) ontvetter
Totale opslaghoeveelheid : 777.054 kg
17.3.6.2°b) Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van:
Meer dan 20.000 l tot en met 500.000 l bij uitsluitend bovengrondse opslag
2 O
Vergund:
Opslag van 25.000 liter P3-producten, zijnde 5.000 liter stookolie in een bovengrondse houder en 2 x 10.000 liter gasolie extra of diesel in bovengrondse houders.
Geen wijziging
17.3.7.1° Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100° C, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van:
200 l tot en met 50.000 l
3
Nieuwe rubriek:
Opslag van 2.000 liter diverse oliën in vaten van 60 en 200 liter
17.3.9.2° Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) : Inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.4, in rubriek 17.3.5, in rubriek 17.3.6 of in rubriek 17.3.7 bedoelde vloeistoffen met maximaal 2 verdeelslangen waarmee uitsluitend eigen bedrijfsvoertuigen worden bevoorraad
2
Vergund:
2 verdeelslangen aangesloten op de twee bovengrondse opslaghouders voor gasolie extra of diesel voor de bevoorrading van uitsluitend eigen bedrijfsvoertuigen
Geen wijziging
17.4 Opslagplaatsen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen, in
verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is
tussen 50 kg of 50 l en 5.000 kg of 5.000 l (EG-richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen):
3
Nieuwe rubriek:
Opslag van gevaarlijke producten zoals oliën, reinigingsproducten, verven, thinner, enz. in kleine verpakkingen met een maximale totale opslag van 5.000 liter
24.4. Laboratoria
(al dan niet geïntegreerd in een elders ingedeelde inrichting) Laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de
laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt
3
Vergund:
Een laboratorium Geen wijziging
29.5.7.2°a)1 Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden van:
10 l tot en met 1.000 l wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied
3
Nieuwe rubriek:
Ontvettingstafel met een tank van 60 liter
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 2
30.1.3° Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van:
meer dan 200 kW
1 T N
Vergund:
2 wielladers van elk 121 kW, een afzeeftrommel van 16 kW, een rupskraan van 97 kW, een grondverzetmachine van 141 kW, een drainagesysteem van 2 kW, een laadinstallatie van 77 kW en een mobiele breker van 325 kW
Totaal geïnstalleerd vermogen van 900 kW Wijziging:
Aanpassing van het machinepark en uitbreiding van het geïnstalleerd vermogen met 550 kW Toestand na wijziging:
Een mobiele zeefinstallatie van 72 kW, 2 wielladers van 93 respectievelijk 122 kW, een mobiele omzetter van 206 kW, een menginstallatie van 250 kW, een mobiele breker van 300 kW, drie hydraulische kranen van 125 kW elk en een wielwasinstallatie van 32 kW
Totaal geïnstalleerd vermogen : 1.450 kW
30.3.c) Mortel en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 200 kW
1 T N
Nieuwe rubriek:
Een mengcentrale voor uitgegraven bodem en/of gereinigde grond met een
bindmiddel/grondverbeteraar (cement, kalk, vliegas, papieras) met een vermogen van 250 kW 30.10.1° Inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen en/of
andere minerale producten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een oppervlakte van:
1 tot en met 10 ha
2 T
Vergund:
Opslag op een terrein van max. 7 ha van minerale producten waarvan de opslag van 20.000 m³ puin c.q. gebroken puin en de opslag van 150.000 ton bodem als secundaire grondstof Wijziging:
Verandering van de aard van de opgeslagen producten Toestand na wijziging:
Opslag van 185.000 ton minerale producten (grind, zand, puin, gebroken puin, …) op een terrein van maximaal 7 ha
31.1.3°. Stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van:
(uitzondering: motoren met inwendige verbranding opgesteld op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw, sloop- of wegenwerken zijn niet (in deze rubriek) ingedeeld.
Opmerkingen:
De motoren, die vallen onder de toepassing van rubriek 15.5 en 19.8, zijn niet ingedeeld in deze rubriek.
De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk
uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning.
Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk
uitvoeringsplan, wordt onder ‹‹industriegebied›› de categorie van gebiedsaanduiding ‹‹bedrijvigheid›› verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen:
specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren;
specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel;
buffer voor bedrijventerreinen.
Voor vast opgestelde motoren met minder dan 500 bedrijfsuren per kalenderjaar die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven, moet het nominaal thermisch ingangsvermogen maar voor 50% in rekening worden gebracht voor het bepalen van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen.
Er kan overlapping zijn met rubriek 43.3.) Meer dan 500 kW
1 T N
Nieuwe rubriek:
2 gasturbines met elkeen vermogen van 400 kW (brandstof is het biogas afkomstig van de eigen vergistingsinstallatie)
Aandrijfmotoren voor de fysisch-chemische reinigingsinstallatie met een totaal vermogen van 1.000 kW
Totaal geïnstalleerd vermogen: 1.800 kW
39.1.1° Stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van:
25 l tot en met 500 l
3
Nieuwe rubriek:
Eén stoomgenerator voor de opwarming binnen het hydrolyseproces van de vergisting met een individuele inhoud van 400 liter
39.4.2° Warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van:
Meer dan 5.000 l
2 T
Nieuwe rubriek:
Een warmtewisselaar in de vergistingsinstallatie voor het aansturen van de droger met een inhoud van de secundaire ruimte van 150.000 liter
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 2
61.2.2° Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het Vlarebo:
met een capaciteit van meer dan 10.000 m³
2 N,O,W N O
Vergund:
Een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem met een capaciteit van 107.000 m³ Geen wijziging
Bijzondere voorwaarden:
1. In aanvulling op artikel 5.2.1.2 § 4 van Vlarem II moeten in het register tevens gegevens bijgehouden worden over het eventueel met elkaar vermengen van partij(en) afvalstoffen.
2. In aanvulling op artikel 5.2.1.3 § 1 van Vlarem II moet het werkplan tevens de maatregelen omvatten die genomen worden om:
- de opslag van te reinigen afvalstoffen duidelijk af te bakenen van de reeds gereinigde afvalstoffen;
- op elk moment een partij afvalstoffen te kunnen lokaliseren op het bedrijfsterrein.
3. Acceptatiecriteria afvalstoffen:
Enkel de verontreinigde afvalstoffen die als niet-gevaarlijke afvalstof zijn ingedeeld, mogen worden aanvaard op de inrichting, daarvoor dient in ieder geval aan de volgende concentratiegrenswaarden te worden voldaan:
Cd 500 ppm
Hg 100 ppm
As 500 ppm
EOX 1.000 ppm
Minerale olie 20.000 ppm
PAK’s 1.000 ppm
Extraheerbare KWS 20.000 ppm
Tot. Oplosmiddelen 10.000 ppm
Tot. Extraheerbare
Organochloorverbindingen 1.000 ppm
PCB 50 ppm
BTEX 1.000 ppm
4. De opslag van te reinigen afvalstoffen moet duidelijk afgebakend zijn van de opslag van gereinigde partijen.
5. De tussentijdse opslag van grond onder rubriek 2.1.3. moet duidelijk gescheiden zijn van de tussentijdse opslag van grond onder rubriek 61.2.
6. De gronden die aanvaard en behandeld worden in het kader van de TOP-activiteiten dienen steeds duidelijk fysisch gescheiden te zijn van de gronden die aanvaard worden in het kader van de grondreinigingsactiviteiten, zodat voorkomen wordt dat uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO in contact komt met verontreinigende stoffen.
7. Overeenkomstig artikel 5.2.1.2 § 2 van Vlarem II wordt een gedeeltelijke vrijstelling verleend van de verplichting tot het plaatsen van een geijkte weegbrug met automatische registratie, in die zin dat de vrachten die per schip worden aangevoerd over het Albertkanaal niet dienen te passeren over een geijkte weegbrug.
De aangevoerde hoeveelheden zullen bepaald worden door het beunen van de schepen, zodat het afvalstoffenregister op deze manier kan bijgehouden worden.
8. Overeenkomstig artikel 5.2.1.5 § 5 van Vlarem II wordt een gedeeltelijke vrijstelling van verleend van de verplichting tot de aanleg van een groenscherm van minstens 5 m breedte, in die zin dat een groenscherm moet aangelegd worden zoals is voorzien in de afgeleverde en/of nog af te leveren stedenbouwkundige vergunningen.
9. In aanvulling en/of afwijking van de algemene lozingsvoorwaarden voor het lozen van het bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater geldt de volgende emissiegrenswaarde:
N-totaal: 15 mg N/liter.
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 3
BIJLAGE 3
Lucht
Bijlage 3.1: Luchtkwaliteitsdoelstellingen
1. Europees vastgelegde doelstellingen
In onderstaande tabel worden de actueel van toepassing zijnde, en de reeds vastgelegde toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen opgenomen, zoals af te leiden uit de Europese regelgeving, en in Vlaanderen via de Vlarem II-wetgeving geïmplementeerd.
Luchtkwaliteitsdoelstellingen overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn ‘Lucht’ (herziening goedgekeurd op 14 april 2008)
Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdings- marge
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden Zwevende deeltjes (PM10)
Daggrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
24 uur 50 µg/m3 PM10 mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden.
(35/365 -> P 90,40 -
50% bij de
inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0%
uiterlijk 1 januari 2005
1 januari 2005
Jaargrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar 40 µg/m3 PM10 20% bij de
inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0%
uiterlijk 1 januari 2005
1 januari 2005
Zwevende deeltjes (PM2,5)
Jaargrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar 25 µg/m3 PM2,5(1)
1 januari 2015
(1) : tot 2015 geldt de waarde als streefwaarde; voor 2020 staat een indicatieve waarde van 20 µg/m³ vermeld. In 2013 wordt een herevaluatie voorgesteld
Stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOX)
Uurgrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
1 uur 200 µg/m3 NO2
mag niet meer dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden (18/8760 -> P 99,79 -
50% bij de
inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0%
1 januari 2010
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 3
Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdings- marge
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden
jaargrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
Kalenderjaar 40 µg/m3 NO2 50% bij de
inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0%
uiterlijk 1 januari 2010
1 januari 2010
alarmdrempel uurbasis 400 µg/m3 NO2
gedurende 3 opeenvolgende uren
Geen
overschrijdings- marge
1 januari 2010
jaargrenswaarde voor de
bescherming van de vegetatie
Kalenderjaar 30 µg/m3 NOx Geen
overschrijdings- marge
19 juli 2001 In Vlaanderen zijn evenwel geen gebieden gedefinieerd waar de grenswaarde van toepassing is
Zwaveldioxide (SO2)
Uurgrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
1 uur 350 µg/m3 mag niet meer dan 24 keer per kalenderjaar worden overschreden
150 µg/m3 (43%) bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarper- centage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2005
1 januari 2005
Daggrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
24 uur 125 µg/m3 mag niet meer dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden
geen 1 januari 2005
Koolstofmonoxide (CO)
Grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur
10 mg/m3 6 mg/m3 op 13 december 2000, op 1 januari 2003 en daarna om de 12 maanden afnemend met 2 mg/m3, om op 1 januari 2005 uit te komen op 0%
1 januari 2005
Lood (Pb)
Jaargrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar 0,5 µg/m3 100% 1 januari 2001 – 12 maanden afnemend tot 0% op 1 januari 2005 (2010)
1 januari 2005 (1 januari 2010)
Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdings- marge
Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden Benzeen (C6H6)
Jaargrenswaarde voor de
bescherming van de gezondheid van de mens
kalenderjaar 5 µg/m3 1 januari 2010
daggemiddelde 50 µg/m³ (als 98P) - -
Ozon (O3)
Streefwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens
Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur
120 µg/m³ (25 x gemiddelde over 3 jaar)
Grenswaarde nog niet definitief
1 januari 2010
M.b.t. de vermelde grenswaarden dient gesteld dat het voldoen hieraan zeker niet impliceert dat er geen gezondheidseffecten meer kunnen zijn. Dit is bijv. geenszins het geval m.b.t. fijn stof waarvan aangenomen wordt dat er geen onderste concentratie bestaat beneden dewelke er geen (gezondheids)effecten meer zouden optreden. In die zin dient systematisch gestreefd te worden naar de laagste concentraties. Dit zit enigszins vervat in de nieuwe kaderrichtlijn lucht die streefwaarden hanteert voor de reductie van PM2,5. Hierbij dient wel aangegeven te worden dat de aangenomen grenswaarden inzake PM2,5 aanzienlijk hoger zijn dan doelstellingen welke in (sommige) andere landen gehanteerd worden. Zo zou in de USA een grenswaarde van 15 µg/m³ gehanteerd worden (te vergelijken met de aanzienlijk hogere 25 µg/m³ die in 2015 in de EU van kracht is en tegen 2020 tot 20 µg/m³ zou kunnen aangescherpt worden!).
Niettegenstaande de ingevoerde doelstellingen inzake PM2,5, welke als schadelijker kan beschouwd worden dan PM10, heeft Nederlands onderzoek aangetoond dat het respecteren van de daggemiddelde doelstelling inzake PM10 alsnog de meest kritische factor blijft ten aanzien van het al of niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Dit heeft vnl. te maken met de hoogte van de jaargemiddelde PM2,5-doelstellingen.
2. Zware metalen (in omgevingslucht)
M.b.t. de zware metalen kunnen een aantal doelstellingen geciteerd worden, afkomstig van zowel de Vlarem II-wetgeving, EU-bepalingen als afgeleid uit WGO-voorstellen.
Ten aanzien van de doelstellingen van verschillende zware metalen dient aangegeven te worden dat in feite zou rekening moeten gehouden worden met de vorm waaronder deze zware metalen voorkomen, gezien dit in een aantal gevallen een belangrijke impact heeft op de effecten. Vaak zijn er
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 3
evenwel te weinig gegevens beschikbaar ten aanzien van de vorm waarin de metalen voorkomen om hierover uitspraak te doen. Indien beschikbaar wordt bij de impactbeoordeling alsnog rekening gehouden met de wijze van voorkomen, en kan een aangepast toetsingskader uitgewerkt worden.
3. Depositie van stof en zware metalen
Grenswaarden en doelstellingen inzake stofdepositie in mg/m².dag
Vlarem II-waarden
uitmiddeling Grenswaarde Richtwaarde
stof (niet gevaarlijk) jaar 650 350
Jaargemiddelde grens- en streefwaarden inzake depositie van zware metalen uitgedrukt in µg/m².dag (als gemiddelde op jaarbasis)
Grenswaarde Vlarem II
Richtwaarde Vlarem II
TA-luft
lood 3.000 250 100
cadmium 20 2
nikkel 15
arseen 4
kwik 1
vanadium mangaan
thallium 10 2
4. VOS
Inzake VOS zijn er weinig wettelijk vastgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen. Enkel voor benzeen wordt op Europees en Vlaams niveau een grenswaarde opgelegd.
Voor enkele VOS kan nog verwezen worden naar de doelstellingen zoals vastgelegd door de WGO.
Ook voor andere aromatische koolwaterstoffen zoals xylenen en ethylbenzeen kunnen gelijkaardige doelstellingen voorop gesteld worden als deze voor tolueen. In principe zou men ook de som van deze stoffen aan een dergelijk kader kunnen toetsen.
5. Dioxines
Inzake dioxines liggen geen wettelijke doelstellingen vast.
Voor de impactbeoordeling wordt gerefereerd naar de toetsingswaarden zoals gehanteerd door VMM, welke afgeleid werden uit aanvaardbare dagelijkse innamendosissen. Dit zijn dus geen wettelijk vastgelegde doelstellingen.
Op basis van een richtwaarde van 1 of 4 pgTEQ/kg.dag als innamedosis (WGO) worden hieronder de drempelwaarden voor de gemeten deposities opgenomen, zoals gehanteerd door VMM.
Doelstellingen inzake depositie van dioxine, zoals gehanteerd door VMM Innamedosis
WGO
Jaargemiddelde depositie
Maandgemiddelde depositie
omschrijving richtwaarde op
basis van 1 pgTEQ/kg.dag
2 pg TEQ/m².dag 6 pg TEQ/m².dag Matig verhoogde waarde (26 pg ≥ x > 6 pg
TEQ/m².dag) richtwaarde op
basis van 4 pgTEQ/kg.dag
10 pg TEQ/m².dag 26 pg TEQ/m².dag Verhoogde waarde (> 26 pg TEQ/m².dag)
Op basis van de langjarig gemiddelde meetwaarden t.h.v. achtergrondstations kan gesteld worden dat de jaargemiddelde doelstelling van 2 pg TEQ/m².dag (als jaargemiddelde depositie), wat overeenkomt met een innamedosis van 1 pgTEQ/kg.dag, in Vlaanderen momenteel niet (op permanente basis) haalbaar is. De richtwaarde van 10 pgTEQ/m².dag, overeenkomend met een inname dosis van 4 pg TEQ/kg.dag, zou daarentegen wel haalbaar moeten zijn, behoudens op plaatsen met een aanzienlijke lokale bron. Als belangrijkste dioxinebronnen worden in Vlaanderen beschouwd: bepaalde metallurgische activiteiten, houtkachels en open haarden, verbranding van groen- en ander afval in open vuurtjes,…
6. Zure depositie
Doelstellingen inzake zure depositie worden afgeleid uit beleidsdoelstellingen.
Beleidsdoelstellingen in Zeq/ha.jaar voor verzurende depositie (bron: jaarrapporten VMM) Middellangetermijndoelstelling
(2010)
Langetermijndoelstelling 1 * (2030)
Langetermijndoelstelling 2 ** (2030)
Totale verzuring
(Zeq/ha.jaar) 2770 1400 300 à 700
* Lange termijnsdoelstelling 1: voor de meeste bio-ecosystemen (Mina-plan 3, 2004).
** Lange termijnsdoelstelling 2: voor verzuringsgevoelige gebieden, zoals heide op zandgronden en kalkarme vennen.
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 3
Bijlage 3.2: Stofrapport
Bijlage 3.3: Procedures asbest
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 4
BIJLAGE 4
Handtekening externe deskundigen en initiatiefnemer
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 4
Kennisgeving MER 2015 – Bioterra NV – Site Genk Bijlage 4